direct naar inhoud van 5.3 Huidige watersysteem
Plan: Weenapoint
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1013Weenapoint-oh01

5.3 Huidige watersysteem

5.3.1 Oppervlaktewater

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig dat verbonden is met het stedelijke watersysteem. Meest nabij gelegen oppervlaktewater is de Westersingel direct ten zuidoosten van het plangebied, in het peilgebied Westersingel. Met behulp van een gemaal wordt het oppervlaktewater van de Westersingel op een vast peil gehandhaafd: het oppervlaktewater wordt direct op de Nieuwe Maas afgevoerd. Bij een te laag peil of bij verversing van het oppervlaktewater, zoals na een overstort, wordt water ingelaten vanuit de Coolhaven en de Delftse Vaart. Het plangebied is (vrijwel) geheel verhard en bebouwd.

5.3.2 Grondwater

Barrièrewerking door ondergrondse objecten.
In de huidige situatie en door de reeds vergunde ontwikkelingen zijn veel ondergrondse objecten in het directe omgeving aanwezig. Dit zijn garages en kelders onder bebouwing. In het kader van RandstadRail en Rotterdam Centraal zijn de boortunnel met ontvangstschacht op de Conradstraat, een uitbreiding van metrostation CS en de Weenatunnel gerealiseerd. De Kruispleingarage (incl. Verbindingstunnel) en de parkeergarage onder Calypso zijn in de huidige situatie in uitvoering. Met name de ontvangstschacht in de Conradstraat en de uitbreiding van metrostation CS hebben, als gevolg van barrièrewerking, geleid tot een daling van de grondwaterstand ten opzichte van de situatie van voor de werkzaamheden.
Aan de noordzijde van het spooremplacement liggen de grondwaterstanden rond het Singelpeil, ongeveer NAP -2,5 m. In de huidige situatie is de grondwaterstand nog wat lager, rond NAP -2,7 m, als gevolg van de drainerende werking van lekkende riolering. Dit zal in 2021 door rioolvervangingen waarschijnlijk zijn verholpen.
De grondwaterstanden op het spooremplacement zijn iets hoger dan in het omringende gebied. Midden onder de kapconstructie is de grondwaterstand het laagst, rond NAP -2,2 m. Als uitgangspunt is in de modelberekeningen aangehouden dat er onder de kapconstructie geen grondwateraanvulling uit neerslag plaatsvindt. Aan weerszijden van de kap neemt de grondwaterstand op het spooremplacement toe tot ongeveer NAP -1,5 m.
Direct aan de zuidzijde van het spooremplacement neemt de grondwaterstand snel af tot een niveau van ca. NAP-2,4 m ter hoogte van het Weena. Dit komt overeen met het singelpeil van de Westersingel.

Bemaling van bouwputten.
Als gevolg van de uitgevoerde bemalingen in de omgeving van het Weenapoint, is er geringe zetting van het maaiveld gemeten, in de orde grootte van millimeters op grotere afstand van de bouwput, ter plaatse van bebouwing. In de directe omgeving van de bouwkuipen is wel meer zetting opgetreden, dit is mede veroorzaakt door andere bouwwerkzaamheden, zoals heiwerk. Door de bemalingen is er geen schade aan bebouwing opgetreden.

5.3.3 Waterkering

De mate van waterveiligheid in het gebied is afhankelijk van de kans van optreden van een overstroming en de potentiële gevolgen binnen het gebied. De kans op een overstroming wordt bepaald door de beschermingsnorm van de betreffende dijkring. Weenapoint is gelegen in dijkringgebied 14 - Zuid Holland.
Vanwege de grote belangen en potentiële schades in deze dijkring is het beschermingsniveau hoog: De overschrijdingskans ligt op 1/10.000 per jaar, wat betekent dat gemiddeld genomen er eens in de 10.000 jaar een overstroming plaats kan vinden. Let wel: aangezien dit een statistische bepaalde kans is, is het ook mogelijk dat dit binnen die periode vaker voorkomt. De norm geeft echter wel een indicatie van de potentiële terugkeertijd van een overstroming.
Het gevolg van een overstroming is afhankelijk van de kenmerken van het binnendijkse gebied. Met name de afstand van het gebied ten opzichte van de kering, maar ook de maaiveldhoogte in het gebied hebben invloed op de potentiële waterdiepte bij een overstroming. In onderstaande figuur zijn de potentiële waterdieptes op kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1013Weenapoint-oh01_0002.png"

Doordat de berekening op een hoog abstractieniveau is uitgevoerd is het detailniveau van de kaarten beperkt. Wel kan uit de kaart worden opgemaakt dat rondom het plangebied van Weenapoint een waterdiepte kan ontstaan van 0,5 - 0,8 meter. Hoewel een dergelijke diepte tot schade kan leiden, is de kans op slachteroffers klein.
Aangezien de kans op een overstroming zeer beperkt is en ook de waterdieptes rondom Weenapoint beperkt blijven, is het risico van een overstroming voor het plangebied beperkt.

5.3.4 Riolering

Het plangebied ligt binnen riooldistrict 9 (Centrum). In dit gebied ligt voornamelijk een gemengd rioolstelsel. Dit houdt in dat zowel regenwater als huishoudelijk afvalwater wordt opgevangen en via één rioolstelsel naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) wordt afgevoerd. Dit betekent dat vrijwel alle neerslag die in het plangebied valt, via het rioolsysteem bij de RWZI terecht komt. Het afval- en regenwater uit het plangebied wordt afgevoerd door rioolgemaal Westersingel en wordt uiteindelijk naar RWZI Dokhaven getransporteerd.
Daarnaast heeft rioolgemaal Westersingel ook de mogelijkheid om rioolwater direct naar de Nieuwe Maas te pompen (de zogenaamde overstortbemaling). Daardoor wordt wateroverlast en het aantal overstorten naar de singels in het gebied beperkt gehouden.

Aangezien het afval- en regenwater door één buis en één pomp verwerkt wordt, is er geen onderscheid te maken in de capaciteit voor afvalwater en de capaciteit voor regenwater. Wel is er administratieve verdeling tussen beiden gemaakt, waarbij bepaald is dat van de 2215 m3/uur er ongeveer 1080 m3/uur gereserveerd is voor afvalwater. De afvalwaterbelasting in de geprojecteerde ontwikkeling wordt geschat op ongeveer 950 m3 per uur. Dit is gebaseerd op de huidige belasting van 900 m3/uur plus de belasting van de ontwikkeling in het bemalingsdistrict van ongeveer 50 m3/uur.

Wateroverlast
Wateroverlast vindt plaats doordat de capaciteit van riolering en gemalen of de capaciteit van het oppervlaktewater onvoldoende groot is om grote hoeveelheden water te verwerken. In stedelijk gebied komt regenwater met name in het riool terecht, waardoor het riool het meest gevoelig is voor grote neerslagpieken. Bij grote hoeveelheden regen wordt dit water via overstorten op het oppervlaktewater geloosd. Wanneer de pieken dermate groot zijn dat ook de overstorten het water niet voldoende snel kunnen afvoeren, zal het rioolwater via de putten op straat komen te staan.
Vanuit het Deelgemeentelijk Waterplan Centrum wordt gewerkt aan het terugdringen van de wateroverlast. (Bijvoorbeeld door het afkoppelen en het gebruiken van het hemelwater.) Door de aanleg van de ondergrondse waterbergingen in de Museumparkgarage en de Kruispleingarage is de frequentie van wateroverlast in de toekomst afgenomen.