direct naar inhoud van Regels
Plan: Ridderkerk-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0597.BVZUID2013-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

de beheersverordening Ridderkerk-Zuid van de gemeente Ridderkerk.

1.2 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0597.BVZUID2013-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en in volume ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden bedrijf

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.

1.5 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.9 archeologische deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.12 bijgebouw

een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en in volume ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.13 bestaande legale functies

functies die binnen het verordeningsgebied worden uitgeoefend voor zover deze aanwezig zijn op het tijdstip van de vaststelling van de verordening én

  • a. kunnen worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik, of
  • b. overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan rechtsgeldig konden worden uitgeoefend, daaronder niet begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.14 bestaand

bestaande maten: de maten zoals hoogten, oppervlakten en inhoudsmaten die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:

  • a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen;
  • b. nog tot stand kunnen komen krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.

bestaande bouwlagen: het aantal bouwlagen dat op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:

  • a. aanwezig is én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen;
  • b. nog tot stand kan komen krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.

1.15 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen:

  • een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
  • een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
  • een onbenoemde ruimte, waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.

1.18 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.20 dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes.

1.21 erker

een uitbouw aan de voorzijde van de woning, met een maximale breedte van 75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, een maximale diepte van 2 m en een maximale hoogte gelijk aan de hoogte van de begane grondlaag van de desbetreffende woning vermeerderd met 0,35 m.

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 gestapelde woningen

een woning, die zich al dan niet bevindt in een woongebouw, die of dat bestaat uit twee of meer boven- of nagenoeg boven- elkaar gesitueerde woningen.

1.24 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.25 horecabedrijf

een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  • a. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken;
  • b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  • c. het verstrekken van nachtverblijf.

1.26 kantoor

een gebouw of gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.27 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.28 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.30 openbaar gebied

wegen, pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat - al dan niet - voor publiek algemeen toegankelijk is.

1.31 openbaar toegankelijk gebied

een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994; alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.32 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.33 peil
  • a. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op een afstand van 5 m of minder uit de weg: de hoogte van die weg;
  • b. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op een afstand van meer dan 5 m uit de weg: de gemiddelde hoogte van het aangrenzend terrein.

1.34 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.35 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.36 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.37 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.38 vlak

een geometrisch bepaald vlak (besluitvlak of besluitsubvlak), waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.39 vlakgrens

de grens van een vlak.

1.40 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.41 voorgevel(rooi)lijn

de lijn die gelijk of evenwijdig loopt aan de naar de openbare weg gerichte gevel.

1.42 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.43 woning/wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.44 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn tussen de voorgevel- en de achtergevellijn van het gebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 diepte en breedte van een hoofdgebouw

de diepte en de breedte van een hoofdgebouw worden gemeten daar waar deze maten het grootst zijn, met dien verstande dat erkers en aan- en uitbouwen niet worden meegerekend.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

Artikel 3 Woongebied

3.1 Gebruiksvormen

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. het wonen met aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;
  • b. tuinen en erven;
  • c. openbaar gebied;
  • d. bestaande legale functies, voor zover niet expliciet in deze verordening benoemd;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, bermen, geluidswerende voorzieningen, voorzieningen voor openbaar vervoer, afvalinzameling, kunstuitingen en speelvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Woningen en erven

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Hoofdgebouwen

  • a. de diepte en breedte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de bestaande diepte en breedte van het hoofdgebouw;
  • b. het aantal bouwlagen van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bouwlagen van het hoofdgebouw, waarbij -indien aanwezig- ten hoogste de bestaande dakhellingen behouden blijven;
  • c. het hoofdgebouw wordt in de bestaande voorgevelgrens gebouwd;
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden uitgebreid;
  • e. hoofdgebouwen in gestapelde vorm zijn niet toegestaan;

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

  • f. ter plaatse van het vlak 'bijzondere bouwregels' zijn geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • g. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van erkers;
  • h. de diepte van aan- en uitbouwen van aaneengebouwde hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m, gemeten vanaf de achter- en/of zijgevel van het hoofdgebouw;
  • i. de diepte van aan- en uitbouwen van vrijstaande hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m, gemeten vanaf de achter- en/of zijgevel van het hoofdgebouw;
  • j. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en/of achtererf, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
    • 2. 65 m², indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf ten minste 200 m² en ten hoogste 250 m² bedraagt;
    • 3. 75 m², indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf meer dan 250 m² en ten hoogste 500 m² bedraagt;
    • 4. 100 m², indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf meer dan 500 m² bedraagt;
  • k. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,35 m, met een maximum van 4 m;
  • l. de aan- en uitbouw mag worden voorzien van een kap of schuin dak met een hoogte van maximaal 1 m;
  • m. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • n. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • o. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • p. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • q. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • r. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

Bestaande maten

  • s. bestaande maten die meer of minder bedragen dan in dit lid bepaald mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

3.2.2 Openbaar gebied

Ten behoeve van het openbaar gebied mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • b. de bestaande maten die meer bedragen dan in dit lid bepaald mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

3.3.1 Situering hoofdgebouwen

Het bepaalde in lid 3.2.1 onder c teneinde een andere situering van de hoofdgebouwen op bouwpercelen mogelijk te maken, met dien verstande dat de afstand van de voorgevel van hoofdgebouwen tot de bestaande voorgevelgrens niet meer dan 3 m mag bedragen.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: wijziging van de openbare ruimte zolang er geen sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • b. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing, met een maximum van 70 m²;
    • 3. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 5. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
    • 6. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • c. met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat de handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen niet is toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 voor het gebruik van een aan- of bijgebouw of een gedeelte van een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande, dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel een woning aanwezig dient te zijn;
  • c. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • d. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  • e. ten behoeve van de inwoning geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mag worden aangelegd. Er dient gebruikgemaakt te worden van de bestaande aansluiting;
  • f. maximaal 80 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • g. geen eigen in-/uitrit mag worden aangelegd voor de afhankelijke woonruimte;
  • h. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, de houder van de omgevingsvergunning burgemeester en wethouders daarvan binnen drie maanden schriftelijk in kennis stelt.

Artikel 4 Lintbebouwing

4.1 Gebruiksvormen

De voor 'Lintbebouwing' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. het wonen met aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;
  • b. tuinen en erven;
  • c. openbaar gebied;
  • d. tevens functiemenging ter plaatse van:
vlak   toegestane functie(s)   beperkingen  
dienstverlening   dienstverlening    
bedrijf   bedrijven t/m categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   niet toegestaan:
Wgh-inrichtingen
Bevi-inrichtingen  
kantoor   kantoren    
maatschappelijk   maatschappelijke voorzieningen    

  • e. bestaande legale functies, voor zover niet expliciet in deze verordening benoemd;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, bermen, geluidswerende voorzieningen, voorzieningen voor openbaar vervoer, afvalinzameling, kunstuitingen en speelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Woningen en erven

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Hoofdgebouwen

  • a. de diepte en breedte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de bestaande diepte en breedte van het hoofdgebouw;
  • b. het aantal bouwlagen van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bouwlagen van het hoofdgebouw, waarbij -indien aanwezig- de bestaande kapvorm behouden blijven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' bedraagt de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • d. het hoofdgebouw wordt in de bestaande voorgevelgrens gebouwd;
  • e. het bestaande aantal woningen mag niet worden uitgebreid;
  • f. hoofdgebouwen in gestapelde vorm zijn niet toegestaan;

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

  • g. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van erkers;
  • h. de diepte van aan- en uitbouwen van aaneengebouwde hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m, gemeten vanaf de achter- en/of zijgevel van het hoofdgebouw;
  • i. de diepte van aan- en uitbouwen van vrijstaande hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m, gemeten vanaf de achter- en/of zijgevel van het hoofdgebouw;
  • j. de bestaande afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrenzen dienen te worden gehandhaafd;
  • k. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en/of achtererf, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
    • 2. 65 m², indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf ten minste 200 m² en ten hoogste 250 m² bedraagt;
    • 3. 75 m², indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf meer dan 250 m² en ten hoogste 500 m² bedraagt;
    • 4. 100 m², indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf meer dan 500 m² bedraagt;
  • l. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogste van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,35 m, met een maximum van 4 m;
  • m. de aan- en uitbouw mag worden voorzien van een kap of schuin dak met een hoogte van maximaal 1 m;
  • n. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • o. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • p. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • q. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • r. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • s. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Bestaande maten

  • t. bestaande maten die meer of minder bedragen dan in dit lid bepaald mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

4.2.2 Openbaar gebied

Ten behoeve van het openbaar gebied mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • b. de bestaande maten die meer bedragen dan in dit lid bepaald mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: wijziging van de openbare ruimte zolang er geen sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • a. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: opslag van goederen, mits achter de voorgevel van hoofdgebouwen en ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten op het perceel;
  • a. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing, met een maximum van 70 m²;
    • 3. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 5. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
    • 6. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • b. met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat de handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen niet is toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in :

  • a. lid 4.1 voor het gebruik van een aan- of bijgebouw of een gedeelte van een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande, dat:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel een woning aanwezig dient te zijn;
    • 3. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
    • 4. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
    • 5. ten behoeve van de inwoning geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mag worden aangelegd. Er dient gebruikgemaakt te worden van de bestaande aansluiting;
    • 6. maximaal 80 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
    • 7. geen eigen in-/uitrit mag worden aangelegd voor de afhankelijke woonruimte;
    • 8. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, de houder van de omgevingsvergunning burgemeester en wethouders daarvan binnen drie maanden schriftelijk in kennis stelt.
  • b. lid 4.2.1 teneinde uitbreiding van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing mogelijk te maken, dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
    • 1. het grondoppervlak van het hoofdgebouw is ten hoogste 50 m2;
    • 2. het hoofdgebouw bestaat uit ten hoogste 2 bouwlagen, waarvan de tweede bouwlaag grotendeels in de kap is gelegen;
    • 3. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste:
      • 6 m indien deze haaks op de weg is gesitueerd;
      • 10 m indien deze evenwijdig aan de weg is gesitueerd;
    • 4. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste:
      • 8 m indien deze haaks op de weg is gesitueerd;
      • 6 m indien deze evenwijdig aan de weg is gesitueerd;
    • 5. de diepte van het hoofdgebouw, gemeten vanaf de voorgevel, mag bij situering haaks op de weg na afwijking maximaal 10 m bedragen;
    • 6. de diepte van het hoofdgebouw, gemeten vanaf de voorgevel, mag bij situering evenwijdig aan de weg na afwijking maximaal 8 m bedragen;
    • 7. de hoogte van de kap mag bij uitbreiding van hoofdgebouwen evenwijdig aan de weg maximaal 5 m bedragen;
    • 8. de maatvoering, inclusief dakhelling en het materiaalgebruik moet aansluiten op de oorspronkelijke situatie.

Artikel 5 Gestapelde woningen

5.1 Gebruiksvormen

De voor 'Gestapelde woningen' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. het wonen in de vorm van gestapelde woningen met aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;
  • b. tuinen en erven;
  • c. openbaar gebied;
  • d. tevens functiemenging ter plaatse van vlak:
vlak   toegestane functie(s)   beperkingen  
maatschappelijk   maatschappelijke voorzieningen   uitsluitend op de begane grond  

  • e. bestaande legale functies, voor zover niet expliciet in deze verordening benoemd;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, bermen, geluidswerende voorzieningen, voorzieningen voor openbaar vervoer, afvalinzameling, kunstuitingen en speelvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Woningen en erven

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Hoofdgebouwen

  • a. de diepte en breedte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de bestaande diepte en breedte van het hoofdgebouw;
  • b. het aantal bouwlagen van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bouwlagen van het hoofdgebouw, waarbij -indien aanwezig- ten hoogste de bestaande dakhellingen behouden blijven;
  • c. het hoofdgebouw wordt in de bestaande voorgevelgrens gebouwd;
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden uitgebreid;

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

  • e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

Bestaande maten

  • h. bestaande maten die meer of minder bedragen dan in dit lid bepaald mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

5.2.2 Openbaar gebied

Ten behoeve van het openbaar gebied mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • b. de bestaande maten die meer bedragen dan in dit lid bepaald mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

5.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: wijziging van de openbare ruimte zolang er geen sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • a. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 70 m²;
    • 3. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 5. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
    • 6. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • b. met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat de handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen niet is toegestaan.

Artikel 6 Centrumvoorziening

6.1 Gebruiksvormen

De voor 'Centrumvoorziening' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. detailhandel en dienstverlening;
  • c. horeca-activiteiten tot en met horecacategorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. kantoren;
  • e. het wonen in de vorm van gestapelde woningen met aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;
  • f. openbaar gebied;
  • g. bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, bermen, geluidswerende voorzieningen, voorzieningen voor openbaar vervoer, afvalinzameling, kunstuitingen en speelvoorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Hoofdgebouwen

  • a. de diepte en breedte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de bestaande diepte en breedte van het hoofdgebouw;
  • b. het aantal bouwlagen van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bouwlagen van het hoofdgebouw, waarbij -indien aanwezig- ten hoogste de bestaande dakhellingen behouden blijven;
  • c. het hoofdgebouw wordt in de bestaande voorgevelgrens gebouwd;
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden uitgebreid;

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

  • e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

Bestaande maten

  • h. bestaande maten die meer of minder bedragen dan in dit lid bepaald mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

6.2.2 Openbaar gebied

Ten behoeve van het openbaar gebied mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • b. de bestaande maten die meer bedragen dan in dit lid bepaald mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

6.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: wijziging van de openbare ruimte zolang er geen sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • b. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 70 m²;
    • 3. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 5. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
    • 6. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • c. met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat de handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen niet is toegestaan.

Artikel 7 Bijzondere functies

7.1 Gebruiksvormen

De voor 'Bijzondere functies' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. het wonen met aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;
  • c. tevens functiemenging ter plaatse van vlak:
vlak   toegestane functie(s)  
agrarisch   agrarisch bedrijf  
detailhandel   detailhandel  
horeca   horeca tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten  
kantoor   kantoren  

  • d. bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, bermen, geluidswerende voorzieningen, voorzieningen voor openbaar vervoer, afvalinzameling, kunstuitingen en speelvoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Hoofdgebouwen

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

Bestaande maten

  • f. bestaande maten die meer of minder bedragen dan in dit lid bepaald mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

7.2.2 Openbaar gebied

Ten behoeve van het openbaar gebied mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • b. de bestaande maten die meer bedragen dan in dit lid bepaald mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

Artikel 8 Openbaar gebied

8.1 Gebruiksvormen

De voor 'Openbaar gebied' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. openbaar gebied, groen en water;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. bij de onder a bedoelde voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, bermen, geluidswerende voorzieningen, voorzieningen voor openbaar vervoer, afvalinzameling, kunstuitingen en speelvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • b. de bestaande maten die meer bedragen dan in dit lid bepaald mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

8.3 Specifieke gebruiksregels

de openbare ruimte mag niet zodanig worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde elders in deze verordening mag op de gronden binnen het vlak 'Waarde - Archeologie' uitsluitend worden gebouwd, met inachtneming van de bouwregels van de betreffende het volgende:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de archeologische waarden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende gebruiksvormen mag - met inachtneming van de voor de betrokken gebruiksvormen geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
9.2.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met binnen het vlak 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

9.2.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 9.2.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 9.1 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m² of niet dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

9.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.2.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Overschrijding vlakgrenzen

Overschrijding van vlakgrenzen mag plaats vinden voor de volgende bouwwerken:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht gebruik
13.1.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.1.2 Afwijkingsmogelijkheid

Het is verboden het met de verordening strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.1.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.1.3 Verlooptermijn

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.1.1 na de inwerkingtreding van deze verordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.1.4 Uitzondering

Lid 13.1.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 15 Citeertitel

De beheersverordening wordt aangehaald als: 'Beheersverordening Ridderkerk-Zuid'.