a. Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het College van burgemeester en wethouders bevoegd om in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordenig een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan ten behoeve van technische voorzieningen op het dak van een gebouw, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van een bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte meer dan 4 meter, doch niet meer dan 7 meter bedraagt.
b. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, stelt College van burgemeester en wethoudersbelanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen kenbaar te maken. Hiertoe leggen zij de stukken welke betrekking hebben op het voornemen gedurende 6 weken ter inzage, na voorafgaande bekendmaking.