direct naar inhoud van 6.8 Natuur
Plan: Overschiese Kleiweg en Zestienhovensekade
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1015Ovklwzestka-oh02

6.8 Natuur

De Europese Unie heeft richtlijnen opgesteld om de biodiversiteit te behouden. Nederland heeft hieraan uitwerking gegeven in de Natuurbeschermingswet, die vooral gericht is op het beschermen van gebieden en de Flora- en faunawet die vooral gericht is op de bescherming van soorten.
De Natuurbeschermingswet beschermt specifieke gebieden (Natura 2000) op basis van Europese richtlijnen: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands en Beschermde Natuurmonumenten. Voor deze juridisch beschermde gebieden gelden per gebied specifieke instandhoudingsdoelen voor de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Daarnaast kan hier ook het beschermen van soorten op basis van de Flora- en faunawet van toepassing zijn.
De Flora- en faunawet regelt de soortbescherming en geldt voor heel Nederland. Voor alle in het wild levende planten en dieren geldt een algemene zorgplicht. Tevens is een lijst van kracht met beschermde soorten. De bescherming van deze soorten is nader uitgewerkt in verbodsbepalingen.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient rekening te worden houden met de gevolgen van het plan voor de natuur. Gekeken dient te worden of ten gevolge van het plan, of bij de uitvoering van het plan geen blijvende schadelijke effecten zullen optreden aan gebieden en soorten. Dit moet 'op voorhand in redelijkheid' worden ingeschat via een deskundigenrapport (zgn. natuurtoets, of ecologische toets).
Als er mogelijk effecten zijn, moet aannemelijk worden gemaakt dat daarvoor een ontheffing Flora- en faunawet kan worden verkregen en/of dat met zorgvuldig handelen schade kan worden voorkomen. Op grond van de Natuurbeschermingswet geldt een vergunningplicht. Als een vergunning nodig is, dan moet, om de uitvoerbaarheid voor het bestemmingsplan aan te tonen, aannemelijk worden gemaakt dat een vergunning kan worden verleend, zo nodig met mitigerende maatregelen, of door middel van compensatie.

6.8.1 Plangebied

Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is op 9 april 2010 door Ecoresult een quick scan gedaan naar het voorkomen van beschermde flora en fauna in negen deelgebieden.

Algemeen

Op basis van de quick scan kan het voorkomen van enkele (strikt) beschermde soortroepen uitgesloten worden vanwege het ontbreken van geschikt leefgebied. Deze soortgroepen zijn:

  • Amfibieën en reptielen;
  • Dagvlinders;
  • Libellen;
  • Vaatplanten;
  • Kevers;
  • Kreeftachtige;
  • Weekdieren.

Algemeen van toepassing is de kans op broedvogels in het projectgebied of in de directe omgeving of dat het projectgebied essentieel onderdeel uitmaakt van hun leefgebied. Zij kunnen hier tot broeden komen, foerageren en/of schuilen tijdens het broedseizoen welke globaal loop van 1 maart tot 15 september. De broedperiode per vogelsoort kan variëren. Hierdoor is de termijn van 1 maart tot 15 september indicatief. Uitgangspunt is dat een broedende vogel niet verstoord mag worden gedurende het broeden. Werkzaamheden dienen bij grote voorkeur uitgevoerd te worden in de periode 15 september – 1 maart.

6.8.2 Resultaten

De toetsing gebeurt op basis van het 'stoplichtenmodel'.

Groen: Uitvoering van de maatregelen op de benoemde locatie heeft geen effect op (strikt) beschermde flora en fauna. Aanvullend soortgericht vervolgonderzoek en/of ontheffingsaanvraag is niet nodig.

Oranje: Uitvoering van de maatregelen op de hieronder benoemde zone heeft mogelijk effect op beschermde flora en fauna. Aanvullend soortgericht vervolgonderzoek is nodig. Op basis van de uitkomsten van dit aanvullend onderzoek dient bepaald te worden of ontheffingsaanvraag van de Flora en faunawet nodig is of mitigerende maatregelen getroffen kunnen worden.

Rood: Uitvoering van de maatregelen op de hieronder benoemde zone heeft zeker effect op beschermde flora en fauna. Ontheffing van de Flora en faunawet voorafgaand aan de werkzaamheden is nodig.

Voor de quick scan zijn negen verschillende deelgebieden onderzocht. De resultaten worden per deelgebied beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1015Ovklwzestka-oh02_0038.png"

Figuur 6.6: Ligging ontwikkelingslocaties i.c.m. het stoplichtenmodel.

Deelgebied 1: Oranje

  • Hier dient een vleermuisonderzoek uitgevoerd te worden naar voorkomen vaste rust- en verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen. Voor de locatie die meest kansrijk is zie figuur 2 (blauwe stip);
  • Gierzwaluwonderzoek voor gebouw Zestienhovensekade 172;
  • Werken tijdens broedseizoen is mogelijk, mits wekelijks broedvogels gemonitord worden. De kans op broedvogels is relatief klein.

Deelgebied 2: Oranje

  • Vleermuisonderzoek naar voorkomen vaste rust- en verblijfplaatsen;
  • Opstellen ecologisch werkprotocol voor verwijderen poeltje waarbij tenminste rekening wordt gehouden me aanwezige amfibieën;
  • De aanwezige mollen op een 'vriendelijke' manier verjagen kan door:

o Druk elke dag de gang(en) dicht.

o Steek zoveel mogelijk stokken in de gangen.

  • Tijdens het broedseizoen kunnen geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Er worden veel broedvogels verwacht.

Deelgebied 3: Oranje

  • Vleermuisonderzoek naar voorkomen vaste rust- en verblijfplaatsen in de aanwezige bomen;
  • Tijdens het broedseizoen kunnen geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Er worden veel broedvogels verwacht.

Deelgebied 4: Groen

  • Vervolgonderzoek is niet nodig;
  • Tijdens het broedseizoen kunnen geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Er worden broedvogels verwacht.

Deelgebied 5: Oranje

  • Huismusonderzoek is nodig om te kunnen bezien hoe essentieel dit deelgebied als foerageergebied voor deze soort is;
  • Ondanks de kleine kans dat dit deelgebied foerageergebied is voor vleermuizen hoeft hier geen aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden. Er zijn voldoende alternatieven in directe omgeving.

Deelgebied 6: Oranje

  • Vleermuisonderzoek naar voorkomen vaste rust- en verblijfplaatsen in aanwezige bomen en gebouwen;
  • Tijdens het broedseizoen kunnen geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Er worden veel broedvogels verwacht.

Deelgebied 7: Oranje

  • Vleermuisonderzoek naar voorkomen vaste rust- en verblijfplaatsen in aanwezige bomen en gebouwen;
  • Gierzwaluwonderzoek is nodig doordat in de aanwezige gebouwen mogelijk Gierzwaluw tot broeden kan komen;
  • Tijdens het broedseizoen kunnen geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Er worden veel broedvogels verwacht.

Deelgebied 8: Rood

  • Ontheffingsaanvraag van de Flora- en faunawet is nodig door aanwezigheid van Huismus;
  • Vleermuisonderzoek naar voorkomen vaste rust- en verblijfplaatsen in aanwezige bomen;
  • Tijdens het broedseizoen kunnen geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Er worden veel broedvogels verwacht;
  • Maaien van het terrein bij voorkeur niet in de periode mei-september in verband met bloeiende waardplanten (ruigtekruiden) voor insecten.

6.8.3 Conclusie

Op basis van de quick scan wordt het volgende aanbevolen:

Actie   Deelgebied  
Ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet opstellen voor aanwezigheid Huismus   8  
Vleermuisonderzoek   1, 2, 3, 6, 7, 8  
Gierzwaluwonderzoek   1, 7  
Huismusonderzoek   5  
Opstellen ecologisch werkprotocol   2  
Mollen 'verjagen' voorafgaand aan werkzaamheden   2  
Maairestrictie   8  

Tabel 6.11: aanbevelingen per deelgebied

De aangegeven onderzoeken en eventuele ontheffingsaanvragen moeten zijn uitgevoerd voordat de werkzaamheden aanvangen. De quickscan geeft geen aanleiding om te verwachten dat de eventuele ontheffingen niet kunnen worden verkregen. Door middel van gericht onderzoek zal ontheffing worden verleend. Hiermee voldoet het plan aan de Flora en Faunawetgeving.