Plan: | Weenapoint |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0599.BP1013Weenapoint-oh01 |
In paragraaf 6.7. "Externe Veiligheid' is onder andere gesteld dat de oriënterende waarde van het groepsrisico met een factor 72 wordt overschreden. De VRR is van mening dat de verantwoording van het groepsrisico (transport gevaarlijke stoffen per spoor) in paragraaf 6.7.2 "Conclusie" onvoldoende onderbouwd is om te stellen dat het bestuur van Rotterdam op dit moment het huidige veiligheidsrisico verantwoord acht.
Dit advies is bedoeld om te adviseren omtrent de aanvullende veiligheidsmaatregelen die voor het plangebied Weenapoint genoemd kunnen worden om de risico's verder te reduceren. Deze maatregelen kunnen deel uitmaken van de onderbouwing voor de verantwoording van het groepsrisico in het ontwerp bestemmingsplan. Voorafgaand aan de behandeling van het ontwerp bestemmingsplan dient een expliciete risicoafweging plaats te hebben gevonden door het bevoegd gezag.
Reactie
In overleg met het Rijk is een nieuw externe veiligheid onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het groepsrisico maximaal 7.9 keer de oriënterende waarde zal overschrijden. Naar aanleiding van het nieuwe onderzoek is de paragraaf 6.7 aangepast.
De VRR adviseert om de volgende voorzieningen te realiseren, teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten:
1. Met betrekking tot een toxische wolk geldt dat de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in nieuwe gebouwen dient te worden verbeterd door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen ("safe haven" principe). Hiervoor dienen deuren en ramen afsluitbaar te zijn. In nieuwe gebouwen die conform de bouwregelgeving voorzien moeten zijn van een brandbeveiligingsinstallatie, dient het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden.
Reactie
Deze maatregel is niet ruimtelijk relevant en mag niet in het bestemmingsplan worden geregeld.
2. De voorziene ontwikkeling zodanig te realiseren dat aanwezigen bij een dreigende BLEVE gelegenheid hebben snel te vluchten. Hierbij dient minimaal één (nood-) uitgang van het spoortraject Rotterdam CS - Gouda afgekeerd te zijn. Alle (nood-)uitgangen dienen in voldoende mate aan te sluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied. Daar het Bouwbesluit niet ingaat op de oriëntatie van (nood)uitgangen en daar de orientatie van nooduitgangen ruimtelijk relevant is, is deze maatregel te borgen middels een nadere eis in het kader van artikel 3.6d Wro.
Reactie
Voor de nieuw te ontwikkelde locatie zijn deze maatregelen opgenomen in de regels.
3. In overleg met de afdeling Brandveiligheid van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Noord dient de bereikbaarheid en bluswatervoorziening van het Rotterdam Central District verder te worden geoptimaliseerd. Deze voorziengen dienen uitgevoerd te worden conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR).
Reactie
Deze maatregel is niet ruimtelijk relevant en mag niet in het bestemmingsplan worden geregeld.
4. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van het aanwezige personeel zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne Denk Vooruit ('Rampen vallen niet te plannen. Voorbereidingen wel").
Reactie
Deze maatregel is niet ruimtelijk relevant en mag niet in het bestemmingsplan worden geregeld.