direct naar inhoud van Regels
Plan: Kabels- en leidingenstrook Antarcticaweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP2187Antarcticaw-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Kabels- en leidingenstrook Antarcticaweg met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2187Antarcticaw-va01 van de gemeente Rotterdam.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Archeologisch deskundige

Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.

1.5 Ashoogte

De hoogte van de kruising van de hartlijnen van de windturbinemast en de rotoras ten opzichte van NAP.

1.6 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 Bedrijfsgebonden kantoor

Kantoor voor dienstverlening aan en verbonden met de uitoefening van ter plaatse toegelaten bedrijfsactiviteiten.

1.8 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.9 Biochemisch product

Chemisch product waarvoor als grondstof plantaardige of andere natuurlijke grondstoffen (niet zijnde minerale delfstoffen) worden gebruikt.

1.10 Bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.11 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.12 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.13 Buisleiding

Leiding bestemd of gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, met de daarbij behorende voorzieningen.

1.14 Chemische industrie

Bedrijfsmatig toepassen van (bio)chemische processen op industriële schaal, inclusief de daarbij behorende op- en overslag van grondstoffen en producten.

1.15 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.16 Gevaarlijke stoffen

Gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.17 NAP

Normaal Amsterdams Peil, zijnde de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.

1.18 Overig stukgoed

Bedrijven die niet-massagoed producten op- en overslaan vanuit schepen, al dan niet in containers, zoals staal, projectlading, koopmansgoederen, gevaarlijke stoffen, non ferro metalen, papier en overige forest producten, fruit, sappen en automotive, of andere type projectlading.

1.19 Peil (straat-)
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein.

Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

1.20 Rotor

Het samenstel van de wieken (rotorbladen) en de hub (naaf) van een windturbine.

1.21 Rotordiameter

De diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad wordt beschreven.

1.22 Tiphoogte van een windturbine

De hoogte waarop de tip (het uiteinde) van een rotorblad zich tijdens normaal bedrijf van een windturbine kan bevinden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil (straat-) tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De oppervlakte van een bouwwerk
  • 1. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk;
  • 2. onder dakoverstekken, luifels en dergelijke die verder uitsteken dan 0,50 meter buiten de buitenwerkse gevelvlakken.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 8

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 8' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

3.1.1 Bestemmingen
  • a. dienstverlening en productie ten behoeve van de scheepvaart en offshore met de bijbehorende be- en verwerking;
  • b. op- en overslag van overig stukgoed met de bijbehorende be- en verwerking;
  • c. chemische industrie met de bijbehorende be- en verwerking;
  • d. voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, damp- en geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de bestemmingen, bedoeld onder a en c;
  • e. bedrijfsgebonden kantoren;
  • f. (spoor)wegen en paden;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. kaden, taluds en afmeervoorzieningen;
  • i. laad- en losvoorzieningen;
  • j. kabels en (buis)leidingen;
  • k. nuts-, groen- en parkeervoorzieningen;
  • l. erfafscheidingen en geluidswerende voorzieningen.

3.1.2 Dubbelbestemmingen

'Waarde - Archeologie 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bebouwingsnormen

Het vermogen van de windturbine bedraagt minimaal 3 en maximaal 4,5 MW, de ashoogte is maximaal 100 meter, de rotordiameter is maximaal 120 meter en de tiphoogte is maximaal 160 meter ten opzichte van peil.

3.2.2 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie 3' is mede het bepaalde in die bestemming van toepassing.

Artikel 4 Bedrijf - Chemie en biobased industry

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Chemie en biobased industry' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

4.1.1 Bestemmingen
  • a. chemische industrie en de productie van biochemische producten met de bijbehorende op- en overslag;
  • b. voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, damp- en geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de bestemming, bedoeld onder a;
  • c. bedrijfsgebonden kantoren;
  • d. (spoor)wegen en paden;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. kaden, taluds en afmeervoorzieningen;
  • g. laad- en losvoorzieningen;
  • h. kabels en (buis)leidingen;
  • i. nuts-, groen- en parkeervoorzieningen;
  • j. erfafscheidingen en geluidswerende voorzieningen.

4.1.2 Dubbelbestemmingen
  • a. 'Leiding - Leidingstrook', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
  • b. 'Waarde - Archeologie 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' dan wel 'Waarde' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.1.1 Bestemmingen
  • a. (rail)verkeerswegen, railterminals en emplacementen, fiets- en voetpaden;
  • b. nuts-, groen- en parkeervoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige functies;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de verbetering van de leefomgeving, zoals geluidschermen;
  • e. kabels en (buis)leidingen;
  • f. reclame-uitingen;
  • g. bovengrondse en ondergrondse verbindingen, zoals transportbanden ten behoeve van het verplaatsen van grondstoffen en producten.

5.1.2 Dubbelbestemmingen
  • a. 'Leiding - Leidingstrook', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
  • b. 'Waarde - Archeologie 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
  • c. 'Leiding - Gas', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bebouwingsnormen

De minimum doorrijhoogte ter plaatse van bovengrondse verbindingen als bedoeld in artikel 5.1, onder g, is 5 meter boven peil.

5.2.2 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' dan wel 'Waarde - Archeologie 1', is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

6.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 6.1. bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding – Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

6.5.2

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

6.5.3

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

6.5.4

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 6.5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 7 Leiding - Leidingstrook

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een leidingstrook, met daarin buisleidingen, leidingen en kabels, alsmede voor de hierbij behorende voorzieningen zoals overkluizingen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden mag niet worden gebouw, ook niet als dit op grond van de bouwregels voor de andere geldende bestemmingen wel is toegestaan.

7.2.2 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd 'Waarde - Archeologie 1' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

7.3 Afwijking van de bouwregels
7.3.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1 ten behoeve van bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' dan wel bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de andere ter plaatse geldende bestemmingen. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de veiligheid met betrekking tot aanwezige leidingen niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en dit geen gevaar oplevert voor het functioneren van de leidingen.

7.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder(s) van de (buis)leiding(en) aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de (buis)leidingen.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Verbod

Het is verboden de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden te gebruiken voor buisleidingen ten behoeve van het vervoer van toxische stoffen behorende tot categorie GT4 en GT5.

7.4.2 Uitzondering

Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op gebruik dat plaatsvond op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan of op de voortzetting van zulk gebruik.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden is het verboden zonder omgevingsvergunning de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen dan wel rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (inclusief heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. andere werken en/of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de integriteit en werking van de aanwezige leidingen.

7.5.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod, bedoeld in artikel 7.5.1, geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de leidingstrook zoals bedoeld in artikel 7.1;
  • b. werken en werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, het normaal onderhoud en beheer en het verwijderen en vervangen van buisleidingen en leidingen alsmede de hierbij behorende voorzieningen, als bedoeld in artikel 7.1;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

7.5.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend indien de veiligheid met betrekking tot aanwezige leidingen niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en dit geen gevaar oplevert voor het functioneren van de leidingen.

7.5.4 Advies

Alvorens vergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder(s) van de leiding(en), aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de (buis)leidingen.

7.5.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie 1' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van oorspronkelijke archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m2, dat in ongeroerde bodem dieper reikt dan 3 meter beneden NAP, wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 3 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld.

8.2.2 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.2.1 de volgende voorwaarden worden verbonden, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan 3 meter beneden NAP betreft:

  • technische maatregelen om archeologische waarden ter plaatse in de bodem te behouden;
  • begeleiding van het werk door een archeologisch deskundige;
  • opgraving van archeologische waarden, om deze elders te behouden.

8.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 8.2.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden en bestaande weg- en leidingcunetten.

8.2.4 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken en werkzaamheden uit te voeren, voor zover die in verticale projectie een oppervlak van meer dan 200 m2 beslaan en in ongeroerde bodem dieper reiken dan 3 meter beneden NAP:

  • grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • het in de bodem drijven of boren van voorwerpen;
  • het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgraven of afgraven, met inbegrip van sleuven en watergangen.

8.3.2 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 3 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld.

8.3.3 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 de voorwaarden worden verbonden, genoemd in artikel 8.2.2, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan 3 meter beneden NAP betreft.

8.3.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 8.3.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden, het aanbrengen en verwijderen van beplanting en bestaande weg- en leidingcunetten.

8.3.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de oorspronkelijke archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m2, dat in ongeroerde bodem dieper reikt dan 18 meter beneden NAP, wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 18 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is beschreven. Het rapport is ten minste gebaseerd op bureauonderzoek en reeds beschikbare informatie.

9.2.2 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.2.1 de volgende voorwaarden worden verbonden, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan 18 meter beneden NAP betreft:

  • technische maatregelen om archeologische waarden ter plaatse in de bodem te behouden;
  • begeleiding van het werk door een archeologisch deskundige;
  • opgraving van archeologische waarden, om deze elders te behouden.

9.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 9.2.1 is niet van toepassing op onderhouds-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden en bestaande weg- en leidingcunetten.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken en werkzaamheden uit te voeren, voor zover die in verticale projectie een oppervlak van meer dan 200 m2 beslaan en in ongeroerde bodem dieper reiken dan 18 meter beneden NAP:

  • grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • het in de bodem drijven of boren van voorwerpen;
  • het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgraven of afgraven, met inbegrip van sleuven en watergangen.

9.3.2 Deskundigenrapport

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt uitsluitend verleend indien een rapport beschikbaar is van een archeologisch deskundige waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag de verwachte archeologische waarde van de dieper dan 18 meter beneden NAP te verstoren ongeroerde bodem in voldoende mate is vastgesteld.

9.3.3 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 de voorwaarden worden verbonden, genoemd in artikel 9.2.2, voor zover het de (verstoring van) ongeroerde bodem dieper dan 18 meter beneden NAP betreft.

9.3.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 9.3.1 is niet van toepassing op onderhoud-, beheer- en herstelwerken en -werkzaamheden, het aanbrengen en verwijderen van beplanting en bestaande weg- en leidingcunetten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Geluid - industrie

Zone industriecontour (50 dB(A)) Maasvlakte 2.

Artikel 11 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Maximum bebouwingspercentage

In geval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.

12.2 Maximum bouwhoogte

In geval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bouwhoogte is vermeld, geldt er geen beperking ten aanzien van de bouwhoogte.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Bouwwerken ten behoeve van de veiligheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit bestemmingsplan ten behoeve van de bouw van - niet voor woning bestemde - bouwwerken ten behoeve van de veiligheid zoals radar-, lichten-, verkeers- en controleposten, detectiepoorten, strooizoutopslagen, calamiteiten opstelplaatsen, bebakeningen en bebordingen.

13.2 Geringe afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van dit bestemmingsplan indien op ondergeschikte punten een geringe afwijking in de begrenzing, het gebruik, het beloop van de weg, de ligging of de vorm van een terrein in het belang van een behoorlijke bebouwing, inrichting noodzakelijk is.

13.3 Tijdelijk gebruik
  • a. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit bestemmingsplan ten behoeve van het tijdelijk gebruik van gronden met een maximum van twee jaar voor de opslag van bouwmaterialen, bouwketen en/of parkeren;
  • b. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit bestemmingsplan ten behoeve van het tijdelijk gebruik van gronden met een maximum van tien jaar voor duurzame toepassingen zoals zonne-energie en verbouwen van gewassen maar met uitzondering van de opwekking van elektriciteit door middel van windenergie;
  • c. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit bestemmingsplan ten behoeve van het tijdelijk gebruik van gronden met een maximum van een jaar voor de opslag van goederen met uitzondering van gevaarlijke stoffen.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Aanwezige bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

14.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Bestaand gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van bestemmingsplan 'Kabels- en leidingenstrook Antarcticaweg' van de gemeente Rotterdam.