direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oude Noorden en Agniesebuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1101OudeNAgnB-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De nu geldende bestemmingsplannen voor Oude Noorden en Agniesebuurt zijn aan vernieuwing toe. Het opstellen van het bestemmingsplan gebeurt in het kader van het Meerjarenprogramma actualisering bestemmingsplannen. De bestaande ontwikkelingsmogelijkheden en ruimtelijke flexibiliteit blijven in het nieuwe bestemmingsplan behouden, in die zin is er sprake van een conserverend bestemmingsplan.

1.2 Ligging en begrenzing

Het plangebied van Oude Noorden en Agniesebuurt ligt tussen Bergweg, het spoor ten noorden van de A20, de Rotte, Goudsesingel, Stroveer, Katshoek, Heer Bokelweg en Schiekade. Het bestemmingsplan Tuin van Noord wordt conform de verleende vergunningen meegenomen. De in het bestemmingsplan Agniesebuurt gelegen locaties Zomerhofkwartier en Katshoek/Schoterboshof worden buiten het nieuwe bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt gelaten. Hiervoor worden te zijner tijd twee projectbestemmingsplannen opgesteld. Ook de 'Correct-driehoek' (waar de grote elektronicazaak Correct en daarvoor het Victoria theater was gevestigd ) wordt buiten het nieuwe bestemmingsplan gelaten. Voor deze driehoek tussen de Bergweg, de Benthuizerstraat en de Louwerslootstraat wordt een projectbestemmingsplan opgesteld.

In het gebied van het nieuwe bestemmingsplan gelden nu nog de volgende drie bestemmingsplannen:

596 Agniesebuurt: vastgesteld 28-01-2010;

625 Oude Noorden: vastgesteld 24-06-2010;

2077 Tuin van Noord: vastgesteld 23-01-2014.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1101OudeNAgnB-va01_0002.png"

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Vastgesteld op 13 maart 2012

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Voor de middellange termijn (2028) kiest het Rijk drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden:

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur;
  • 2. Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daarnaast benoemt het Rijk 13 nationale belangen, waar het rijk verantwoordelijk voor is. Het betreft:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening, en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

De nationale ruimtelijke hoofdstructuur geeft de nationale belangen, waarvoor het Rijk verantwoordelijk is, geografisch weer. Op deze kaart in de structuurvisie is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid en leefbaarheid en veiligheid, zodat een samenhangende ruimtelijke hoofdstructuur zichtbaar wordt.

De structuurvisie infrastructuur en ruimte vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

2.1.2 Beleidsvisie Erfgoed en Ruimte

Vastgesteld op 15 juni 2011

In de jaren 2012-2016 heeft de Rijksdienst in vijf programmalijnen uitvoering gegeven aan de beleidsnota Visie Erfgoed en Ruimte, Kiezen voor Karakter. In de beleidsnota schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De beleidsvisie is complementair aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het ministerie van I&M. Het programma Erfgoed en Ruimte wordt met een paar jaar verlengd, tot aan de invoering van de Omgevingswet.

De komende jaren werkt de Rijksdienst aan drie programmalijnen:

  • Water en erfgoed;
  • Landschap: transformatie van het landelijk gebied;
  • Transformatie in de stad en in krimpgebieden.
2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Vastgesteld op 22 augustus 2011, geconsolideerde versie 5 juni 2014

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de juridische vertaling van nationaal ruimtelijk beleid. Het besluit bevat regels die doorwerken op gemeentelijk niveau, en dus relevant zijn voor bestemmingsplannen. Voorbeelden van zaken die geregeld zijn in het Barro zijn rijksvaarwegen, hoofdwegen, het 380 kV-netwerk en buisleidingen van nationaal belang.

Relevant beleid voor het plangebied

Net als de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte kenmerkt het Barro zich tot een hoog abstractieniveau en is het beleid alleen aan de orde op specifieke locaties (bijvoorbeeld in de mainports of nabij de kust) of bij specifieke projecten (zoals het project 'Randstad 380 kV'). Het plangebied ligt niet in een dergelijk gebied en bevat ook geen grootschalige ontwikkelingen die opgenomen zijn in het Barro. Om die reden bevat het Barro geen concreet beleid voor het plangebied.

2.1.4 Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking)

In werking getreden op 1 oktober 2012, gewijzigd per 1 juli 2017

Het doel van de ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goede ruimtelijke ordening. Gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de Ladder.

Concreet betekent dit dat het bestemmingsplan een beschrijving bevat van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Wanneer deze ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd wordt, moet gemotiveerd worden waarom er niet binnen het stedelijk gebied voorzien kan worden in de behoefte. Een stedelijke ontwikkeling is in het Bro gedefinieerd als de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan kent een aantal gemengde bestemmingen waarin op de begane grond zowel woningen als kantoren en/of detailhandel en andere functies mogelijk zijn. Hierbij gaat het bijna altijd om een situatie waar nu geen woningen aanwezig zijn. Ook maakt het bestemmingsplan de transformatie van kantoren en scholen naar woningen mogelijk, en zijn er zeven onbebouwde locaties waar woningen kunnen worden gebouwd. De mogelijkheden tot transformatie naar en nieuwbouw van woningen moet worden gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarvoor de ladder doorlopen moet worden (zie hieronder). Het bestemmingsplan voorziet niet in een toename van kantoren en detailhandel. De kantoorruimte zal afnemen door transformatie naar woningen. Bij detailhandel is het bestemmingsplan gericht op concentratie, en er zal mogelijk ook een afname plaatsvinden. Bij detailhandel en kantoren is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarvoor de ladder moet worden doorlopen. Voor aanvullende informatie wordt verwezen naar paragraaf 4.2.

Woningbouw

De regiogemeenten hebben de woonvisie "Dat spreken we af! - Woningmarktstrategie Regio Rotterdam 2014-2020" (vastgesteld op 12 februari 2014 door de stadsregio Rotterdam) opgesteld ter uitwerking van het provinciale beleid. Deze Woonvisie is als regionale woonvisie te beschouwen en in april 2014 aanvaard door de provincie. Een actualisering van de regionale woonvisies is op 26 september 2017 aanvaard door Provinciale Staten. Uit de (acualisering van) de woonvisies blijkt dat er de komende jaren in de provincie vooral vraag is naar stedelijke woonmilieus: een relatief hoge dichtheid, goede bereikbaarheid, een hoog voorzieningenniveau en functiemenging.

Het nieuwe bestemmingsplan maakt het mogelijk dat op zeven (thans) onbebouwde locaties circa 112 woningen worden gebouwd. Het nu geldende bestemmingsplan Oude Noorden maakt deze ontwikkelingen al mogelijk. Het is waarschijnlijk dat deze ontwikkelingen binnen de planperiode worden gerealiseerd. Ook maakt het nieuwe plan transformatie naar circa 1.180 woningen mogelijk van (delen van) panden waarin nu detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen zijn gevestigd. Waarschijnlijk zal slechts een beperkt deel hiervan worden omgezet naar woningen.

Conclusie

De woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt voorzien in een actuele behoefte, liggen binnen bestaand stedelijk gebied en het gaat om transformatie van bestaande bebouwing of om nieuwbouw die past binnen het geldende bestemmingsplan. Gezien het bovenstaande voldoet het bestemmingsplan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit en Verordening Ruimte

Vastgesteld door Provinciale Staten op 9 juli 2014, geconsolideerd in werking op 29 juni 2018

De hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid zijn weergegeven in de Visie ruimte en mobiliteit, die op 9 juli 2014 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld en geldt als structuurvisie. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
2. vergroten van de agglomeratiekracht;
3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Parallel aan de Visie ruimte en mobiliteit zijn het Programma ruimte en de Verordening ruimte opgesteld. Het Programma ruimte bevat het ruimtelijk-relevante, operationele beleid. Het Programma heeft, net als de Visie ruimte en mobiliteit, de status van structuurvisie. In de Verordening ruimte 2014 zijn de provinciale belangen, zoals opgenomen in de Visie ruimte en mobiliteit, verankerd. In het kader van dit bestemmingsplan zijn de volgende onderwerpen relevant.

Relevant beleid voor het plangebied

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2.1.1 VR)

De provinciale ladder voor duurzame verstedelijking is per 29 juni 2018 gelijk aan de ladder uit het Bro, voor zover het gaat om ontwikkelingen binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Voor een toetsing aan de ladder wordt dan ook verwezen naar paragraaf 2.1.4.

Kantoren (artikel 2.1.2 VR)

De VR bevat regels voor ontwikkelingen die uitgaan van nieuwe kantoorfuncties. Zo zijn nieuwe kantoorfuncties alleen toegestaan wanneer ze zijn aangeduid op de bij de VR horende kaart ten aanzien van kantoorlocaties. Er zijn echter een aantal uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld voor kleine zelfstandige kantoren met een b.v.o. van ten hoogste 1.000 m² per vestiging, kantoren met een lokaal verzorgingsgebied en bedrijfsgebonden kantoren met een b.v.o. dat minder bedraagt dan 50% van het totale bedrijfsoppervlak.

In het bestemmingsplan liggen geen kantoorlocaties die zijn aangegeven op de kaart van de VR. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe kantoren mogelijk die groter zijn dan 1.000 m² b.v.o. per vestiging. De meeste kantoorfuncties binnen het plangebied bevinden zich in de plinten van de gemengde bestemmingen langs doorgaande wegen en zijn dus relatief kleinschalig. Er is geen sprake van grootschalige kantoorlocaties. Wel zijn er in het zuidelijk deel van het plangebied enkele grote kantoren. Een daarvan is een hotel geworden, en andere kantoren worden mogelijk omgezet naar woningen. Wat betreft kantoren is dit plan dus in overeenstemming met de VR.

Detailhandel (artikel 2.1.4 VR)

In artikel 2.1.4 van de VR is bepaald dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in nieuwe detailhandel indien deze binnen een bestaande winkelconcentratie ligt of daar direct aan grenst. Verder is detailhandel uitsluitend toegestaan binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk of binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie met detailhandel die is verplaatst van andere locaties. In het tweede lid is bepaald dat eventuele nieuwe detailhandel daarnaast in overeenstemming moet zijn met het ontwikkelingsperspectief dat is beschreven in het bij de VR horende Programma Ruimte. Bij nieuwe detailhandel met een oppervlak van 2.000 m² b.v.o. of groter dient te worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en is een advies nodig van de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland.

In het Programma ruimte is onderscheid gemaakt in "te ontwikkelen centra", "te optimaliseren centra" en "overige centra". Nieuwe detailhandel moet zoveel mogelijk gevestigd worden binnen of direct aansluitend aan de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken. In het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt liggen twee overige detailhandelscentra: 'Het Oude Noorden', bestaande uit Zwart Janstraat en Noordmolenstraat (tezamen de Noorderboulevard) en het Zwaanshalsgebied; En 'Benthuizerstraat', bestaande uit het noordelijke stuk van de Bergweg (voor de helft in het Liskwartier gelegen) en de Benthuizerstraat. Buiten deze gebieden zijn verspreid langs de hoofdwegen in het plangebied nog een aantal winkels gelegen.

In het oude bestemmingsplan hebben het grootste deel van de Noorderboulevard en het grootste deel van de Benthuizerstraat een bestemming die op de begane grond alleen detailhandel toestaat. De Benthuizerstraat wordt in het gemeentelijk beleid niet meer gezien als een boodschappencentrum, maar als een gebied waar een mix van verschillende functies waaronder detailhandel wenselijk is. De bestemming Detailhandel langs deze straat is daarom vervangen door een gemengde bestemming die naast detailhandel (de meest voorkomende functie) ook andere functies mogelijk maakt. Het Zwaanshalsgebied heeft eveneens een bestemming gekregen die op de begane grond naast detailhandel ook andere functies mogelijk maakt. De Noorderboulevard blijft, als grootste winkelconcentratie in het gebied Noord, een bestemming houden die op de begane grond alleen detailhandel toestaat. Buiten deze gebieden krijgen winkels die nu aanwezig zijn de functieaanduiding 'detailhandel toegestaan' en zijn winkels verder niet toegestaan.

De oude bestemmingsplannen bieden, ook buiten de centra, veel ruimte voor de vestiging van detailhandel. Op de begane grond van gemengde bestemmingen langs de hoofdwegen wordt in theorie ruimte geboden aan duizenden vierkante meters detailhandel. Dit is in strijd met het gemeentelijke en het provinciale beleid voor detailhandel. In het nieuwe bestemmingsplan wordt buiten de concentratiegebieden detailhandel alleen toegestaan waar het aanwezig is. Daarmee is het nieuwe bestemmingsplan op het gebied van detailhandel in overeenstemming met de VR.

2.3 Gemeentelijk beleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door het cluster Stadsontwikkeling naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden of een omgevingsvergunningprocedure voor doorlopen worden, door een initiatiefnemer.

2.3.1 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030

Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad

De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad.

Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.

Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIP-gebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar). 

2.3.2 Woonvisie Rotterdam, koers naar 2030, agenda tot 2020

Vastgesteld op 15 december 2016 door de Rotterdamse gemeenteraad

De Woonvisie verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Centraal in de opgave staat het beantwoorden van de groeiende vraag naar wonen in Rotterdam. Onlosmakelijk daaraan verbonden is de noodzaak om een betere balans in de woningvoorraad te creëren, de kwaliteit van woningen en woonmilieus te versterken en te borgen dat het voor iedereen en op een dagelijkse basis goed wonen is in de stad. In de Woonvisie zijn drie hoofddoelen en daarbij horende prioriteiten gesteld.

Meer aantrekkelijke woonmilieus realiseren door:

  • de toenemende woningvraag van huishoudens met een modaal of hoger inkomen, sociale stijgers en young potentials te accommoderen;
  • te zorgen voor een meer gedifferentieerd woningbestand in gebieden waar dit nu nog eenzijdig is en waar de kwaliteit van het wonen onder druk staat; en
  • woonmilieus versterken, met een duidelijke profilering en aandacht voor kindvriendelijkheid.

Zorgen voor een woningvoorraad met toekomstwaarde door: 

  • een goede woningkwaliteit te realiseren in de nieuwbouw en bestaande voorraad;
  • ruimte voor tijdelijkheid, flexibiliteit, innovatie en experiment te bieden; en
  • energiezuinig en milieuvriendelijk wonen te bevorderen.

De basis op orde houden door:

  • het borgen van voldoende aanbod van goedkope huurwoningen;
  • betaalbaarheidproblemen aan te pakken bij de bron en met toepassing van maatwerk;
  • goed zelfstandig wonen voor iedereen mogelijk te maken;
  • toe te zien op goed verhuurschap en een transparante woningmarkt; en
  • woningeigenaren en bewoners aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor een ongestoord woongenot in en om de woning.

De Woonvisie is een visie op hoofdlijnen en doet geen gebiedsgerichte uitspraken. De Woonvisie is een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De Woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren.

2.3.3 Gebiedsplan Noord 2017 - 2018

In het Oude Noorden is sprake van een aantrekkelijk en divers voorzieningenniveau. De menging van wonen, werken (ateliers, werkplaatsen e.d.) en voorzieningen (winkels, horeca, e.d.) is een kracht die behouden moet blijven. Voor wat betreft het economisch klimaat hebben het Zwaanshals en de Zaagmolenkade zich ontwikkeld tot een aantrekkelijk winkelgebied met goede horeca. De Noorderboulevard, de traditionele winkelstraat voor de dagelijkse boodschappen, is vanwege de eigendomsstructuur een kwetsbare winkelstraat. De gemeentelijke aanpak voor winkelstraten richt zich op de Noorderboulevard in eerste instantie op de vorming van een winkeliers-/ondernemersvereniging. De komst van een supermarkt is een noodzakelijke aanvulling op het winkelbestand.

De experimenteeraanpak in het Zomerhofkwartier doet zijn werk als vliegwiel voor vernieuwing. Het Zomerhofkwartier maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt, maar de intensivering en verlevendiging van dit gebied heeft wel een positief effect op met name de Agniesebuurt. Initiatieven in de buitenruimte hebben geleid tot een grote meerjarige Europese klimaatsubsidie die het verbeteren van de buitenruimte in de gehele Agniesebuurt mogelijk maakt.

2.3.4 Horecanota Rotterdam 2017-2021

Vastgesteld op 1 november 2016 door College van burgemeester en wethouders

In de Horecanota 2017-2021 staat de balans tussen levendigheid en een aantrekkelijk woon- en leefklimaat centraal. De nota beschrijft het instrumentarium dat hieraan invulling geeft. Gebiedsgericht werken, een verdere vereenvoudiging van het vergunningstelsel, verfijning van het handhavingskader en stimulering van eigen initiatief door experimenten zijn hiervan de elementen.

Belang voor de stad

Rotterdam is een levendige stad met een aantrekkelijke binnenstad, een groot cultureel aanbod en een gevarieerde samenstelling van bewoners, ondernemers en bezoekers. Horeca speelt een cruciale rol: een goede mix van kwaliteit en kwantiteit, een balans met andere stedelijke functies en openbare orde en veiligheid, bevordert de populariteit van Rotterdam. Bovendien levert de horecasector werkgelegenheid op en stimuleert het de lokale economie. De aantrekkingskracht van de stad is de afgelopen jaren toegenomen. Er wordt weer geld uitgegeven door bezoekers, Rotterdam voert de goede lijstjes aan en is in 2015 uitgeroepen tot beste binnenstad van Nederland. Tegelijkertijd verdicht de bewoning en is ruimte schaars. Het is dus van belang alles in goede banen te leiden en deze schaarse ruimte optimaal te benutten. De positieve ontwikkelingen van Rotterdam weten sommige delen van de stad onvoldoende te bereiken vanwege de aanwezigheid van malafide ondernemingen, georganiseerde criminaliteit en overlast. Dit vraagt om extra aandacht en stevig optreden.

Visie en ambities

Met dit horecabeleid borduurt Rotterdam voort op de goede ontwikkelingen in onze stad. Met oog voor ondernemerschap en aandacht voor een prettig woon- en leefklimaat voor onze bewoners zijn aan de hand van een aantal uitgangspunten vier ambities bepaald waarmee Rotterdam invulling geeft aan de visie op horeca voor de komende jaren.

De Horecanota 2017-2021 geeft invulling aan de visie van Rotterdam ten aanzien van de horeca voor de komende vijf jaar. De horecanota staat niet op zichzelf. Het is een kader dat samen met andere gemeentelijke kaders en visies moet zorgen voor het behoud en de verdere ontwikkeling van Rotterdam als aantrekkelijke stad om in te wonen, te werken en te verblijven. Op basis van de visie en aan de hand van onderstaande uitgangspunten realiseert Rotterdam de ambities van balans in de wijk, een veerkrachtige binnenstad, verantwoord ondernemerschap en de stad als laboratorium.

  • Rotterdam bruist!;
  • de wijk is het uitgangspunt bij het bepalen van de mogelijkheden en onmogelijkheden;
  • bewoners en ondernemers hebben inspraak en nemen gezamenlijk verantwoordelijkheid;
  • ruimte voor innovatie en experimenten ter bevordering van het ondernemerschap en woon- en leefgenot;
  • minder regels, minder lasten en een vereenvoudigd vergunningenstelsel;
  • uitgaan van vertrouwen en sturen op naleving (high trust);
  • wanneer regels en afspraken worden geschonden, dan wordt stevig opgetreden (high penalty).

Uiteenzetting horecastelsel (vergunningen)

In deze paragraaf is aangegeven wat in Rotterdam verstaan wordt onder horeca en voor welke vormen een exploitatievergunning noodzakelijk. Ook wordt een toelichting gegeven op bijzondere vormen van (tijdelijke) horeca en de andere zaken die bij het starten en/of overnemen van een horeca-inrichting komen kijken.

Wat is horeca?

Horeca kent enorm veel verschijningsvormen en dankzij creatieve ondernemers komen er naast hotels, restaurants en cafés nog steeds meer vormen bij. In Rotterdam verstaan we onder horeca elk openbaar pand of openbare ruimte waar je structureel en tegen betaling kan eten en drinken (of afhalen) en/of waar amusement of ontspanning wordt aangeboden. De exacte definitie is in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen onder het begrip: openbare inrichting.

De Horecanota ziet niet toe op alle vormen van openbare inrichtingen. Prostitutiebedrijven en coffeeshops kennen vanwege hun bijzondere karakter eigen beleidsregels en aparte vergunningen. Vestigingsvoorwaarden voor hotels zijn eveneens geen onderdeel van dit beleid. Een restaurant in een hotel natuurlijk wel.

Exploitatievergunning of niet?

In Rotterdam bestaan meerdere categorieën exploitatievergunningen. De aard van de activiteiten die in de horeca-inrichting worden aangeboden bepaalt welke categorie vereist is. Hoe uitbundiger de bedrijfsvoering van een horeca-inrichting, hoe uitgebreider de vereiste exploitatievergunning. Dit geeft tevens de mogelijkheid om een deel van de ondernemers die beperkte en/of zeer lichte vormen van horeca exploiteren vrij te stellen van de vergunningplicht (categorie 0). Dit is de afgelopen jaren een duidelijke lastenverlichting gebleken en sluit aan bij de high trust (high penalty) aanpak.

Naast bedrijven waar horeca de primaire bedrijfsvoering is, kent Rotterdam ook talloze bedrijven, instellingen en clubhuizen waar horeca slechts een ondersteunende functie heeft. Ook hiervan kan een groot deel gebruik maken van de vrijstelling van de vergunningplicht. Omdat er op basis van landelijke wetgeving, zoals de Winkeltijdenwet, ruimtelijke ordeningswetgeving en de Drank- en Horecawet nu eenmaal verschil zit tussen deze vormen van zeer lichte en/of ondersteunende horeca, onderscheiden we in Rotterdam drie varianten die vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht mogen exploiteren; exploitatiecategorie 0.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1101OudeNAgnB-va01_0003.png"

Indien een horeca-inrichting een horecabestemming heeft, dan worden de basisvoorwaarden verruimd en deels vervangen met onderstaande voorwaarden. De overige voorwaarden blijven gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1101OudeNAgnB-va01_0004.png"

Ook als er geen sprake is van een horecabestemming kan het zijn dat er ruimere voorwaarden gelden. Sommige instellingen en voorzieningen hebben traditiegetrouw een aanzienlijk horecadeel, maar waarbij de openbare orde niet in het geding komt. Dit is een verzamelcategorie van instellingen en bijzondere objecten (limitatief): muziek- en sportverenigingen, musea, theaters, filmhuizen, hotels/hostels, rouwcentra, ziekenhuizen, bejaarden- en verzorgingshuizen, gebedshuizen, bedrijfskantines en instelling voor hoger onderwijs. De overige voorwaarden blijven gelijk aan de basisvoorwaarden. (Voor muziek- en sportverenigingen geldt dat uit de bestemming dient te volgen dat sport en/of muziek de primaire functie van het object is.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1101OudeNAgnB-va01_0005.png"

Indien het woon- en leefklimaat in een straat of buurt onder grote druk staat, kan de burgemeester verbieden dat horeca zich daar zonder vergunning vestigt. Dit gebeurt door middel van een aanwijzingsbesluit dat voor bepaalde of onbepaalde tijd van kracht is. De aanwijzing wordt genomen op basis van het Horecagebiedsplan (zie ook paragraaf 2.3.5) dat ter plaatse van kracht is, waarin ook gemotiveerd is waarom het gebied wordt aangewezen. In die gevallen is altijd een exploitatievergunning vereist om horeca-activiteiten te exploiteren, ook al is er sprake van één van de hierboven beschreven situaties.

Exploitatievergunning

Wanneer een ondernemer meer of zwaardere activiteiten wil dan hierboven beschreven is een exploitatievergunning noodzakelijk. Rotterdam hanteert hiervoor een duidelijk vergunningstelstel dat aan de hand van losse activiteiten is opgebouwd. Dit wil zeggen dat de activiteiten worden vergund die in een horeca-inrichting kunnen plaatsvinden. Het vergunningstelsel biedt ondernemers op deze manier ruimte voor verschillende horecaconcepten.

Exploitatiecategorieën

De combinatie van activiteiten die in een horeca-inrichting worden aangeboden bepaalt in welke exploitatiecategorie de inrichting valt. Daarbij is relevant in hoeverre de activiteiten effect hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf. Hoe meer effect, des te zwaarder de exploitatiecategorie. Hoe zwaarder de categorie, des te zwaarder de toets bij vergunningverlening. Elke ondernemer kan gebruik maken van de voor hem of haar geldende vrijstelling van de exploitatievergunningplicht (categorie 0). Indien meer of zwaardere activiteiten worden aangeboden is een exploitatievergunning vereist in de categorie 1 t/m 4+ (licht, regulier, middelzwaar, zwaar, buiten categorie).

Gebiedsgericht werken

Een belangrijk, zo niet het belangrijkste onderdeel van de Horecanota is gebiedsgericht werken; kennis uit de wijk is bepalend voor wat kan en wat niet. Deze werkwijze, waarbij maatwerk en flexibiliteit centraal staan, heeft in de afgelopen jaren reeds z’n vruchten afgeworpen op het gebied van horeca. Door per wijk of buurt een duidelijke visie en/of ambitie te hebben en daaraan vestigingsvoorwaarden te stellen, kunnen bekende en nog onbekende horeca-ontwikkelingen worden beoordeeld en gerealiseerd. Het horecagebiedsplan biedt het kader hiervoor.

2.3.5 Horecagebiedsplan 2017 - 2018 Noord

Vastgesteld door B&W op 13 juni 2017

In de afgelopen jaren heeft het gebied Noord zich in meerdere opzichten in positieve zin ontwikkeld. De ligging van het gebied, de nabijheid van het centrum met alle voorzieningen, de goede uitvalswegen en ov-voorzieningen, maken dat Noord een aantrekkelijke woonlocatie is. Noord heeft bovendien een breed aanbod van winkels, scholen, horeca en diverse andere voorzieningen.

Noord bestaat uit zes karakteristieke wijken met bijzondere, markante gebouwen en plekken, zoals de Hofpleinlijn (Hofbogen), het gerechtsgebouw en de voormalige gevangenis aan de Noordsingel, het beschermd stadsgezicht Blijdorp-Bergpolder, de Diergaarde Blijdorp en het Van Maanenbad. Ook de singels, Staten- , Berg-, Noord, Spoor- en Provenierssingel, dragen bij aan de kwaliteit van het gebied.

Rotterdam ontwikkelt zich de laatste jaren als een aantrekkelijke en gewaardeerde stad. Noord deelt bovenmatig in die populariteit. De interesse om in Noord te wonen is groot. Het wijkprofiel 2016 laat een stijging zien van het vertrouwen in de toekomst van de stad. Noord biedt in die stad aantrekkelijke, authentieke en diverse woonbuurten. Daarnaast kent Noord een levendigheid door culturele activiteiten en evenementen op verschillende grote en kleine, bijzondere en charmante locaties.

Naast de aantrekkelijkheid van Noord als woongebied biedt het ook voor (startende) ondernemers een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit geldt ook voor de horeca.

Horeca in het Oude Noorden

Uitgaande van die specifieke aard, maar ook het woon- en leefklimaat, worden in het horecagebiedsplan per wijk de ontwikkelmogelijkheden voor de komende twee jaren beschreven. Meer concreet moet de uitbreiding met nieuwe of van de bestaande horeca een positieve bijdrage leveren aan het woon- en leefklimaat c.q. de uitstraling en het karakter van een gebied. Om de balans tussen verlevendiging en de woonfunctie te behouden, zijn bepaalde vormen van horeca die niet direct passen bij uitstraling en karakter, zoals 24-uurs vergunningen, niet toegestaan. Dat geldt ook voor het bieden van gelegenheid voor het gebruik van waterpijpen. Met een aantal inrichtingen in het Oude Noorden die dat doen, zijn in korte tijd negatieve ervaringen opgedaan. Dit heeft te maken met de aard van de exploitanten, maar ook de overlast die wordt veroorzaakt in de omgeving. Een verdere ontwikkeling wordt hier, maar ook in andere wijken van Noord, op dit moment niet wenselijk geacht.

De oude en authentieke volkswijk het Oude Noorden zit vol diversiteit en tegenstellingen: jong, oud, rijk, arm, studenten, kunstenaars, ondernemers en winkeliers wonen en werken er naast en met elkaar. De circa 17.000 bewoners vormen samen een bont gezelschap.

Het Noordplein biedt ruimte aan markten en evenementen. Winkels, horeca en kleine bedrijfjes zijn volop aanwezig op de Noorderboulevard, Benthuizerstraat en Bergweg. In het gebied Zwaanshals/Zaagmolenkade draait het om food, fashion & design, met creatieve ondernemers en aantrekkelijke horeca. De economische en recreatieve potentie van de Rotte wordt steeds meer aangeboord.

Ook vanwege de verbeterde veiligheid, is het imago van deze wijk sterk verbeterd. Het Oude Noorden wordt gezien als the place to be. De wijk is in trek bij nieuwe (hoger opgeleide) bewoners en ondernemers. Dit moet (verder) worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Goede horeca speelt hierin een belangrijke rol.

Het Oude Noorden is echter over het algemeen een gemengd woongebied. Bij de ontwikkeling van horeca wordt dan ook rekening gehouden met die woonfunctie. Voor het Oude Noorden geldt in algemene zin de ontwikkelrichting consolideren voor (on)vergunde horeca. Dat neemt niet weg dat in een aantal straten een (beperkte) uitbreiding met nieuwe of van bestaande inrichtingen mogelijk is.

Horeca in de Agniesebuurt

De Agniesebuurt, met circa 4.100 bewoners de kleinste wijk van Noord, is een van oudsher levendige stadswijk. Door de ligging en mooie randen is het een geliefde en succesvolle wijk voor wonen, werken en cultuur.

Het historische Station Hofplein (Minimall) en de Hofbogen geven de buurt een duidelijk gezicht. Het rijksmonument gaat dwars door de Agniesebuurt heen en biedt plek aan creatieve ondernemers en horeca. Ook het Zomerhofkwartier, met name de Zomerhofstraat en Vijverhofstraat, biedt ruimte aan nieuwe initiatieven. Een verdere ontwikkeling wordt ondersteund. Hiervoor is door de gemeente en de stichting Havensteder een visie ontwikkeld. Met goede voorwaarden moeten nieuwe ondernemers en initiatiefnemers worden getrokken.

In de Teilingerstraat, op de Bergweg en op de Schiekade zijn ook diverse horeca-inrichtingen gevestigd. In die straten ligt een uitbreiding van horeca echter niet voor de hand omdat het om uiteenlopende redenen geen positieve bijdrage aan het woon- en leefklimaat levert. Uiteindelijk blijft de Agniesebuurt een gemengd woongebied. Om die reden geldt in algemene zin voor (on)vergunde horeca de ontwikkelrichting consolideren.

Dit neemt niet weg dat in een aantal straten en op een aantal locaties wel ontwikkelingruimte voor nieuwe en bestaande horeca mogelijk is.

2.3.6 Detailhandel Rotterdam 2017

Subtitel: Stedelijke ambtities en spelregels voor een toekomstbestendige detailhandelsstructuur

Vastgesteld op 29 juni 2017 door de gemeenteraad

Met het detailhandelsbeleid zet Rotterdam in op een krachtige, toekomstbestendige winkelstructuur,
waarbij de consument centraal staat, zodat sprake is van een compleet, compact, comfortabel en
levensvatbaar centrum. In de praktijk blijkt namelijk dat deze elementen essentieel zijn om in
winkelgebieden te beantwoorden aan de algemene consumentenwens. Om tot die gewenste structuur
te komen beschrijft Rotterdam de hoofdambities voor detailhandel van de stad en maakt de spelregels
inzichtelijk.

De stedelijke ambities zijn het uitgangspunt voor de gebiedsgerichte uitwerking voor detailhandel. Dit
wordt gedaan in separate gebiedskoersen detailhandel, voor de 13 Rotterdamse gebieden buiten het
centrum. Met de gebiedsgerichte uitwerkingen maakt Rotterdam de koers voor winkelconcentraties en ontwikkelingen per gebied inzichtelijk. Daarbij komen de winkelgebieden helder in kaart, zodat
voor iedereen duidelijk is wat de winkelgebieden in de stad zijn en wat de gemeentelijke koers is.
Concreet is daarvan de consequentie dat duidelijk is dat aan detailhandelsontwikkelingen buiten de
toekomstbestendige winkelgebieden in principe niet wordt meegewerkt.

2.3.7 Gebiedskoers detailhandel 2017 - 2020 Noord

Vastgesteld op 29 juni 2017 door de gemeenteraad

In het stedelijk detailhandelsbeleid ligt de focus voor detailhandel op de toekomstige winkelconcentraties. Nieuwe verspreide detailhandelsvestiging buiten deze winkelgebieden wordt als ongewenst getypeerd. Winkels die reeds een plek hebben buiten de winkelgebieden en die passen binnen het bestemmingsplan kunnen die winkel uiteraard blijven uitoefenen, maar leegstaande winkelpanden krijgen de mogelijkheid te transformeren.

In gebied Noord is een groot aandeel van de detailhandel verspreid gelegen buiten de 'echte' winkelconcentratiegebieden en in Agniesebuurt en het Oude Noorden in het bijzonder aan de doorgaande verkeersaders.

Er is ook verspreide bewinkeling in Noord die meer is gelegen in gemixte stadsmilieus. Op die plekken voeren de winkels niet de boventoon, maar hebben ze wel een functie in het stedelijk milieu. Voorbeelden hiervan zijn het winkelaanbod in de Hofbogen, in het Zomerhofkwartier, en het winkelaanbod in de omgeving van de Zwaanshals in het Oude Noorden. De Hofbogen in het Zomerhofkwartier is nu en in de toekomst geen typische winkelconcentratie. Uitbreiding van het winkelbestand in de Hofbogen en het Zomerhofkwartier kan een middel zijn ter ondersteuning van reeds ingezette positieve ontwikkelingen. Dit zal bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de omliggende wijken Agniesebuurt, Bergpolder en het Liskwartier. Uitbreiding van het winkelbestand is in deze gebieden geen doel op zich en als winkelpanden transformeren naar een andere functie, behoort dat ook tot de opties. Heel nadrukkelijk is het in deze gebieden geen harde opgave om de zittende winkels te transformeren naar een andere functie.

Verspreide bewinkeling wordt beleidsmatig zo veel mogelijk tegengegaan. Aan nieuwe verspreide bewinkeling buiten de winkelgebieden (zie kaart winkelconcentraties) wordt daarom beleidsmatig geen medewerking gegeven en transformatie en verhuizing van kansrijke winkels naar toekomstige winkelgebieden wordt aangemoedigd. Voor detailhandel die in het verleden in de stad is geland, betekent dat niet dat dat aanbod actief wordt gesaneerd. Winkels die buiten de winkelstraten zijn gevestigd, kunnen op basis van het bestemmingsplan blijven functioneren. Wel zijn het plekken waar bij initiatieven voor transformatie en functieverandering, actief door gemeente wordt meegewerkt.

2.3.8 Stedelijk Verkeersplan Rotterdam 2017 - 2030+

Vastgesteld op 11 mei 2017 door de Gemeenteraad van Rotterdam

Het Stedelijk Verkeersplan is een plan waarbij bereikbaarheid in dienst van een economisch sterk en gezond Rotterdam staat. Het Stedelijk Verkeersplan zet de lange termijnvisie neer, waarbij het uitgangspunt is dat mobiliteit geen doel op zich is, maar een belangrijke randvoorwaarde voor een economische sterk, gezond en aantrekkelijk Rotterdam. De Rotterdamse Mobiliteitsagenda kent een drietal vertrekpunten:

  • de groei en stedelijke verdichting van Rotterdam naar 690.000 inwoners in 2035;
  • de economische vernieuwing (Next Economy) en de daarbij horende energietransitie;
  • de stedelijke mobiliteitstransitie naar meer fiets en ov-gebruik.

Bovengenoemde ontwikkelingen zijn vertaald in een verschillend aantal kansen en bereikbaarheidsmaatregelen die bijdragen aan Rotterdam als levendige en sterke economische stad. Een goede balans in modaliteiten, oftewel een nieuw evenwicht tussen fietsers, voetgangers, auto’s en het openbaar vervoer is daarbij vertrekpunt. Dit betekent dat de verdichting met woningen binnen het stedelijk gebied prioriteit krijgt en de transitie naar de Next Economy het regionaal en stedelijk vervoersnetwerk vorm geeft. Hierbij staat de gezondheid van de Rotterdammer voorop en wordt geïnvesteerd in slimme mobiliteit, waarbij de stad functioneert als proeftuin. De structuuringrepen binnen het Stedelijk Verkeersplan bieden de meeste kansen om een stedelijk en regionaal infrastructuur netwerk te vormen dat voldoende flexibel en genoeg adaptief is om de stad van de toekomst (Next City) vorm te geven. De mobiliteitsstrategie ontstaat vanuit de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkeling van stad en regio en wordt -wanneer de bereikbaarheidsopgave in de toekomst verandert- steeds opnieuw aan de tijdgeest aangepast, omdat het geen volgordelijkheid kent. Dit leidt tot de volgende beleidskeuzen:

  • 1. Stimuleren van fiets en ov binnen de Ring;
  • 2. een samenhangend regionaal en stedelijk netwerk: wegen en ov in evenwicht;
  • 3. regionale en stedelijke oeververbindingen: nieuwe en transformatie van bestaande;
  • 4. aantrekkelijke en levendige (Binnen)stad: de City Lounge versterkt;
  • 5. versterken nieuwe vervoerswijzen: vervoer over water en Last Mile;
  • 6. geen vervoersarmoede: sociale en maatschappelijke participatie versterkt;
  • 7. gezonde leefomgeving: versterken ruimtelijke kwaliteit, luchtkwaliteit en Zero Emissie;
  • 8. slimme mobiliteit: technologische innovatie en ict;
  • 9. gebieden Buiten de Ring: duurzaam verbinden.
2.3.9 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam

Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:
- het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ);
- het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
- het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de
ruimtelijke ordening;
- het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
- het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.
De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In een bestemmingsplan moet een gemeente aangeven welke archeologische waarden mogelijkerwijs aan de orde zijn.

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.

2.3.10 Beleidsnota "Erfgoedagenda Rotterdam 2017-2020" en de Monumentenverordening Rotterdam 2010

Vastgesteld op 22 december 2016 en vastgesteld op 30 oktober 2010 door de Rotterdamse gemeenteraad

Rotterdam heeft een inmiddels volwassen monumententraditie. Er is sprake van een toenemend historisch bewustzijn in de stad. De karakteristieke vermenging van tijdlagen en de daarbij horende afwisseling van oud en nieuw zorgt voor een belangrijke en onderscheidende identiteit van het stadsbeeld.

In de beleidsnota Erfgoedagenda Rotterdam 2017-2020 wordt de visie op het Rotterdams gebouwde erfgoed en de hieruit voortvloeiende ambities beschreven. Rotterdam verbindt de zorg voor behoud van het gebouwd erfgoed met de hedendaagse opgaven van de stad. Ingezet wordt op bescherming, behoud en hergebruik, en instandhouding van erfgoed. Steeds vaker wordt cultuurhistorie gekozen als uitgangspunt voor (gebieds-)ontwikkelingen, waardoor de historische gelaagdheid van de stad behouden blijft voor toekomstige generaties. Het wettelijke instrumentarium hiervoor is de Monumentenverordening Rotterdam 2010. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van het planologisch instrumentarium.

2.3.11 Rotterdams beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie

Vastgesteld op 16 mei 2002 door de Rotterdamse gemeenteraad

In de beleidsnota uit 2002 zijn wensen en oplossingsrichtingen opgenomen ten aanzien van de plaatsing van antennes, masten en apparatuurkasten. De nota sluit aan op nationaal antennebeleid waarin ook onderscheid gemaakt wordt in vergunningsvrije en vergunningsplichtige bouwwerken.

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plangebied

3.1 Archeologie

3.1.1 Beleidskader

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

De gemeente Rotterdam heeft een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die deel uitmaakt van de gemeentelijke monumentenverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het "Verdrag van Malta" is ontwikkeld.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

3.1.2 Bewoningsgeschiedenis

Het plangebied maakte in de prehistorie lange tijd deel uit van een uitgestrekt veengebied ter weerszijden van de Rotte. Bewoningssporen zijn in dit veengebied bekend uit de Late IJzertijd, zoals stroomopwaarts langs de Rotte bij Terbregge. Oudere bewoningssporen uit de Steentijd en de Bronstijd kunnen in de diepere ondergrond aanwezig zijn. In de Romeinse tijd werd in een groot deel van het plangebied klei afgezet op het veen. Uit de directe omgeving zijn aanwijzingen dat er in de Romeinse tijd op deze kleiige zone langs de Rotte is gewoond. Het gebied werd in de Middeleeuwen vanaf de 10e eeuw ontgonnen, mogelijk vanuit iets oudere nederzettingen, die vanaf de 8e/9e eeuw direct bij de Rotte op de oevers waren gevestigd. Het gaat dan om de nederzetting 'Rotta', die in de 11e eeuw voor het eerst historisch is vermeld. Juist ten zuiden van het plangebied zijn onder meer tijdens het archeologisch onderzoek in de Willemsspoortunnel bewoningssporen en vondsten uit deze periode bekend geworden.

In de 12e eeuw gaan grote delen van de dan ontgonnen gebieden verloren door overstromingen. Vanaf circa 1200 wordt het gebied herontgonnen door middel van bedijkingen. Een van deze dijken was de uit circa 1200 daterende Blommersdijk, waarlangs juist ten zuidoosten de Blommersdijkse weg, de huidige Bergweg, liep. Rotterdam dankt haar naam aan de dam in de Rotte ter plaatse van de Hoogstraat in circa 1270-80. Er moet echter, binnen het plangebied, een oudere, bij Crooswijk gelegen 13e-eeuwse dam hebben bestaan. Deze dam maakte deel uit van de 'ouwendijck', die van de Blommersdijk naar Crooswijk liep (ter plaatse van de Blommersdijkselaan/ Verbraakstraat/ Johan Idastraat). Een volgende bedijking wordt gezocht in het tracé van de voormalige Hooglandse kade-Hofdijk (ten zuiden van de huidige Bloklandstraat, ter plaatse van het vroegere 'Geldelozepad', en dan aansluitend op de lijn Zwaanshals-Noordplein-Hofdijk).

De oude dijktracés zijn vanaf de Middeleeuwen belangrijke structuurgevende elementen gebleven in het landschap, waar ook vaak op of aan werd gewoond. Eén van die bewoningslocaties is het voormalige kasteel Weena. Het dateert uit de 13e eeuw en bestond uit een omgrachte woontoren van 10 x 12 meter. Het was de woonplaats van het geslacht Bokel. In 1905 is muurwerk van het kasteel aangetroffen bij de bouw van het station Hofplein. Ook in 1941 en 1990 zijn sporen aangetroffen, die samenhangen met het kasteelterrein. Het kasteel is in de 15e eeuw vernield. Kasteel Weena bevindt zich net buiten het plangebied. Het zuidelijk deel van het plangebied kwam al vóór 1850 binnen de directe invloedssfeer van de stadsbebouwing van Rotterdam te liggen. Hetzelfde geldt voor de rechter oeverzone van de Rotte en langs de Schie, waar zich een zekere vroeg-industriële ontwikkeling afspeelde. Noordelijker lag al vanaf de 16e eeuw een buurtschap, Zwaanshals, waar zich ook een industriële ontwikkeling afspeelde met onder andere houtzaagmolens.

3.1.3 Archeologische verwachtingen

In het plangebied zijn onder en op het veen sporen uit de prehistorie te verwachten. Daar waar rond de jaartelling klei op het veen is afgezet, kunnen resten uit de Romeinse tijd voorkomen. De oeverzone van de Rotte is kansrijk voor het aantreffen van sporen uit de (Vroege) Middeleeuwen (tot circa 1170). In het hele plangebied zijn resten uit de Late Middeleeuwen (1200-1500) te verwachten. De tracés van de oude dijken zijn als archeologische structuren van belang. Op en langs de dijken zijn ook relicten van bewoning vanaf de 13e eeuw te verwachten. Bewoningspporen vanaf de 16e en 17e eeuw, die samenhangen met de stad Rotterdam, zijn te verwachten in het zuidelijk deel van het plangebied, langs de benedenloop van de Rechter Rottekade, langs de Schie en bij de buurtschap Zwaanshals.

3.1.4 Regeling in bestemmingsplan

Om de archeologische waarden die in de bodem aanwezig kunnen zijn te beschermen zijn in de regel en op de verbeelding vier dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie opgenomen. Op de kaart, die als Bijlage 1 Afbeelding Archeologie in de toelichting is opgenomen, is een overzicht van deze vier gebieden gegeven.

Waarde - Archeologie 1

Voor het stadsgebied, het deel langs de Rechter Rottekade, het gebied langs de Schie, het gebied Zwaanshals en de plaats van een voormalige watermolen (Waarde - Archeologie 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsgunning voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld, ongeacht het terreinoppervlak.

Waarde - Archeologie 2

Voor de rest van het landgedeelte van het plangebied, met uitzondering van een deel waar de Rotte is gedempt (Waarde - Archeologie 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsgunning voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden het maaiveld en die tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 100 vierkante meter.

Waarde - Archeologie 3

Voor het deel van het plangebied waar de Rotte is gedempt in het zuidelijk deel van het plangebied (Waarde - Archeologie 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsgunning voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 3,0 meter beneden het maaiveld en die tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 100 vierkante meter.

Waarde - Archeologie 4

Voor de waterbodems in het gebied (Waarde - Archeologie 4) geldt een bouwregeling en een omgevingsgunning voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan de onderwaterbodem en die tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 100 vierkante meter.

3.2 Cultuurhistorie

3.2.1 Cultuurhistorische verkenning

Voor het Oude Noorden en de Agniesebuurt is een Cultuurhistorische Verkenning opgesteld. Deze Cultuurhistorische Verkenning is op 6 februari 2014 vastgesteld door de raad van deelgemeente Noord. Het zijn echte 19e-eeuwse wijken die destijds zonder al te veel centrale planning zijn ontstaan, en waarin de historische groei nog duidelijk te herkennen is, inclusief de ingrijpende stadsvernieuwing die eind vorige eeuw heeft plaatsgevonden.

De cultuurhistorische verkenning bestaat uit twee onderdelen; de historische ontwikkeling van het onderzoeksgebied en het ruimtelijk beeld van het onderzoeksgebied. In het eerste deel, de historische ontwikkeling, wordt inzichtelijk gemaakt hoe het middeleeuwse polderlandschap tegen het einde van de negentiende eeuw transformeerde tot stadswijken van het almaar groeiende Rotterdam. Geschetst wordt hoe dit in zijn werk ging, wat de stad al dan niet als planningsmechanismen in handen had om de stedelijke groei te sturen en de particuliere stratenaanleg op basis waarvan het grootste gedeelte van het gebied tot stand is gekomen. Ook wordt ingegaan op de naoorlogse ontwikkelingen en de Stadsvernieuwing.

Het tweede deel bevat een nadere analyse van het ruimtelijk beeld met een algemene duiding van de stedenbouwkundige structuur en er wordt een beeld van de bebouwing geschetst. Dit gebeurt onder andere door een beschrijving van de verschillende bouwperiodes die te onderscheiden zijn. Vervolgens is de bebouwing cultuurhistorisch gewaardeerd.

Per deelgebied is een analyse en waardering gemaakt. Deze waardering en met name de aanwijzing van de beeldbepalende panden en ensembles heeft geleid tot het toekennen van een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aan een flink aantal waardevolle panden in het plangebied. De cultuurhistorische waarden worden beschermd doordat het verboden is om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de betreffende bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen. Waar in de paragraaf Cultuurhistorie van 'dubbelbestemming' wordt gesproken wordt altijd deze dubbelbestemming bedoeld.

Hieronder volgt per deelgebied een korte beschrijving en overzicht van de beeldbepalende panden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1101OudeNAgnB-va01_0006.png"

Kaart overzicht deelgebieden (de nummers corresponderen met de nummers achter de deelgebieden hieronder)

3.2.2 Agniesebuurt (1)

Begrenzing: Bergweg – Noordsingel – Teilingerstraat – Schiekade

Vanwege de verkavelingswijze bestaat de Agniesebuurt uit twee duidelijk van elkaar te onderscheiden gebieden: de strook met haaks gelegen kavels tussen de Schiekade en de Banierstraat (voormalige scheisloot) en het gebied met de langgerekte, smalle kavels aan de andere zijde van de Banierstraat. Het tracé van het Hofpleinviaduct doorsnijdt het gebied waardoor wederom twee duidelijk van elkaar te onderscheiden gebieden bestaan. Daarbij valt op dat de structuur van het gebied tussen het spoorwegviaduct en de Noordsingel beduidend consistenter is dan die van het gebied tussen de Schiekade en het spoorwegviaduct.

De oorspronkelijke stratenplannen zijn intact; het Ammersooiseplein met de strokenbouw vormt daarop een uitzondering. Het gevelbeeld is wisselend van kwaliteit. De oorspronkelijke bebouwing (die vrijwel altijd een hoogniveau-renovatie heeft ondergaan) en stadsvernieuwingsarchitectuur wisselen elkaar af. De renovaties hebben door de plaatsing van (verschillende soorten) dakdozen, stalen balkons, gewijzigde entrees en beschilderde gevels het oorspronkelijke gevelbeeld aangetast.

Zeer waardevol zijn het Hofpleinviaduct met enkele oorspronkelijke puien, het Vrouwe Groenevelt's Liefdegesticht aan de Vijverhofstraat, de woningen op de hoek van de Teilingerstraat en de Agniesestraat, het naoorlogse bouwblok tussen de Teilingerstraat en de Roo-Valkstraat, en de door de Jugendstil beïnvloede bebouwing in de Roo-Valkstraat. Incidenteel bevindt zich waardevolle bebouwing in de Agniesestraat (nrs. 50 en 124-142), Banierstraat (nrs. 1 en 25-31) en de Vijverhofstraat (nrs. 75-83 en 97-105). Vaak zijn de belendende panden van de waardevolle bebouwing beeldondersteunend.

Alle beeldbepalende panden krijgen een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' Ook enkele beeldondersteunende panden krijgen deze dubbelbestemming, omdat ze deel uitmaken van een architectonische-/bouwkundige eenheid;

  • Roo-Valkstraat 26 is aangewezen als gemeentelijk monument omdat dit een 'brandgrens pand' is. Het vormt een architectonische eenheid van 2 oorspronkelijke panden met nr. 28, dit pand krijgt daarom een dubbelbestemming;
  • Hoek Teilingerstraat/Schiekade764-770 vormt een architectonische eenheid met de beeldbepalende panden Schiekade 348-356. Het gehele ensemble krijgt een dubbelbestemming;
  • Agniesstraat 128 is deel van beeldbepalende gevelwand, daarom krijgt dit pand ook een dubbelbestemming;
  • Hoekpand Agniesstraat-Bergweg 300 is ook onderdeel van de gevelwand, en wordt daarom meegenomen in de dubbelbestemming.
  • Vijverhofstraat 103 is beeldbepalend, nrs. 105 en 107 zijn onderdeel van de architectonische eenheid. Daarom krijgt het gehele ensemble een dubbelbestemming.
3.2.3 Blokland (2)

Begrenzing: Benthuizerstraat – Hooglandstraat – Zwaanshals – Zaagmolenstraat

Bij de stadsvernieuwing is in Blokland zowel in stedenbouwkundig als in architectuurhistorisch opzicht flink ingegrepen. Ten westen van de 1e Pijnackerstraat is veel bestaande bebouwing vervangen door nieuwbouw. De opvallende structuur van de dwarsstraat Vinkenlust werd gehandhaafd. Er zijn nog twee dwarsstraten toegevoegd: de Bingenstraat en de Moerkapellestraat. De aanleg ervan ging ten koste van de bebouwing aan de Raephorststraat. De toevoeging van deze twee dwarsstraten heeft de stedenbouwkundige structuur diffuser gemaakt. De krappe structuur die het vierslagmodel ten oosten van de 1e Pijnackerstraat met zich meebrengt, werd als ontoereikend beschouwd. De herstructurering heeft de ruimtelijke samenhang aan deze zijde van de 1e Pijnackerstraat echter verloren doen gaan. De nieuwe open ruimte (Wilgenplein) en de nieuwbouw die anderhalf tot twee bouwblokdiepten vervangt (Meidoornstraat, Wilgenstraat), heeft die samenhang niet terug kunnen brengen.

Waardevolle bebouwing beperkt zich tot de negentiende-eeuwse bebouwing die nog redelijk oorspronkelijk is. Door zijn oorspronkelijkheid is het ensemble aan de Louwerslootstraat 142-170 (voorheen de Raephorststraat) zeer waardevol. De schoolgebouwen aan de Bloklandstraat 109-111 en op het binnenterrein tussen de Meidoornstraat en de Bloklandstraat zijn eveneens zeer waardevol. Bijzonder waardevol is het bouwblok uit het interbellum aan het Zwaanshals (209-221).

Vanwege de aaneengesloten bebouwing van dezelfde kwaliteit is de negentiende-eeuwse bebouwing aan de Bloklandstraat 8-18, 32-74 en 97-123 waardevol. Bloklandstraat 108 is eveneens een beeldbepalend/waardevol pand, het is het enige overgebleven pand in een rij met beeldbepalende panden die inmiddels zijn gesloopt. Langs de Zaagmolenstraat bevinden zich waardevolle ensembles Incidentele waardevolle bebouwing bevindt zich in de 1e Pijnackerstraat, de Hooglandstraat, de Benthuizerstraat en de Vinkenstraat.

Alle beeldbepalende panden krijgen een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' (behalve1e Pijnackerstraat 69-71 en Zaagmolenstraat 107-109, vanwege de slechte kwaliteit). Ook enkele beeldondersteunende panden krijgen deze dubbelbestemming, omdat ze deel uitmaken van een architectonische-/bouwkundige eenheid:

  • Zaagmolenstraat 9-5 en het hoekpand Zwaanshals 237-239 zijn beeldbepalend. Het naastgelegen pand Zwaanshals 233-235 maakt ook onderdeel uit van de architectonische eenheid en heeft daarom ook een dubbelbestemming gekregen;
  • Hoekpand Zaagmolenstraat 19A is onderdeel van een architectonische eenheid. Ook de panden Zaagmolenstraat 43-45 zijn onderdeel van deze eenheid, daarom krijgen deze panden eveneens een dubbelbestemming;
  • 1e Pijnackerstraat 19-23 zijn beeldbepalend. Het hoekpand 1e Pijnackerstraat 25/Bloklandstraat 89-91 is onderdeel van dezelfde architectonische eenheid en krijgt daarom ook een dubbelbestemming;
  • Benthuizerstraat 60-74 is deels beeldbepalend, deels beeldondersteunend, maar vormen wel een aaneengesloten gevelwand van 4 architectonische eenheden in redelijke goede staat Daarom krijgen deze panden als geheel een dubbelbestemming. Bemthuizerstraat 58 krijgt ook een dubbelbestemming, omdat het pand deel uitmaakt van dezelfde straatwand;
  • Benthuizerstraat 26-30 is een beeldbepalende architectonische eenheid. Benthuizerstraat 32 is een lager pand dat eveneens beeldbepalend is. De andere (beeldondersteunende) panden in dit stuk straatwand krijgen eveneens de dubbelbestemming.
3.2.4 Erasmuskwartier en omgeving Gerechtsgebouw (3)

Het Erasmuskwartier en de omgeving van het gerechtsgebouw zijn in stedenbouwkundig opzicht consistent. De oorspronkelijke stratenplannen zijn goeddeels intact. Alleen het schoolplein aan de Tollensstraat, en het Bleiswijkplein zijn niet oorspronkelijk. Het stratenplan voor het Erasmuskwartier is het oudste stratenplan in het Oude Noorden. Dit uit zich in brede straten en een ruim opgezette verkaveling in drieslagmodel. Het gevelbeeld bestaat afwisselend uit oorspronkelijke bebouwing en nieuwbouw uit de periode van de stadsvernieuwing. Een enkele keer met bebouwing uit het interbellum of de wederopbouw. Een fractie van de oorspronkelijke bebouwing is gerenoveerd waardoor de meeste gevels redelijk intact zijn. De renovaties hebben door de plaatsing van dakdozen, een enkel stalen balkon en gewijzigde entrees het oorspronkelijke gevelbeeld aangetast. De stadsvernieuwingsarchitectuur is van redelijk goede kwaliteit

Waardevolle bebouwing beperkt zich vooral tot de negentiende-eeuwse bebouwing die in veel gevallen redelijk oorspronkelijk is. Zeer waardevol zijn de fabrieksgebouwen in de Erasmusstraat (nrs. 137 en 141), en het schoolgebouw in de Tollensstraat (nr. 95). Waardevol is de aaneengesloten bebouwing in de Tollensstraat (nrs. 96-106), in de Burgemeester Roosstraat (nrs. 25-41 en 26-36), in de Erasmusstraat (nrs. 175-245), in de Rembrandtstraat (nrs. 55-89), en in de Bergstraat (nrs. 30-66).

Alle beeldbepalende panden krijgen een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2', met uitzondering van Tollensstraat 47 (vanwege de beperkte kwaliteit).

3.2.5 Kop van het Oude Noorden (4)

Begrenzing: Gordelweg – Rotte – Hooglandstraat – Bergweg

In stedenbouwkundig en architectuurhistorisch opzicht heeft het gebied ten noorden van de Soetendaalseweg een vrij grote consistentie. De oorspronkelijke stratenplannen zijn intact. Het gevelbeeld is hier en daar wel aangepast, maar in grote lijnen nog goed herkenbaar.

Het gebied ten zuiden van de Soetendaalseweg vertoont een minder consistente stedenbouwkundige structuur en bebouwingsbeeld. Er is vrij veel bebouwing vervangen door eenvormige stadsvernieuwings- nieuwbouw. Een uitzondering daarop vormt de bebouwing aan de Meester Willemstraat en het Ruivenplantsoen. Met het ontwerp van dit uit 1998 daterende appartementengebouw is duidelijk aansluiting gezocht bij de Sint-Janschool en het Sint-Josephpatronaat.

Zeer waardevol is de Sint-Hildegardiskerk en de bij het parochiecomplex behorende gebouwen zoals het klooster en de Sint-Janschool en Sint-Josephpatronaat. Bijzonder waardevol is ook de Evangelisch- Lutherse kerk aan de Heer Vrankestraat. Van grote waarde zijn de bedrijfsgebouwen zoals het postkantoor (Soetendaalseweg 99-103), de Clichéfabriek 'Rotterdam' NV (Heer Vrankestraat 26/Kabeljauwsestraat 25), de bedrijfsgebouwen in de Tochtstraat en de Soetendaalseweg, en de schoolgebouwen aan de Hoyledestraat en het binnenterrein achter de Hildegardisstraat. Hoewel niet meer intact, is het bouwblok aan de Soetendaalsekade met bedrijvigheid in de plint van waarde. Over de buurt verspreid bevinden zich waardevolle ensembles van woningen (Blommersdijkselaan, Heer van Kerstantstraat, Soetendaalseweg Heer Vrankestraat, Kabeljauwsestraat).

Alle beeldbepalende panden krijgen een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'. Ook enkele beeldondersteunende panden krijgen deze dubbelbestemming omdat deze deel uit maken van een architectonische-/bouwkundige eenheid:

  • Soetendaalseweg 104 / Bergweg 80, de kop van het blok vormt de architectonische beëindiging van het blok met beeldbepalende panden;
  • Bergweg 84 en 86 vormen samen met het beeldbepalende pand 82 een architectonische-/bouwkundige eenheid, het gehele ensemble krijgt daarom een dubbelbestemming.
3.2.6 Noorderboulevard en Noordplein (5)

Begrenzing: Zwart Janstraat – Noordmolenstraat – Noordplein

Het Noordplein en de Noordmolenstraat-ZwartJanstraat hadden vanwege hun functie als marktplein en winkelstraat decennia lang een sterke samenhang en vormden een levendige ader in het Oude Noorden. Tegenwoordig wordt het Noordplein incidenteel voor evenementen gebruikt. De bebouwing rond het Noordplein heeft gedeeltelijk nog steeds een functionele tweedeling: bedrijvigheid op de begane grond en in de plint en wonen op de verdiepingen. In de bebouwing van het Rottekwartier is dat niet doorgezet. De Noordmolenstraat en de ZwartJanstraat hebben hun functie als winkelstraat behouden en zijn nog steeds zeer levendig. Zowel de functionele tweedeling als de kleinschaligheid (winkel per pand) is behouden gebleven. Het behoud van de functionele tweedeling en de kleinschaligheid heeft in de winkelstraat echter een architectuurhistorische tweespalt veroorzaakt. Terwijl de gevels boven de plint nog redelijk intact zijn, zij het vaak verwaarloosd, zijn de winkelpuien zo sterk gemoderniseerd dat de samenhang tussen de begane grond en de bovenbouw verloren is gegaan.

Alle beeldbepalende panden krijgen een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'. Ook enkele beeldondersteunende panden krijgen deze dubbelbestemming omdat deze deel uit maken van een architectonische-/bouwkundige eenheid:

  • Zwart Janstraat 61-55 vormen een architectonische eenheid, en hebben daarom als geheel een dubbelbestemming gekregen;
  • De kop (aan de Bergweg) van het blok tussen de Zwart Janstraat en Gerard Scholtenstraat is deels beeldbepalend, deels beeldondersteunend. Omdat de panden als geheel één straatwand vormen hebben ze gezamenlijk een dubbelbestemming gekregen:
  • ZwartJanstraat 15 is een beeldbepalend hoekpand met café, maar vormt een architectonische eenheid met 13 en 11, daarom krijgen deze 3 panden een dubbelbestemming.
3.2.7 Noordsingel (6)

Begrenzing: de Noordsingel en de bebouwing aan weerszijden daarvan

In de hiërarchie van de stedenbouwkundige structuur van het Oude Noorden neemt de Noordsingel een belangrijke positie in. Langs de Noordsingel mochten alleen representatieve woningen voor de gegoede klasse worden gebouwd, pertinent geen arbeiderswoningen.

Het Waterproject van Rose is een fraai voorbeeld van een grootschalig, samenhangend stedenbouwkundig concept met verschillende, voor de negentiende eeuw exemplarische oogmerken: de verbetering van de stadshygiëne en de stedelijke waterhuishouding. De singel met aanliggende bebouwing is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het hele als beschermd stadsgezicht aangewezen gebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' gekregen (Zie verder hieronder bij 3.3.1 Beschermd stadsgezicht "Waterproject").

3.2.8 Pijnackerplein (7)

Begrenzing: Zaagmolenstraa t– Jacob Catsstraat – Zwart Janstraa t – 3e Pijnackerstraat – Benthuizerstraat

In stedenbouwkundig en architectuurhistorisch opzicht heeft het gebied rond het Pijnackerplein grote consistentie. De oorspronkelijke stratenplannen zijn intact. Het gevelbeeld is over het geheel genomen ongewijzigd. Zeer waardevol is de bebouwing rond het Pijnackerplein, het Brancoplein en de 1e Pijnackerstraat. Ook langs de Zaagmolenstraat bevinden zich waardevolle ensembles.

Alle beeldbepalende panden krijgen een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'. Ook enkele beeldondersteunende panden krijgen deze dubbelbestemming, omdat ze deel uit maken van een architectonische-/bouwkundige eenheid:

  • Zaagmolenstraat 136 t/m 156 is beeldbepalend. Zaagmolenstraat 116 eveneens, maar vormt een eenheid met 118-122. Al deze panden krijgen de dubbelbestemming;
  • De beeldondersteunende panden in het westelijke blok tussen het Pijnackerplein en Gerard Scholtenstraat worden meegenomen in de dubbelbestemming van het gehele blok, het gaat om de panden 2e Pijnackerstraat 3-5 en Gerard Scholtenstraat 39 en 53-57;
  • Zaagstraat 10 en 12 zijn beeldbepalend maar vormen een eenheid met 4-12, daarom krijgt de gehele eenheid een dubbelbestemming.
3.2.9 Schoonoord (8)

Begrenzing: Bergweg – Benthuizerstraat – Zwart Janstraat

De Schoonoordbuurt heeft een vrij eenduidig verkavelingspatroon van evenwijdig lopende straten, gebaseerd op de oorspronkelijke polderverkaveling. De enige afwijking is de haaks op deze structuur lopende Aelwijn Floriszstraat. Deze afwijking herinnert aan de voormalige theetuin Landzicht. Het oorspronkelijke stratenplan is geheel intact. In de Gerard Scholtenstraat en ten noorden van de Zaagmolenstraat wordt het gevelbeeld grotendeels bepaald door oorspronkelijke bebouwing. De renovaties hebben het gevelbeeld nauwelijks aangetast. Alleen in de Schommelstraat en de Vinkenstraat zijn de renovaties wat zichtbaarder in het gevelbeeld.

Zeer waardevol zijn de woningen aan de Gerard Scholtenstraat (alleen de even nummers), het Heilige Geesthuis, de bebouwing in de Schoonoordstraat, Bloklandstraat en Louwerslootstraat. De meeste winkelpanden in de Benthuizerstraat zijn beeldbepalend of beeldondersteunend.

Het noordelijk deel van deze buurt is van dusdanig hoge kwaliteit dat de keuze gemaakt is om alle beeldbepalende en beeldondersteunende panden een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' te geven, met uitzondering van Vinkenstraat 207–319 omdat voor dit deel al nieuwbouwplannen in voorbereiding zijn.

3.2.10 Snellemanbuurt (9)

Begrenzing: Zaagmolenstraat – Zwaanshals – Noordmolenstraat – Jacob Catsstraat

In het gebied rond de Snellemanstraat is tijdens de stadsvernieuwing fors ingegrepen, zowel in stedenbouwkundig als in architectuurhistorisch opzicht. De krappe structuur van het vierslagmodel werd als ontoereikend beschouwd. De herstructurering heeft de ruimtelijke samenhang van de buurt echter verloren doen gaan. De nieuwe open ruimte en de nieuwbouw hebben de samenhang niet terug kunnen brengen.

Waardevolle bebouwing beperkt zich tot de negentiende- eeuwse bebouwing die nog redelijk oorspronkelijk is. Vanwege de aaneengesloten bebouwing van dezelfde kwaliteit is de negentiende-eeuwse bebouwing aan de Jacob Catsstraat en de Kromme Wiekstraat (uitgezonderd nrs. 7, 9 en 11) zeer waardevol. Langs de Zaagmolenstraat bevinden zich waardevolle ensembles. Incidentele waardevolle bebouwing bevindt zich in de Jensiusstraat, Wiekstraat en Snellemanstraat. Negentiende-eeuwse bebouwing die (ondanks de plaatsing van dakdozen) door de ensemblewerking toch als beeldondersteunend is aangemerkt, bevindt zich in de Wiekstraat. Alleen de beeldbepalende panden uit de Cultuurhistorische Verkenning krijgen een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'.

3.2.11 Rottekade en Zomerhofkwartier (10)

Begrenzing: Teilingerstraat – Noordsingel – Hofdijk / Zwaanshals – Rotte – Pompenburg – spoorlijn – Schiekade

De strook langs de Rottekade, en het Zomerhofkwartier, kenden van oudsher grote bedrijvigheid. De functies wonen en werken bestonden naast elkaar. Daarvan is langs de Rottekade weinig over. Alleen in het gebied tussen het Noordplein en de Zaagmolendrift komen beide functies nog gemengd voor: het bouwblok Pleinzicht, dat uit het interbellum dateert, accommodeerd bedrijvigheid op de begane grond en wonen op de verdiepingen. In de stadsvernieuwingsprojecten Hofdijk, Rottekwartier en Rottebocht is de bedrijfsfunctie volledig uitgebannen.

Zowel langs de Rottekade als in het Zomerhofkwartier (dat voor een deel buiten het plangebied ligt) bevinden zich een aantal zeer waardevolle gebouwen en ensembles. Bijzonder waardevol zijn de drie achttiende-eeuwse koopmanswoningen aan de Rottekade (nrs. 405-417). De rug-aan-rugwoningen aan de Loofdakstraat die uit één laag bestaan zijn bijzonder waardevol door hun typologie. Het Hofpleinviaduct is van bijzondere waarde door zijn historische betekenis voor Rotterdam, zijn functie, zijn typologie en de innovatieve bouwwijze. Het Technikon en het Agrakon, de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt, het bedrijfsverzamelgebouw Katshoek, de Parkeergarage van Rijks Automobiel Centrale, het bedrijfsgebouw van de Taxicentrale Rotterdamse Auto Maatschappij zijn van grote waarde door hun functie, typologie, de architectonische ontwerpkwaliteit, en betekenis in de wederopbouw van Rotterdam.

Alle beeldbepalende panden krijgen een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2'. Ook enkele beeldondersteunende panden krijgen deze dubbelbestemming, omdat ze deel uit maken van een architectonische-/bouwkundige eenheid;

  • De bebouwing aan het Zwaanshals tussen Noordplein en Zaagmolenstraat is (voorzover geen monument) grotendeels als beeldbepalend aangewezen Vanwege de kwaliteit van de straat en de gevelwanden zijn ook de beeldondersteunende panden meegenomen in de dubbelbestemming. Alleen enkele latere invullingen uit de stadsvernieuwingsperiode worden niet meegenomen;
  • De hoekbebouwing aan de kruising Zwaanshals- Zaagmolenkade is deels gemeentelijk monument, de aangrenzende panden van dit hoekblok krijgen ook de dubbelbestemming, vanwege de symmetrie van het ensemble (vergelijkbaar met de tegenoverliggende hoek.

3.3 Stadsgezichten en Monumenten

Algemeen

De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium – Erfgoedwet (2016) en Monumentenverordening Rotterdam 2010. Daarnaast krijgen rijks beschermde stadsgezichten, wederopbouwaandachtsgebieden en beeldbepalende panden op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan de dubbelbestemming “Waarde – Cultuurhistorie”.

Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM)

Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is, of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Erfgoedwet (2016) en de Monumentenverordening Rotterdam 2010. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Voor een Rijksmonument geldt dat het object ten minste vijftig jaar oud moet zijn. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning.

Beschermde stadsgezichten (BS)

Rotterdam kent door haar stedelijke omgeving alleen beschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden van voor 1945. Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen.

Wederopbouwaandachtsgebieden

Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent Rotterdam twee wederopbouwaandachtsgebieden van nationaal belang. Verder heeft de gemeente in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen wettelijke bescherming.

Beeldbepalende objecten (BO)

In Rotterdam is een groot aantal gebouwen te vinden die geen status hebben als monument, maar wel cultuurhistorisch waardevol zijn, zogenaamde beeldbepalende objecten. Voor deze panden geldt geen wettelijke bescherming, maar de gemeente zet zich wel in om de waarden van deze panden te behouden.

Het plangebied

Hieronder zijn, op basis van gegevens van het gemeentelijke Bureau Monumenten, de gebouwen en gebieden genoemd die van cultuurhistorische waarde zijn binnen het plangebied. Op de onderstaande kaart zijn de Rijksmonumenten in bruin aangegeven, de gemeentelijke monumenten zijn groen

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1101OudeNAgnB-va01_0007.png"

3.3.1 Beschermd stadsgezicht "Waterproject"

Als beschermd stadsgezicht aangewezen per besluit van 5 november 2014

De Noordsingel, inclusief de woonhuizen en de achtertuinen van de woonhuizen die daaraan grenzen, valt binnen het rijksbeschermde stadsgezicht Waterproject. Dit (tot beschermd stadsgezicht verheven) project van stadsarchitect W.N. Rose en fabriekslandmeter van het Hoogheemraadschap J.A. Scholten is een fraai voorbeeld van een grootschalig, samenhangend waterstaatkundig en stedenbouwkundig concept. Het stadsgezicht Waterproject is van grote historische en stedenbouwkundige waarde als tastbare erfenis van de strijd tegen een van de grootste maatschappelijke problemen van de Negentiende Eeuw: de explosieve bevolkingsgroei in de steden met alle stedenbouwkundige, sociale en hygiënische problemen die daarbij hoorden. Het unieke van het Waterproject ligt vooral in de bijzondere combinatie van maatschappelijke, waterstaatkundige en stedenbouwkundige doelstellingen, samengebracht in een integraal planconcept.

Het project 'Waterproject' is tevens een geplande stedenbouwkundige structuur uit de tweede helft van de 19e eeuw. Het gaat om een langgerekte gordel van singels, met aangrenzende bebouwing, op enige afstand van de oude binnenstad van Rotterdam. Dit gebied, dat bekend stond als de 'polderstad', kende in de loop van de 19e eeuw een explosieve groei, die voor de nodige problemen zorgde. Het Waterproject moest hierop een antwoord geven. Het project kende meerdere doelstellingen: verbetering van de waterhuishouding en de stedelijke hygiëne, ordening van de snelle groei, verfraaiing van de stedelijke omgeving, en het bieden van een kader voor toekomstige stadsuitbreiding. Deze ingreep heeft geleid tot een stedenbouwkundige structuur die enerzijds uniek is voor Nederland.

Het Waterproject is een ontwerp van ingenieur-architect (en rijksbouwmeester van 1858-1867) W.N. Rose (1801-1877), in zijn functie als respectievelijk stadsarchitect (1839-1854) en ingenieur-adviseur van Rotterdam (1854-1877). Het uiteindelijke plan werd in 1854 door Rose uitgewerkt in samenwerking met de 'fabriekslandmeter' van het Hoogheemraadschap Schieland J. A. Scholten. De singelaanleg is later voortgezet door directeur gemeentewerken G.J. de Jongh, die in aansluiting op het Waterproject de Provenierssingel (1896) en de Bergsingel (1910) ontwierp. Het Waterproject is van belang als voorbeeld van het oeuvre van ingenieur-architect en rijksbouwmeester W.N. Rose en de landschapsarchitect J.D. Zocher jr. Het beschermd stadsgezicht Waterproject beoogt nadrukkelijk om deze belangrijke 19e-eeuwse structuur weer als één samenhangend ontwerp te beschouwen. Als 19e eeuwse 'groene wandeling' en als 'gouden rand', gekenmerkt door sierlijke vormgeving, is het Waterproject van grote beeldbepalende waarde en nog steeds goed herkenbaar.

Het beschermd stadsgezicht Waterproject omvat een tweetal singeltrajecten door de stad, respectievelijk westelijk en noordoostelijk gesitueerd van de oude stadsdriehoek. Het westelijk tracé bestaat uit twee delen die oorspronkelijk met elkaar verbonden waren, maar nu van elkaar zijn gescheiden door het stationsgebied. Het noordelijk deel omvat globaal de Spoorsingel en de Provenierssingel. Het zuidelijk deel globaal de Westersingel tussen Kruiskade en Westzeedijk, inclusief Eendrachtsplein. Het oostelijk tracé is een aaneengesloten gebied en omvat globaal de Bergsingel, de Noordsingel, het Noordplein, de brug over de Rotte, de Crooswijksesingel en het noordwestelijk deel van de Boezemsingel. De singeltrajecten bestaan alle uit een strikt profiel met centraal de wetering (aI dan niet gedempt) met in landschappelijke stijl aangelegde taluds, deels voorzien van wandelcircuit, deels van tramsporen, de singelstraten aan weerszijde van de wetering, met aanpalende bebouwing, inclusief de eventuele voor- en achtertuinen of -terreinen.

Het Waterproject Rotterdam is tevens een fraai voorbeeld van een grootschalig, samenhangend stedenbouwkundig concept, met verschillende voor de 19e eeuw exemplarische oogmerken: de verbetering van de stadshygiëne en de stedelijke waterhuishouding; de ordening van explosieve stedelijke groei, en het verfraaien van de stedelijke leefomgeving. Het Waterproject is een waterstaatkundige en stedenbouwkundige ingreep die zowel uniek als exemplarisch is voor Nederland, vooral als middel om de problemen van de snel groeiende Nederlandse steden en daarbij behorende problemen van ziekte en chaos het hoofd te bieden. Als 19e eeuwse 'groene wandeling' en als 'gouden rand', gekenmerkt door sierlijke vormgeving, is het Waterproject van grote beeldbepalende waarde en nog steeds goed herkenbaar.

Juridische regeling

De als het beschermd stadsgezicht Waterproject aangewezen gronden hebben naast de andere bestemmingen die daar gelden ook de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' gekregen. Met deze dubbelbestemming wordt de cultuurhistorische waarde van het beschermd stadsgezicht beschermd. Er worden zowel regels gesteld aan de bebouwing als aan de openbare ruimte.

Bescherming bebouwing:

  • In de dubbelbestemming wordt de stedenbouwkundige structuur beschermd, door middel van een regeling die aangeeft dat de bestaande indeling in bouwblokken dient te worden gehandhaafd;
  • Daarnaast worden gebouwen beschermd door middel van een sloopverbod. Een vergunning voor het slopen wordt enkel afgegeven wanneer het aanzien en/of de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht niet of niet in betekende mate wordt geschaad. Hierbij wordt advies gevraagd van de Commissie Welstand en Monumenten;
  • Gebouwen die voorzien zijn van een kap moeten bij herontwikkeling opnieuw voorzien worden van een kap en gebouwen die voorzien zijn van een plat dak moeten bij herontwikkeling opnieuw voorzien worden van een plat dak.

Bescherming openbare ruimte:

  • In de dubbelbestemming is een regeling opgenomen die er voor zorgt dat er niet zomaar kleine gebouwen in de openbare ruimte gebouwd kunnen worden (bijvoorbeeld gebouwen van openbaar nut). Een vergunning kan verleend worden na een advies van de Commissie Welstand en Monumenten;
  • Binnen de bestemming 'Groen' is het verharden of het ophogen of afgraven met meer dan 0,5 meter enkel mogelijk met een vergunning;
  • Binnen de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn wegwerkzaamheden die leiden tot een aanpassing van het bestaande wegprofiel vergunningplichtig;
  • Binnen de bestemming 'Water - 1' en 'Groen' is een vergunning nodig in het geval van het dempen of omleggen van waterlopen;
  • Binnen de bestemming 'Tuin - 1' is voor voortuinen een vergunning nodig voor het verharden of het ophogen of ontgraven van de voortuin met meer dan 0,5 meter;

In alle gevallen waarin door B&W over vergunningverlening moet worden beslist in het kader van de bestemming Waarde - Cultuurhistorie wordt vooraf advies ingewonnen bij de Commissie voor Welstand en Monumenten.

3.3.2 Monumenten in Oude Noorden en Agniesebuurt

Het bestemmingsplangebied Oude Noorden en Agniesebuurt kent de volgende monumenten. GM staat voor gemeentelijk monument en RM staat voor Rijksmonument:

Straat   Mon- type   Functie   Architect   Bouw- jaar  
Station Rotterdam-Noord
Bergweg 4-8  
GM   Weg- en waterwerk   S. van Ravesteyn   1940  
Evangelisch-Lutherse Andreaskerk
Heer Vrankestraat 51-53  
GM   Religieuze gebouwen   B. van der Lecq   1940  
St. Hildegardis en Anthonius Klooster, Hammerstraat 51-121   GM   Religieuze gebouwen     1922  
St. Hildegardiskerk
Hammerstraat 50  
RM   Religieuze gebouwen     1922  
Rotterdamse Onderlinge Mij voor Levensverzekering, Raephorststraat 2   GM   Gevelbord     1898  
Heilige Geesthuis
Gerard Scholtenstraat 129  
GM   Openbare gebouwen   J. & Zn. Verheul   1898  
toekomstig monument
Pijnackerplein 49  
  Weg- en waterwerk     1923  
Muziektent
Pijnackerplein (nabij 49)  
GM   Muziektent     1900  
Zwaanshals 260   GM   Bedrijfsgebouw     1912  
Woelwijkstraat 1-11   GM   Woningen met bedrijfsruimten   Cornelis Hoogeveen,
L. Keyns  
1930  
Noordplein 1-71   GM   Woningen met bedrijfsruimten     1930  
Noordelijk rioolgemaal
Noordplein 93  
GM   Weg- en waterwerk     1923  
Noorderbrug   GM   Weg- en waterwerk     1910  
toekomstig monument
Noordplein 277  
  Weg- en waterwerk   L.C. van der Vlugt   1926  
Noordsingel 103-105   GM   Woningen     1875  
Gerechtsgebouw en Notarieel Archief Noordsingel 111 t/m 117   RM   gerechtsgebouw   Willem Cornelis Metzelaar   1899  
Burgemeester Roosbrug   GM   Weg- en waterwerk     1896  
Telefoonkabelhuisje
Noordsingel (bij Teilingerstraat)  
GM   Losse objecten     1900  
Zomerhofbrug   GM   Weg- en waterwerk     1888  
Brandgrenspand
Noordsingel 94  
GM   Woningen met bedrijfsruimten      
Brandgrenspand
Noordsingel 70  
GM   Woningen      
Brandgrenspand
Teilingerstraat 16  
GM   Woningen      
Vrouwe Groenevelt's Liefdegesticht
Vijverhofstraat 67-71  
RM   Woningen   B. jr. Hooijkaas   1902  
Viaduct Hofpleinlijn
Hofpleinlijn  
RM   Weg- en waterwerk     1904  
Kantoorgebouw De Vooruitgang
Schiekade 14  
GM   Bedrijfsgebouw     1946  
Brandgrenspand
Roo-Valkstraat 26  
GM   Woningen      
Brandgrenspand
Teilingerstraat 83  
GM   Woningen      
Nationale Levensverzekeringsbank
Schiekade 830  
GM   Bedrijfsgebouw   AA van Nieuwenhuysen, C. Elffers   1942  
Rechter Rottekade 405-407   RM   Woningen koopmanshuis     1750  
Rechter Rottekade 411-417   RM   Woningen koopmanshuis     1750  
Goudsesingel 513-523   RM   Woningen met bedrijfsruimten   B. & Zn. Hooijkaas   1939  

3.4 Huidig gebruik

Het bestemmingsplan bestaat voornamelijk uit de wijken Oude Noorden en Agniesebuurt. Maar het gebied tussen de Teilingerstraat en de Rotte behoort ook tot het plangebied (behalve het Zomerhofkwartier en Katshoek).

Het Oude Noorden wordt begrensd door het Noorderkanaal, de Rotte, de Noordsingel en de Bergweg. Met meer dan 17.000 inwoners is het Oude Noorden de grootste wijk van gebied Noord. Het betreft een levendige, multiculturele wijk met veel winkels, bedrijfjes en horecavoorzieningen.

Met meer dan 4.100 inwoners is de Agniesebuurt (gelegen tussen Schiekade, Bergweg, Noordsingel en Teilingenstraat) de kleinste wijk van gebied Noord. Het betreft een levendige, multiculturele wijk met veel winkels, bedrijfjes en horecavoorzieningen. De wijk wordt onder andere gekenmerkt door de spoorbogen van de Hofpleinlijn, die dwars door de buurt loopt. In de Agniesebuurt heeft veel stadsvernieuwing plaatsgevonden.

In het gebied tussen de Teilingenstraat en de Rotte bevinden zich ten noorden van de Heer Bokelweg een aantal kantoorgebouwen. Ook is hier het Technicon gelegen, een cluster van verscheidene scholen. Ten zuiden van de Heer Bokelweg is het stadsarchief te vinden, en het markante woongebied aan de Karnemelksehaven. Tussen het Stokviswater, de Goudsesingel en de Pompenburg zijn een aantal appartementengebouwen aanwezig.

3.4.1 Wonen

Het Oude Noorden en Agniesebuurt hebben overwegend een woonfunctie. Dit komt ook tot uitdrukking in het karakter van de wijk. De in het verleden uitgevoerde stadsvernieuwing heeft geleid tot grote en relatief goede woningen, maar ook voor een eenzijdige woningvoorraad.

Buiten de straten met gemengde bebouwing en voorzieningen wordt in het plangebied hoofdzakelijk gewoond. De meeste panden hebben daarom de bestemming 'Wonen' gekregen. Het Jan van der Ploeghuis, ten zuiden van de Hildegardiskerk, is een bijzonder woongebouw en is als zodanig bestemd. In het Noorderkanaal, langs het Gordelpad zijn meerdere woonschepen gelegen en bestemd.

3.4.2 Detailhandel

Langs de Noordmolenstraat en Zwart Janstraat (samen de Noorderboulevard) bevinden zich de meeste winkels in het plangebied. Aan de Benthuizerstraat zijn ook een aantal winkels gelegen. Met name in het stuk tussen de Louwerslootstraat en de Vinkenstraat, hier bevindt zich ook een supermarkt. Langs de Zwaanshals tusssen de Zaagmolenstraat en het Noordplein bevind zich detailhandel gemengd met horeca en andere voorzieningen. Daarnaast zitten er verspreid door het plangebied winkels, met op de hoek van de Bergweg en de Gordelweg een grote supermarkt. Op een aantal supermarkten en andere winkels na, gaat het in het plangebied in het algemeen om kleine winkels.

3.4.3 Horeca

De wijk kent vele horecagelegenheden. De belangrijkste concentratie van horeca is aan het Noordplein. Ook aan de Zwaanshals-Zaagmolenkade en de Noorderboulevard zijn een aantal horecagelegenheden aanwezig. Evenals aan de Teilingerstraat. Om het evenwicht tussen wonen en horeca niet te verstoren is uitbreiding in veel delen van de wijk niet gewenst. Het horecabeleid is consoliderend van aard. De reeds aanwezige horeca is in het gehele gebied positief bestemd (aanduiding op de verbeelding).

Aan de Schiekade, aan weerszijden van de Roo-Valkstraat zijn twee hotels gesitueerd.

3.4.4 Maatschappelijke voorzieningen

Verspreid over het plangebied is een aantal (basis)scholen, kinderdagverblijven, religieuze gebouwen en buurthuizen gelegen. De scholen hebben de bestemming Maatschappelijk - 1 gekregen. Binnen deze bestemming zijn alle soorten maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Religieuze gebouwen, buurthuizen e.d. hebben de bestemming Maatschappelijk - 2 gekregen. Geluidsgevoelige functies zoals scholen en kinderdagverblijven zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

Tussen de Heer Bokelweg en de Teilingerstraat zij twee grote onderwijsinstellingen gesitueerd, Grafisch Lyceum Rotterdam en Zadkine. Aan de Noordsingel in de Horeca Vakschool Rotterdam gelegen.

3.4.5 Bedrijven

Verspreid over het plangebied zijn enkele tientallen kleine bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 gelegen, waaronder 13 garagebedrijven. Deze bedrijven zitten alleen op de begane grond (met daarboven woningen), en hebben vaak een uitbouw op het binnenterrein.

3.4.6 Kantoren

Verspreid over het plangebied zijn op de begane grond een aantal kleine kantoren aanwezig. Langs de Schiekade en de Noordsingel zijn een aantal kantoorpanden gelegen, waaronde de grote kantoorgebouwen tussen de Schiekade en de Benthemstraat.

3.4.7 Openbare ruimte, groen en water

In het zuidelijk deel van het Oude Noorden zijn van oorsprong twee pleinen aanwezig; het Noordplein en het Pijnackerplein. Hier werd later het Bleiswijkplein aan toegevoegd. Het Noordplein, aan de rand van de wijk kent een bovenwijkse functie, bijvoorbeeld door een aantal zomerfestivals die daar plaatsvinden. Het Pijnackerplein en het Bleiswijkplein worden vooral intensief gebruikt voor sport en spel. De in de stadsvernieuwingstijd gerealiseerde openbare ruimte staat ook in het teken van sport en spel. Ondanks de toevoegingen van openbare ruimte bestaat nog een groot tekort in de wijk, temeer daar deze zeer kinderrijk is.

Tussen de Agniesenbuurt en het Oude Noorden is de Noordsingel gelegen. In de singelaanleg komen infrastructuur, stadsschoon en stedelijke recreatie samen. De Noordsingel werd rond 1860 aangelegd als onderdeel van het waterproject van stadsingenieur W.N. Rose. Door de statige groene ruimte van de singel in samenhang met hoogwaardige bebouwing, heeft de singel een tijdloze kwaliteit die uitstijgt boven de omgeving. Ten oosten van het gebied stroomt de Rotte. De Rotte vormt tevens de begrenzing van het plan. De Rotte biedt veel kansen voor het Oude Noorden op het gebied van recreatie. In het noorden van het plangebied ligt het Noorderkanaal.

3.4.8 Verkeer en parkeren

De woonwijken in het Oude Noorden en Agniesebuurt zijn in het kader van "duurzaam veilig" aangewezen als '30 km per uur zone'. De nadruk ligt bij deze wegen op het verblijfskarakter van het gebied. Deze wegen hebben daarom de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Daarnaast kent het plangebied enkele doorgaande wegen. Bij deze wegen ligt de nadruk op de doorstroomfunctie van het verkeer. Dit zijn de Gordelweg, de Bergweg, de Schiekade, de Heer Bokelweg en het Noordplein (als verbinding tussen de Noorderbrug en Heer Bokelweg). Ook de Benthuizerstraat en Zaagmolenstraat hebben een belangrijke doorstroomfunctie. De doorgaande wegen hebben de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' gekregen. In tegenstelling tot het verblijfsgebied zijn in deze bestemming ook trambanen toegestaan, en behalve bij de Gordelweg en het Noordplein zijn bij de doorgaanden wegen ook trambanen aanwezig. Ter plaatse van de Noordsingel (de wegen aan weerszijden van de singel) zijn ook trambanen aanwezig, maar deze wegen tevens uitgevoerd als "duurzaam veilig".

Geheel aan de noordzijde van het plangebied liggen de Rijksweg A20 en ook het spoor van de NS nog net binnen het bestemmingsplangebied.

Het parkeren vindt vooral plaats in het verblijfsgebied en langs de verkeerswegen. Maar er zijn ook een aantal parkeergarages in het plangebied en garages in/bij woongebouwen.

3.4.9 Civieltechnische infrastructuur

In het plangebied is reguliere civieltechnische infrastructuur aanwezig in de ondergrond (bijvoorbeeld nutsvoorzieningen t.b.v. woningen). Daarnaast zijn er meerdere leidingen aanwezig die gezien zijn omvang nadere planologische vastlegging behoeven. Het betreft hier een ondergrondse hoogspanningsverbinding (KV102) met bijbehorend oliedrukstation. Nabij de Heer Vrankestraat zijn enkele belangrijke hoofdtransportleidingen voor drinkwater gelegen.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

4.1.1 Uitbreidingsmogelijkheden horeca

Het horecagebiedsplan bepaalt voor het plangebied de gewenste ontwikkelrichting. Die ontwikkelrichting is mogelijk gemaakt binnen het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan legt niet het type horeca vast. Het horecagebiedsplan geeft voor enkele straten onder voorwaarden ontwikkelruimte voor horeca.

Naast het bestemmingsplan dient het horecagebiedsplan als toetsingskader voor de exploitatievergunning.

Voor de delen Oude Noorden en Agniesebuurt geldt in principe de ontwikkelrichting consolideren. Echter binnen het gebied is een beperkt aantal specifieke locaties waar kwalitatief goede horeca een positief effect kan hebben op de omgeving. Het gaat om de volgende locaties en straten:

Noorderboulevard (Noordmolenstraat en Zwart Janstraat)

Er is behoefte aan kwalitatief goede (dag)horeca die het winkelend publiek langer vasthoudt en zorgt voor een positieve impuls voor de uitstraling. Dit geldt primair voor de Zwart Janstraat. Teneinde die verbeteringsslag te kunnen maken en gezien de huidige aard van die straat, zullen potentiële initiatieven zorgvuldig worden beoordeeld. Deze moeten zich onderscheiden van de huidige horeca c.q. de diversiteit stimuleren en in die zin een positieve invloed hebben op de verdere ontwikkeling. Om die reden is gekozen voor een ontwikkeling met twee nieuwe inrichtingen voor lichte horeca. Daarbij is het voor bestaande inrichtingen, gesitueerd aan de zonzijde (oneven pandnummers), mogelijk om uit te breiden met een terras.

Zwaanshals (tussen Noordplein – Zaagmolenstraat)

Het aanbod in deze categorie voorziet momenteel in de behoefte. Wel wordt het wenselijk geacht om diverse creatieve initiatieven te faciliteren die zich als horeca vrijgesteld van de vergunningsplicht willen vestigen. Dit betreft veelal (bescheiden) initiatieven die een positieve bijdrage leveren aan de diversiteit. Het aanbod en de vraag blijkt groot. De stichting Havensteder beheert het merendeel van de panden en is kritisch ten aanzien van de partijen aan wie men verhuurt. Op die manier is en blijft het kwalitatief hoogwaardige aanbod gewaarborgd.

Zaagmolenkade

Gezien het huidige aanbod, maar ook vanwege de woonfunctie voegt de komst van nieuwe grootschalige horeca op dit moment niet veel toe. Het zou bovendien een ongewenste belasting van het woon- en leefklimaat betekenen. Om toch de aantrekkingskracht verder te vergroten, is er ruimte voor een beperkte ontwikkeling met lichte (dag)horeca. Daarnaast kunnen zich inrichtingen vestigen die zijn vrijgesteld van de vergunningsplicht.

De reden om voor deze uitbreidingsmogelijkheden te kiezen, is gelegen in de betrokkenheid van de stichting Havensteder die het merendeel van de panden beheert. Vanuit die hoedanigheid is men gebaat bij een kwaliteitsimpuls en kritisch ten aanzien de partijen aan wie men verhuurt.

Noordsingel

De voormalige gevangenis met het monumentale gerechtsgebouw aan de Noordsingel wordt herontwikkeld. Het complex wordt getransformeerd tot Tuin van Noord waar kan worden gewerkt en gerecreëerd, maar waar wonen de belangrijkste functie is. De monumentale gebouwen blijven behouden. Het terrein wordt omgevormd tot een omsloten openbare stadstuin waar men kan genieten van ruimte, groen en stilte. Elk onderdeel van de gevangenis krijgt een nieuwe functie. Voor het Gerechtsgebouw is een kantoorfunctie voorzien.

Aan deze transformatie kan horeca ook een positieve bijdrage leveren. Met nadruk wordt echter gesteld dat de horeca beperkt en ondersteunend moet zijn aan de aard en het karakter van het gebied. Daarbij is van belang dat ook in de omliggende straten wonen de belangrijkste functie is. Ook is in beschouwing genomen dat naast het complex al twee horeca-inrichtingen c.q. shisha-lounges gevestigd zijn (Noordsingel/hoek Bergstraat en Noordsingel/hoek Burgemeester Roosstraat).

Met de ontwikkeling met twee nieuwe inrichtingen is het aanbod van horeca toereikend en in balans met het woon- en leefklimaat. Een verdere uitbreiding met (on)vergunde horeca is niet gewenst.

Op de hoek van de Noordsingel met de Tollensstraat is het hoekpand gesloopt. Deze plek wordt samen met het aangrenzende schoolgebouw herontwikkeld. Er worden woningen en een commerciële ruimte gerealiseerd. In de plint is ruimte voor lichte (dag)horeca. Met deze beperkte en gerichte ontwikkeling is het aanbod van horeca in dat deel van de Noordsingel toereikend en in balans met het woon- leefklimaat. Een verdere uitbreiding met (on)vergunde horeca is niet gewenst.

Noordplein

Het Noordplein biedt ruimte aan vele evenementen. Daarnaast is een redelijk aantal horeca-inrichtingen, met name cafés, aan dit plein gevestigd. Ondanks het aanbod van evenementen en horeca, wordt in brede zin gezocht naar mogelijkheden om de aantrekkelijkheid en uitstraling (verder) te verbeteren. Voor wat betreft de horeca is een uitbreiding met nieuwe of van bestaande inrichtingen, mede gezien de woonfunctie, niet opportuun. Wel wordt het mogelijk geacht om de bestaande inrichtingen in de gelegenheid te stellen om het terras uit te breiden. Bij zo’n uitbreiding moet vanzelfsprekend worden voldaan aan de gestelde kwaliteitseisen, maar is ook van belang dat de terrassen zodanig worden opgesteld dat deze verwijderd hoeven te worden wanneer er evenementen plaatsvinden op het plein. Bij de omvang van een uitbreiding moet ook de woonfunctie worden betrokken.

Bergweg (tussen Benthuizerstraat – Gordelweg)

Op de Bergweg (hoek Soetendaalseweg) heeft zich onlangs Brasserie Nieuw Noord gevestigd. Om de positieve uitstraling verder te vergroten, is er behoefte om het huidige terras enigszins uit te breiden. Deze behoefte wordt ondersteund door het horecagebiedsplan.

1e Pijnackerstraat (tussen Zwart Janstraat – Brancoplein)

In de 1e Pijnackerstraat ligt qua horeca de nadruk op cafés. Met een kwalitatief hoogwaardig restaurant ter hoogte van het Brancoplein wordt de eenzijdigheid doorgebroken. Circa 1,5 jaar geleden zijn de exploitanten hiervan gestart met een concept van een kwalitatief vergelijkbaar niveau. Met de komst van Speck, dat zich met name richt op afhaal, is de variatie verder vergroot. Uit de deelname van Speck aan de pilot Blending is bovendien gebleken dat men voorziet in een behoefte en wil men zich ontwikkelen tot een volwaardige horeca-inrichting. Deze behoefte wordt ondersteund door het horecagebiedsplan.

Vijverhofstraat

Het Zomerhofkwartier blijft ook de komende jaren de plek voor creatieve ondernemers. Hiervoor hebben stichting Havensteder en de gemeente een visie ontwikkeld. Inmiddels heeft zich al een groot aantal (startende) ondernemers gevestigd in de Vijverhofstraat en de Zomerhofstraat. Dit heeft een positieve invloed op de uitstraling van het gebied. De komst van een aantal horeca-inrichtingen heeft hieraan ook een bijdrage geleverd. Mede om die reden wordt een beperkte uitbreiding van daghoreca wenselijk geacht en kan bestaande horeca (zijde Hofbogen) uitbreiden. In de Hofbogen is ook ruimte voor inrichtingen die zijn vrijgesteld van de vergunningsplicht. Voor alle ontwikkelmogelijkheden is de betrokkenheid van stichting Havensteder bepalend (geweest). Meer concreet zijn er goede afspraken gemaakt over de invulling en de gewenste exploitanten. Een verdere uitbreiding met horeca wordt niet wenselijk geacht.

4.1.2 Detailhandel

De detailhandelsstructuur onderscheidt in het Oude Noorden drie gebieden. Ten eerste "Easyshopping" langs de Zwart Janstraat en Noordmolenstraat (tezamen de Noorderboulevard). Ten tweede het boodschappencentrum aan de Benthuizerstraat met het verlengde daarvan de Bergweg. En ten derde de "Functionele mixzone" van het Zwaanshalsgebied die via het Noordplein verbonden is aan de Noorderboulevard.

De panden van de Noorderboulevard zijn bestemd als 'Detailhandel'. Boven de relatief kleine winkels wordt hoofdzakelijk gewoond. Op de begane grond vormt detailhandel de hoofdfunctie. Er is een hoeveelheid horeca aanwezig ter versterking van de detailhandelsfunctie. Ook dienstverleners met een aanbod passend binnen het winkelaanbod, zoals kappers, schoonheidssalon, nagelstudio's, reisbureaus, zijn aanwezig en gewenst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1101OudeNAgnB-va01_0008.png"

De Benthuizerstraat wordt beleidsmatig niet meer getypeerd als typisch boodschappencentrum, maar als een functionele mixzone. Uitbreiding van het winkelbestand is in deze gebieden geen doel op zich en als winkelpanden transformeren naar een andere functie behoort dat ook tot de opties. Daarmee wordt in dit gebied meegewerkt aan verbreding. Heel nadrukkelijk is het in deze gebieden geen harde opgave om de zittende winkels te transformeren naar een andere functie. De panden hebben de bestemming 'Gemengd - 2' gekregen. In het stuk van de Benthuizerstraat tussen de Louwerslootstraat en de Vinkenstraat is wonen op de begane grond uitgesloten. Omdat zich hier een supermarkt en een concentratie van winkels en andere niet-woonfuncties bevindt, is transformatie van de begane grond van deze panden naar woningen niet wenselijk.

Het Zwaanshalsgebied heeft enkele jaren geleden een impuls gekregen. Het gebied wordt nu gekenmerkt door food, fashion en design. In de structuur van het gebied en de stad is het niet te typeren als boodschappencentrum of recreatieve winkelconcentratie. Door de combinatie van winkels, dienstverlening, horeca en wonen, is het gebied beter te typeren als een functionele mixzone. Winkels hebben hier een duidelijke rol, waar consumenten doelgericht naartoe komen en waar de combinatie van functies zorgt voor levendigheid. De panden zijn bestemd als 'Gemengd - 2'.

De Bergweg tussen Noordsingel en Benthuizerstraat en de 1e Pijnackerstraat maken geen onderdeel meer uit van de te beschermen detailhandelsstructuur. Deze straten hebben in de structuur een meer gemengde functie gekregen. De hoeveelheid detailhandel is afgenomen ten gunste van meer bedrijvigheid, dienstverlening en ook de functie wonen. Eenzelfde geleidelijke verandering is te zien aan de Zaagmolenstraat, waar van oudsher al een vrij grote hoeveelheid bedrijvigheid te vinden was. De panden zijn bestemd als 'Gemengd - 1' en waar detailhandel aanwezig is toegestaan, is dit met een functieaanduiding aangegeven.

4.1.3 Tuin van Noord

Voor de transformatie van de voormalige gevangenis aan de Noordsingel is het projectbestemmingsplan Tuin van Noord opgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan, en deels in afwijking hiervan, zijn een aantal omgevingsvergunningen verleend. Tuin van Noord is conform de omgevingsvergunningen in het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt opgenomen. In het bestemmingsplan Tuin van Noord heeft het hele complex een gemengde bestemming, die naast wonen ook bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, dienstverlening, detailhandel en horeca toestaat. Deze globale bestemming was opgenomen om flexibiliteit te hebben bij het herontwikkelen van de Strafgevangenis en het Gerechtsgebouw.

Inmiddels is duidelijk dat het grootste deel van het complex, de vier vleugels van de gevangenis, de kapel, de beheerderswoningen en het deel van het complex dat aan het Gerechtsgebouw is vastgebouwd, alleen uit woningen zal bestaan. Deze delen van het complex hebben in het nieuwe bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' gekregen. De gronden rondom de woningen worden als tuin uitgegeven, en zijn als 'Tuin - 1' bestemd. Het gerechtsgebouw aan de Noordsingel (nu een bedrijfsverzamelgebouw) en de bebouwing aan weerszijden daarvan hebben de bestemming 'Gemengd - 3' gekregen, zie hieronder bij 4.3.1.

De gronden tussen de gevangenisvleugels en rondom de kapel zijn bestemd als 'Groen'. Hier zal een openbare buurttuin worden gerealiseerd. De buurttuin en de woningen kunnen vanaf vier kanten worden bereikt. Aan de noordkant via een nog te realiseren onderdoorgang naar de Zwart Janstraat (in het verlengde van de 3e Pijnackerstraat), aan de oostkant via de Burg. Roosstraat t.p.v. de parkeerplaatsen, aan de zuidkant vanaf de Noordsingel langs de oostkant van het gerechtsgebouw en aan de westkant via een onderdoorgang naar de Zegwaardstraat. Binnen de woonbestemming is de aanduiding 'parkeergarage' opgenomen. Hier zullen op de begane grond parkeerplaatsen worden gerealiseerd die samen met de naastgelegen bestemmingen 'Verkeer - Erf' een doorlopend parkeerterrein zullen vormen. Ook op de andere bestemmingen 'Verkeer - Erf' worden parkeerplaatsen gerealiseerd.

4.2 Ontwikkelingen

4.2.1 Ontwikkelmogelijkheden geldend bestemmingsplan

In het Oude Noorden zijn een aantal onbebouwde locaties gelegen waar het geldende bestemmingsplan bebouwing toestaat. Voor de meeste van deze locaties zijn er nu concrete nieuwbouwplannen. Het nieuwe bestemmingsplan maakt deze nieuwbouw mogelijk, waarbij de bebouwingsmogelijkheden van het oude bestemmingsplan op een aantal punten zijn aangepast. Het gaat om de volgende locaties:

  • Hartenruststraat: Dit terrein ligt sinds 2005/2006 braak. Het heeft een woonbestemming en is in eigendom van Havensteder. Hier zullen woningen worden ontwikkeld: woningen in drie of vier bouwlagen aan de Hartenruststraat en op de hoek van de Zwaanshalskade en de Hartenruststraat een appartementengebouw van negen bouwlagen;
  • Wolstraat: Het thans als park ingericht terrein ten noorden van de Wolstraat (in eigendom van Havensteder) is in het oude bestemmingsplan bestemd als wonen in drie bouwlagen met kap. Op de hoek van de Wolstraat en de Zwaanshalskade is de oude bestemming 'Gemengd' in vier lagen, en met een poortgebouw boven de Wolstraat. Op deze locatie is de nieuwbouw van woningen gepland. In het nieuwe bestemmingsplan wordt deze ontwikkeling mogelijk gemaakt. Het nieuwe bestemmingsplan maakt aan de Wolstraat woningen mogelijk met bouwhoogtes van 10 en 13 meter. Op de hoek van de Wolstraat en de Zwaanshalskade worden appartementen mogelijk gemaakt met een bouwhoogte van 16 meter. Het realiseren van een poortgebouw over de Wolstraat wordt als stedenbouwkundig onwenselijk gezien, en wordt niet langer mogelijk gemaakt. Ter plaatse van de woningen en de tuinen is met de aanduiding 'parkeergarage' een geheel of gedeeltelijk ondergrondse parkeervoorziening mogelijk gemaakt;
  • Vlethoek: Het gebied tussen de Vletstraat, Vijlklapperstraat en Vlethoek is thans ingericht als verblijfsgebied met voetbalkooi. Hier wordt de nieuwbouw van woningen voorzien. Parkeren wordt op eigen terrein op maaiveld geregeld, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' in de woonbestemming, en in de bestemming 'Verkeer - Erf'. De gronden zijn in eigendom van de gemeente. In het oude bestemmingsplan zijn drie bouwlagen toegestaan. Het nieuwe bestemmingsplan maakt mogelijk dat de bebouwing aan de Vletstraat vier bouwlagen wordt (13 meter);
  • Erasmusstraat 2 t/m 10: Dit braakliggende terrein van Havensteder heeft in het oude bestemmingsplan een gemengde bestemming. Het nieuwe bestemmingsplan maakt hier woningen mogelijk, met een bouwhoogte van 13 meter. Er zijn thans geen ontwikkelplannen voor deze locatie bekend;
  • Hoek Bergweg/Soetendaalseweg: Dit braakliggende terrein aan de Bergweg en ten noorden van de Soetendaalseweg is conform de huidige gemengde bestemming bestemd. Er zijn bouwplannen voor deze locatie in ontwikkeling;
  • Hooglandstraat: Het tijdelijk ingerichte bouwterrein ten noorden van de Hooglandstraat (gemeentelijk eigendom) zal conform de geldende woonbestemming worden opgenomen.
4.2.2 Zelfbouwwoning Heer Kerstantstraat

Aan de Heer Kerstantstraat, naast nr. 107, ligt een als groen ingerichte kavel in gemeentelijk eigendom. In het oude bestemmingsplan is deze kavel bestemd als tuin. Het nieuwe bestemmingsplan maakt het mogelijk om op deze kavel een woning met een bouwhoogte van 13 meter te realiseren.

4.2.3 Supermarkt Noorderboulevard

Dit plan betreft de sloop van twee leegstaande scholen tussen de 2e en 3e Pijnackerstraat, met behoud van de cultuurhistorisch waardevolle gevel aan de 2e Pijnackerstraat. In plaats daarvan zullen een supermarkt en woningen worden ontwikkeld. Deze ontwikkeling is conform de omgevingsvergunning in het bestemmingsplan opgenomen.

4.2.4 Burgemeester Roosstraat

De panden aan de westkant van de Burgemeester Roosstraat (nr. 37 t/m 51) zijn in slechte staat. Mogelijk zullen deze panden worden gesloopt, waarna er wordt herontwikkeld met woningen. Deze mogelijke ontwikkeling past zowel in het oude als in het nieuwe bestemmingsplan.

4.2.5 Noordsingel 250

Er is een vergunning verleend om het leegstaande kantoorgebouw op deze locatie en het naastgelegen woongebouw Noordsingel 276-290 te slopen, en in plaats hiervan een nieuw groot woongebouw te realiseren. Dit woongebouw krijgt een bouwhoogte van 22 meter aan de Noordsingel, en een bouwhoogte van 16 meter aan de Heemsteêstraat. Dit woongebouw is conform de verleende vergunning in het bestemmingsplan opgenomen.

4.2.6 De Hofbogen

Langs de Vijverhofstraat in de Agniesebuurt is een deel van de Hofbogen gelegen. De Hofbogen hebben in dit bestemmingsplan een vergelijkbare bestemming gekregen als in het bestemmingsplan Liskwartier. Het dak (het voormalige spoortracé) krijgt een verblijfsbestemming die een groene semi-openbare inrichting mogelijk maakt, inclusief terrassen. De bogen krijgen een brede gemengde bestemming die verschillende (niet geluidsgevoelige) functies mogelijk maakt. Horeca en detailhandel worden alleen bestemd waar deze aanwezig zijn.

4.3 Juridische planbeschrijving

4.3.1 Gemengde bebouwing en detailhandel

Een groot aantal panden binnen het plangebied heeft de bestemming "Gemengd" gekregen. Er is een onderscheid gemaakt in Gemengd - 1 tot en met 5. Bovendien is de bestemming Detailhandel gebruikt bij de combinatie van winkels waarboven woningen zijn gelegen. Als hieronder is aangegeven dat maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan is dat met uitzondering van geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen. Geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen zoals scholen en kinderdagverblijven zijn binnen gemengde bestemmingen alleen toegestaan als er op de verbeelding een aanduiding 'maatschappelijk' is opgenomen.

Detailhandel: Deze bestemming is gebruikt voor het winkelgebied Noorderboulevard, de Noordmolenstraat en Zwart Janstraat en de noord- en oostkant van het Noordplein. Omdat het beleid erop is gericht de functie als winkelgebied te behouden en versterken zijn binnen deze bestemming op de begane grond alleen detailhandel, dienstverlening en (waar aangegeven) horeca toegestaan. Voor de verdiepingen geldt een woonbestemming.

Gemengd - 1 is de meest voorkomende gemengde bestemming. Deze bestemming is met name gebruikt voor de gemengde bebouwing aan de doorgaande wegen (vaak voormalige winkelstraten), zoals Schiekade, Bergweg, Heer Bokelweg, Noordsingel, Zaagmolenstraat, Teilingerstraat, 1e en 3e Pijnackerstraat.

Ook een groot aantal hoekpanden in het Oude Noorden hebben deze bestemming gekregen. Het gaat hierbij om oude panden op de hoeken van bouwblokken. Deze hoekpanden zijn ontworpen (met o.a. grote ramen) voor een buurtwinkel, café e.d. op de begane grond. Het is wenselijk dat de architectonische kwaliteit en de levendige en aantrekkelijke uitstraling van deze panden behouden blijft of weer kan worden hersteld. Om dit te bevorderen hebben deze panden een bestemming gekregen die naast wonen ook andere functies mogelijk maakt, ook als er nu sprake is van een woning of van leegstand. Winkels worden niet toegestaan vanwege het beleid om detailhandel te concentreren.

Op de begane grond zijn in Gemengd - 1 diverse functies toegestaan: dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, praktijkruimten en kleinschalige bedrijvigheid. Detailhandel is alleen toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Wonen is niet alleen op de verdiepingen, maar ook op de begane grond toegestaan.

Gemengd - 2 staat, naast de functies die in Gemengd - 1 op de begane grond zijn toegestaan, ook detailhandel toe. Dit is het enige verschil met de bestemming Gemend - 1. De bestemming Gemengd - 2 is toegekend aan het deel van de Benthuizerstraat dat in het oude bestemmingsplan de besteming Detailhandel heeft, aan het Zwaanshalsgebied en aan het westelijk deel van de Zwart Janstraat. Dit zijn straten waar nu veel detailhandel aanwezig is, waar het geldende bestemmingsplan detailhandel mogelijk maakt, en waar detailhandel gewenst is naast anderen functies.

Gemengd - 3 is gegeven aan het (voormalige) gerechtsgebouw aan de Noordsingel en de bebouwing aan weerszijden daarvan, zie bij 4.1.3. Deze bestemming maakt op alle verdiepingen bedrijven, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Woningen zijn hier niet toegestaan, behalve in de bebouwing aan weerszijden van het gerechtsgebouw waar dit met de aanduiding 'wonen' is aangegeven. De bebouwing aan de Bergstraat heeft ook de aanduiding 'hotel' gekregen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn hotels met maximaal 120 kamers, en horeca met maximaal 800 m2 toegestaan.

Gemengd - 4 is toegekend aan de Hofbogen, het viaduct van de voormalige Hofpleinlijn. Het dak van de Hofbogen is bestemd als verblijfsgebied, dit geeft de mogelijkheid het als voetgangersgebied en park in te richten. In de bogen zijn dienstverlening, bedrijven, kantoren en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Op een aantal adressen in de Hofbogen is horeca aanwezig, dit is in het bestemmingsplan toegestaan met de aanduiding 'horeca'. In het detailhandelsbeleid wordt de Hofbogen gezien als een gebied dat geschikt is voor een mix van functies waaronder detailhandel. Er is nu geen detailhandel aanwezig en het past niet in het detailhandelsbeleid om de Hofbogen mede voor detailhandel te bestemmen. Als detailhandel zich wil vestigen dan kan hiervoor een procedure voor het afwijken van het bestemmingsplan worden gevolgd.

Gemengd - 5 is toegekend aan een aantal grote panden aan de Heer Bokelweg en Schiekade en aan een aantal gebouwen op het binnenterrein van een bouwblok. Bedrijven, kantoren en maatschappelijke voorzieningen zijn in deze bestemming op alle verdiepingen toegestaan. Wonen is in deze bestemming niet toegestaan.

4.3.2 Bedrijven

In het bestemmingsplan zijn bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan (zie de bij de regels opgenomen Bedrijvenlijst categorie 1 en 2). Veelal zijn deze bedrijven toegestaan op de begane grond, waarboven wordt gewoond, of in op zichzelf staande gebouwen. In de praktijk laten deze functies zich over het algemeen zonder problemen combineren of zijn deze problemen goed te voorkomen/verhelpen door het nemen van maatregelen. Een uitzondering hierop vormen de volgende bedrijfsactiviteiten: handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (sbi-codes 451 t/m 454, 45204 en 45205). Dit zijn eveneens activiteiten in milieucategorie 2, maar vanwege de verkeersaantrekkende werking en het gegeven dat deze bedrijven soms gebruik gaan maken van het verblijfsgebied worden deze bedrijven niet als passend in een woonwijk gezien. Daarom zijn nieuwe garagebedrijven niet toegestaan. De huidige garagebedrijven blijven toegestaan, en hebben op de verbeelding op de onderstaande adressen de aanduiding 'garage' gekregen.

  • Agniesestraat 11a;
  • Gerard Scholtenstraat 38;
  • Jacob Catsstraat 16-20 en 27;
  • Jensiusstraat 50-52;
  • Kromme Wiekstraat 21;
  • Pijnackerplein 21A;
  • 1e Pijnackerstraat 99b;
  • Soetendaalsekade 41-42, 45 t/m 50 en 53-54;
  • Tollensstraat 65-69;
  • Wateringhestraat 12-14;
  • Vletstraat 41;
  • Zaagmolenstraat 29-31;
  • Zwaanshals 203-205.

Bij het garagebedrijf aan de Soetendaalsekade 47 t/m 50 is ook een tankstation aanwezig. In het verblijfsgebied voor het bedrijf is dit opgenomen met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'.

Hoog-risico biologische laboratoria

Binnen bedrijfsbestemmingen en maatschappelijke bestemmingen zijn laboratoria toegestaan. Voorheen waren binnen deze bestemmingen ook hoog-risico biologische laboratoria zonder meer toegestaan. Dit is vanuit het oogpunt van veiligheid niet wenselijk, daarom zijn hoog-risico biologische laboratoria nu in beginsel niet toegestaan. Daartoe is in de Algemene gebruiksregels in 43.1 een verbodsbepaling opgenomen, zie ook paragraaf 4.3.18 Hoog-risico biologische laboratoria.

4.3.3 Groen

Structurele groengebieden zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming zijn ook voet- en fietspaden, auto-ontsluitingen en speeltoestellen toegestaan. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen, watergangen en waterberging mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).

4.3.4 Horeca

In de "Horecanota Rotterdam" worden de hoofdlijnen van het horecabeleid in de gemeente Rotterdam beschreven. Dit beleid is, voor zover ruimtelijk relevant, vastgelegd in dit bestemmingsplan.

Horeca definitie en afbakening

Het bedrijfschap Horeca en Catering deelt horeca in vier bedrijfsgroepen in, te weten de drankensector, fastfoodsector, restaurantsector en hotelsector. Voor de definitie van een horecabedrijf zoals in de horecanota bedoeld wordt, is aangesloten bij het begrip 'openbare horeca-inrichting' uit de Rotterdamse APV. Binnen een openbare horeca-inrichting kan een ondernemer verschillende activiteiten ontplooien op het gebied van etenswarenverstrekking, het schenken van (alcoholhoudende) drank en het aanbieden van amusement. Beleidsonderwerpen die wel voor de horecabranche gelden of sterke raakvlakken hebben maar niet binnen de horecanota expliciet beschreven worden, zijn de hotelsector, de kwaliteitseisen ten aanzien van terrassen (nota kwaliteitseisen voor terrassen) en het programma gericht op het tegengaan van (overmatig) alcohol- en drugsgebruik en uitgaansgeweld.

Vergunningvrij exploiteren

Rotterdam biedt een groot aantal bedrijven, waarbij horeca ondergeschikt is aan de primaire detailhandelfunctie en bedrijven waar het exploiteren van horeca een minimale weerslag heeft op de omgeving, de mogelijkheid om vergunningvrije horeca te exploiteren. Dit betreft bijvoorbeeld het koffiehoekje in de supermarkt, de bakkerij waar ook een gebakje gegeten kan worden en het restaurant in ouderenhuisvesting. Vergunningvrij betekent dat geen vergunning hoeft te worden aangevraagd en derhalve ook geen leges verplicht zijn. De exploitatie van de volgende inrichtingen kan zonder vergunning plaatsvinden:

  • 1. inrichtingen die geopend zijn tussen 07.00 en 22.00 uur, geen (zwak of sterk) alcoholische drank schenken, geen versterkt geluid ten gehore brengen, geen vergunningplichtig terras exploiteren (gevelzitplaats wel mogelijk) en geen speelautomaten hebben.
  • 2. bedrijfskantines, voor zover deze uitsluitend als zodanig in gebruik zijn;
  • 3. inrichtingen in musea, crematoria, begraafplaatsen en rouwcentra, voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering;
  • 4. inrichtingen in ziekenhuizen, ouderenhuisvesting en verpleegtehuizen, voor zover deze uitsluitend gericht zijn op de bewoners/patiënten en hun bezoekers;
  • 5. horeca in tuincentra en congrescentra, voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering en uitsluitend gericht zijn op hun bezoekers.


Exploitatievergunning nodig
Voor alle overige inrichtingen, waar horeca de primaire bedrijfsfunctie betreft, is een exploitatievergunning vereist. De horeca-exploitatievergunning wordt afgegeven voor de inpandige m² alsmede voor de eventuele m² terras en heeft een looptijd van vijf jaar. Voor de beoordeling van de aanvraag van de exploitatievergunning geldt dat het bestemmingsplan van de betreffende locatie leidend is. Of een vergunning wordt toegewezen, hangt daarnaast onder andere af van afwegingen die ten aanzien van het beleid worden gemaakt (horecagebiedsplannen). Daarnaast wordt beoordeeld of het pand bouwtechnisch en geluidstechnisch geschikt is voor de door de ondernemer aangevraagde activiteiten. Voor het proces en vereisten van de vergunningverlening wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van de horecanota 2012-2016.

Terrassen

Binnen de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied en Verkeer - Wegverkeer zijn tevens terrassen toegestaan ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming.

4.3.5 Hotels

Hotels vallen niet onder horeca, maar zijn alleen toegestaan binnen de bestemming Hotel. De twee hotels aan de Schiekade, aan beide kanten van de Roo-Valkstraat, hebben deze bestemming gekregen. Onder een hotel wordt verstaan: Het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

4.3.6 Leidingen

In het plangebied is een planologisch relevante hoogspanningsleiding gelegen. Het bestemmingsplan gebruikt ter bescherming van deze leiding een aanlegvergunningstelsel. In de regels is aangegeven welke werkzaamheden verboden zijn. Ook is aangegeven voor welke werkzaamheden een vergunning verleend kan worden na een positief advies van de leidingbeheerder. Tevens zijn in het plan meerdere belangrijke transportleidingen voor drinkwater gelegen.

4.3.7 Maatschappelijke voorzieningen

Onder maatschappelijke voorzieningen worden voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, cultuur, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening verstaan. Deze voorzieningen kunnen wel of niet geluidsgevoelig zijn volgens de Wet geluidhinder. Geluidsgevoelige voorzieningen zijn bijvoorbeeld scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, terwijl buurthuizen of kerkgebouwen niet geluidsgevoelig zijn.

In dit bestemmingsplan zijn in de bestemming "Maatschappelijk - 1" zowel geluidsgevoelige als niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Dit betekent dat een functie die past in deze definitie zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere functie binnen deze definitie.

In de bestemming "Maatschappelijk - 2" zijn alleen de niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen toegestaan.

4.3.8 Parkeerregeling

Dynamische verwijzing

Op 1 juli 2018 zijn de stedenbouwkundige voorschriften uit de Bouwverordening 2010 van de gemeente Rotterdam, waaronder de voorschriften over parkeernormen, komen te vervallen. Dat betekent dat er vanaf dat moment niet meer getoetst kan worden aan die voorschriften en er dus geen parkeernormen meer gelden. Gelet daarop, is er op 1 februari 2018 over parkeren beleid vastgesteld. Het betreft de “Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018” (hierna: de beleidsregeling). De beleidsregeling is op 21 februari 2018 in werking getreden. De beleidsregeling geeft normen voor parkeren van auto's én fietsen. Aan deze normen moet voldaan worden bij een omgevingsvergunning voor het bouwen of bij een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken.

Om aan dit beleid te kunnen toetsen is er in het bestemmingsplan een bepaling opgenomen waarin staat dat er alleen een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden of bouwwerken mag worden verleend als sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen op basis van het geldende beleid ten aanzien van parkeren in de gemeente Rotterdam. De bepaling is vormgegeven als een zogenaamde “dynamische verwijzing”. Dat wil zeggen dat er alleen wordt geregeld dat er voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor fietsers en auto's conform het in de gemeente Rotterdam geldende parkeerbeleid. In de bepaling wordt niet expliciet verwezen naar de hiervoor genoemde beleidsregeling. Dat is een bewuste keuze. Op het moment van tot stand komen van dit bestemmingsplan is de “Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018” het geldende beleid waaraan getoetst moet worden. Dit beleid kan in de toekomst echter wijzigen. Om ook aan een eventuele wijziging van het beleid van de gemeente Rotterdam te toetsen, zonder dat het bestemmingsplan daarvoor aangepast moet worden, is de beleidsregeling niet expliciet genoemd of bijgevoegd. Met de bepaling is bedoeld dat er bij het verlenen van een omgevingsvergunning voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor auto's en fietsen op basis van parkeerbeleid van de gemeente Rotterdam dat geldt op het moment van verlenen van de omgevingsvergunning.

Beleidsregeling

De op dit moment geldende “Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018” is via de volgende link te raadplegen:

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Rotterdam/486392/486392_1.html

De desbetreffende beleidsregeling geeft parkeernormen voor zowel auto's als fietsen. Bij de omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het gebruiken van gronden of bouwwerken wordt een parkeereis gesteld conform de gebiedsindeling die bij de beleidsregeling als bijlage is opgenomen. De parkeereis moet in beginsel volledig op eigen terrein worden opgelost. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van de inpassing van de parkeervoorzieningen in het gebouw of de omgeving, het laden en lossen etc. Van de parkeereis kan (geheel of gedeeltelijk) worden afgeweken. Tevens kan er vrijstelling van de parkeereis worden verleend. In de beleidsregeling wordt beschreven onder welke omstandigheden daar sprake van is.

4.3.9 Seksinrichtingen

Het schrappen van het algemene bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht maakt het mogelijk de exploitatie van seksinrichtingen aan gemeentelijke regelgeving te onderwerpen. In de "Nota prostitutie en seksbranche, Rotterdam 2015" staat hoe dit in de gemeente Rotterdam is geregeld. Het beleid is gericht op het tegengaan van misstanden en mensenhandel in de seksbranche, op een beheersbare vergunde sector, op het versterken van de positie van de sekswerker en op het beschermen van het woon- en leefklimaat.

Het vergunningstelsel wordt als middel gebruikt om de grip op de vergunde branche te behouden en te verbeteren. Het vormt daardoor een barrière voor mensenhandel. De gestelde voorwaarden en vereisten worden streng gecontroleerd en bij nieuwe vergunningaanvragen worden exploitanten gescreend op grond van de Wet Bibob.
Het nieuwe vergunningstelsel sluit beter aan bij de verschillende activiteiten die in de seksbranche worden aangeboden. Daarnaast kunnen vergunningen voor nieuwe seksbedrijven worden aangevraagd via een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan.

Het vergunnen van seksbedrijven dient niet ten koste te gaan van de veiligheid en aantrekkelijkheid van de stad. Overlastgevende seksbedrijven worden aangepakt en nieuwe vergunningen worden alleen verleend wanneer aan de strikte vestigingsvoorwaarden voor seksinrichtingen wordt voldaan.

Binnen dit bestemmingsplan zijn twee seksinrichtingen met vergunning aanwezig. Het gaat om Zaagmolenstraat 84b en Benthuizerstraat 45b. In de regels is opgenomen dat deze seksinrichtingen zijn toegestaan.

4.3.10 Uitbreiding/bebouwing op het achtererfgebied

Op 1 november 2014 is Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bijlage II Bor) gewijzigd. In dit besluit is onder meer het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied geregeld. De wijziging van 1 november 2014 heeft ertoe geleid dat het bouwen van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied (op grond van artikel 2 van Bijlage II Bor) is verruimd ten opzichte van de oude regeling. Dat betekent dat er bij een woning of ander hoofdgebouw meer aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen vergunningvrij mogen worden gebouwd dan voorheen het geval was. De verruiming is mede het gevolg van een andere benadering voor het berekenen van de oppervlakte van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken.

Het vergunningvrije bouwen moet in samenhang gezien worden met de regels in het bestemmingsplan. Dat leidt ertoe dat het bestemmingsplan in beginsel geen invloed heeft op het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken op grond van artikel 2 Bijlage II Bor. Het bestemmingsplan kan alleen maar regelen wat er méér is toegestaan dan wat de regeling uit artikel 2 toelaat.

Hoeveel er op grond van de nieuwe regeling aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken mag worden opgericht, is afhankelijk van de oppervlakte van het bebouwingsgebied. Het bebouwingsgebied maakt onderdeel uit van het achtererfgebied. Hoe groter het bebouwingsgebied, hoe groter de oppervlakte aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken. Het komt erop neer dat maximaal 150 m2 aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken kan worden gebouwd. Dat is het geval bij grote percelen. Bij een doorsnee perceel zal deze oppervlakte veel beperkter zijn.

4.3.11 Uitsterfregeling belwinkels

De aanwezigheid van belwinkels wordt in Rotterdam in menig gebied als problematisch ervaren. Voor belwinkels die alleen de mogelijkheid bieden om te telefoneren geldt de Winkeltijdenwet niet en dat betekent dat deze dienst 24 uur per dag, 7 dagen in de week, mag worden aangeboden. Dit kan leiden tot overlast door het komen en gaan van klanten op late uren in straten waar wonen en detailhandel van oudsher worden gecombineerd. Daarom is het beleid gericht op het beperken van het aantal belwinkels in Rotterdam. Net als in de vorige bestemmingsplannen maakt dit bestemmingsplan belwinkels alleen mogelijk op de adressen waar deze nu aanwezig zijn. Bij deze adressen is op de verbeelding de nadere aanduiding 'belwinkel' opgenomen. Het gaat om de volgende adressen:

- Bergweg 270;

- Bergweg 280;

- Bergweg 300;

- Zwaanshals 266;

- Zwart Janstraat 45B

4.3.12 Verkeers- en verblijfsgebied

De hoofdwegen in het plangebied hebben de bestemming "Verkeer - Wegverkeer" gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor verkeerswegen met de bijbehorende bruggen, viaducten en parkeerplaatsen. En daarnaast natuurlijk ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen de bestemming "Verkeer - Wegverkeer" zijn doorgaans de 50-km wegen opgenomen.

De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is opgenomen voor de ontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs. En daarnaast voor pleinen, snippergroen, speeltoestellen en dergelijke. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen en watergangen en waterberging mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).

4.3.13 Voorzieningen van openbaar nut

Deze bestemming is toegekend aan gebouwen ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening (trafohuizen). Kleine bouwwerken van openbaar nut zijn niet bestemd en kunnen in principe overal worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om gebouwtjes met een inhoud van minder dan 80 m3.

In dit bestemmingsplan is een aantal voorzieningen van openbaar nut als "Bedrijf - Nutsvoorziening" bestemd.

4.3.14 Water, waterstaat en waterkeringen

De Noordsingel en de Karnemelksehaven hebben de bestemming Water - 1 gekregen. De bestemming Water - 2 is gebruikt voor het Noorderkanaal en de Rotte, omdat dit water onderdeel uitmaakt van het provinciale netwerk van recreatieve vaarwegen. Een belangrijk verschil tussen deze bestemmingen is dat in Water - 2 bruggen alleen zijn toegestaan waar dit met een functieaanduiding is aangegeven. De onderhoudstroken langs de hoofdwatergangen, waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is, zijn met een dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie op de verbeelding aangegeven. De regionale waterkering langs de Rotte is op de verbeelding aangegeven met een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.

Op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (artikel 67 lid 11) is het verboden (behoudens ontheffing) bouwwerken op te richten of houtgewassen te planten binnen een strook van 5 meter (gemeten vanuit de insteek van het talud) langs hoofdwatergangen respectievelijk boezemwatergangen, ten behoeve van het onderhoud van genoemde watergangen.

Een belanghebbende met bouwvoornemens in een keurstrook (zoals aangegeven op de verbeelding) wordt geadviseerd om contact op te nemen met genoemd hoogheemraadschap over antwoord op de vraag of voor het bouwproject in kwestie ontheffing verleend kan worden van het bouwverbod in de Keur.

Voor de uitvoering van werken binnen de voor Waterstaat - Waterkering bestemde zone zoals aangegeven op de verbeelding, is onverminderd de bepalingen van het bestemmingsplan terzake, vergunning vereist van het Hoogheemraadschap.

4.3.15 Woonschepen

Aan het Gordelpad liggen in het Noorderkanaal verschillende woonschepen. De woonschepen zijn mogelijk gemaakt binnen de bestemming Water - 2. De zone waar de woonschepen mogen liggen heeft op de verbeelding de functieaanduiding 'woonschepenligplaats' gekregen. De aangrenzende tuinen vallen in de bestemming Tuin - 2.

Op grond van jurisprudentie moeten woonschepen als bouwwerk worden aangemerkt. Het Rijk is bezig met de voorbereiding van wetgeving om deze jurisprudentie in wettelijke regels om te zetten. De 'Wet verduidelijking voorschriften woonboten' (die naar verwachting binnenkort in werking treedt) geeft aanleiding om een aantal regels in het bestemmingsplan op te nemen. Met de regels is aansluiting gezocht met aangrenzende (vastgestelde) bestemmingsplannen. Het opnemen van een regeling voor woonschepen is geen nieuwe ontwikkeling, maar slechts een planologische regeling. Die regeling is nodig omdat enerzijds woonschepen als bouwwerk moeten worden aangemerkt en anderzijds de gemeentelijke regelingen inzake woonschepen zijn komen te vervallen.

In aansluiting op de regels van omliggende bestemmingsplannen geldt voor het maximale oppervlak van een woonschip 140 m2 en de maximale bouwhoogte 6 meter. Zowel binnen de tuin- als waterbestemming is in totaal één bijgebouw tot 20 m² per woonschip toegestaan.

Bebouwing die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is en deze maten overschrijdt mag in stand blijven. Wordt deze bebouwing gesloopt, dan dient de nieuwe bebouwing te voldoen aan de hierboven genoemde regels.

Erfafscheidingen bij woonschepen

De woonschepen liggen direct aangemeerd aan het Gordelpad. Het Gordelpad is openbaar toegankelijk gebied. De gemeente wenst een verdere verdichting met wandwerking langs dit openbaar toegankelijk gebied, het Gordelpad, tegen te gaan. Daarom bedraagt de bouwhoogte van een erfafscheiding maximaal 1 meter. Erfafscheidingen die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal aanwezig waren en niet aan de deze norm voldoen, mogen in stand mogen totdat deze worden gesloopt, en ter plaatse een nieuwe erfafscheiding wordt opgericht. De bouwhoogte van de nieuwe erfafscheiding dient te voldoen aan de norm van maximaal 1 meter bouwhoogte.

4.3.16 Wonen

De bestemming Wonen geldt voor grote delen van de woongebieden van het Oude Noorden en Agniesebuurt. De bestemming maakt geen onderscheid tussen gestapelde en niet-gestapelde of eengezinswoningen. Op een aantal locaties zijn binnen de bestemming ook andere functies toegestaan. Deze zijn met aanduidingen op de verbeelding weergegeven. Daar waar het karakter van de buurt een meer gemengde functie heeft, bijvoorbeeld langs de doorgaande wegen of het winkelgebied, wordt vaker de bestemming Gemengd gebruikt.

4.3.17 Werken aan huis

In de voorschriften is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.

4.3.18 Hoog-risico biologische laboratoria

Op basis van de parapluherziening Biologische Veiligheid zijn hoog-risico biologische laboratoria vanuit het oogpunt van veiligheid gereguleerd.

Het gaat daarbij om hoog-risico biologische laboratoria die onder de werking van het bij dit plan als bijlage bij de regels gevoegde “Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond” vallen en genoemd zijn in artikel 4.4 onder k, categorie 4, onderdeel C van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.

In de algemene gebruiksregels, art 43.1 onder a is daartoe een verbodsbepaling opgenomen. Wanneer er gewerkt wordt met genetisch gemodificeerde organismen zijn dat alle categorieën van fysische inperking op inperkingsniveaus III en IV, zoals genoemd in Bijlage 4 van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013. Kort gesteld zijn het laboratoria met biologische veiligheidsklasse 3 of hoger.

Na nadere afweging is het wel mogelijk om een hoog-risico laboratorium toe te staan. Op grond van art 45.3 onder kunnen burgemeester en wethouder hiervan met een omgevingsvergunning afwijken. Bij de afweging wordt een advies van de GGD/VRR betrokken. Deze instanties geven een advies op basis van het “Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond”. Aan de hand van het beleidskader kan worden beoordeeld of de risico's van een hoog-risico biologisch laboratorium voldoende beheersbaar zijn bij calamiteiten en of een hoog-risico biologisch laboratorium al dan niet wenselijk is op de voorgenomen locatie.

Benadrukt wordt dat de verbodsbepaling alleen betrekking heeft op nieuwe hoog-risico laboratoria in de zin van nieuwvestiging of een uitbreiding van een bestaand hoog-risico laboratorium. Binnen het plangebied zijn geen hoog-risico laboratoria aanwezig.

Hoofdstuk 5 Water

5.1 Beleidskader

5.1.1 Rijksbeleid

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.

Het Nationaal Waterplan (2016-2021) bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast.

5.1.2 Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht.

5.1.3 Regionaal beleid

De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen:

  • Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk;
  • Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
  • Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.

Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030. De gemeente en de andere waterbeheerders hebben op 5 juni 2013 de herijking van het Waterplan 2 vastgesteld. Dit betreft een herijking van de realisatiestrategie en de introductie van een nieuw uitvoeringsprogramma 2013-2018.

5.2 Samenwerking met de waterbeheerder

De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf.
Conform de Watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met de waterbeheerders.

De beheerder van het oppervlaktewater in het Oude Noorden en Agniesebuur is het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
De gemeente Rotterdam (Stadsbeheer, afdeling Water) is de rioolbeheerder. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden.

5.3 Huidige watersysteem

5.3.1 Oppervlaktewater

Aan de noordkant en oostkant van het plangebied ligt boezemwater, het Noorderkanaal en de Rotte. Ook de met de Rotte in verbinding staande Karnemelksehaven in het zuiden van het plangebied is boezemwater. In de wijken OudeNoorden en Agniesebuurt is er geen oppervlaktewater. Tussen deze wijken ligt de Noordsingel, die samen met de Bergsingel een hoofdwaterloop vormt. Vanuit het Noorderkanaal wordt water de singel ingelaten, en met een gemaal op het Noordplein wordt water uit de singel naar de Rotte gepompt.

5.3.2 Grondwater

Er liggen grondwaterpeilbuizen in het plangebied. Deze peilbuizen meten de ontwateringsdiepte (de afstand tussen het maaiveld en het grondwaterpeil). De gemiddelde ontwateringsdiepte is in het plangebied bij vrijwel elke peilbuis groter dan de vereiste 0,80 meter. Een afstand tussen maaiveld en grondwaterpeil van meer dan 80 centimeter betekent dat (de kans op) grondwateroverlast beperkt zal blijven. Er zijn soms klachten over wateroverlast, maar er is geen verband tussen deze klachten en de ontwateringsdiepte.

Verspreid over het grootste deel van het plangebied komen panden met houten paalfunderingen voor. Als het grondwater te laag staat is er bij deze funderingen risico op paalrot.

5.3.3 Waterkering

Langs het Noorderkanaal en de Rotte/Karnemelksehaven zijn boezemkades gelegen (regionale waterkeringen). De waterkeringen zelf zijn bestemd met de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' gekregen, en de beschermingszones aan weerszijden van de waterkeringen zijn voorzien van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'.

5.3.4 Riolering

Het bestemmingsplangebied valt bijna helemaal (behalve de zuidoosthoek) binnen rioleringsdistrict 6 Noorden. In het plangebied ligt een gemengd stelsel, wat betekend dat het huishoudelijk afvalwater samen met het regenwater via rioolgemaal Noordplein afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuivering Kralingseveer. Vanwege het sterk verharde karakter van het plangebied wordt vrijwel alle neerslag via het rioolstelsel afgevoerd. Het gebied is gevoelig voor grote neerslagpieken. Bij hevige neerslag kan het rioolwater via een koppelleiding naar district 9 afvoeren. Ook kan een neerslagoverschot via een overstortbemaling rechtstreeks naar de Nieuwe Maas worden afgevoerd. Binnen het plangebied zijn langs de Noordsingel vier vuilwateroverstorten aanwezig.

5.4 De wateropgave

5.4.1 Oppervlaktewater

Op acht locaties waar nu geen bebouwing aanwezig is maakt het bestemmingsplan nieuwbouw van woningen mogelijk. Vier van deze locaties zijn (bijna) geheel verhard, de andere vier locaties zijn (bijna) geheel onverhard. Als onverhard terrein wordt verhard of bebouwd dan neemt de mogelijkheid voor regenwater om de bodem in te gaan af. De kans op wateroverlast bij hevige neerslag neemt daardoor toe. Om de kans op wateroverlast niet te laten toenemen moeten ontwikkelingen die voor een toename van verhard oppervlak zorgen in principe voor compensatie zorgen in de vorm van extra oppervlaktewater.Voor het plangebied geldt dat de hoeveelheid oppervlaktewater die als compensatie moet worden gerealiseerd 5% moet zijn van de toename van verhard oppervlak. Voor verhardingstoenames kleiner dan 500 m2 is de aanleg van watercompensatie niet nodig. Drie van de acht nieuwbouwlocaties zorgen als deze worden ontwikkeld voor meer dan 500 m2 toename van verharding: Hartenruststraat (1.056 m2), Wolstraat (2.136m2) en Jensiusstraat 54-60 (556 m2). Als er concrete bouwplannen zijn voor deze locaties dan moet de initiatiefnemer in overleg treden met het hoogheemraadschap over de watercompensatie.

5.4.2 Grondwater

Vanwege de kleine toename van het verhard oppervlak worden geen effecten op de grondwaterstand verwacht.

5.4.3 Waterkering en waterveiligheid

Waterveiligheid
Het plangebied ligt binnendijks, binnen de primaire waterkering (langs de Nieuwe Maas). Deze primaire waterkering is ontworpen om een waterhoogte te keren met een terugkeertijd van gemiddeld eens per 100.000 jaar.
De gevolgen van een overstroming binnendijks (bij een dijkdoorbraak) zijn afhankelijk van meerdere aspecten, zoals de locatie waar de overstroming plaatsvindt, de afstand tot de waterkering en de maaiveldhoogtes in het gebied. Om een indicatie van de risico's te krijgen heeft de provincie Zuid-Holland voor de gehele provincie berekend welke gebieden in de huidige situatie bij een doorbraak van de primaire waterkering onder water lopen en indicatief welke overstromingsdiepte er op de kwetsbare locaties bereikt kan worden. Hieruit blijkt dat het grootste deel van het plangebied bij een dijkdoorbraak zal overstromen, waarbij de waterstand op het maaiveld kan oplopen tot circa 1,20 meter. Bij deze overstromingsdiepte is er kans op slachtoffers, en is bij een overstroming evacuatie noodzakelijk.

5.4.4 Riolering

Afvalwater

De ontwikkelingen in het bestemmingsplan zullen leiden tot een toename van vooral het aantal woningen en een afname van winkels, kantoren, bedrijven, scholen en andere functies. Omdat woningen voor aanzienlijk meer afvalwater zorgen dan de andere functies krijgt het riool er bij volledige omzetting naar woningen een flinke hoeveelheid afvalwater meer te verwerken. Maar een transformatie van andere functies naar woningen zal geleidelijk gaan, en lang niet op alle plekken waar dit mogelijk is gemaakt. Problemen met de capaciteit van het rioolstelsel zijn daarom niet te verwachten.

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 Inleiding

Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen. Dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefkwaliteit bepalen naast bijvoorbeeld voorzieningen, bereikbaarheid, kwaliteit van de publieke ruimte en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen en de leefkwaliteit te verbeteren. In het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging worden gemaakt van de wijze waarop milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen ten opzichte van elkaar moeten worden gesitueerd. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied, de opgave en eventuele wettelijke eisen. De gemeente Rotterdam is verplicht om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan te onderzoeken welke (milieu)waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Voor de meeste milieuthema's is er landelijk milieuwetgeving aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de Wet geluidhinder. Daarnaast is er voor sommige milieuthema's Rotterdams beleid aanwezig. De voor dit plan relevante thema's worden hieronder verder uitgewerkt.

6.2 Milieu effectrapportage

Het instrument milieueffectrapportage wordt gebruikt om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. De basis hiervan ligt in de EU richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Daarbij geldt een bandbreedte. Bovendien dienen bij de afweging ook nog andere factoren te worden betrokken en dient nagegaan te worden of er significant negatieve effecten te verwachten zijn op natuurgebieden.

6.2.1 Plangebied

Binnen de gemengde bestemmingen is (meestal alleen op de begane grond) verandering van functies mogelijk. Bij 'Gemengd - 1' kan dit ook om transformatie van niet-woonfuncties naar woningen en vice versa gaan. Bij maximale transformatie naar woningen kunnen er 1.180 woningen bijkomen in plaats van andere functies. Ook maakt het bestemmingsplan nieuwbouw van circa 100 woningen mogelijk op zes locaties verspreid over het plangebied.

Om te bepalen of het bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is het programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. De bovengenoemde mogelijkheden moeten worden gezien als een stedelijke ontwikkeling zoals omschreven in het Besluit m.e.r. kolom 1, opgenomen in het onderdeel D 11.2: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.

Er dient een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen te worden. Als uitgangspunt geldt dat alleen een MER hoeft te worden opgesteld indien het bevoegd gezag (in dit verband het college) van oordeel is dat dit noodzakelijk is vanwege belangrijke nadelige gevolgen die de activiteit voor het milieu kan hebben. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling voor dit bestemmingsplan dienen de ontwikkelingen die in dit plan worden mogelijk gemaakt, te worden beschouwd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de 3 criteria die zijn opgenomen in bijlage III van de EU richtlijn milieubeoordeling projecten.

Het college heeft, tegelijk met het besluit tot terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen. De strekking van dit besluit is dat er, gezien de vormvrije m.e.r.-beoordeling (zie hieronder), vanwege het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt geen grote negatieve effecten op het milieu worden verwacht. Daarom heeft het college besloten dat er voor dit bestemmingsplan geen milieueffectrapport zal worden opgesteld. Het m.e.r.-beoordelingsbesluit ligt tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan als afzonderlijk besluit ter inzage, en is als bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

1. Kenmerken van het project als omvang, cumulatie met andere projecten, gebruik natuurlijke hulpbronnen, productie afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico van ongevallen (i.v.m. stoffen/technologieën).

Motivering:

Het bestemmingsplan maakt nieuwbouw van en transformatie naar woningen mogelijk. Bij transformatie naar woningen zal het aantal verkeersbewegingen (en daarmee het effect op het milieu) ongeveer gelijk blijven, omdat sommige huidige functies minder verkeer genereren dan woningen (zoals bedrijven en kantoren) en andere huidige functies voor aanzienlijk meer verkeersbewegingen dan woningen zorgen (zoals detailhandel en horeca). Het aantal nieuwe woningen dat wordt toegevoegd is (met 100 woningen op 6 locaties) beperkt. Momenteel vinden in de omgeving alleen vergelijkbare kleine woningbouwontwikkelingen plaats. Omdat in het plangebied en de omgeving sprake is van een beperkte toename van verkeersbewegingen verdeeld over een groot aantal wegen is van een significante cumulatie geen sprake. Gebruik van natuurlijke hulpbronnen en productie van afvalstoffen is niet aan de orde bij de nieuwe woningen, evenmin is er sprake van grootschalige verontreiniging. Andere vormen van hinder zijn niet aan de orde en ook van een toename van risico op ongevallen is geen sprake.

2. Plaats van het project (de kwetsbaarheid van het miieu in het gebied waarop het project effect kan hebben), bijvoorbeeld een natuurgebied.

Motivering:

De meest nabij gelegen Natura 2000-gebieden zijn de Oude Maas en Boezems Kinderdijk, beiden op circa 9 km afstand tot het bestemmingsplangebied. Natura 2000-gebieden met stikstofgevoelige habitats liggen op een afstand van tenminste 20 kilometer tot het bestemmingsplangebied (dit betreffen de gebieden Nieuwkoopse Plassen & De Haek, de Biesbosch en Solleveld & Kapittelduinen). De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte activiteiten hebben geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van deze Natura 2000 gebieden. Dit blijkt uit de berekening van de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden, vanwege de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen (zie paragraaf 6.8.2). Het resultaat van de berekening is dat er geen bijdrage aan de stikstofdepositie in Natura 2000- gebieden is van meer dan 0,00 mol per hectare per jaar (oftewel geen significante bijdrage).

Het meest nabijgelegen onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de Nieuwe Maas, op circa 1 kilometer ten zuiden van het bestemmingsplangebied. Het meest nabijgelegen Belangrijk Weidevogelgebied is Polder Schieveen, op circa 4,4 kilometer ten noordwesten van het bestemmingsplangebied. De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte activiteiten hebben op voorhand geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van deze NNN-gebieden. Daarvoor zijn deze ontwikkelingen te beperkt van omvang en liggen ze op te grote afstand van deze gebieden.

3. Kenmerken van het potentiele effect (bereik, waarschijnlijkheid, duur frequentie en onomkeerbaarheid).

Motivering:

Er worden geen (grote) negatieve effecten op het milieu verwacht. Dit blijkt uit de milieuonderzoeken die ten behoeve van het bestemmingsplan zijn uitgevoerd. Het bestemmingsplan zorgt niet voor een significante toename van verkeer, en draagt daarmee ook niet in betekenende mate bij aan een toename van geluid en luchtverontreiniging. Het bestemmingsplan leidt niet tot een verandering ten opzichte van de huidige situatie bij bodemverontreiniging en externe veiligheid. Ook zijn op voorhand geen significante effecten op beschermde soorten te verwachten.

Conclusie

Uit de bovenstaande vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat er geen (grote) negatieve effecten op het milieu worden verwacht. Het opstellen van een milieueffectrapport is dan ook niet noodzakelijk.

6.3 Milieuzonering

Bij goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder door bedrijven en andere activiteiten. Hiervoor bestaan voor nieuwe situaties geen wettelijke normen. In het Rotterdamse beleid voor milieuzonering wordt gebruik gemaakt van indicatieve gebiedstypen en een bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering).
De VNG-uitgave geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar indicatieve afstanden bepaald. De aard van de hinder is bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. De VNG-uitgave bevat een tabel met de indicatieve afstanden. Hiermee kan de vraag worden beantwoord welke afstand aanvaardbaar is tussen een nieuw bedrijf en woningen en tussen nieuwe woningen en bedrijven, of welke bedrijven aanvaardbaar zijn in een gebied met functiemenging.
Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stadscentra, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones langs stedelijke wegen, woongebieden met kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden nabij industrieterreinen. In deze gebieden is een combinatie van wonen en werken vaak mogelijk. Vaak aanpandig, bij lichte bedrijvigheid, of naast elkaar, bij de iets zwaardere bedrijven en met aandacht voor de ontsluiting bij bedrijven met een verkeersaantrekkende werking.
De gemeente Rotterdam bestemt in haar bestemmingsplannen de functies zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie als zodanig en niet als bedrijfsbestemming. In de bijgevoegde bedrijvenlijst zijn deze bestemmingen dan ook niet opgenomen. Voor het inpassen van die functies wordt echter wel gebruik gemaakt van de VNG-uitgave.

6.3.1 Plangebied

Bedrijven in of nabij het plangebied
Het Oude Noorden en de Agniesebuurt worden in de Rotterdamse systematiek voor milieuzonering getypeerd als gemengd woongebied. In deze gebieden kunnen bedrijven in milieucategorie 3 als passend worden gezien, mits deze een redelijke afstand tot de woonbebouwing hebben.
In het bestemmingsplan worden bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan van de bedrijvenlijst die opgenomen is in de bijlage van de regels. Veelal zijn deze bedrijven toegestaan op de begane grond, waarboven wordt gewoond, of in op zichzelf staande gebouwen. In de praktijk laten deze functies zich door de beperkte omvang in het algemeen zonder problemen combineren met woningen, of zijn problemen goed te voorkomen/verhelpen door het nemen van maatregelen. Een uitzondering hierop vormen de volgende bedrijfsactiviteiten: handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven. Dit zijn eveneens activiteiten in milieucategorie 2, maar vanwege de verkeersaantrekkende werking en het gegeven dat deze bedrijven soms gebruik gaan maken van het verblijfsgebied worden deze bedrijven niet als passend in een woonwijk gezien. Daarom hebben de huidige bedrijven die deze activiteiten uitoefenen een maatbestemming gekregen, en zijn nieuwe bedrijven niet toegestaan.

Bedrijven in milieucategorie 3 (of hoger) zijn in het plangebied niet aanwezig en worden niet toegestaan. Er is nergens in het plangebied een plek aanwezig waar bedrijven in milieucategorie 3 een redelijke afstand tot woningen kunnen hebben.

Op het adres Zaagmolenkade 117 is een bierbrouwerij gevestigd (Brouwerij Noordt). Een bierbrouwerij valt onder milieucategorie 4.2. Gezien de beperkte omvang van deze brouwerij is echter bij de vergunningverlening in 2014 door de milieudeskundige aangegeven dat deze activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een bedrijf in milieucategorie 2.

Op het adres Vijverhofstraat 68-70 is een koffiebranderij gevestigd (Man met bril koffie). Een koffiebranderij (van gemiddelde omvang) valt vanwege geurhinder onder milieucategorie 5.1. Gezien de beperkte omvang van deze koffiebranderij is echter bij de vergunningverlening in 2016 door de milieudeskundige aangegeven dat deze activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een bedrijf in milieucategorie 2.

In het Zomerhofkwartier, dat niet in het bestemmingsplan wordt meegenomen, staat het geldende bestemmingsplan Agniesebuurt bedrijven in milieucategorie 3.2 toe. De locaties waar het nieuwe bestemmingsplan transformatie naar woningen mogelijk maakt liggen op meer dan 50 meter afstand van de bestemmingen waar bedrijven in milieucategorie 3.2 zijn toegestaan. Dit wordt in gemengd gebied als een acceptabele afstand gezien. Er zijn verder buiten het plangebied geen bedrijven gelegen die van invloed zijn op ontwikkelingslocaties in het plangebied.

Overige activiteiten in of nabij het plangebied
Sporthal De Snelleman aan de Woelwijkstraat wordt gezien als een activiteit in milieucategorie 3.1. In gemengd gebied wordt een afstand van 30 meter als een acceptabele afstand gezien tussen een activiteit in milieucategorie 3.1 en woningen. Op de begane grond aan Het Zwaanshals is transformatie naar woningen mogelijk binnen 30 meter vanaf de sporthal. De sporthal is echter ontworpen als een geheel met woningen aan twee kanten, en is dus goed geïsoleerd. Een onacceptabele overlast op de mogelijke nieuwe woningen ( waarboven thans woningen zijn gelegen) wordt daarom niet verwacht.

6.3.2 Conclusie

In Oude Noorden en Agniesebuurt en in de omgeving daarvan zijn geen bedrijfsactiviteiten en andere activiteiten aanwezig die gezien de indicatieve afstanden voor milieuhinder van invloed zijn op de locaties waar woningen kunnen worden gerealiseerd. Zodat de ontwikkeling van woningen niet door milieuzonering in de weg wordt gestaan.

6.4 Geluid

Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De basis voor het beoordelen van geluid is de Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet. In deze wetten liggen normen vast voor geluid afkomstig van de industrie, weg-en spoorwegverkeer en luchtvaartverkeer.
Volgens de Wet ruimtelijke ordening dient in het kader van goede ruimtelijke ordening sprake te
zijn van een goede leefkwaliteit, of leefomgevingskwaliteit. Deze begrippen zijn niet duidelijk omlijnd en kennen vele invalshoeken. Met betrekking tot geluid betekent het echter dat niet alleen gekeken wordt naar de geluidsbronnen genoemd in de Wet geluidhinder, maar ook naar niet wettelijke geluidsbronnen zoals scheepvaart, tramverkeer, 30 km/uur wegen, parkeervoorzieningen. Hierbij wordt het geluidsniveau in beeld gebracht. In de Wet geluidhinder staan de geluidsgevoelige bestemmingen genoemd waarvoor maximaal toelaatbare geluidsbelastingen gelden maar ook hier geldt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken moet worden naar bestemmingen, die in de Wet geluidshinder niet als
geluidsgevoelig zijn aangemerkt, maar dit wel kunnen zijn.


Rotterdams beleid
In het bestemmingsplan wordt een opsomming van geluidsgevoelige bestemmingen en eventueel nieuwe bronnen, of aanpassingen van bestaande bronnen weergegeven. Onderzocht wordt of de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (ook wel voorkeurswaarde genoemd) overschreden wordt. Is dit het geval, dan is onderzoek noodzakelijk naar maatregelen die genomen kunnen worden om de geluidsbelasting terug te dringen. Indien het niet haalbaar blijkt de geluidsbelasting terug te dringen tot de maximaal toelaatbare waarde biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid een hogere maximaal toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen. Dit heet het nemen van een Besluit hogere waarden. De motivering van dit besluit moet voldoen aan het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet Geluidhinder. Dit beleid is erop gericht het aantal geluidsgehinderden zoveel mogelijk terug te dringen.


Plangebied
Het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt staat op een groot aantal locaties woningen toe waar deze nu niet aanwezig zijn. Deze locaties moeten op grond van de Wet geluidhinder bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan als nieuwe geluidsgevoelige objecten worden beschouwd. Het gaat in veruit de meeste gevallen alleen om de begane grond van bestaande bebouwing, waar nu bijvoorbeeld winkels, kantoren of bedrijven aanwezig zijn. Deze locaties zijn met rood op de onderstaande kaart aangegeven (locatie 194 is de enige locatie waar het om 2 bouwlagen gaat). Bij geel gaat het om 3 bouwlagen, blauw is 4 bouwlagen, groen 5 bouwlagen en bij paars gaat het om 9 bouwlagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1101OudeNAgnB-va01_0009.png"

6.4.1 Wegverkeer

Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. In het akoestisch onderzoek kunnen wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/u geldt buiten beschouwing blijven. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven.

Tabel Breedte geluidszones langs wegen

Soort gebied   Stedelijk-   -gebied   Buiten-   -stedelijk-   -gebied  
Aantal rijstroken   1 of 2   3 of meer   1 of 2   3 of 4   5 of meer  
Zonebreedte   200 meter   350 meter   250 meter   400 meter   600 meter  

Bij nieuwe geluidsgevoelige situaties is de voorkeurswaarde aan de gevel 48 decibel (dB). Het college van Burgemeester en Wethouders heeft volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde vast te stellen, tot maximaal 53 dB voor buitenstedelijke wegen (snelwegen worden altijd als buitenstedelijk gezien) en tot maxmaal 63 dB voor binnenstedelijke wegen. De onderbouwing van dit voornemen, het ontwerpbesluit, wordt tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.

De geluidswetgeving kent het begrip 'vervangende nieuwbouw'. Bij vervangende nieuwbouw kan voor binnenstedelijke wegen een 5 dB hogere geluidsbelasting op de gevel worden toegestaan dan bij nieuwbouw, bij buitenstedelijke wegen kan een 10 dB hogere geluidsbelasting worden toegestaan. De reden voor deze hogere geluidsbelastingen is dat bij terugbouwen op (ongeveer) dezelfde plek de afstand en oriëntatie t.o.v. de geluidsbron (bv. de weg) vastliggen, zodat de geluidsbelasting op de gevel moeilijker kan worden teruggebracht. Voor vervangende nieuwbouw gelden de aanvullende eisen dat vervanging niet zal leiden tot een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur óf een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden. Bij het wijzigen van een niet-geluidsgevoelige functie (bv. een winkel of bedrijf), dat op de begane grond is gelegen van een gebouw met daarboven en vaak ook daarnaast woningen, naar een woning is sprake van vervangende nieuwbouw. De situering t.o.v. de geluidsbron kan niet veranderen, de stedenbouwkundige functie of structuur wordt niet ingrijpend gewijzigd en er is geen sprake van een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden. Dit laatste blijkt uit het feit dat het aantal nieuwe woningen die het bestemmingsplan mogelijk maakt slechts een klein percentage is van het totale aantal woningen in het plangebied. Bovendien is de gemiddelde woningbezetting in de afgelopen decennia gedaald.

Om na te gaan in hoeverre aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan zijn geluidsberekeningen uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd (Bijlage 5 Onderzoek Geluid).Ook zijn er aanvullende onderzoeken uitgevoerd naar locatie 159 (meer bouwlagen), locatie 193 en locatie 194 (nieuwe locaties). Deze drie oplegnotities zijn eveneens als bijlage opgenomen. De uitkomsten van het akoestisch onderzoek naar wegverkeer zijn aangegeven in de onderstaande tabel. Er zijn in totaal 194 locaties onderzocht. Niet alle locaties die zijn onderzocht hebben een bestemming gekregen die wonen (of een andere geluidsgevoelige bestemming) toestaat. Het gaat hierbij om locaties waarvan nog niet duidelijk is of, danwel onder welke voorwaarden, realisatie van woningen wenselijk is. Deze locaties zijn niet in de tabel opgenomen, het gaat om de volgende locaties: 8, 15, 16, 38, 90, 132, 165, 168, 169, 170 en 183.

Bij de meeste locaties gaat het om vervangende nieuwbouw. Bij de locaties waarbij het om nieuwbouw gaat is dit met een * achter het locatienummer aangegeven.

Tabel Maximale geluidsbelasting op de nieuwe geluidsgevoelige objecten per zoneplichtige weg

Locatie   Weg   Hoogte rekenpunt [m]   Hoogste berekende geluidsbelasting (dB)   Hogere waarde (dB)  
1.   Schiekade   1,5   63   63  
2.   Schieweg
Schiekade
Bergweg  
1,5
1,5
1,5  
55
64
65  
55
64
65  
3.   Schieweg
Schiekade
Bergweg  
1,5
1,5
1,5  
50
51
52  
50
51
52  
4.   Bergweg   1,5   65   65  
5.   Bergweg   1,5   64   64  
6.   Bergweg   1,5   63   63  
7.   Bergweg
Noordsingel (tram)  
1,5
1,5  
63
55  
63
55  
9.   Noordsingel (tram)   1,5   57   57  
10.   Noordsingel (tram)   1,5   57   57  
11.   Noordsingel (tram)   1,5
4,5
7,5
10,5  
57
58
57
57  
57
58
57
57  
12, t/m 14.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
17.   Schiekade   1,5   64   64  
18 t/m 20   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
21.   Noordsingel (tram)   1,5   53   53  
22.   Noordsingel (tram)   1,5   51   51  
25.   Noordsingel (tram)   1,5   53   53  
26.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
27.   Noordsingel (tram)   1,5
4,5
7,5  
52
53
53  
52
53
53  
28.   Noordplein
Noordsingel (tram)  
1,5
1,5  
56
57  
56
57  
29.   Noordsingel (tram)   1,5   56   56  
30.   Noordsingel (tram)   1,5   56   56  
31.   Noordsingel (tram)   1,5   56   56  
32.   Noordsingel (tram)   1,5   54   54  
33 en 34.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
36.   Noordplein   1,5   56   56  
37 t/m 50
(37* en 40*)  
alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
51.   Noordsingel (tram)   1,5   58   58  
52.   Bergweg
Noordsingel (tram)  
1,5
1,5  
52
56  
52
56  
53.   Bergweg
Noordsingel (tram)  
1,5
1,5  
57
56  
57
56  
54.   Bergweg   1,5   66   66  
55.   Bergweg   1,5   65   65  
56.   Bergweg   1,5   65   65  
57.   Bergweg
Rodenrijselaan  
1,5
1,5  
65
51  
65
51  
58.   Bergweg   1,5   65   65  
59.   Bergweg   1,5   65   65  
60   Bergweg   1,5
4,5
7,5  
52
53
54  
52
53
54  
61 t/m 68   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
69.   Zaagmolenstraat   1,5   51   51  
70 en 71.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
72.   Zaagmolenstraat   1,5   53   53  
73 t/m 87.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
88.   Zaagmolenstraat
Benthuizerstraat  
1,5
1,5  
53
50  
53
50  
89.   Zaagmolenstraat



Benthuizerstraat


 
1,5
4,5
7,5
10,5
1,5
4,5
7,5
10,5  
49
51
51
51
47
48
49
49  
49
51
51
51
geen
geen
49
49  
91.   Zaagmolenstraat   1,5   51   51  
92.   Noordplein
Linker Rottekade  
1,5
1,5  
49
55  
49
55  
93.   Linker Rottekade
Zaagmolendrift  
1,5
1,5  
56
53  
56
53  
94.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
95.   Zaagmolendrift
Zaagmolenstraat  
1,5
1,5  
62
57  
62
57  
96 t/m 98.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
99.   Zaagmolendrift
Zaagmolenstraat  
1,5
1,5  
61
66  
61
66  
100.   Zaagmolendrift
Zaagmolenstraat  
1,5
1,5  
63
58  
63
58  
101.   Zaagmolendrift
Zaagmolenstraat  
1,5
1,5  
60
66  
60
66  
102 t/m 104.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
105.   Rijksweg A20   1,5   53   53  
106.   Rijksweg A20
Zaagmolenstraat
Bergweg  
1,5
1,5
1,5  
50
64
65  
50
64
65  
107.   Zaagmolenstraat
Benthuizerstraat  
1,5
1,5  
64
57  
64
57  
108.   Zaagmolenstraat
Benthuizerstraat  
1,5
1,5  
67
54  
67
54  
109 t/m 112.   Zaagmolenstraat   1,5   67   67  
113.   Zaagmolenstraat   1,5   66   66  
114 t/m 118.   Zaagmolenstraat   1,5   67   67  
119.   Zaagmolenstraat   1,5   66   66  
120.   Zaagmolendrift
Zaagmolenstraat  
1,5
1,5  
51
67  
51
67  
121.   Zaagmolendrift
Zaagmolenstraat  
1,5
1,5  
52
66  
52
66  
122.   Linker Rottekade
Crooswijksestraat
Zaagmolendrift
Zaagmolenstraat  
1,5
1,5
1,5
1,5  
51
50
67
57  
51
50
67
57  
124 t/m 129.
(124*)  
alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
130.   Zaagmolenstraat   1,5   49   49  
131 en 132.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
133.   Bergweg   1,5   65   65  
134.   Rijksweg A20
Zaagmolenstraat
Bergweg  
1,5
1,5
1,5  
52
63
64  
52
63
64  
135.   Rijksweg A20
Bergweg  
1,5
1,5  
52
64  
52
64  
136.   Rijksweg A20
Bergweg  
1,5
1,5  
50
64  
50
64  
137.   Rijksweg A20
Bergweg  
1,5
1,5  
51
64  
51
64  
138.   Rijksweg A20
Bergweg  
1,5
1,5  
51
64  
51
64  
139.   Rijksweg A20
Bergweg  
1,5
1,5  
51
64  
51
64  
140.   Rijksweg A20
Bergweg  
1,5
1,5  
50
49  
50
49  
141.   Rijksweg A20
Benthuizerstraat  
1,5
1,5  
50
51  
50
51  
142.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
143.   Rijksweg A20
Benthuizerstraat
Bergweg  
1,5
1,5
1,5  
52
63
61  
52
63
61  
144.   Rijksweg A20
Benthuizerstraat
Bergweg  
1,5
1,5
1,5  
51
63
54  
51
63
54  
145.   Rijksweg A20
Benthuizerstraat
Bergweg  
1,5
1,5
1,5  
51
63
51  
51
63
51  
146.   Rijksweg A20
Benthuizerstraat
Bergweg  
1,5
1,5
1,5  
50
63
49  
50
63
49  
147.   Rijksweg A20
Benthuizerstraat
Bergweg  
1,5
1,5
1,5  
50
62
51  
50
62
51  
148.   Rijksweg A20
Benthuizerstraat  
1,5
1,5  
50
63  
50
63  
149.   Benthuizerstraat   1,5   62   62  
150.   Zaagmolenstraat
Benthuizerstraat  
1,5
1,5  
67
63  
67
63  
151.   Zaagmolenstraat



Benthuizerstraat


 
1,5
4,5
7,5
10,5
1,5
4,5
7,5
10,5  
64
< 48
< 48
< 48
63
56
56
56  
64
geen
geen
geen
63
56
56
56  
152.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
153.   Rijksweg A20   1,5   49   49  
154.   Rijksweg A20   1,5   49   49  
155.*   Rijksweg A20   1,5
4,5
7,5  
48
50
53  
geen
50
53  
156 t/m 158.
(158*)  
alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
159.*   Zaagmolendrift





Linker Rottekade





Crooswijksestraat




 
1,5
4,5
7,5
10,5
13,5
16,5
1,5
4,5
7,5
10,5
13,5
16,5
1,5
4,5
7,5
10,5
13,5
16,5  
50
52
52
52
52
52
51
51
52
52
52
53
49
50
51
51
51
51  
50
52
52
52
52
52
51
51
52
52
52
53
49
50
51
51
51
51  
160.*   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
161.   Rijksweg A20
Benthuizerstraat
Bergweg  
1,5
1,5
1,5  
52
57
65  
52
57
65  
162.   Rijksweg A20
Benthuizerstraat
Bergweg  
1,5
1,5
1,5  
52
50
66  
52
50
66  
163.   Rijksweg A20
Bergweg  
1,5
1,5  
52
66  
52
66  
164.   Rijksweg A20
Bergweg  
1,5
1,5  
52
66  
52
66  
166.   Rijksweg A20
Bergweg  
1,5
1,5  
51
64  
51
64  
167.   Rijksweg A20   1,5   51   51  
171.   Rijksweg A20   1,5   50   50  
172.   Rijksweg A20   1,5
4,5
7,5  
53
56
57  
53
56
57  
173.   Rijksweg A20   1,5   52   52  
174.   Rijksweg A20   1,5   56   56  
175.   Rijksweg A20   1,5   57   57  
176.   Rijksweg A20   1,5   58   58  
177.   Rijksweg A20   1,5   57   57  
178.   Rijksweg A20   1,5   51   51  
179.   Rijksweg A20
Bergweg  
1,5
1,5  
51
53  
51
53  
180.   Rijksweg A20   1,5   51   51  
181.   Rijksweg A20   1,5   51   51  
182.   Rijksweg A20


 
1,5
4,5
7,5
10,5  
52
53
56
58  
52
53
56
58  
184.   Rijksweg A20   1,5   51   51  
185.   Rijksweg A20   1,5   51   51  
186.   Rijksweg A20   1,5   52   52  
187.   Rijksweg A20   1,5   50   50  
188.   Rijksweg A20   1,5   52   52  
189.   Rijksweg A20   1,5   53   53  
190.   Rijksweg A20


Gordelweg  
1,5
4,5
7,5
1,5
4,5
7,5  
53
56
57
47
49
49  
53
56
57
geen
49
49  
191.   Rijksweg A20   1,5   50   50  
192.   alle wegen   -   < of gelijk aan 48   geen  
193.*   Rijksweg A20



Bergweg


 
1,5
4,5
7,5
10,5
1,5
4,5
7,5
10,5  
52
53
57
58
45
46
48
49  
52
53
57
58
geen
geen
geen
49  
194.   Zaagmolenstraat   1,5
4,5  
67
67  
67
67  

Rijksweg A20

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op 50 locaties de geluidsbelasting vanaf de Rijksweg A20 hoger is dan de voorkeurswaarde (48 dB). De maximaal toelaatbare geluidbelastingen van snelwegen op vervangende nieuwbouw (63 dB) wordt daarbij niet overschreden. De maximaal toelaatbare geluidbelastingen van snelwegen op nieuwbouw (53 dB) wordt bij locatie 193 op de bovenste twee lagen aan de achterzijde overschreden. Omdat het bij deze locatie echter om één woning gaat, en omdat het toepassen van dove gevels bij de derde en vierde bouwlaag aan de achterzijde onwenselijk is, worden bij locatie 193 ook de norm van maximaal 63 dB voor vervangende nieuwbouw toegepast.

Stedelijke wegen

Op 92 locaties wordt de voorkeurswaarde (48 dB) overschreden vanwege één of meerdere stedelijke wegen. De maximaal toelaatbare geluidbelastingen vanwege een stedelijke weg voor vervangende nieuwbouw (68 dB) wordt niet overschreden.

30 km/uur wegen

Voor 30 km/uur wegen geldt geen toetsingsplicht aan de normen van de Wet geluidhinder. Dit omdat door de lagere rijsnelheid de geluidsbelasting vanaf deze wegen al is beperkt. De geluidsbelasting vanaf 30 km/uur wegen is echter wel van belang bij de afwegingen ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Daarom is bij de relevante 30 km/uur wegen (met ten minste 800 motorvoertuigen per etmaal) die direct langs de nieuwe situaties liggen de geluidsbelasting op de gevel berekend. De volgende wegen zijn relevante 30 km/uur wegen: de Noordsingel (m.u.v. de tram), 3e Pijnackerstraat, 1e Pijnackerstraat, Benthuizerstraat (deel ten zuiden van de Zaagmolenstraat), Jacob Catsstraat, Soetendaalsekade, Soetendaalseweg, Soetendaalseplein, Teilingerstraat, Zaagmolenkade, Zomerhofstraat, Zwaanshals, Banierstraat, Wateringhestraat en Vrouw Jannestraat.

De meeste locaties hebben naast de geluidsbelasting van zoneplichtige wegen ook te maken met de geluidsbelasting vanaf een 30 km/uur weg. In veruit de meeste gevallen gaat het om een lage geluidsbelasting, die onder of iets boven de voorkeurswarde van 48 dB ligt. Op een aantal locaies is de geluidsbelasting vanaf een 30 km/uur weg 57 á 60 dB. Overal is de geluidsbelasting lager dan de geluidsbelasting van zoneplichtige wegen, en is deze acceptabel bij woningen in een stadswijk. De geluidsbelasting vanaf 30 km/uurwegen zorgt daarom niet voor een andere afweging, dan bij de geluidsbelasting vanaf zoneplichtige wegen.

6.4.2 Railverkeer

De spoortrajecten ten zuiden en aan de noordkant van het plangebied zijn aangegeven op de landelijke Geluidplafondkaart. Het spoor aan de noordkant heeft een toetsingszone van maximaal 600 meter vanaf het spoor. Bij nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze zone moet de geluidsbelasting op de gevel worden berekend. Het bestemmingsplan maakt op 40 locaties binnen deze zone nieuwe woningen mogelijk. De toetsingszone van het spoor ten zuiden van het plangebied is maximaal 300 meter vanaf het spoor. Hier wordt 1 nieuw geluidsgevoelig object mogelijk gemaakt. Bij deze 41 locaties is de geluidsbelasting van het treinverkeer op de gevels berekend. Hieruit blijkt dat nergens de voorkeurswaarde van 55 dB, die geldt voor railverkeerslawaai op woningen, wordt overschreden. Railverkeerslawaai vormt dus geen belemmering voor het bestemmingsplan, en er hoeven geen hogere toegestane geluidsbelastingen voor te worden vastgesteld. In de onderstaande conclusie wordt alleen ingegaan op wegverkeerslawaai.

6.4.3 Conclusie

Het in een bestemmingsplan mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige objecten, en daarmee samenhangend het vaststellen van hogere waarden (het toestaan van een hogere maximale geluidsbelasting op de gevels van nieuwe geluidsgevoelige objecten), moet worden gemotiveerd. Bij deze motivering moeten de volgende aspecten worden betrokken:

  • De hoogte van de geluidsbelasting vanaf zoneplichtige geluidsbronnen (waarbij een toets aan de normen van de Wet geluidhinder plaatsvindt);
  • De hoogte van de geluidsbelasting vanaf niet zoneplichtige geluidsbronnen (30 km/uur wegen en tramlijnen);
  • De gecumuleerde geluidsbelasting;
  • Maatregelen aan de geluidsbron, overdrachtsmaatregelen en maatregelen ter plaatse van de geluidsbelaste locatie;
  • De regel uit het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder dat nieuwe woningen in principe over een geluidluwe gevel moeten beschikken (een gevel waarop de maximale geluidsbelasting van wegverkeer niet hoger is dan 53 dB en van railverkeer niet hoger is dan 55 dB).

Cumulatie geluidsbronnen

Wanneer nieuwe geluidsgevoelige locaties in verschillende geluidszones liggen en de voorkeurswaarde vanwege meer dan één bronsoort wordt overschreden, moet de geluidsbelasting worden gecumuleerd. Dit betekent dat de geluidsbelastingen van verschillende bronnen (wegen, spoorwegen en industrie) bij elkaar worden opgeteld. Als er verschillende bronnen zijn die elk een hoge geluidsbelasting op de gevel veroorzaken, dan kan de gecumuleerde geluidsbelasting aanzienlijk hoger zijn dan de geluidsbelasting vanaf de geluidsbron met de hoogste bijdrage. De gecumuleerde geluidsbelasting moet worden betrokken bij de afwegingen om een nieuwe geluidsgevoelige bestemming toe te staan en hiervoor een hogere waarde vast te stellen.

De geluidsbelasting veroorzaakt door het railverkeer is op geen enkele locatie hoger dan de voorkeurswaarde. Dit betekent dat er geen cumulatie van verschillende geluidsbronnen van enige betekenis is, zodat hiervoor geen berekeningen hoeven te worden uitgevoerd. De geluidsbelasting van het wegverkeer is bepalend.

Maatregelen

Voordat kan worden besloten de hoogste berekende geluidsbelastingen als hogere waarden vast te stellen, moet eerst worden bekeken of er door het treffen van maatregelen aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, danwel de geluidskwaliteit kan worden verbeterd. In het akoestisch onderzoek is aangegeven welke maatregelen overwogen kunnen worden.

Wat betreft maatregelen aan de geluidsbron zijn stille wegdekken, snelheidsverlaging en vermindering van vrachtverkeer denkbaar. Deze maatregelen zorgen voor de grootste geluidsreductie als zij op de A20 worden toegepast. Het is aan Rijkswaterstaat of deze maatregelen worden genomen. Naar verwachting van de gemeente zal dit niet of niet op korte termijn het geval zijn. Bij de relevante stedelijke wegen worden stillere wegdekken en een snelheidsverlaging naar 30 km/uur niet als doelmatig gezien. Stillere wegdekken reduceren de geluidsbelasting maar een paar dB, en niet tot de voorkeurswaarde. De meeste wegen in het plangebied zijn al 30 km/uur wegen. Meer wegen 30 km/uur maken is niet haalbaar.

Bij overdrachtsmaatregelen gaat het om geluidsschermen. Geluidsschermen langs stedelijke wegen zijn vanuit verkeerskundig en stedenbouwkundig oogpunt geen optie. Langs de zuidzijde van de A20 ter hoogte van het plangebied geluidschermen van 6 meter hoog geplaatst. In dit geluidonderzoek is rekening gehouden met deze geluidschermen. Uit het onderzoek naar deze schermen is gebleken dat een hoger geluidscherm niet doelmatig en kosteneffectief is.

Bij maatregelen aan de ontvangstkant (van de geluidsbelasting) kan gedacht worden aan het realiseren van een vliesgevel (een geluidscherm aan de woningen), een loggia of een binnenbalkon. Hiermee kan de geluidsbelasting op de gevel van een woning worden teruggebracht. Bij transformatie van de (begane grond van) bestaande panden wordt dit niet als denkbaar gezien. Op de nieuwbouwlocaties is geen sprake van een hoge geluidsbelasting zodat het toepassen van maatregelen aan de ontvangerkant niet nodig is.

Geluidsluwe gevel

Een van de belangrijkste criteria in het beleid dat de gemeente Rotterdam heeft voor het vaststellen van hogere toegestane geluidsbelastingen op de gevel van een woning is dat elke nieuwe woning in principe over tenminst één geluidsluwe gevel moet beschikken. Een geluidsluwe gevel is een gevel waarop de gecumuleerde geluidsbelasting niet hoger is dan 53 dB, dit geldt als een geluidsniveau waarbij men in het algemeen buiten kan zitten of het raam open kan laten staan zonder dat de geluidsbelasting als hinderlijk wordt ervaren.

Uit het geluidsonderzoek blijkt dat bijna alle plekken waar woningen kunnen worden gerealiseerd aan de achterzijde kunnen beschikken over een geluidsluwe gevel. Op een aantal hoeken van bouwblokken, waar geen achtergevel is, zullen nieuwe woningen niet over een geluidsluwe gevel kunnen beschikken. Het gaat daarbij om de begane grond van bestaande panden, waar nu een andere functie aanwezig is en waarboven woningen zijn gelegen. Vaak hebben deze locaties in het geldende bestemmingsplan een gemengde bestemming waarin ook wonen is toegestaan. Om bestaande rechten te behouden en leegstand te voorkomen wordt ervoor gekozen om in deze gevallen af te wijken van het gemeentelijk beleid dat elke nieuwe woning een geluidluwe gevel moet hebben af te wijken.

Afweging

Maatregelen om de geluidsbelasting te beperken ziet de gemeente niet als reële mogelijkheid, gezien de hoge kosten in relatie tot het relatief beperkte aantal woningen. En vanwege de stedenbouwkundige, verkeerskundige en technische beperkingen die de bovengenoemde maatregelen met zich meebrengen.

Het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder schrijft voor dat nieuwe woningen in principe over ten minste één geluidsluwe gevel dienen te beschikken. Om bestaande rechten te behouden en leegstand te voorkomen wordt ervoor gekozen om bij een aantal hoekpanden op de begane grond af te wijken van het gemeentelijk beleid dat elke nieuwe woning een geluidluwe gevel moet hebben af te wijken.

Om de hierboven genoemde redenen zullen burgemeester en wethouders de berekende geluidsbelastingen, zoals die in de tabel 'Maximale geluidsbelasting op de nieuwe geluidsgevoelige objecten per zoneplichtige weg' zijn aangegeven, als hogere waarden vaststellen voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Deze hogere waarden worden verleend onder de voorwaarde dat elke woning over ten minste één geluidsluwe gevel beschikt. Het besluit hogere waarden word als bijlage in de toelichting opgenomen.

6.5 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn in het bestemmingsplan twee aspecten van belang. Ten eerste dient nagegaan te worden wat de gevolgen zijn van het plan voor de (lokale) luchtkwaliteit. Daarnaast dient te worden nagegaan of de gewenste bestemming past bij de aanwezige luchtkwaliteit. Dit geldt vooral voor bestemmingen die gevoelig zijn voor een verminderde luchtkwaliteit zoals scholen, kinderopvang, bejaardenhuizen, maar ook woningen. Volgens Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland op bepaalde plaatsen overschreden. Vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.
De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, verbeteren de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Het NSL bepaalt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als:

  • er door de (ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect;
  • het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling;
  • de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.

Rotterdams beleid

Om de luchtkwaliteit in Rotterdam te verbeteren en de ontwikkeling van de stad blijvend mogelijk te maken is de Rotterdamse strategie voor Besluit luchtkwaliteit vastgesteld, uitgewerkt in de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit. Daarin worden verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Zo is een slechte luchtkwaliteit bij nieuwbouw een belangrijk aandachtspunt. Herstructurering is alleen mogelijk als dat resulteert in netto minder blootgestelde inwoners. In overschrijdingsgebieden is nieuwbouw niet toegestaan.
Rotterdam kent een Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang. De beleidsregel is van toepassing op scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs en kinderopvang. Deze beleidsregel heeft tot doel het tegengaan van blootstelling van kinderen aan te hoge concentraties van schadelijke stoffen in de buitenlucht. De beleidsregel heeft betrekking op de gronden binnen 100 meter vanaf de rand van een snelweg en binnen 50 meter vanaf de rand van een drukke binnenstedelijke weg (de belaste zone). De beleidsregel is bedoeld om toe te passen bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Toepassing van de beleidsregel in een plan wil zeggen dat er binnen de belaste zone in principe geen nieuwe bestemmingen worden toegekend waarbinnen scholen en kinderdagverblijven mogelijk zijn.

6.5.1 Plangebied

Ten behoeve van het bestemmingsplan is nagegaan of de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt wel of niet in betekenende mate bijdragen aan een toename van de concentratie luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht. Het bestemmingsplan maakt in totaal de toevoeging mogelijk van 1.280 woningen. Waarvan 100 woningen door nieuwbouw en de rest door omzetting van het huidige gebruik van (vooral de begane grond) van panden naar woningen.

Ontwikkelingen die niet in betekenende mate (3% van de grenswaarde, oftewel 1,2 microgram per m3) bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen zijn categorieën van gevallen aangewezen waarvan bekend is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit is onder andere het geval bij ontwikkelingen met niet meer dan 3.000 woningen en ten minste twee ontsluitingswegen. De ontwikkelingen in het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt blijven hier ruim onder. Bovendien verdwijnen er bij het overgrote deel van de nieuwe woningen andere functies die per saldo voor ongeveer evenveel verkeer zorgen. Daarom is duidelijk is dat dit bestemmingsplan niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Cumulatie van de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan met ontwikkelingen in de directe omgeving is niet aan de orde.

De locaties waar nieuwe woningen mogelijk zijn liggen niet binnen contouren langs wegen waar de grenswaarden van 40 microgram per m3 worden overschreden. Daarmee wordt voldaan aan het Rotterdamse beleid om geen nieuwe woningen te realiseren in gebieden waar de grenswaarden worden overschreden.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe scholen en kinderdagverblijven mogelijk binnen 50 meter vanaf de rand van een drukke binnenstedelijke weg.

6.5.2 Conclusie

Het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt zorgt niet voor een toename van de concentratie van schadelijke stoffen in de buitenlucht. Er wordt derhalve voldaan aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. Aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot luchtkwaliteit wordt eveneens voldaan. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt.

6.6 Bodem

De kwaliteit van de bodem wordt gewaarborgd in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functies, of financiële haalbaarheid van een bestemmingsplan. De bodem zelf kan ook verschillende functies hebben, zoals een archeologische-, of aardkundige waarde, energie-opslag, waterberging, drinkwaterwinning. Deze functies worden indien relevant eerder in deze toelichting beschouwd. In deze paragraaf staat de kwaliteit van de bodem centraal. Ter bescherming van toekomstige gebruikers worden bij nieuwe bestemmingen, of veranderingen van de huidige bestemmingen bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem. Dat betekent dat soms onderzoek moet worden gedaan naar de bodemkwaliteit. Indien daaruit blijkt dat er sprake is van een (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging wordt in deze paragraaf aangegeven hoe daar in relatie met de beoogde bestemming mee wordt omgegaan. Daaruit zal moeten blijken dat de beoogde bestemming haalbaar is.

6.6.1 Plangebied

De Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. Wat algemene bodemkwaliteit betreft is het plangebied onderverdeeld in 3 gebieden. In Oude Noorden en in de Agniesebuurt is de contactzone (de bovenste 1 meter van de bodem) licht verontreinigd. De bodem tussen 1 en 2 meter beneden het maaiveld is in beiden gebieden matig verontreinigd. In het Hofdijkkwartier, ten zuiden van Heer Bokelweg/Noordplein, is contactzone zeer licht verontreinigd. De bodem tussen 1 en 2 meter beneden het maaiveld is in dit gebied sterk verontreinigd.

Het bestemmingsplan maakt bij veel panden een omzetting van het gebruik van de begane grond naar wonen mogelijk. Bij een dergelijke verandering van gebruik vinden er geen werkzaamheden in de bodem plaats. De bodemkwaliteit vormt dus geen belemmering voor deze ontwikkelingen. Wel dient in de bouwplanfase te worden nagegaan of de bodemkwaliteit van de bijbehorende tuinen geschikt is voor de woonfunctie.

Op een aantal locaties in het Oude Noorden wordt nieuwbouw van woningen op braakliggende of als verblijfsgebied ingerichte terreinen mogelijk gemaakt, het gaat om de volgende locaties:

  • 1. Erasmusstraat 4-8: Deze locatie is in 2008 voldoende gesaneerd voor woningbouw;
  • 2. Vlethoek (zie paragraaf 4.2.1): Uit een onderzoek uit 1999 blijkt dat de locatie in de huidige situatie geschikt is voor woningen. Omdat de locatie is ingericht als verblijfsgebied met voetbalkooi is het onwaarschijnlijk dat zich sindsdien een verslechtering van de bodemkwaliteit heeft voorgedaan. Als er bij herinrichting grondverzet plaatsvindt dan moet in de bouwplanfase een saneringsplan worden opgesteld;
  • 3. Wolstraat: Op de locatie ten noorden van de Wolstraat hebben oude woningen gestaan. Na sloop is er bodemverontreiniging aangetroffen. Deze verontreiniging is inmiddels afdoende gesaneerd, zodat de locatie nu geschikt is voor woningbouw;
  • 4. Hartenruststraat: Op dit braakliggende terrein heeft bodemsanering plaatsgevonden, waarvoor in 2009 een saneringsverslag is opgesteld. Er is een schone laag zand aangebracht, maar de locaties is nog niet geschikt voor de woonbestemming. Om de locatie geschikt te maken moet (bij het ontwikkelen van woningen) een verhardingslaag worden aangebracht om nog aanwezige verontreiniging te isoleren;
  • 5. Hoek Bergweg/Soetendaalseweg: Er is geen onderzoek uitgevoerd voor deze locatie. Er hebben in het verleden geen bedrijfsactiviteiten plaatsgevonden op deze locatie. Bij bodemonderzoek voor de riolering bij de Soetendaalseweg en Bergweg is geen ernstige verontreiniging aangetroffen. De kans is groot dat de locatie nu geschikt is (of eenvoudig geschikt te maken is) voor woningbouw. Dit zal uit onderzoek in de bouwplanfase moeten blijken.

Op basis van het bovenstaande is het aannemelijk dat de bodemkwaliteit de uitvoerbaarheid van de in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen niet in de weg staat.

6.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op-en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.

Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spooren buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Er is aparte wetgeving voor vuurwerk en explosieven voor civiel gebruik. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de oevers van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas heeft de provincie heeft in artikel 11 van haar Verordening Ruimte een veiligheidszone vastgesteld, waarin geen bebouwing is toegestaan. De zone is 40 meter bij zeeschepen en 25 meter voor binnenvaartschepen. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriëntatiewaarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag.

Rotterdams beleid

De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).

6.7.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg

In het noorden van het plangebied is de A20 gelegen. Over deze in het Basisnet opgenomen Rijksweg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Plaatsgebonden risico

De veiligheidszone van de A20 tussen het Terbregseplein en afrit 14 (Rotterdam Centrum) 11 is meter gemeten vanaf de as van de weg. Omdat deze zone binnen de snelweg zelf valt heeft zij geen betekenis voor dit plan.

Groepsrisico

Het groepsrisico wordt bepaald door de combinatie van de transportintensiteit van gevaarlijke stoffen over de weg en het aantal aanwezige personen aan weerszijden van de transportroute. Ten behoeve van het bestemmingsplan is de hoogte van het groepsrisico binnen het invloedsgebied berekend. Daarnaast is berekend of de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt voor een verhoging van het groepsrisico zorgt. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico binnen het invloedsgebied zowel in de huidige situatie als na planrealisatie 0,2 maal de oriëntatiewaarde bedraagt.

Plasbrandaandachtsgebied

In het plasbrandaandachtsgebied, het gebied tot 30 meter vanaf de rand van de weg, moet bij de realisering van beperkt kwetsbare en kwetsbare bebouwing rekening gehouden worden met de effecten van een plasbrand. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de afstand van 30 meter heeft het plasbrandaandachtsgebied geen praktische betekenis voor dit bestemmingsplan.

6.7.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail

Spoor ten zuiden van plangebied

Ten zuiden van het plangebied liggen aan weerszijden van station Rotterdam Centraal twee spoortrajecten die zijn opgenomen in het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen: Rotterdam Centraal-Rotterdam Zuid en Rotterdam Centraal-Blijdorp. Dit laatste spoortraject (ten westen van het station) is alleen relevant voor het groepsrisico, omdat dit voor een stuk spoor van 1 kilometer lang moet worden berekend.

Plaatsgebonden risico

Het bestemmingsplan ligt op tenminste 35 meter van de rand van het spoor, en de plaatsgebonden risicocontour ligt op 7 meter vanaf het midden van het spoor. De plaatsgebonden risicocontour ligt dus niet over het plangebied heen en heeft daarom geen betekenis voor het bestemmingsplan.

Groepsrisico

Het groepsrisico wordt bepaald door de combinatie van de transportintensiteit van gevaarlijke stoffen over het spoor, en het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied aan weerszijden van de transportroute. Gebouwen/personen buiten het invloedsgebied dragen nauwelijks bij aan de hoogte van het groepsrisico en worden daarom niet meegenomen in de berekening. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico binnen het invloedsgebied 0,4 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk binnen het invloedsgebied, zodat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico.

Plasbrandaandachtsgebied

Naast het risicobeleid wordt door middel van een plasbrandaandachtgebied ook rekening gehouden met de effecten van een ongeluk met de meest vervoerde gevaarlijke stoffen. Dat zijn de zeer brandbare vloeistoffen, zoals benzine. Deze stoffen hebben een relatief beperkte effectafstand, waarmee bij bouwplannen op een reële manier rekening gehouden kan worden. Het plasbrandaandachtgebied voor nieuwe bouwwerken bedraagt 30 meter vanaf de rand van het spoor. Het bestemmingsplan ligt tenminste 35 meter vanaf de rand van het spoor, zodat het plasbrandaandachtsgebied niet voor beperkingen voor het bestemmingsplan zorgt.

Spoor noordkant plangebied

In het noorden van het plangebied, ten noorden van de A20, ligt het spoor van Rotterdam Centraal naar Gouda. Over dit stuk spoor vindt hetzelfde vervoer van gevaarlijke stoffen plaats als over het spoor ten zuiden van het plangebied.

Plaatsgebonden risico

De plaatsgebonden risicocontour is eveneens 7 meter vanaf het midden van het spoor. Deze contour ligt geheel binnen de spoorbestemming. Omdat er geen ontwikkeling van (beperkt) kwetsbare bebouwing mogelijk wordt gemaakt binnen de plaatsgebonden risicocontour vormt deze contour

Groepsrisico

Het groepsrisico wordt bepaald door de combinatie van de transportintensiteit van gevaarlijke stoffen over het spoor en het aantal aanwezige personen aan weerszijden van de transportroute. De transportintensiteit van gevaarlijke stoffen is hetzelfde als over het spoor ten zuiden van het plangebied. Het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied is echter aan de noordkant van het plangebied een stuk lager. Daarom is het berekende groepsrisico langs dit stuk spoor 0,2 maal de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt maakt geen ontwikkelingen mogelijk binnen het invloedsgebied, en zorgt dus niet voor een verhoging van het groepsrisico.

Plasbrandaandachtsgebied

Het plasbrandaandachtgebied voor nieuwe bouwwerken bedraagt bij het spoor aan de noordkant van het plangebied eveneens 30 meter. Het plasbrandaandachtsgebied ligt voor het grootste deel binnen de spoorbestemming en groenbestemming. Nieuwbouw wordt binnen het plasbrandaandachtsgebied niet mogelijk gemaakt, zodat het plasbrandaandachtsgebied geen gevolgen voor het bestemmingsplan heeft.

6.7.3 Conclusie

De ontwikkellocaties liggen buiten de 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour (veiligheidszone) en buiten het plasbrandaandachtgebied. De ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt hebben geen invloed op de groepsrisico's van de A20 en van het spoor. Dit komt enerzijds door de grote afstand van de ontwikkellocaties tot het spoor en de A20 (het merendeel ligt op meer dan 200 meter) en anderzijds door de zeer geringe toename van de gebiedsgemiddelde populatie door de transformatie van bestaande detailhandel, dienstverlening, en horeca naar woningen in een bestaand woongebied. De groepsrisico's blijven onder de oriëntatiewaarde en bedragen:

  • 0,8 maal de oriëntatiewaarde voor de A20;
  • 0,4 maal de oriëntatiewaarde voor het spoor aan weerszijden van station Rotterdam Centraal;
  • 0,2 maal de oriëntatiewaarde voor het spoor in het noorden van het plangebied.

De ontwikkellocaties zijn bereikbaar voor de hulpverleningsdiensten. Het gemeentelijke Beleidskader Groepsrisico gaat bij het verantwoorden van het groepsrisico uit van drie categorieën. Een groepsrisico kleiner of gelijk aan 0,3 maal de oriëntatiewaarde valt in de categorie 'licht'. Dit is het geval bij het groepsrisico vanaf het spoor in het noorden van het plangebied. Dit lage groepsrisico wordt door de gemeente Rotterdam verantwoord geacht, mede gelet op het gegeven dat het groepsrisico door de planontwikkeling niet toeneemt en gezien de grote afstand van de risicobron tot de woonwijk.

Een groepsrisico tussen de 0,3 maal de oriëntatiewaarde en de oriëntatiewaarde valt in de verantwoordingscategorie 'midden', het groepsrisico van de A20 en van het spoor aan weerszijden van het station vallen in deze categorie. De volgende punten zijn van belang bij het verantwoorden van deze groepsrisico's:

  • het groepsrisico neemt door de ontwikkelmogelijkheden in het bestemmingsplan niet toe;
  • de afstand tussen de A20 en de dichtstbijzijnde ontwikkellocatie bedraagt 140 meter, voor het spoor is dit 184 meter;
  • de ontwikkelingen betreffen geen nieuwbouw maar functieverandering binnen bestaande panden.

Het groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de A20 en over het spoor ten zuiden van het plangebied wordt als verantwoord gezien omdat het lager is dan de oriëntatiewaarde en niet toeneemt door de planontwikkeling. Maatregelen om de effecten van een calamiteit te verminderen leveren ter plaatse van de ontwikkellocaties gezien de grote afstand tot de risicobron weinig effectreductie op en zijn omdat het om bestaande bebouwing gaat lastig te realiseren. Daarom zullen effectreducerende maatregelen niet worden voorgeschreven. Het treffen van bronmaatregelen behoort voor de gemeente niet tot de mogelijkheden.

6.8 Natuur

Per 1 januari 2017 heeft de Wet natuurbescherming (Wnb) onder meer de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet vervangen. De Wet natuurbescherming is de Nederlandse implementatie van het Europese natuurbeleid zoals vastgelegd in de Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn en in de verdragen van Bern en Bonn.

De Wet natuurbescherming heeft de volgende doelstellingen; -het behouden en ontwikkelen van natuur, - het behouden en herstellen van de biodiversiteit, -het duurzaam kunnen blijven inzetten van natuur voor ecosysteemdiensten en -het realiseren van samenhangend beleid gericht op het behoud van waardevolle landschappen vanwege hun maatschappelijke functies. De Wet natuurbescherming verwezenlijkt bovenstaande doelen via; actieve natuurbescherming, gebiedsbescherming, soortbescherming en algemene zorgplicht voor natuur.

Actieve natuurbescherming volgt uit de door de EU aan haar lidstaten opgelegde verplichting zorg te dragen voor een goede stand van de natuur. Op provinciaal niveau is dit onderdeel van de Wet natuurbescherming nog niet uitgewerkt.

De Wet natuurbescherming kent geen procedurele vereisten bij het opstellen van ruimtelijke plannen. In de toelichting van het bestemmingsplan dient te worden gemotiveerd dat het plan aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van de Wet natuurbescherming. Het begrip 'aanvaardbaar' betekent dat bij de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt of een ontheffing mogelijk is. Bij vaststelling van het (ontwerp) bestemmingsplan dient deze toetsing aan de Wet natuurbescherming in principe afgerond te zijn. Echter het bestemmingsplan kijkt 10 jaar vooruit, en het is nog niet bekend wanneer de mogelijk gemaakte ontwikkelingen ook daadwerkelijk plaats gaan vinden. Uitgebreid onderzoek naar flora en fauna wordt in dit stadium bij een gebiedsbestemmingsplan daarom geen redelijke inspanning geacht. Wel wordt onderzocht of de nieuw mogelijk gemaakte ontwikkelingen geen onoverbrugbare strijdigheden met de Wet natuurbescherming opleveren (aanvaardbaarheidstoets).

Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen een bestaande bestemming of bij een veranderende bestemming (bijvoorbeeld sloop en nieuwbouw of renovatie) dient tijdig voorafgaand aan de werkzaamheden nog wel flora en faunaonderzoek te worden uitgevoerd naar de specifieke effecten van de betreffende ontwikkeling op potentieel aanwezige beschermde flora en fauna.

6.8.1 Rotterdams beleid

Op 18 maart 2014 is door B&W de Rotterdamse Natuurkaart vastgesteld. In dit beleidsinstrument zijn de ambities van de gemeente Rotterdam op het gebied van de ecologie en natuur vastgelegd. Ingezet wordt op het verbinden van gebieden waar ecologische kwaliteit aanwezig is. In het kaartgedeelte van de Rotterdamse Natuurkaart is de ecologische structuur van de gemeente Rotterdam op hoofdlijnen weergegeven. De Natuurkaart is een instrument om ruimtelijke ontwikkelingen te ondersteunen. De kaart geeft kerngebieden waar hoge ecologische waarden aanwezig zijn of verwacht kunnen worden en de reeds aanwezige verbindingszones tussen deze kerngebieden en de verbindingszones met het Natuurnetwerk. De Rotterdamse Natuurkaart signaleert ook de knelpunten in de ecologische structuur. In de Rotterdamse Natuurkaart is geen verbinding gemaakt met het Rotterdamse duurzaamheidsbeleid.

Op deze natuurkaart is te zien dat de Rotte en de Noordsingel deel uit maken van de Groene Wijkdooradering. De Rotte en het Noorderkanaal maken tevens deel uit van het Waternetwerk. Ze verbinden grotere groengebieden langs de stadsrand met elkaar en zorgen er ook voor dat flora en fauna zich goed kunnen verspreiden. De A20 wordt gekenmerkt als een Droog lint, waarbij de flankerende groenstructuren worden gekenmerkt als Parkbos.

6.8.2 Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming is één van de belangrijkste kaders voor gebiedsbescherming van natuurwaarden. Deze wet regelt de bescherming van gebieden die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Wanneer in of in de nabijheid van een dergelijk gebied een activiteit plaatsvindt die leidt tot nadelige effecten op de natuurdoelstellingen van het gebied, dan dient hiervoor een vergunning te worden aangevraagd. Daarnaast bestaan gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur); deze gebieden worden beschermd via het ruimtelijk ordeningsrecht (Barro en/of provinciale structuurvisies en bestemmingsplannen). Voor het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt is de Wet natuurbescherming relevant.

De meest nabij gelegen Natura 2000-gebieden zijn de Oude Maas en Boezems Kinderdijk, beiden op circa 9 km afstand tot het bestemmingsplangebied. Natura 2000-gebieden met stikstofgevoelige habitats liggen op een afstand van tenminste 20 kilometer tot het bestemmingsplangebied (dit betreffen de gebieden Nieuwkoopse Plassen & De Haek, de Biesbosch en Solleveld & Kapittelduinen). De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte activiteiten hebben geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van deze Natura 2000 gebieden. Dit blijkt uit de berekeningen (voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase) van de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden, vanwege de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen. Deze berekeningen zijn uitgevoerd met de Aerius Calculator 2.0.

Voor de aanlegfase zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De bouw van de maximaal 112 nieuwe woningen (verdeeld over 6 projecten) vindt plaats binnen de eerste twee jaar dat het bestemmingsplan geldend is, 56 woningen per jaar;
  • Per nieuwbouw woning bij de bouw 14 kilo NOx (stikstofoxiden) uitgestoten (de worst-case uitstoot voor een tussenwoning). Dit betekent dat met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt dat in de aanlegfase 56 x 14 = 784 kilo NOx per jaar wordt uitgestoten;
  • Het bestemmingsplan maakt in de planperiode van 10 jaar de transformatie van niet-woonfuncties op de begane grond naar maximaal 1.182 woningen mogelijk;
  • Uit de praktijk blijkt dat, als er in stadswijken functieverandering/transformatie plaatsvindt, dit hoofdzakelijk om een verandering van niet-woonfuncties naar woningen gaat, dit is echter een geleidelijk proces. Daarom wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de maximale transformatie gelijkmatig over de planperiode verdeeld is, 118 woningen per jaar;
  • Berekend is dat als bij de transformatie naar een woning 28% of minder NOx wordt uitgestoten dan bij het nieuw bouwen van een woning er nog steeds sprake is van een bijdrage aan de stikstofdepositie van N-2000 gebieden van minder dan 0,00 mol/ha/jr;
  • De uitstoot van NOx bij het transformeren van de begane grond van een bestaand pand zal echter slechts enkele procenten zijn van de uitstoot bij het nieuw bouwen van een woning. De reden hiervoor is dat zware machines niet of nauwelijks worden ingezet bij het verbouwen van de begane grond van een bestaand gebouw. Daarvoor worden andere, lichtere machines gebruikt die vrijwel uitsluitend op de elektriciteit draaien die op locatie aanwezig is (een aggregaat op diesel of benzine is dus niet nodig).

Voor de gebruiksfase zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De maximaal 112 nieuwe woningen krijgen geen aansluiting op aardgas (géén emissie van stikstofoxiden);
  • De uitstoot van het verkeer van de 112 nieuwe woningen is als volgt berekend: uitgaande van een afstand van 2 kilometer waarin het verkeer opgaat in het heersende verkeersbeeld. Per woning is uitgegaan van de CROW norm van 6,4 motorvoertuigen per etmaal voor een tussenwoning. Dit komt neer op 1,58 kg NOx per woning per jaar, een totaal van alle woningen van 177 kg NOx per jaar;
  • De transformatie van bedrijfsfuncties op 185 bestaande locaties naar maximaal 1.181 woningen levert geen toename van verkeersbewegingen op omdat aan woningen een lagere ritfrequentie wordt toegekend;
  • De transformatie van bedrijfsfuncties op 185 bestaande locaties naar maximaal 1.181 woningen leidt door energiebesparingsmaatregelen niet tot een hoger aardgasgebruik, dus niet tot een verandering van de uitstoot van stikstofoxiden.

Resultaten en conclusie 

  • A. Het resultaat van de berekening van stikstofdepositie in de aanlegfase is, dat er geen bijdrage aan de stikstofdepositie in Natura 2000- gebieden is van meer dan 0,00 mol per hectare per jaar;
  • B. Het resultaat van de berekening van stikstofdepositie in de gebruiksfase is, dat er geen bijdrage aan de stikstofdepositie in Natura 2000- gebieden is van meer dan 0,00 mol per hectare per jaar.

Uit deze voortoets blijkt dat er geen (significante) stikstofdepositie wordt veroorzaakt door het bestemmingsplan, en dat een passende beoordeling niet vereist is. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar.

Het meest nabijgelegen onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de Nieuwe Maas, op circa 1 kilometer ten zuiden van het bestemmingsplangebied. Het meest nabijgelegen Belangrijk Weidevogelgebied is Polder Schieveen, op circa 4,4 kilometer ten noordwesten van het bestemmingsplangebied. De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van deze NNN-gebieden. Daarvoor zijn deze ontwikkelingen te beperkt van omvang en liggen ze op te grote afstand van deze gebieden.

6.8.3 Soortbescherming

Ook het aspect 'soortbescherming' vindt sinds 1 januari 2017 zijn wettelijk kader in de Wet natuurbescherming; deze wet beschermt de in deze wet aangemerkte soorten planten en dieren, ongeacht waar die zich bevinden. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd en zijn de soorten onderverdeeld in twee groepen:

  • strikt beschermde soorten, volgend uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • alle overige beschermde soorten, waaronder die uit de Rode Lijst.

Bij de voor het bestemmingsplan uitgevoerde Flora- en Faunatoets is nagegaan door welke beschermde soorten het plangebied wordt gebruikt danwel geschikt is, zie hieronder:

Vogels

In de natuurdatabase zijn in het bestemmingsplangebied waarnemingen van vogels met jaarrond beschermde nesten opgenomen. Dit betreft meerdere waarnemingen (najaars- en winterwaarnemingen van migrerende en overwinterende dieren) van Huismus, Gierzwaluw en Grote gele kwikstaart. Voor Grote gele kwikstaart is het plangebied ongeschikt. Voor Huismus is in het bestemmingsplangebied potentieel geschikt habitat voor voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig (bebouwing, (volks-) tuinen, pleinen, jaarrond groen struweel, voedselaanbod). Met name de aanwezigheid van bebouwing welke zeer geschikt is voor huismus (schuine daken met dakpannen bieden geschikte verblijfplaatsen, groene tuinen bieden voedsel en veiligheid) en de aard van de bouwconstructies van de bebouwing binnen het plangebied en de aanwezigheid van schuilgelegenheid in de vorm van struweel en opslag bieden geschikte mogelijkheden voor verblijfplaatsen en functioneel leefgebied. Voor Gierzwaluw is het bestemmingsplangebied eveneens geschikt, vanwege de ligging in een oudere woonwijk. Onder meer schuine daken met dakpannen bieden geschikte verblijfplaatsen. Voor overige vogels met jaarrond beschermde jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen in gebouwen en voor vogels met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen in bomen is het plangebied ongeschikt. Naast bovengenoemde beschermde soorten kunnen algemene en minder algemene boom-, struweel-, gebouw- en dakbroedende vogelsoorten in het bestemmingsplangebied verwacht worden, zoals Spreeuw, Wilde eend, Meerkoet, Pimpelmees, Koolmees, Turkse Tortel en Houtduif.

Vleermuizen

In het plangebied zijn de soorten Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis waargenomen. Deze waarnemingen schetsen waarschijnlijk geen compleet beeld van de aanwezigheid van vleermuizen in het plangebied. In dit stedelijk gebied en met name langs watergangen en in oudere wijken kunnen ook de Kleine dwergvleermuis, Laatvlieger en Tweekleurige vleermuis voorkomen. Nagenoeg alle bebouwing in het bestemmingsplangebied is geschikt als verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuizen. De overgrote meerderheid van de bebouwing bevat open stootvoegen, ventilatiespleten, dilatatievoegen en/of metalen dakstrips welke toegang verschaffen tot de spouwmuren en nissen in de gevels. Hier is potentie voor winter-, zomer-, paar- en kraamverblijfplaatsen aanwezig. Verspreid in het bestemmingsplangebied zijn hoogbouw en gebouwcomplexen (zoals schoolgebouwen en appartementencomplexen) aanwezig. Deze zijn geschikt als massawinterverblijfplaats voor met name gewone dwergvleermuis. Voor de meeste boombewonende vleermuizen is het bestemmingsplangebied redelijkerwijs ongeschikt. Forsere bomen in donkere tuinen en langs de A20 zijn potentieel geschikt voor paarverblijfplaatsen en zomerverblijfplaatsen voor Ruige dwergvleermuis. Binnen het bestemmingsplangebied bevinden zich meerdere lijnvormige structuren (kaden, gevellijnen, parken en tuinen) die door vleermuizen gebruikt kunnen worden als functioneel leefgebied als foerageergebied en/of (essentiële) vliegroute. Voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen, essentieel foerageergebied en essentiële vliegroutes zijn in de Wet natuurbescherming strikt beschermd.

Zoogdieren

Het bestemmingsplangebied is ongeschikt voor vaste rust- en verblijfplaatsen van grondgebonden zoogdieren, opgenomen in de Habitatrichtlijn, zoals Bever, Noordse woelmuis en Otter. Geschikt habitat voor deze soorten is afwezig. Wel kunnen nationaal beschermde grondgebonden zoogdieren worden verwacht. Voor deze soorten geldt in de provincie Zuid-Holland een vrijstelling. Met name Egel, Konijn, Vos en meerdere soorten (spits)muizen kunnen zich goed handhaven in de stad, met parken en een stedelijke omgeving. De Steenmarter wordt sinds enige jaren in de wijdere omgeving van het plangebied waargenomen. Geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen zijn in het bestemmingsplangebied, voor zover bekend, afwezig. Het plangebied kan worden gebruikt als functioneel leefgebied (jachtgebied). Er dient rekening mee te worden dat het bestemmingsplangebied in potentie geschikt is voor vaste rust- en verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen van Steenmarter.

Vissen

Open water is verspreid aanwezig binnen het bestemmingsplangebied. Deze watergangen zijn ongeschikt voor vissen uit de Habitatrichtlijn (zoals Houting en Atlantische Steur), en voor nationaal beschermde soorten vissen (zoals de Grote modderkruiper). Wel kunnen de volgende Aandachtssoorten worden aangetroffen (Alver, Bittervoorn, Kleine modderkruiper, Kroeskarper en Vetje).

Reptielen en amfibieën

Het bestemmingsplangebied is ongeschikt voor habitatrichtlijnsoorten reptielen en amfibieën, zoals Rugstreeppad, Heikikker, Kamsalamander en Muurhagedis. In het bestemmingsplangebied kunnen nationaal beschermde amfibieën worden verwacht waarvoor in de provincie Zuid-Holland een vrijstelling geldt. Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander. Ook Meerkikker en Bastaardkikker komen voor in deze gevarieerde stadsrand.

Planten

Oude (kalkrijke) muren zijn aanwezig. Hierdoor is geschikt habitat aanwezig voor muurplanten, zoalsBlaasvaren, Schubvaren en Muurbloem. Het plangebied is ongeschikt voor andere Nationaal beschermde vaatplanten. In het bestemmingsplangebied komt één aandachtssoort voor: Stijf hardgras. Meerdere groeiplaatsen zijn aanwezig aan de Zaagmolenkade, nabij de Zaagmolenbrug. Op deze kademuren langs de Rotte en op de Zaagmolenkade zijn tevens groeiplaatsen van Steenbreekvaren, Tongvaren, Zwartsteel aanwezig.

6.8.4 Ontwikkelingen

De gevolgen voor de aanwezige beschermde flora en fauna door ontwikkelingen/werkzaamheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt dienen voorafgaand aan de uitvoering van die werkzaamheden te worden onderzocht. Wellicht blijkt uit dat onderzoek dat een ontheffing van de Wet Natuurbescherming nodig is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat een dergelijke ontheffing t.z.t. niet zal kunnen worden verkregen. Het bestemmingsplan is daarom aanvaardbaar vanuit het oogpunt van de Wet natuurbescherming.

Hoofdstuk 7 Handhaving

In veel gevallen zijn illegale bebouwing en gebruik voor de gemeente niet direct kenbaar. Veelal komt de gemeente daar achter nadat door belanghebbenden is geklaagd over overlast. Inspectie ter plaatse en raadpleging van het ter plaatse geldende bestemmingsplan leert pas dan of er sprake is van strijd met de gegeven bestemming en of daartegen kan worden opgetreden.

Op grond van gemeentebeleid, neergelegd in het “Handhavingsbeleidsplan Toezicht Gebouwen” uit 2009 wordt bij de huidige aanpak eerst gekeken of het gebruik/bouwwerk kan worden gelegaliseerd. Als legalisatie niet mogelijk of wenselijk is, zal de overtreder doorgaans met een dwangsom worden gesommeerd om binnen een bepaalde periode een einde te maken aan de overtreding.

Hoofdstuk 8 Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan legt hoofdzakelijk de bestaande situatie vast. Op een aantal locaties wordt de bouw van nieuwe woningen mogelijk gemaakt:

  • 1. Tuin van Noord, de voormalige gevangenis Noordsingel, is in het bestemmingsplan opgenomen conform de verleende vergunningen. Dit heeft geen financiële consequenties voor het bestemmingsplan;
  • 2. Bij de Hartenruststraat wordt teruggebouwd conform de bouwmogelijkheden van het oude bestemmingsplan. De gronden zijn grotendeels in eigendom van Havensteder. Voor het gebruik van de gronden die in eigendom zijn van de gemeente zal bij de bouwvergunning een overeenkomst met Havensteder worden gesloten. Omdat de bebouwing reeds in het oude bestemmingsplan mogelijk was zijn hieraan geen financiële risico's voor de gemeente verbonden;
  • 3. De gronden ten noorden van de Wolstraat (in eigendom van Havensteder) worden opnieuw bebouwd met woningen. Wat hoogte betreft verschilt deze ontwikkeling van hetgeen het oude bestemmingsplan mogelijk maakt. In het oude bestemmingsplan zijn drie bouwlagen met kap mogelijk, en aan de Zwaanshalskade vier lagen met kap. Het nieuwe bestemmingsplan staat bouwhoogtes van 10, 13 en 16 meter toe. Parkeervoorzieningen zijn op eigen terrein (onder de woningen en de tuinen) mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling zal een overeenkomst met Havensteder worden afgesloten voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld;
  • 4. Het gebied tussen de Vletstraat, Vijlklapperstraat en Vlethoek is thans ingericht als verblijfsgebied met voetbalkooi. Hier wordt de nieuwbouw van woningen voorzien. In het oude bestemmingsplan zijn drie bouwlagen toegestaan. Het nieuwe bestemmingsplan maakt mogelijk dat de bebouwing aan de Vletstraat vier bouwlagen wordt. De gronden zijn in eigendom van de gemeente. Bij verkoop van de gronden aan een initiatiefnemer zal een overeenkomst worden gesloten waarin de kosten voor de gemeente gedekt zijn;
  • 5. Aan de Heer Kerstantstraat, naast nr. 107, ligt een als groen ingerichte kavel in gemeentelijk eigendom. In het oude bestemmingsplan is deze kavel bestemd als tuin. Het nieuwe bestemmingsplan maakt het mogelijk om op deze kavel één woning met een bouwhoogte van 13 meter te realiseren. Bij verkoop van de gronden aan een initiatiefnemer zal een overeenkomst worden gesloten waarin de kosten voor de gemeente gedekt zijn.

Bij andere locaties waar nieuwbouw kan plaatsvinden zijn de bebouwingsmogelijkheden uit de oude (thans geldende) bestemmingsplannen overgenomen. Dit heeft dus geen financiële gevolgen voor het nieuwe bestemmingsplan. Het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt is gezien het bovenstaande financieel uitvoerbaar. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

9.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:

  • 1. GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM;
  • 2. MRDH, Metropoolregio Rotterdam Den Haag;
  • 3. HHSK, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
  • 4. VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;
  • 5. LVNL, Luchtverkeersleiding Nederland;
  • 6. TenneT, Zuid-Holland, beheerder hoogspanningsnet;
  • 7. Stedin, regionale netbeheerder gas en elektriciteit;
  • 8. ProRail, beheerder spoorwegnetwerk;
  • 9. K.P.N. Telecom;
  • 10. V.W.S. Pipeline Control;
  • 11. Evides, leidingbeheer drinkwatertransportleidingen;
  • 12. Monet, vereniging van mobiele netwerkoperators;
  • 13. NGU, N.V. Nederlandse Gasunie;
  • 14. Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen;
  • 15. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
  • 16. Ministerie van Infrastructuur en Milieu;
  • 17. RWS, Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland.

Een inhoudelijke reactie is ontvangen van de hieronder genoemde vooroverlegpartners.

9.1.1 GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM

Het concept ontwerpbestemmingsplan is door het invullen van het E-formulier aangeboden aan GS. Het E-formulier stelt vragen en de daarop gegeven antwoorden geven inzicht in de vraag of het bestemmingsplan mogelijk strijdig is met het provinciaal beleid en dus door de porvincie bekeken moet worden.

De provincie heeft aangegeven dat het bestemmingsplan niet hoeft te worden toegezonden.

9.1.2 VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

De Veiligheidsregio geeft voor het bestemmingsplan Oude Noorden en Agniesebuurt het volgende advies:

1. Plasbrandaandachtsgebied spoor

Verbouwing/herontwikkeling van (beperkt) kwetsbare objecten (zoals bedoeld in artikel 1 van het Bevi) binnen het plasbrandaandachtsgebied van het spoortraject Rotterdam - Gouda (30 meter vanaf de buitenste spoorstaaf), dient te voldoen aan artikelen 2.5 tot en met 2.9 van de regeling Bouwbesluit 2012 als er van rechtens verkregen bouweisen m.b.t. plasbrandaandachtsgebieden op het pand rusten. Als dit niet het geval is, adviseert de VRR u het pand conform artikelen 2.5 tot en met 2.9 van de regeling Bouwbesluit 2012 te construeren. Dit geldt met name voor het voormalige station aan de Bergweg 8 dat nu als café gebruikt wordt.

Reactie

Het café in het voormalige station is het enige pand in het plangebied dat binnen het plasbrandaandachtsgebied ligt, en eveneens de enige plek waar bebouwing in het plasbrandaandachtsgebied is toegestaan. Het gaat hier om een bestaand pand waarbij het huidige gebruik is vergund. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden om de bouweisen voor dit pand aan te passen.

2. Veiligheidszones A20 en spoor

Zowel bij nieuwbouw als bij verbouwing/herontwikkeling van (beperkt) kwetsbare objecten (zoals bedoeld in artikel 1 van het Bevi) binnen de veiligheidszone van de A20 en het spoor (120 meter vanaf het hart van de (spoor)weg) met van rechtens verkregen bouweisen m.b.t. veiligheidszones, dient u te voldoen aan artikel 2.10 van de regeling Bouwbesluit 2012 als er van rechtens verkregen bouweisen m.b.t. veiligheidszones op het pand rusten. Als dit niet het geval is, adviseert de VRR u het pand conform artikel 2.10 van de regeling Bouwbesluit 2012 te construeren. Dit geldt tevens voor de woonboten gelegen in het Noorderkanaal, langs de Gordelweg.

Reactie

Artikel 2.10 van de Regeling Bouwbesluit 2012 luidt als volgt: 'Een in een veiligheidzone te bouwen bouwwerk met een mechanisch ventilatiesysteem heeft een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit handmatig kan worden uitgeschakeld'. Het is wettelijk verplicht om bij nieuwbouw binnen de veiligheidszone zo te bouwen dat de mechanische ventilatie handmatig kan worden uitgeschakeld. De VRR adviseert om dit ook te doen bij herontwikkeling, niet alleen binnen de veiligheidscontour maar ook binnen de ruimere 1%-letaliteitszone van het toxische scenario. De gemeente onderschrijft dat het vanuit het oogpunt van veiligheid van belang is om de mechanische ventilatie (indien aanwezig) handmatig uit te kunnen schakelen. Nu de Regeling Bouwbesluit 2012 dit alleen bij nieuwbouw binnen de veiligheidszone verplicht stelt is het discutabel of de gemeente deze maatregel aanvullend mag verplichten voor herontwikkeling en binnen de 1% letaliteitscontour. Bovendien moet om deze maatregel als voorwaardelijke verplichting voor te kunnen schrijven vaststaan dat dit noodzakelijk is om tot een goede ruimtelijke ordening te komen. Omdat de 1% letaliteitscontour een effectafstand is met een zeer kleine kans op optreden kan niet worden gesteld dat het afsluitbaar van de buitenlucht maken van gebouwen noodzakelijk is voor een goede ruimtelijke ordening.

3. Voorkomen scherfwerking bij explosie

Zowel bij nieuwbouw als bij verbouwing/herontwikkeling van (beperkt) kwetsbare objecten (zoals bedoeld in artikel 1 van het Bevi) binnen de 85 meter van het spoor, is het wenselijk de beglazing zodanig uit te voeren dat bij een explosie letsel door scherfwerking wordt voorkomen.

Reactie

Alleen het voormalige station ligt binnen 85 meter van het spoor. Nieuwbouw wordt binnen deze afstand niet mogelijk gemaakt. Het is inderdaad wenselijk om de beglazing zo uit te voeren dat bij een explosie letsel worden voorkomen. De gemeente ziet echter geen mogelijkheid dit in het bestemmingsplan voor te schrijven.

4. Goede voorlichting en instructie bij een calamiteit

Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand". Doorgaans is schuilen in een gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen. Op de website "www.rijnmondveilig.nl" vindt u meer informatie over wat te doen in geval van een incident.

Reactie

Dit advies valt niet binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening en kan dit niet in het bestemmingsplan worden geregeld.

9.1.3 TenneT, Zuid-Holland, beheerder hoogspanningsnet

TenneT heeft de ligging van de ondergrondse hoogspanningsverbindingen in het plangebied aangeleverd.

Reactie

De hoogspanningsverbindingen en de belemmeringenstroken aanweerszijden daarvan zijn thans op de verbeelding opgenomen met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning'. En id de regels is het bijbehorende artikel (31) opgenomen.

9.1.4 Evides, leidingbeheer drinkwatertransportleidingen

In de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan wordt de hoofdleiding drinkwater wel benoemd, maar deze is op de verbeelding niet aangegeven.

In de regels is wel de dubbelbestemming 'Leiding - Water' opgenomen. Maar hier zouden wij ter verduidelijking in artikel 32 lid 4.2 toegevoegd willen hebben dat ook een uitzondering geldt voor “werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende leiding (in plaats van gronden).

Reactie

Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn thans de hoofdleidingen drinkwater en de bijbehorende strook aan weerszijden daarvan opgenomen met de dubbelbestemming 'Leiding - Water'.

Artikel 32 'Leiding - Water' lid 4.2 is thans als volgt verwoord: "Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en de betreffende leiding en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren, alsmede graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten".

9.2 Participatie en informatie

Het gebied Noord is thans onderverdeeld in een aantal wijken met een wijkraad. Het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan beslaat de hele wijk Oude Noorden en het grootste deel van de wijk Agniesebuurt. De gebiedsorganisatie heeft een actieve rol vervuld in de startfase van het bestemmingsplan. De startnotitie en de procedure van het bestemmingsplan zijn besproken tijdens vergaderingen van de twee wijkraden. Op het moment dat het ontwerp ter inzage wordt gelegd worden de twee wijkraden om een gekwalificeerd advies gevraagd.

Bij de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan wordt een ieder gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de periode van terinzagelegging zal een een informatieavond worden georganiseerd waarop men vragen kan stellen met betrekking tot het terinzageliggende ontwerpbestemmingsplan.