direct naar inhoud van Hoofdstuk 7 Sociale veiligheid en leefbaarheid
Plan: Zuidwijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1010Zuidwijk-oh01

Hoofdstuk 7 Sociale veiligheid en leefbaarheid

Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiekruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto's en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte.

Bij het aspect sociale veiligheid gaat het om een subjectieve factor het 'zich veilig voelen' en een objectieve factor: de daadwerkelijke veiligheid. Het begrip sociale veiligheid wordt gehanteerd om spraakverwarring met verkeersveiligheid, de fysieke veiligheid te vermijden. Vanuit de stedenbouw en de ruimtelijke ordening kan een bijdrage worden geleverd door middel van een adequate vormgeving en inrichting van de gebouwde omgeving, waarmee bijvoorbeeld de kans op vandalisme, diefstal, inbraken enz. beperkt kunnen blijven. Het zich veilig kunnen voelen is mede afhankelijk van de wijze waarop woningen en andere stedelijke functies worden gemengd, gebouwen worden ontworpen en de buitenruimte wordt ingericht. Aan de beide componenten van sociale veiligheid: de kans op een daadwerkelijk delict en de beleving van (on)veiligheid kan aandacht worden geschonken.

De omgeving kan worden opgevat als een gelegenheidsfactor of als een barrière. Voor de potentiële dader liggen hier twee drempels: een psychologische drempel en een fysieke drempel. Onder de psychologische drempel kunnen worden gerekend: de sociale ogen, de zichtbaarheid, de betrokkenheid van buurtbewoners en de attractiviteit van de (woon)omgeving. Fysiek gezien spelen hier de factoren toegankelijkheid en de beschikbaarheid van vluchtwegen een belangrijke rol, waarbij de mate van attractiviteit en fysieke kwetsbaarheid eveneens een grote rol spelen.
Deze factoren kunnen stedenbouwkundig op het niveau van een structuurplan, een stedenbouwkundig plan en op het niveau van een bouwplan worden geïntegreerd:

  • 1. omvang en locatie van functies en de mate van functiemenging;
  • 2. vorm en functie van openbare ruimten;
  • 3. woonvorm en verkavelingtype: open versus gesloten bouwblokken, strokenbouw of vrijstaande woonblokken in het groen, bebouwingshoogte en bebouwingsdichtheid;
  • 4. verhouding bebouwd / onbebouwd oppervlak;
  • 5. ontsluitingsstructuur, hiërarchie in hoofd- en nevenrouten, tracékeuze, integratie of scheiding van snelverkeer en langzaam verkeer, gelijkvloerse of ongelijkvloerse kruisingen;
  • 6. de wijze waarop het parkeren wordt opgelost: op straten en pleinen of overdekt in carports, privégarages of collectieve parkeergarages.

De mate van inbreng van deze factoren kan op de verschillende planniveaus verschillend zijn. Voor het bestemmingsplan dat grotendeels conserverend van aard is en waarin dus geen grote functionele wijzigingen worden voorgesteld, behalve wellicht de aanstaande transformatie van deelgebied 5: de Velden, bestaan er, in tegenstelling tot een bestemmingsplan om tot ruimtelijke ontwikkeling te komen, weinig mogelijkheden om bovenstaande aspecten door middel van fysiek ruimtelijke ingrepen te verbeteren. Het bestemmingsplan maakt het verder mogelijk om kleine fysieke ingrepen in de buitenruimte te plegen, zoals bijvoorbeeld het ondergronds aanbrengen van afvalcontainers. Of bijvoorbeeld de verschillende verenigingen van eigenaren te stimuleren semi openbare ruimten als de toegangen en de achterommetjes naar fietsenbergingen en dergelijke af te sluiten.