Type plan: | bestemmingsplan |
---|---|
Naam van het plan: | Piekstraat Punt |
Status: | vastgesteld |
Plan identificatie: | NL.IMRO.0599.BP2139PiekstrPunt-va02 |
In deze regels wordt verstaan onder: |
Plan |
het bestemmingsplan "Piekstraat Punt" met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2139PiekstrPunt-va02 van de gemeente Rotterdam. |
Bestemmingsplan |
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. |
Verbeelding |
de digitale plankaart. |
Verdere begrippen in alfabetische volgorde: |
Aanduiding |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
Aanduidingsgrens |
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. |
Archeologisch deskundige |
het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige. |
Bebouwing |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
Bedrijven |
de bedrijven genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. |
Bestemmingsgrens |
de grens van een bestemmingsvlak. |
Bestemmingsvlak |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
Bouwaanduidingen |
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. |
Bouwen |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. |
Bouwgrens |
de grens van een bouwvlak. |
Bouwlaag |
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en een plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, zolder, souterrain, parkeerplint, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als aparte bouwlaag geteld. |
Bouwverordening |
de Bouwverordening Rotterdam, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. |
Bouwwerk |
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. |
Bruto vloeroppervlak |
het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeer- en fietsvoorzieningen worden hiertoe niet gerekend. |
Daktuin en/of dakterras |
een bouwkundige voorziening op het platte dak van een gebouw, dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit. |
Detailhandel |
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. |
Dienstverlening |
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel wordt hier niet onder begrepen. |
Gebouw |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
Gebruiksgebied |
Het gebruiksgebied, zoals bedoeld in het Bouwbesluit 2012, bestaande uit een vrij indeelbaar gedeelte van het gebouw dat bestaat uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen ruimten. |
Geluidsgevoelige objecten (in de zin van de Wet geluidhinder) |
Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven. NB: Delen van deze gebouwen kunnen worden uitgezonderd wanneer deze een bestemming krijgen voor een functie die niet als geluidsgevoelig kan worden beschouwd. |
Hotel |
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie. |
Kantoren |
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. |
(Kleinschalige) voorzieningen voor openbaar nut |
op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, (stads)verwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt hier niet onder begrepen). |
Lichte horeca |
horecabedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren, maaltijden en dranken. Hierbij kan gedacht worden aan: restaurant, broodjeszaak, crêperie, croissanterie, cafetaria, koffiebar, theehuis, lunchroom, ijssalon en snackbar. |
Maaiveld |
de bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden. |
Maatschappelijk |
voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. |
Milieudeskundige |
de DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie. |
NAP |
het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd. |
Ongebouwd (gevel)terras |
een buiten de besloten ruimte liggend deel van een horecabedrijf, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt. |
Overkraging |
een bouwwerk, of een deel van een bouwwerk dat in overwegende mate geen of nagenoeg geen steun vindt op het maaiveld, met als doel de functie van het maaiveld / de onderliggende bestemming door te zetten. |
Pand |
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. |
Peil | |
a. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; |
b. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. |
Plint |
het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin. |
Rijbaan |
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden. |
Short stay |
het structureel aanbieden van zelfstandige woonruimte voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een periode van tenminste één dag en maximaal zes maanden. |
Straatmeubilair |
voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken en plantenbakken. |
Uitstekende delen aan gebouwen |
erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke. |
Water |
waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater. |
Wet geluidhinder |
de Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. |
2.1 | Meten |
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: |
a. | de inhoud van een bouwwerk: |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. |
b. | de bouwhoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. |
2.2 | Ondergeschikte bouwdelen |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt. |
3.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | woningen; |
b. | dienstverlening; |
c. | bedrijven tot en met categorie 2, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1); |
d. | maatschappelijke voorzieningen; |
e. | kantoren; |
f. | lichte horeca, inclusief ongebouwde (gevel)terrassen; |
g. | groenvoorzieningen en water; |
h. | al dan niet ondergrondse (gebouwde) parkeervoorzieningen; |
met daaraan ondergeschikt: | |
i. | berg- en stallingsruimten; |
j. | paden en ontsluitingswegen; |
k. | fiets- en/of voetgangersbruggen; |
l. | dakterrassen/daktuinen; |
m. | kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer; |
n. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
3.2 | Bouwregels |
3.2.1 | Algemeen |
Op de in 3.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. | |
3.2.2 | Gebouwen |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: | |
a. | gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; |
b. | het totaal aantal woningen mag niet meer dan 130 bedragen; |
c. | in afwijking van het bepaalde in 3.2.2 onder a mogen ondergrondse parkeervoorzieningen en kleine gebouwen voor openbaar nut, ook buiten het bouwvlak gerealiseerd worden; |
d. | ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte, met dien verstande dat de hoogstgelegen vloer van een gebruiksgebied niet hoger mag worden gerealiseerd dan 70 meter; |
e. | de inhoud van vrijstaande kleine gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes en dergelijke, mag niet meer dan 80 m3 bedragen. |
3.2.3 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan; |
b. | uitstekende delen aan gebouwen, mogen niet meer dan 4 meter uit de gevel steken en niet minder dan 2,2 meter boven maaiveld hangen, met dien verstande dat uitstekende delen aan de noordwestzijde van het gebouw binnen de bouwgrens dienen te blijven; |
c. | de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen. |
3.3 | Afwijken van de bouwregels |
3.3.1 | Aantal woningen |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder b en toestaan dat het aantal woningen met maximaal 10% mag worden verhoogd, met dien verstande dat uit een akoestisch onderzoek blijkt, dat voldaan kan worden aan de geldende grenswaarden of een verleend hogere waarden-besluit. | |
3.4 | Specifieke gebruiksregels |
3.4.1 | Algemeen |
Ten aanzien van het gebruik, geldt dat horeca uitsluitend in de plint is toegestaan. | |
3.4.2 | Aan huis gebonden beroep/bedrijf |
Woningen mogen mede worden gebruikt voor aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: | |
a. | de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf; |
b. | ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten; |
c. | de gevels van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; |
d. | er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; |
e. | er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf. |
3.4.3 | Oppervlaktematen |
Het bruto vloeroppervlak voorzieningen als bedoeld in 3.1 onder b tot en met e mag niet meer bedragen dan 8.000 m2, met dien verstande dat: | |
a. | het totale bruto oppervlak aan horeca niet meer dan 1.000 m2 mag bedragen, waarbij een ongebouwd (gevel)terras niet wordt meegerekend; |
b. | het bruto oppervlak aan kantoren niet meer dan 1.000 m2 per vestiging mag bedragen. |
3.4.4 | Verkoop van goederen |
De verkoop van goederen als nevenactiviteit van de in 3.1 onder b tot en met e genoemde functies is toegestaan, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte per vestiging niet meer mag bedragen dan 30% van het bedrijfsvloeroppervlak van de functie waartoe het behoort. | |
3.5 | Afwijken van de gebruiksregels |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van andere (bedrijfs)activiteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de Milieudeskundige - daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn en tevens wordt voldaan aan het bepaalde onder artikel 8. |
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Water - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, alsmede voor verkeer te water en bijbehorende voorzieningen. |
4.2 | Bouwregels |
4.2.1 | Algemeen |
Op de voor 'Water - 1' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens; | |
a. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen en dergelijke; |
b. | drijvende objecten in de vorm van (aanleg)steigers, groen, vlonders of daarmee gelijk te stellen elementen. |
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. |
5.2 | Bouwregels |
5.2.1 | Rapport archeologisch deskundige |
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 5.3.1. | |
5.2.2 | Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen |
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden: | |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
5.3 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
5.3.1 | Verbod |
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in 5.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken 1,5 meter beneden N.A.P. en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan. | |
5.3.2 | Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden |
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden: | |
a. | grondbewerkingen (van welke aard dan ook); |
b. | het indrijven van voorwerpen in de bodem; |
c. | het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; |
5.3.3 | Uitgezonderde werkzaamheden |
Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. | |
5.3.4 | Vergunning |
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. | |
5.3.5 | Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning |
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: | |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
7.1 | Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur |
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag. |
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het gebruik van gronden of bouwwerken op grond van de regels in hoofdstuk 2 kan uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen, overeenkomstig het in de gemeente Rotterdam geldende beleid ten aanzien van parkeren. |
10.1 | Overgangsrecht bouwwerken |
10.1.1 | Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, |
a. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
b. | na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. |
10.1.2 | Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken van het bepaalde in 10.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
10.1.3 | Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
10.2 | Overgangsrecht gebruik |
10.2.1 | Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
10.2.2 | Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
10.2.3 | Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
10.2.4 | Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Piekstraat Punt”, gemeente Rotterdam. |