direct naar inhoud van Regels
Plan: BP Hytransport
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP2215HYTransport-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan BP Hytransport met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2215HYTransport-on01 van de gemeente Rotterdam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 Bedrijven

De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.7 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.12 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.13 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.15 Bijgebouw

Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.

1.16 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.17 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.18 NAP

Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.

1.19 Windturbine

Door de wind aangedreven bouwwerk, waarmee energie wordt opgewekt.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.

2.4 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

Vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 5

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

3.1.1 Bestemmingen
  • a. distributieactiviteiten;
  • b. dienstverlening ten behoeve van de scheepvaart en offshore;
  • c. andere havengerelateerde activiteiten, waaronder havenfacilitaire diensten, testlaboratoria ten behoeve van de maritieme sector en logistieke dienstverlening;
  • d. voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, damp- en geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de bestemmingen, bedoeld onder a t/m c;
  • e. bedrijfsgebonden kantoren;
  • f. (spoor)wegen en paden;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. kaden, taluds en afmeervoorzieningen;
  • i. laad- en losvoorzieningen;
  • j. kabels en (buis)leidingen;
  • k. nuts-, groen- en parkeervoorzieningen;
  • l. erfafscheidingen en geluidswerende voorzieningen.

3.1.2 Dubbelbestemmingen
3.2 Bouwregels
3.2.1 Beperking

Het bouwen van bedrijfsgebonden kantoren ten dienste van of verbonden met de bestemming, genoemd in artikel 3.1.1, onder c, is alleen toegelaten ten behoeve van havenfacilitaire diensten en binnen inrichtingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

3.2.2 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' dan wel 'Waarde - Archeologie - 2 - 1' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 het bouwen van bedrijfsgebonden kantoren worden toegestaan. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de betrokken activiteiten naar hun aard in het havengebied gevestigd moeten zijn.

Artikel 4 Bedrijf - Utilities

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Utilities' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

4.1.1 Bestemmingen
  • a. op- en overslag en/of productie en transport van gas, elektriciteit, warmte inclusief stoom en waterzuivering;
  • b. voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, damp- en geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de bestemmingen, bedoeld onder a;
  • c. bedrijfsgebonden kantoren;
  • d. (spoor)wegen en paden;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. kaden, taluds en afmeervoorzieningen;
  • g. laad- en losvoorzieningen;
  • h. kabels en (buis)leidingen;
  • i. nuts-, groen- en parkeervoorzieningen;
  • j. erfafscheidingen en geluidswerende voorzieningen.

4.1.2 Dubbelbestemmingen
4.2 Bouwregels
4.2.1 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' dan wel 'Waarde - Archeologie - 1 - 2' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.1.1 Bestemmingen
  • a. (rail)verkeerswegen, railterminals en emplacementen, fiets- en voetpaden;
  • b. nuts-, groen-, parkeervoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige functies;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de verbetering van de leefomgeving, zoals geluidschermen;
  • e. kabels en (buis)leidingen;
  • f. reclame-uitingen;
  • g. bovengrondse en ondergrondse verbindingen, zoals transportbanden ten behoeve van het verplaatsen van grondstoffen en producten.

5.1.2 Dubbelbestemmingen
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bebouwingsnormen

De minimum doorrijhoogte ter plaatse van bovengrondse verbindingen, als bedoeld in 5.1.1 onder g, is 5 meter boven peil.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

6.1.1 Bestemmingen
  • a. water en waterhuishoudkundige functies;
  • b. scheepvaart inclusief boord-boordoverslag en bunkeren;
  • c. afmeervoorzieningen;
  • d. voorzieningen voor laden, lossen en boord-boordoverslag, zoals luchtbehandelingssystemen en damp- en geurverwerkingsinstallaties;
  • e. kabels en (buis)leidingen en zinkers;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bunkerpontons.

6.1.2 Dubbelbestemmingen
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming.

6.2.2 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' dan wel 'Waarde - Archeologie - 4', is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Op de voor 'Water' bestemde gronden is het niet toegestaan logies aan te bieden, behoudens aan bemanning op het eigen schip.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanning - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor hoogspanningsverbindingen tot maximaal 450 kV, alsmede voor de hierbij behorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Hoogspanning - 1' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Hoogspanning - 1', op bedoelde gronden niet worden gebouwd.

7.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 7.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Leiding - Hoogspanning - 1' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

7.2.3 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' dan wel 'Waarde - Archeologie - 1 - 1' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere ter plaatse geldende bestemming(en) dan 'Leiding - Hoogspanning - 1', mits het belang van de hoogspanningsleiding hierdoor niet wordt geschaad.

7.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding, aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsleiding.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Hoogspanning - 1' bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. Het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

7.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod, bedoeld in artikel 7.4.1, geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden;
  • b. werken en werkzaamheden gericht op de aanleg, het normale onderhoud en beheer en verwijderen van hoogspanningsleidingen alsmede de hierbij behorende voorzieningen als bedoeld in artikel 7.1.

7.4.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 7.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren ervan.

7.4.4 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding, aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsleiding.

7.4.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' dan wel 'Waarde - Archeologie - 1 - 1' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanning - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor hoogspanningsverbindingen tot maximaal 380 kV, alsmede voor de hierbij behorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Hoogspanning - 2' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Hoogspanning - 2', op bedoelde gronden niet worden gebouwd.

8.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 8.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Leiding - Hoogspanning - 2' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

8.2.3 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Leiding - Leidingstrook', 'Waarde - Archeologie - 1 - 2' dan wel 'Waarde - Archeologie - 3' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere ter plaatse geldende bestemming(en) dan 'Leiding - Hoogspanning - 2', mits het belang van de hoogspanningsleiding hierdoor niet wordt geschaad.

8.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding, aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsleiding.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Hoogspanning - 2' bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. Het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

8.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod, bedoeld in artikel 8.4.1, geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden;
  • b. werken en werkzaamheden gericht op de aanleg, het normale onderhoud en beheer en verwijderen van hoogspanningsleidingen alsmede de hierbij behorende voorzieningen als bedoeld in artikel 8.1.

8.4.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 8.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren ervan.

8.4.4 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding, aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsleiding.

8.4.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook', 'Waarde - Archeologie - 1 - 2' dan wel 'Waarde - Archeologie - 3' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bovengrondse hoogspanningsverbindingen tot maximaal 380 kV, alsmede voor de hierbij behorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Verbod

Op de mede voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, ook niet als dit op grond van de bouwregels voor de andere geldende bestemmingen wel is toegestaan.

9.2.2 Uitzondering op verbod

Het verbod bedoeld in artikel 9.2.1 geldt niet voor bouwen ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' (en vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan.

9.2.3 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' dan wel 'Waarde - Archeologie - 1 - 1' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere ter plaatse geldende bestemming(en) dan 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', mits het belang van de hoogspanningsverbinding hierdoor niet wordt geschaad.

9.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsverbinding, aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsverbinding.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. Het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

9.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod, bedoeld in artikel 9.4.1, geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden;
  • b. werken en werkzaamheden gericht op de aanleg, het normale onderhoud en beheer en verwijderen van hoogspanningsleidingen alsmede de hierbij behorende voorzieningen als bedoeld in artikel 9.1.

9.4.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 9.4.1 geen gevaar oplevert voor de bovengrondse verbindingen of het goed functioneren ervan.

9.4.4 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsverbinding, aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsverbinding.

9.4.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Hoogspanning', 'Leiding - Leidingstrook' dan wel 'Waarde - Archeologie - 1 - 1' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 10 Leiding - Leidingstrook

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een leidingstrook, met daarin buisleidingen, leidingen en kabels, alsmede voor de hierbij behorende voorzieningen zoals overkluizingen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Leidingstrook', binnen bedoelde zone niet worden gebouwd.

10.2.2 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Hoogspanning - 1', 'Leiding - Hoogspanning - 2', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Waarde - Archeologie - 1 - 1', 'Waarde - Archeologie - 1 - 2', 'Waarde - Archeologie - 2 - 1', 'Waarde - Archeologie - 2 - 2', 'Waarde - Archeologie - 3' dan wel 'Waarde - Archeologie - 4' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2.1 ten behoeve van bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' dan wel bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de andere ter plaatse geldende bestemmingen. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de veiligheid met betrekking tot aanwezige leidingen niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en dit geen gevaar oplevert voor het functioneren van de leidingen.

10.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder(s) van de (buis)leiding(en) aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de (buis)leidingen.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Verbod

Het is verboden de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden te gebruiken voor buisleidingen ten behoeve van het vervoer van toxische stoffen behorende tot categorie GT4 en GT5.

10.4.2 Uitzondering

Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op gebruik dat plaatsvond op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan of op de voortzetting van zulk gebruik.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden is het verboden zonder omgevingsvergunning de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen dan wel rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. andere werken en/of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de integriteit en werking van de aanwezige leidingen.

10.5.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod, bedoeld in artikel 10.5.1, geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de leidingstrook zoals bedoeld in artikel 10.1;
  • b. werken en werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, het normaal onderhoud en beheer en het verwijderen en vervangen van buisleidingen en leidingen alsmede de hierbij behorende voorzieningen, als bedoeld in artikel 10.1;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

10.5.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend indien de veiligheid met betrekking tot aanwezige leidingen niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en dit geen gevaar oplevert voor het functioneren van de leidingen.

10.5.4 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder(s) van de leiding(en), aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de (buis)leidingen.

10.5.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Hoogspanning - 1', 'Leiding - Hoogspanning - 2', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Waarde - Archeologie - 1 - 1', 'Waarde - Archeologie - 1 - 2', 'Waarde - Archeologie - 2 - 1', 'Waarde - Archeologie - 2 - 2', 'Waarde - Archeologie - 3' dan wel 'Waarde - Archeologie - 4' is mede het bepaalde in die bestemming van toepassing.

Artikel 11 Waarde - Archeologie - 1 - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1 - 1' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van oorspronkelijke archeologische waarden.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m2, dat in ongeroerde bodem dieper reikt dan 3 meter beneden NAP, wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 3 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld.

11.2.2 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.2.1 de volgende voorwaarden worden verbonden, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan 3 meter beneden NAP betreft:

  • a. technische maatregelen om archeologische waarden ter plaatse in de bodem te behouden;
  • b. begeleiding van het werk door een archeologisch deskundige;
  • c. opgraving van archeologische waarden, om deze elders te behouden.

11.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 11.2.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden en bestaande weg- en leidingcunetten.

11.2.4 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Hoogspanning - 1', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' dan wel 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken en werkzaamheden uit te voeren, voor zover die in verticale projectie een oppervlak van meer dan 200 m2 beslaan en in ongeroerde bodem dieper reiken dan 3 meter beneden NAP:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het in de bodem drijven of boren van voorwerpen;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgraven of afgraven, met inbegrip van sleuven en watergangen.

11.3.2 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 3 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld.

11.3.3 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.3.1 de voorwaarden worden verbonden, genoemd in artikel 11.2.2, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan 3 meter beneden NAP betreft.

11.3.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 11.3.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden het aanbrengen en verwijderen van beplanting en bestaande weg- en leidingcunetten.

11.3.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Hoogspanning - 1', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' dan wel 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 1 - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1 - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van oorspronkelijke archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m2, dat in ongeroerde bodem dieper reikt dan NAP, wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld.

12.2.2 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.2.1 de volgende voorwaarden worden verbonden, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem beneden NAP betreft:

  • a. technische maatregelen om archeologische waarden ter plaatse in de bodem te behouden;
  • b. begeleiding van het werk door een archeologisch deskundige;
  • c. opgraving van archeologische waarden, om deze elders te behouden.

12.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 12.2.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden en bestaande weg- en leidingcunetten.

12.2.4 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Hoogspanning - 2 dan wel 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken en werkzaamheden uit te voeren, voor zover die in verticale projectie een oppervlak van meer dan 200 m2 beslaan en in ongeroerde bodem dieper reiken dan NAP:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het in de bodem drijven of boren van voorwerpen;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgraven of afgraven, met inbegrip van sleuven en watergangen.

12.3.2 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld.

12.3.3 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.3.1 de voorwaarden worden verbonden, genoemd in artikel 12.2.2, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem beneden NAP betreft.

12.3.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 12.3.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden het aanbrengen en verwijderen van beplanting en bestaande weg- en leidingcunetten.

12.3.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Hoogspanning - 2' dan wel 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 13 Waarde - Archeologie - 2 - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2 - 1' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de oorspronkelijke archeologische waarden.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m2, dat in ongeroerde bodem dieper reikt dan 7 meter beneden NAP, wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 7 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is beschreven. Het rapport is ten minste gebaseerd op bureauonderzoek en reeds beschikbare informatie.

13.2.2 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.2.1 de volgende voorwaarden worden verbonden, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan 7 meter beneden NAP betreft:

  • a. technische maatregelen om archeologische waarden ter plaatse in de bodem te behouden;
  • b. begeleiding van het werk door een archeologisch deskundige;
  • c. opgraving van archeologische waarden, om deze elders te behouden.

13.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 13.2.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden en bestaande weg- en leidingcunetten.

13.2.4 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken en werkzaamheden uit te voeren, voor zover die in verticale projectie een oppervlak van meer dan 200 m2 beslaan en in ongeroerde bodem dieper reiken dan 7 meter beneden NAP:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het in de bodem drijven of boren van voorwerpen;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgraven of afgraven, met inbegrip van sleuven en watergangen.

13.3.2 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 7 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld.

13.3.3 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.3.1 de voorwaarden worden verbonden, genoemd in artikel 13.2.2, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan 7 meter beneden NAP betreft.

13.3.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 13.3.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden het aanbrengen en verwijderen van beplanting en bestaande weg- en leidingcunetten.

13.3.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 14 Waarde - Archeologie - 2 - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2 - 2' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de oorspronkelijke archeologische waarden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m2, dat in ongeroerde bodem dieper reikt dan 3 meter beneden NAP, wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 3 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is beschreven. Het rapport is ten minste gebaseerd op bureauonderzoek en reeds beschikbare informatie.

14.2.2 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.2.1 de volgende voorwaarden worden verbonden, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan 3 meter beneden NAP betreft:

  • a. technische maatregelen om archeologische waarden ter plaatse in de bodem te behouden;
  • b. begeleiding van het werk door een archeologisch deskundige;
  • c. opgraving van archeologische waarden, om deze elders te behouden.

14.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 14.2.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden en bestaande weg- en leidingcunetten.

14.2.4 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemming van toepassing.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken en werkzaamheden uit te voeren, voor zover die in verticale projectie een oppervlak van meer dan 200 m2 beslaan en in ongeroerde bodem dieper reiken dan 3 meter beneden NAP:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het in de bodem drijven of boren van voorwerpen;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgraven of afgraven, met inbegrip van sleuven en watergangen.

14.3.2 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 3 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld.

14.3.3 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.3.1 de voorwaarden worden verbonden, genoemd in artikel 14.2.2, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan 3 meter beneden NAP betreft.

14.3.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 14.3.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden het aanbrengen en verwijderen van beplanting en bestaande weg- en leidingcunetten.

14.3.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemming van toepassing.

Artikel 15 Waarde - Archeologie - 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de oorspronkelijke archeologische waarden.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m2, dat in ongeroerde bodem dieper reikt dan NAP, wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is beschreven. Het rapport is ten minste gebaseerd op bureauonderzoek en reeds beschikbare informatie.

15.2.2 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.2.1 de volgende voorwaarden worden verbonden, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan NAP betreft:

  • a. technische maatregelen om archeologische waarden ter plaatse in de bodem te behouden;
  • b. begeleiding van het werk door een archeologisch deskundige;
  • c. opgraving van archeologische waarden, om deze elders te behouden.

15.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 15.2.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden en bestaande weg- en leidingcunetten.

15.2.4 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Hoogspanning - 2' dan wel 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken en werkzaamheden uit te voeren, voor zover die in verticale projectie een oppervlak van meer dan 200 m2 beslaan en in ongeroerde bodem dieper reiken dan NAP:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het in de bodem drijven of boren van voorwerpen;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgraven of afgraven, met inbegrip van sleuven en watergangen.

15.3.2 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld.

15.3.3 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.3.1 de voorwaarden worden verbonden, genoemd in artikel 15.2.2, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan NAP betreft.

15.3.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 15.3.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden het aanbrengen en verwijderen van beplanting en bestaande weg- en leidingcunetten.

15.3.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Hoogspanning - 2' dan wel 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 4

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de oorspronkelijke archeologische waarden.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m2 in ongeroerde waterbodem wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de te verstoren ongeroerde waterbodem in voldoende mate is vastgesteld.

16.2.2 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.2.1. de in artikel 15.2.2. vermelde voorwaarden worden verbonden, voor zover het de verstoring van ongeroerde waterbodem betreft.

16.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 16.2.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden, niet voor het op huidige diepte handhaven van waterbodems en evenmin voor bestaande leidingcunetten.

16.2.4 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemming van toepassing.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken of werkzaamheden in ongeroerde waterbodem uit te voeren, voor zover die in verticale projectie een oppervlak van meer dan 200 m2 beslaan:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het in de bodem drijven of boren van voorwerpen;
  • c. het wijzigen van het bodemniveau door ontgraven of afgraven, met inbegrip van sleuven en watergangen.

16.3.2 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de te verstoren ongeroerde onderwaterbodem in voldoende mate is vastgesteld.

16.3.3 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.3.1 de voorwaarden worden verbonden, genoemd in artikel 16.2.2, voor zover het de verstoring van ongeroerde waterbodem betreft.

16.3.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 16.3.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en-werkzaamheden, niet voor het op huidige diepte handhaven van waterbodems en evenmin voor bestaande leidingcunetten.

16.3.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemming van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 Overige zone - zoekgebied afsluiterstations

Ter plaatse van de als 'Overige zone - zoekgebied afsluiterstations' aangeduide gronden zijn tevens toegestaan:

  • a. de aanleg en instandhouding van een afsluitervoorziening ten behoeve van een transportleiding voor waterstof;
  • b. de ondergrondse en bovengrondse transportleiding voor waterstof en bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Verbod

Op de voor 'Overige zone - zoekgebied afsluiterstations bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Overige zone - zoekgebied afsluiterstations', binnen bedoelde zone niet worden gebouwd.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2.1 ten behoeve van bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Overige zone - zoekgebied afsluiterstations' dan wel bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de andere ter plaatse geldende bestemmingen. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de veiligheid met betrekking tot het aanwezige afsluitertation niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en dit geen gevaar oplevert voor het functioneren van het afsluitertation.

17.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder(s) van de (buis)leiding(en) aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de (buis)leidingen.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verbod

Op de voor 'Overige zone - zoekgebied afsluiterstations' bestemde gronden is het verboden zonder omgevingsvergunning de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen dan wel rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. andere werken en/of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de integriteit en werking van de aanwezige leidingen.

17.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod, bedoeld in artikel 17.4.1, geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de leidingstrook zoals bedoeld in artikel 17.1;
  • b. werken en werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, het normaal onderhoud en beheer en het verwijderen en vervangen van buisleidingen en leidingen alsmede de hierbij behorende voorzieningen, als bedoeld in artikel 17.1;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

17.4.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend indien de veiligheid met betrekking tot aanwezige leidingen niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en dit geen gevaar oplevert voor het functioneren van de leidingen.

17.4.4 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder(s) van de leiding(en), aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de (buis)leidingen.

Artikel 18 Geluidzone - industrie

Zone industriecontour (50 dB(A)) Maasvlakte 2.

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan BP Hytransport van de gemeente Rotterdam.