direct naar inhoud van 10.1 Vooroverleg
Plan: Afrikaanderwijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1029Afrkndrwijk-oh01

10.1 Vooroverleg

In her kader van het overleg ex art. 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het concept ontwerp bestemmingsplan “Afrikaanderwijk” toegezonden aan:

  • 1. BOOR
  • 2. Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
  • 3. DCMR
  • 4. Gedeputeerde Staten van Zuid Holland
  • 5. VROM-Inspectie regio Zuid-West
  • 6. Gasunie
  • 7. Ministerie van Defensie
  • 8. Ministerie van Landbouw
  • 9. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 10. Rijkswaterstaat
  • 11. Stadsregio
  • 12. Tennet
  • 13. Hollandse Delta

Door de partijen vermeld onder nummer 1 tot en met 6 (vetgedrukt) is schriftelijk gereageerd. Daarvan had partij 6 geen inhoudelijke opmerkingen. Van de overige partijen is geen reactie ontvangen.

1. BOOR

De gemaakte opmerkingen worden opgenomen in het bestemmingsplan.

2. Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR)

In en rond het plangebied is één relevante risicobron aanwezig namelijk het spoortraject Rotterdam Lombardijen – Rotterdam Centraal. Voor dit spoortraject is één worstcase scenario beschouwd, het toxische scenario (instantaan falen spoorketelwagon). Het plangebied is gelegen buiten de 1% letaliteitscontour van de meest geloofwaardige scenario, daarom worden hiervoor geen aanvullende maatregelen geadviseerd. De bereikbaarheid van het plangebied is voldoende, aanrijden is mogelijk van meerdere zijden. Er zijn voldoende en passende opstelplaatsen en de bluswatervoorzieningen voldoen aan de eisen die eraan gesteld worden.

Advies

De VRR adviseert om de volgende voorzieningen te realiseren, teneinde de risico's te beperken en de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten:

  • 1. voor nieuwe gebouwen en vervangende nieuwbouw geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kan worden door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen. Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn en het lucht verversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden.
  • 2. Voorziene ontwikkelingen binnen het plangebied behoren te voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Eventuele wijzigingen dienen derhalve voorgelegd te worden aan de afdeling Brandveiligheid van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Zuid.
  • 3. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne Denk Vooruit (“Rampen vallen niet te plannen. Voorbereidingen wel”).

Reactie

Het bij punt 1 genoemde "safe haven" principe is als advies opgenomen in de toelichting, maar kan niet worden geborgd in de regels van het bestemmingsplan. Ten aanzien van punt 2 geldt dat in de huidige situatie het plangebied voldoet aan de eisen die gesteld worden aan bereikbaarheid, bluswater- voorzieningen en opstelplaatsen. Het bestemmingsplan voorziet in sloop/nieuwbouw waarbij de ruimtelijke structuur niet wezenlijk veranderd; bij de nieuwe ontwikkelingen zal er in de inrichtingsfase zorg voor gedragen worden dat het gebied blijft voldoen aan de eisen van de Brandweer. Punt 3, voorlichting over hoe te handelen tijdens een calamiteit, valt buiten het bestek van een bestemmingsplan.

3. DCMR

3.1. Met betrekking tot geluid is de DCMR nog in afwachting van een nieuw akoestisch onderzoek. Het nieuwe onderzoek zal leiden tot aanpassingen van de geluidparagraaf in de toelichting. Opstellen van het concept hogere waarde besluit is pas mogelijk indien overeenstemming bestaat over het akoestisch onderzoek.

Reactie

Inmiddels zijn het onderzoek en de geluidparagraaf aangepast en heeft de DCMR een concept hogere waardenbesluit opgesteld.

3.2. Voorstel tot tekstaanpassing in hoofdstuk 3, Algemene regels. Achtergrond van dit voorstel is de wens om vroegtijdig aan te kunnen geven dat gebruik ten behoeve van horeca soms alleen kan met bouwkundige aanpassingen.

Verzocht wordt de artikelen 32.3 en 37.3 aan te vullen met de bepaling dat een schriftelijk advies van een milieudeskundige noodzakelijk is.

Reactie

De betreffende artikelen zijn op dit punt aangepast.

4. VROM-Inspectie regio Zuid-West

4.1. Nationaal belang 10: Hoofdwatersystemen

In paragraaf 5.2 wordt de samenwerking met de waterbeheerder en de invulling van de Watertoets beschreven. Rijkswaterstaat wordt niet genoemd als beheerder van de Nieuwe Maas en is ook niet betrokken bij het watertoetsproces.

Verzocht wordt Rijkswaterstaat te noemen als water- en vaarwegbeheerder van de Nieuwe Maas in paragraaf 5.2 in de toelichting. Tevens wordt verzocht Vrom-Inspectie in de toekomst te betrekken bij het watertoetsproces voor plannen die betrekking hebben op rijkswater. Voor watertoetsoverleg kan contact opgenomen worden met Rijkswaterstaat Zuid-Holland.

Reactie

Thans is in paragraaf 5.2 opgenomen dat Rijkswaterstaat de water- en vaarwegbeheerder van de Nieuwe Maas en van het daarbij behorende buitendijks gebied is. Het bestemmingsplan Afrikaanderwijk heeft echter geen betrekking op rijkswater, het gebied grenst wel aan rijkswater (de Rijnhaven). De noordelijke punt van het plangebied ligt in buitendijks gebied. Hier is echter artikel 6.16 van het Waterbesluit van toepassing, zodat hier voor bouwen en aanleggen geen vergunning van Rijkswaterstaat is vereist.

4.2. Rijksbeleid m.b.t. waterkwaliteit en waterkwantiteit

Er wordt water uit het plangebied geloosd op de Nieuwe Maas. Om de waterkwaliteit en –kwantiteit van de Nieuwe Maas op orde te houden is het van belang dat het geloosde water van goede kwaliteit is en dat er niet te veel water wordt geloosd. Verzocht wordt de voorkeursvolgorden uit artikel 10.29a van de Wet milieubeheer te noemen in paragraaf 5.1. De voorkeursvolgorde voor waterkwaliteit is schoonhouden-scheiden-zuiveren, die voor waterkwantiteit is vasthouden-bergen-afvoeren. Tevens wordt verzocht te onderbouwen hoe de voorkeursvolgorden toegepast gaat worden op het watersysteem en de wateropgave van het plangebied.

Reactie

De voorkeursvolgorden worden in het hoofdstuk Water opgenomen als die relevant zijn voor het bestemmingsplan; dat is bij het bestemmingsplan Afrikaanderwijk niet het geval. Er is geen oppervlaktewatersysteem in het plangebied. Het is daardoor lastig de historische wateropgave binnen dit plangebied te realiseren, hier zijn dan ook geen concrete plannen voor.

4.3. Verzocht wordt de oude benaming in paragraaf 5.1. van het artikel 2a van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken te wijzigen in artikel 6.16 van het Waterbesluit.

Reactie

Aan dit verzoek is voldaan.

5. Gedeputeerde Staten van Zuid Holland

5.1. Externe veiligheid

In de ruimtelijke onderbouwing wordt aangegeven dat het plangebied in het invloedsgebied is gelegen van het spoorvervoer Rotterdam CS-Rotterdam Lombardijen. Met de ruimtelijke ontwikkeling en de meest recente inzichten in het vervoer (ontwikkelingen in het kader van de vaststelling van het Basisnet Spoor) ontstaat een eindsituatie, waarbij het groepsrisico de oriëntatiewaarde met een factor 3,1 overschrijdt. Deze eindsituatie is in strijd met het provinciaal ruimtelijke belang betreffende het beschermen van grote groepen mensen, omdat nog onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat op termijn kan worden voldaan aan de oriëntatiewaarde.

In het kader van de vaststelling van het Basisnet Spoor wordt met gemeenten, waar in de eindsituatie nog sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, overleg gevoerd om te kijken welke mogelijkheden er zijn om deze overschrijding aan te pakken (in het kader van vaststelling Basisnet Spoor blijkt de eindsituatie ter hoogte van het plangebied uit te komen op 1,6 maal de oriëntatiewaarde).

Reactie

Het groepsrisico binnen het invloedsgebied is aan het einde van de planperiode van het bestemmingsplan Afrikaanderwijk inderdaad hoger dan de oriëntatiewaarde. Dit betekent echter niet dat (de vaststelling van) het bestemmingsplan Afrikaanderwijk in strijd is met het provinciaal belang. Het plangebied bevindt zich buiten de 1% letaliteitscontour van het groepsrisico van het meest geloofwaardige scenario (toxisch scenario). Bovendien is de persoonsdichtheid na planrealisatie lager dan in de huidige situatie, wat in theorie voor een lichte verbetering van het groepsrisico zorgt. De gemeente Rotterdam stelt zich daarom op het standpunt dat het vaststellen van het bestemmingsplan Afrikaanderwijk, gewenst vanwege de kwaliteitsslag door de (vervangende) nieuwbouw en vanuit het actualiseren van bestemmingsplannen, niet in strijd is met het provinciaal ruimtelijk belang.

5.2. Met betrekking tot nieuwbouw wordt een aantal maatregelen genoemd in verband met de toxische scenario's zoals het snel kunnen uitschakelen van mechanische ventilatie en het van de risicobron af situeren van nooduitgangen. De vraag is hoe deze maatregelen worden geborgd.

Reactie

Een calamiteit op het spoor kan effect hebben op de Afrikaanderwijk bij een toxisch scenario. Het is daarom bij de nieuwbouw in de Afrikaanderwijk van belang dat bij een calamiteit met een gifwolk installaties voor mechanische ventilatie snel uitgeschakeld kunnen worden, zodat het gebouw van de buitenlucht kan worden afgesloten. Dit betreft een uitvoeringskwestie dat niet in een bestemmingsplan geregeld kan worden.

Het plangebied is gelegen buiten de 1% letaliteitscontour van het meest geloofwaardige scenario (toxisch scenario). In verband hiermede heeft de VRR geen advies opgenomen met betrekking tot de situering van (nood)uitgangen.

5.3. In de ruimtelijke onderbouwing ontbreekt een beoordeling met betrekking tot de bereikbaarheid van het plangebied voor hulpverleningsdiensten en een beschrijving (inclusief borging) van de eventuele maatregelen die ter verbetering daarvan noodzakelijk worden geacht. Dit moet onder meer blijven uit een advies van de Veiligheidsregio Rijnmond-Rotterdam (VRR) die eveneens ontbreekt.

Reactie

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft bij brief van 4 november 2010 advies uitgebracht. Hieruit blijkt onder andere dat de bereikbaarheid van het plangebied voldoende is; aanrijden is mogelijk van meerdere zijden. Er zijn voldoende en passende opstelplaatsen en de bluswatervoorzieningen voldoen aan de eisen die eraan gesteld worden.