Plan: | Herstructurering Rembrandtweg fase 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0597.BPWEST2018Rembrand-VG01 |
Woningcorporatie Woonvisie heeft plannen ontwikkeld voor de sloop van verouderde appartementen aan de Rembrandtweg. Deze plannen vallen in twee fasen uiteen: de bouwblokken ten oosten van de Frans Halsstraat (fase 1) en de bouwbokken ten westen van de Frans Halsstraat (fase 2). Dit bestemmingsplan maakt de herstructurering van fase 1 mogelijk. Tussen de Frans Halsstraat en de centrumbebouwing aan het Koningsplein worden 91 woningen gesloopt en worden maximaal 90 woningen teruggebouwd. Ten behoeve van de flexibiliteit zijn maximaal 78 reguliere appartementen toegestaan en maximaal 30 zorgwoningen. De 30 zorgwoningen zijn uitwisselbaar voor 18 reguliere appartementen.
De herstructurering past binnen de prestatieafspraken die tussen de gemeente Ridderkerk en Woonvisie zijn gemaakt. Daarnaast zullen de plannen leiden tot een ruimtelijke kwaliteitssprong van bebouwing en openbaar gebied, waardoor deze zone grenzend aan het centrum een aantrekkelijker beeld krijgt.
Het stedenbouwkundig plan voor de nieuwe woningen past niet binnen de kaders van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan 'Ridderkerk West' en de vigerende beheersverordening 'Ridderkerk Centrum'. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voorzien in een passende regeling voor zowel de nieuwbouw als het toekomstig beheer.
Het plangebied ligt ten noordwesten van het centrum en wordt globaal begrensd door de singel en de Rembrandtweg, de nieuwbouw rond het Koningsplein en de parkeerplaats van het winkelcentrum en de Frans Halsstraat. De begrenzing van het plangebied voor fase 1 is zoveel mogelijk afgestemd op de plangrenzen van het in 2017 vastgestelde bestemmingsplan 'Centrum Ridderkerk'. In figuur 1.1 is een weergave gegeven van de ligging en begrenzingen van fase 1 en fase 2 van de beoogde herstructurering. Voorliggend plan heeft alleen betrekking op fase 1.
Figuur 1.1 ligging en begrenzing plangebied (fase 1 en 2)
Hoofdstuk 2 gaat in op de voorgestelde ontwikkeling. Hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan gaat in op het toepasselijke beleidskader. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van het benodigde onderzoek naar onder andere milieuaspecten. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 5. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 6.
Doel herstructurering
Het doel van de herstructurering is het vervangen van de kwalitatief slechte en sterk verouderde huurwoningen door kwalitatief goede huurwoningen (sociale huur en middeldure huur) die voldoen aan de eisen van deze tijd. Binnen fase 1 worden ook 18-30 zorgwoningen gerealiseerd. Naast de nieuwe woningbouw wordt ook het openbaar gebied opnieuw ingericht. Daardoor wordt het groene karakter van de singel langs de Rembrandtweg versterkt.
In opdracht van Woonvisie is door De Nijl Architecten een stedenbouwkundig plan opgesteld voor de fasen 1 en 2. Hierin komen achtereenvolgens de uitgangssituatie, opgave, verkavelingsplan en beeldkwaliteit aan de orde. De hoofdpunten zijn hieronder samengevat.
Uitgangssituatie
Figuur 2.1 Huidige situatie Rembrandtweg vanaf Frans Halsstraat (bron: Google Street View)
Opgave
Figuur 2.2 Verkavelingsplan fase 1
Verkavelingsplan
Het verkavelingsplan (figuur 2.2) gaat uit van twee appartementengebouwen met 30 woningen langs de Rembrandtweg en één gebouw met 30 zorgwoningen dan wel 18 reguliere appartementen aan de Frans Halsstraat. Ten behoeve van de flexibiliteit zijn zorgwoningen en reguliere appartementen uitwisselbaar in het gebouw aan de Frans Halsstraat.
De appartementengebouwen vormen de begrenzing van de singel en de 'centrumring'. De gebouwen beschikken alle drie over vier bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 13 m. Ook hebben ze een vergelijkbare opzet: galerijen aan de binnenkant met in de meeste gevallen een buitenruimte, in het midden ontsloten zodat looplijnen over de galerijen beperkt blijven en bergingen rond de centrale entrees. De benedenwoningen aan de uiteinden worden direct vanaf de straat ontsloten en hebben achter een terras.
Figuur 2.3 Profiel appartementengebouwen fase 1
Het complex met zorgwoningen aan de Frans Halsstraat is bedoeld voor cliënten van de Stichting IJsselmonde-Oost die nu in Ridderkerk in eengezinswoningen en in reguliere appartementen wonen. Dit is een vooruitgang in velerlei opzicht:
Voorafgaand aan de keuze om de zorgwoningen in het bouwblok aan de Frans Halsstraat te realiseren is een locatie-onderzoek uitgevoerd door de Stichting IJsselmonde-Oost. Eerst zijn de woonblokken aan de Rembrandtweg onderzocht. Deze woonblokken zijn echter te groot om in het geheel aan de Stichting toe te wijzen. Het formaat van het bouwblok aan de Frans Halsstraat past beter bij de Stichting. Naast zorgwoningen worden in het appartementengebouw aan de Frans Halsstraat ook bijbehorende voorzieningen gerealiseerd zoals maatschappelijke ruimten, een kantoortje en een nachtwacht voor personeel.
Voor het totale bouwprogramma van 78 appartementen (sociale huur) moeten circa 98 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Voor de realisatie van 60 appartementen en 30 zorgwoningen is ook uitgegaan van circa 98 parkeerplaatsen. Daarvan kunnen circa 40 parkeerplaatsen op de terreinen tussen de appartementengebouwen worden aangelegd. Eén van deze terreinen is de voormalige Paulus Potterstraat die wordt opgeheven en omgevormd tot een parkeerplaats. Deze parkeerplaatsen zijn toegankelijk vanaf de Rembrandtweg. De resterende parkeeropgave is in de vorm van dwarsparkeren (extra parkeren Ridderhof) en langsparkeren langs de Rembrandtweg en de Frans Halsstraat gelegd. Langs de Rembrandtweg zijn aan één kant parkeervakken voorzien en aan de andere kant parkeren langs de band waarbij de kant langs de singel fungeert als uitloop.
De inrichting van de buitenruimte ondersteunt de ruimtelijke structuur:
Figuur 2.5 laat artist impressions zien van de beoogde nieuwbouw.
Figuur 2.5 Artist impression Rembrandtweg en parkeerterrein Ridderhof
Beeldkwaliteit
De herontwikkeling van het complex Rembrandtweg gebeurt binnen het reguliere welstandbeleid van de gemeente Ridderkerk, zoals aangegeven in de Welstandsnota 2009. In lijn met het welstandsbeleid is continuïteit in sfeer en beeld van de omgeving uitgangspunt voor de architectuur van de bebouwing en de inrichting van de buitenruimte. De volgende uitgangspunten zijn in het beeldkwaliteitsplan opgenomen:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)
Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Ridderkerk relevante belangen zijn:
Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat geen bepalingen die een specifieke opdracht betekenen voor dit bestemmingsplan.
Besluit ruimtelijke ordening, Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in het SVIR geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke functies mogelijk maken, de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Toetsing rijksbeleid
In fase 1 worden 91 woningen gesloopt waarvoor maximaal 78 sociale woningen of 60 sociale woningen en 30 zorgwoningen (totaal 90 woningen) terug komen. Omdat het aantal woningen afneemt is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening. De ontwikkeling hoeft daarom niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Wel kent de regio een forse herstructureringsopgave. Er is regionale behoefte aan het vervangen van verouderde woningen door nieuwe eigentijdse woningen, appartementen en zorgappartementen. Herstructurering en kwaliteitsverbetering binnen bestaand stedelijk gebied voldoet aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking. Het plangebied is passend ontsloten.
Visie Ruimte en Mobiliteit (geconsolideerde versie juni 2018)
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
Verordening Ruimte (geconsolideerde versie januari 2018)
In samenhang met de structuurvisie is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende artikelen zijn relevant voor dit bestemmingsplan:
Artikel 2.1.1 lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Lid 1 Stedelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Lid 2 Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau
Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën
Lid 3 Aanvullende ruimtelijke maatregelen
Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf
Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een motivering, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
Conclusie provinciaal beleid
De provincie kiest ervoor om stedelijke functies zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied te concentreren. Hiermee wordt de leefkwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Het plangebied ligt op de kwaliteitskaart van de provincie Zuid-Holland (Laag van de stedelijke occupatie) binnen bestaand stads- en dorpsgebied ('steden en dorpen').
Met betrekking tot artikel 2.2.1 lid 1 betreft het onderhavige plan een gebiedseigen ontwikkeling ('inpassen'). De herstructurering past binnen de aard en schaal van het gebied. Richtlijnen van de kwaliteitskaart zijn niet in het geding en de locatie is niet aangemerkt als een gebied met een beschermingscategorie (lid 2). Het opnemen van een beeldkwaliteitsparagraaf (lid 4) is daarom niet noodzakelijk. Toch is in hoofdstuk 2 aandacht besteed aan de ruimtelijke inpassing en beeldkwaliteit van de beoogde ontwikkeling.
Omdat het aantal woningen voor fase 1 afneemt, hoeft niet te worden getoetst aan de ladder van duurzame verstedelijking. De ontwikkeling is voorzien in bestaand stads- en dorpsgebied en betreft gewenste kwaliteitsverbetering in het gebied: vernieuwing van de voorraad sociale woningen en zorgwoningen. De beoogde ontwikkeling sluit daarnaast aan bij de prestatieafspraken met Woonvisie.
Omgevingsvisie Ridderkerk 2035 (2017)
De gemeenteraad heeft op 14 september 2017 de Omgevingsvisie Ridderkerk 2035 vastgesteld. In deze omgevingsvisie anticipeert de gemeente op het in werking treden van de nieuwe Omgevingswet. Daarnaast beoogt de gemeente Ridderkerk met deze nieuwe visie in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de vraag naar levensloopbestendige woningen en de druk op de detailhandelsstructuur. Verder bevat de omgevingsvisie aanpassingen in de beleidsambities ten opzichte van de Structuurvisie Ridderkerk 2020.
De omgevingsvisie beoogt de ruimtelijke kwaliteit van Ridderkerk als rustige en aantrekkelijke woongemeente met een goede binnenstedelijke groenstructuur en omliggend groen te behouden en waar mogelijk te versterken.
Onderhavige ontwikkeling is in de omgevingsvisie in het projectoverzicht specifiek aangeduid als 'projecten Woonvisie', ontwikkeling nummer 42: 'Rembrandtweg' (zie figuur 3.1).
Figuur 3.1 Uitsnede ontwikkelingenkaart Omgevingsvisie Ridderkerk 2035
Woningbouwstrategie (2011)
De gemeente Ridderkerk en Woonvisie hebben in de woningbouwstrategie gezamenlijk een leidraad voor de wijkontwikkeling onderzocht. Daarbij is ook het bijbehorende woningbouwprogramma voor de komende tien jaar aangegeven. Ridderkerk heeft een lokale en regionale woningbouwopgave. Deze opgave dient plaats te vinden in de beperkt beschikbare ruimte.
Opgave Ridderkerk-West
Ridderkerk-West kan een stedelijker karakter krijgen dan andere wijken. Een moderne wijk, opgebouwd uit buurten, waar ruimte is voor meerdere doelgroepen. Een diversiteit aan appartementen met een beperkte bouwhoogte, grondgebonden woningen en groene binnenruimtes vormt een passend woonmilieu. De grote concentraties portieketagewoningen lenen zich voor geleidelijke herontwikkeling. Verbinding van het groene hart van de wijk met de randen kan zorgen voor een groene afbakening van de woonbuurten. De barrièrewerking en overlast van de wegen dient te worden teruggedrongen door aanpassingen in de openbare ruimte of de bebouwing. In Ridderkerk-West wordt gestreefd naar een gevarieerd woningaanbod op buurtniveau. De opgave is om voor iedereen een aantrekkelijke buurt te creëren.
Vigerende regeling
Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel de beheersverordening 'Ridderkerk Centrum'. Deze beheersverordening is op 17 oktober 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de vaststelling van deze beheersverordening is de regeling zoals deze was opgenomen in bestemmingsplan 'Centrum' (vastgesteld d.d. 30 maart 1992) opnieuw van toepassing verklaard. In de bijbehorende regeling zijn voor het plangebied de bestemmingen 'Woondoeleinden', 'Tuin' en 'Verkeer' opgenomen (zie figuur 3.2). De bestaande hoofdgebouwen zijn voorzien van een bouwvlak met een maximum goot- of boeibordhoogte en een nadere aanwijzing '(m) met twee of meer zijdelings aaneen en boven elkaar'. De tuinen aan de achterzijde van de woningen zijn eveneens bestemd voor hobbykassen, volières, tuinkoven en bergplaatsen (nadere aanwijzing '+').
Figuur 3.2 Uitsnede beheersverordening 'Ridderkerk Centrum'
Conclusie gemeentelijk beleid
De beoogde herontwikkeling past binnen de beleidslijnen van de gemeente Ridderkerk. In de structuurvisie en in de woningbouwstrategie is al richting gegeven aan de herstructurering van de verouderde woningen. In de prestatieafspraken met Woonvisie is dit vertaald in een daling van het aantal sociale huurwoningen met 280 in de periode 2011-2015 en met nog eens 500 in de periode 2015-2020. De beoogde ontwikkeling sluit hierbij aan. Zorgwoningen verspreid over eengezinswoningen en appartementen in Ridderkerk worden geconcentreerd in het appartementengebouw aan de Frans Halsstraat. Zowel de concentratie als de woonvorm en de locatie sluiten beter aan bij de zorg die Stichting IJsselmonde-Oost biedt.
De opzet van de woningen zoals deze zijn opgenomen in het stedenbouwkundig plan passen niet binnen de aangegeven bouwvlakken op basis van het vigerende bestemmingplan. Daarnaast zullen delen van de terreinen tussen de gebouwen als parkeerplaats worden ingericht.
Verkeersstructuur
De vervanging van woningen vindt grotendeels plaats binnen de bestaande verkeersstructuur. Het straatprofiel van de Rembrandtweg wordt afgestemd op andere woonstraten in de omgeving van het plangebied: parkeervakken aan één kant en parkeren langs de band aan de andere kant van de straat. Door het vervallen van het dwarsparkeren aan de Rembrandtweg is aan de oostzijde een keervoorziening beoogd. Het vervallen van de dwarsparkeerplaatsen wordt voor een deel opgevangen door parkeren op terreinen tussen de gebouwen. Ten behoeve van één van deze parkeerterreinen wordt de Paulus Potterstraat opgeheven. Dit heeft weinig effect op de verkeerssituatie in het plangebied en in de omgeving van het plangebied aangezien het parkeerterrein Ridderhof goed is ontsloten vanaf de Frans Halsstraat.
Aangezien het totale aantal woningen in het plangebied afneemt, zijn geen relevante effecten op de verkeersintensiteiten op wegen in de omgeving te verwachten.
Parkeren
Het parkeren wordt in overeenstemming gebracht met actuele parkeernormen. Zowel de parkeernormen als de beoogde parkeerplaatsen zijn in tabel 4.1 opgenomen wanneer wordt uitgegaan van 78 sociale huurappartementen.
Fase 1 | Aantal woningen | P-norm | Aanwezigheid | P-aanwezig | P-saldo |
Appartementen, sociale huur | 78 | 1,4 | 90% | 98 | |
Totaal | 78 | 98 | |||
Eigen terrein | 40 | ||||
Rembrandtweg | 21 | ||||
Frans Halsstraat | 6 | ||||
Extra parkeren Ridderhof | 7 | ||||
Parkeren totaal | 74 | ||||
Saldo parkeren (overloop Rembrandtweg aan de ban) | -24 |
Tabel 4.1 Parkeerbalans 78 sociale huurappartementen
Op basis van 78 sociale huurappartementen zijn 98 parkeerplaatsen benodigd. Op basis van 60 sociale huurappartementen en maximaal 30 zorgwoningen zijn ook 103 parkeerplaatsen benodigd (zie tabel 4.2).
Fase 1 | Aantal woningen | P-norm | Aanwezigheid | P-aanwezig | P-saldo |
Appartementen, sociale huur | 60 | 1,4 | 90% | 76 | |
Appartementen, zorg | 30 | 0,8 | 90% | 22 | |
Totaal | 90 | 98 | |||
Eigen terrein | 40 | ||||
Rembrandtweg | 21 | ||||
Frans Halsstraat | 6 | ||||
Extra parkeren Ridderhof | 7 | ||||
Parkeren totaal | 74 | ||||
Saldo parkeren (overloop Rembrandtweg aan de ban) | -24 |
Tabel 4.1 Parkeerbalans 60 sociale huurappartementen en 30 zorgwoningen
Een groot deel van de benodigde parkeerplaatsen (40) zal op eigen terrein worden gerealiseerd. De woonstraten beschikken aan één kant over parkeervakken (27) en op het parkeerterrein van de Ridderhof worden 7 extra parkeerplaatsen aangelegd wat mogelijk wordt gemaakt door het opheffen van de Paulus Potterstraat. In totaal voorziet het plan in 74 (nieuw) aangelegde parkeerplaatsen. De overige benodigde 24 parkeerplaatsen zijn voorzien langs de rand van de Rembrandtweg grenzend aan de singel.
Aan de Rembrandtweg in Ridderkerk is het voornemen om de huidige woongebouwen langs en nabij de Rembrandtweg te slopen en te vervangen voor nieuwbouw. Bij het mogelijk maken van nieuwe (zorg)woningen moet voldaan worden aan de wettelijke normen uit de Wgh. Het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is opgenomen in bijlage 1. In dit onderzoek is ook rekening gehouden met fase 2, gelegen tussen de Frans Halsstraat en de Adriaen van Ostadestraat. Omdat de plannen voor fase 2 voorlopig vooruitgeschoven zijn en geen onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, zijn enkel de resultaten voor fase 1 van toepassing. De belangrijkste resultaten voor fase 2 zijn opgenomen in deze paragraaf. Het betreft de bouwblokken E, F en G zoals weergegeven in figuur 4.1.
Het plangebied voor fase 1 ligt binnen de geluidzone van de Frans Halsstraat en de Jonkheer van Karnebeekweg. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn ook de interne 30 km/u-wegen rond het plangebied onderzocht.
Als gevolg van het wegverkeer op de gezoneerde Frans Halsstraat (50 km/u) wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden voor de bouwblokken E en F. Hierin is het oostelijke deel van de Jonkheer van Karnebeekweg meegenomen, waarvoor eveneens een maximum snelheid van 50 km/u geldt. De maximale geluidbelasting voor bouwblok E bedraagt 63 dB (inclusief aftrek conform artikel 110g Wgh). Voor bouwblok F is de maximale geluidbelasting 51 dB.
Figuur 4.1 Nummering bouwblokken akoestisch onderzoek
Als gevolg van het wegverkeer op de niet gezoneerde Rembrandtweg (30 km/u) wordt de richtwaarde van 48 dB voor geen van de bouwblokken E, F en G overschreden. Dit geldt ook voor de niet gezoneerde Hobbemastraat, de Paulus Potterstraat (om te vormen tot parkeerplaats op eigen terrein) en de Jonkheer van Karnebeekweg (westelijke deel). Sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Omdat als gevolg van het wegverkeer op de Frans Halsstraat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden is ook getoetst aan de plandrempel uit het gemeentelijk Actieplan Geluid. Hieruit blijkt dat voor bouwblok E (fase 1) niet aan deze plandrempel kan worden voldaan. Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat de plandrempel van 63 dB wordt overschreden op de gehele westelijke gevel en een klein deel van de noordelijke gevel van bouwblok E. Op de westelijke gevel bedraagt de geluidbelasting maximaal 68 dB en op de noordelijke gevel 64 dB.
Omdat de voorkeursgrenswaarde en plandrempel wordt overschreden is maatregelonderzoek uitgevoerd. Deze heeft zich, op basis van het gemeentelijk beleid, voornamelijk gericht op bronmaatregelen. Er is onderzoek gedaan naar:
Voor het volledige maatregelonderzoek wordt verwezen naar bijlage 1. Hieruit blijkt dat alleen een combinatie van het afwaarderen van de maximum snelheid naar 30 km/u met het toepassen van standaard asfalt of het toepassen van geluidreducerend asfalt in de vorm van een dunne deklaag B voor voldoende geluidreductie zorgt om aan de plandrempel te kunnen voldoen. Deze maatregelen zijn niet geagendeerd in het huidige Actieplan Geluid dat loopt tot en met 2018. Onderzoek naar de mogelijke toepassing van deze maatregelen zal plaatsvinden in het kader van de Omgevingsvisie Ridderkerk. Het plan voor de herstructurering van het onderhavig plangebied loopt vooruit op deze planvorming. Zodoende zal op basis van de bestaande situatie voldaan moeten worden aan de normen uit de Wgh en de plandrempel uit het gemeentelijke Actieplan Geluid.
In dat kader zullen geveldelen waar de plandrempel wordt overschreden doof uitgevoerd moeten worden. Deze geveldelen zijn weergegeven in figuur 4.2. Dit betreft alleen bouwblok E op de hoek van de Frans Halsstraat en de Rembrandtweg. Het gaat om de gehele westelijke gevel en een deel van de noordelijke gevel. In de regels is opgenomen dat deze gevels uitgevoerd moeten worden als dove gevel (artikel 6.2.1 onder d).
Figuur 4.2 Doof uit te voeren geveldelen bouwblok E
Daar waar de plandrempel niet wordt overschreden maar wel sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dient een hogere waarde vastgesteld te worden. Een overzicht van de te verlenen hogere waarden (fase 1) is opgenomen in tabel 4.3. Het ontwerp besluit hogere waarden is bijgevoegd als bijlage 2.
Omschrijving locatie | Geluidbelasting | Aantal woningen | Bron |
Bouwblok E noordzijde | 56 dB | 4 | Frans Halsstraat |
Bouwblok E zuidzijde | 57 dB | 4 | Frans Halsstraat |
Bouwblok F | 51 dB | 7 | Frans Halsstraat |
Tabel 4.3 Te verlenen hogere waarden
In de figuren 4.3 en 4.4 is weergegeven waar de woningen, waarvoor een hogere waarde benodigd is, zijn gesitueerd.
Figuur 4.3 Geveldelen bouwblok E waarvoor een hogere waarde benodigd is
Figuur 4.4 Geveldelen bouwblok F waarvoor een hogere waarde benodigd is
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van woningbouw. Woningen zijn milieugevoelige functies. Het plangebied ligt in een woonwijk nabij een waterpartij en een park. Gezien de korte afstand tot centrumfuncties kan het gebied getypeerd worden als gemengd gebied.
In de gebieden rondom het plangebied zijn bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toelaatbaar. Dit zijn bedrijven die toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing in een gebied met gemengde functies. Ten oosten van het plangebied, rondom het Koningsplein, zijn verscheidene centrum gerelateerde functies aanwezig. Dit zijn functies als supermarkten en detailhandel die vallen onder milieucategorie 1 waarvoor in gemengd gebied geen richtafstand geldt.
Conclusie
Ter plaatse van de beoogde (zorg)woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
Het Besluit niet in betekenende mate bepaalt in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Onderzoek
Het totale aantal woningen in het plangebied neemt af. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat aan de Rembrandtweg in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide 27,4 µg/m3, fijn stof PM10 19,4 µg/m3 (met 7,2 overschrijdingsdagen per jaar) en fijn stof PM2,5 11,9 µg/m3 bedroegen. Deze waarden liggen ruimschoots onder de grenswaarden. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aantal woningen in het plangebied zal als gevolg van de ontwikkeling afnemen. Dit komt ten goede aan de luchtkwaliteit ter plaatse.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een risicorelevante inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Voor het GR is geen norm vastgesteld. Er is wel een oriëntatiewaarde vastgesteld. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Ridderkerk beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid. Deze beleidsvisie bevat het samenhangend beleid ten aanzien van externe veiligheid. In de visie is een bijlage opgenomen met een overzicht van allen risicobronnen met bijbehorende risico's. In de bijlagen is tevens een scenarioanalyse opgenomen van de meest waarschijnlijke en worstcase ongevalscenario's. De beleidsvisie is kaderstellend voor het nemen van ruimtelijke besluiten en het verlenen van vergunningen waarbij externe veiligheid in het geding is.
Onderzoek
De huidige 91 woningen worden vervangen door maximaal 90 nieuwe woningen. Dit betreffen maximaal 78 reguliere woningen, bewoond door mensen die niet verminderd zelfredzaam zijn, en maximaal 30 zorgwoningen.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen (inrichtingen, transportroutes of buisleidingen) aanwezig die van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie ter plaatse.
Op grotere afstand van het plangebied zijn wel risicobronnen aanwezig. Het gaat hierbij om de risicovolle inrichtingen De Haan minerale oliën BV aan de Donkerslootweg en het Esso tankstation aan de Rotterdamseweg, hoge druk aardgasleiding W-530 en vervoer gevaarlijke stoffen over de A15/A16. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van voornoemde risicobronnen, de risicobronnen liggen op dusdanige afstand dat zij niet van invloed zijn op de veiligheidssituatie in het gebied.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid is niet van belang bij dit plan.
Beleid en Normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
In geval van functiewijziging dient een verkennend bodemonderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Aangezien sprake is van sloop en nieuwbouw van woningen zou dit planologisch gezien niet aan de orde zijn. Bodemonderzoek is in het kader van de omgevingsvergunning veelal wel vereist. Een verkennend bodemonderzoek is daarom uitgevoerd door MWH (voor fase 1 en fase 2 gezamenlijk). Het onderzoek is bijgevoegd als bijlage 3. In het plangebied voor fase 1 is geen verontreiniging aangetroffen. Er is specifiek gezocht naar resten van een vuilstort en naar (met asbest verontreinigde) puin/funderingspaden. Dit is niet aan de orde. De bodemkwaliteit voldoet hier aan de huidige en toekomstige woonfunctie.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van plan is in een vroeg stadium overleg gevoerd met de waterbeheerder over de benodigde watercompensatie. Voorliggende waterparagraaf zal worden toegestuurd aan het waterschap, waarna eventuele opmerkingen worden verwerkt.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is in de huidige situatie gedeeltelijk verhard. Het gebied bestaat uit woningen met daarbij behorende tuinen en infrastructuur. Ten noorden van het plangebied ligt een waterpartij (singel). De bodem in het plangebied bestaat uit zandige zeeklei. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP -1,3 meter.
Waterkwantiteit
Ten noorden van de Rembrandtweg ligt een hoofdwatergang met een beschermingszone van 3,5 meter aan weerszijden (zie figuur 4.5). In de beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en werkzaamheden. Het plangebied ligt niet binnen de beschermingszone.
Figuur 4.5 Uitsnede legger oppervlaktewateren (bron: waterschap Hollandse Delta)
Nabij het plangebied is ook een persleiding aanwezig (zie figuur 4.6). Het plangebied bevindt zich buiten de zonering van deze persleiding.
Figuur 4.6 Persleiding nabij plangebied (bron: Digitale watertoets)
In het plangebied is geen sprake van wateroverlast vanuit het open water of vanuit de riolering. Wel zijn er, net als in de rest van Ridderkerk, in natte perioden klachten van bewoners over natte kruipruimtes en water in de kelders. Dit heeft te maken met de relatief hoge grondwaterstanden. Conform het Waterstructuurplan IJsselmonde (2004) heeft het peilgebied in 2050, rekening houdend met de klimaatverandering, een tekort aan waterberging.
Waterkwaliteit
De waterkwaliteit van het oppervlaktewater is matig. De matige waterkwaliteit wordt met name veroorzaakt door nutriënten van riooloverstorten en door diffuse verontreinigingen door bijvoorbeeld afspoeling van wegen.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering. Wel ligt het plangebied binnen de boringsvrije zone, onderdeel van het milieubeschermingsgebied voor grondwater zoals vastgesteld in de provinciale milieuverordening (zie figuur 4.7). Deze milieubeschermingsgebieden zijn aangewezen om het grondwater dat wordt gebruikt voor de drinkwaterbereiding te beschermen. Binnen het grondwaterbeschermingsgebied gelden specifieke eisen bij (bouw)activiteiten. Deze zijn vastgelegd in de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland. Aangezien deze regels reeds zijn vastgelegd in de voornoemde verordening en op basis daarvan afdoende kunnen worden gehandhaafd, heeft dit aspect geen verdere vertaling in de regels van dit plan gekregen. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen dient aan de specifieke eisen uit de verordening te worden voldaan (onder andere aanvragen ontheffing).
Figuur 4.7 Milieubeschermingsgebied voor grondwater (bron: Provinciale milieuverordening)
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Door het plangebied loopt een persleiding ter hoogte van de Frans Halsstraat.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het plan maakt de realisatie van maximaal 90 woningen (maximaal 78 appartementen en maximaal 30 zorgwoningen) mogelijk. Het aantal woningen is lager dan in de huidige situatie.
Waterkwantiteit
Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden.
Als gevolg van de herstructurering en bijbehorende parkeervoorzieningen is er sprake van een toename in verharding. De toename in verharding dient gecompenseerd te worden. In overleg met het waterschap is afgesproken dat als gevolg van de toename in verharding 209 m2 water gecompenseerd dient te worden. Deze compensatie geldt voor fase 1 en fase 2 gezamenlijk.
Voor de private verharding zal gebruik worden gemaakt van waterdoorlatende fundering (Aquaflow). Op basis van de compensatieplicht van 209 m2, dient circa 448 m2 aan waterdoorlatende fundering te worden toegepast. Dit is het oppervlak wat in de sloot zou kunnen worden gecompenseerd; bij een peilstijging van 30 cm moet er voor 100 m2 sloot 30 m3 worden gecompenseerd. Bij 209 m2 betekent dit 62,7 m3 water compensatie. Met 7 m2 waterdoorlatende fundering kan er 1 m3 worden gecompenseerd. Dit komt in totaal op 62,07 : 0,14 = 448 m2 aan waterdoorlatende fundering voor fase 1 en fase 2 gezamenlijk. De exacte locatie voor de waterdoorlatende fundering zal in een later stadium worden bepaald.
Tabel 4.5 Berekening benodigde watercompensatie fase 1 en fase 2
Huidige situatie | Toekomstige situatie | Toename verharding | Te compenseren water (10% van toename verharding) | Te compenseren oppervlakte aan waterdoorlaatbare fundering (Aquaflow) |
12.460 m2 | 14.545 m2 | 2.085 m2 | 209 m2 | 448 m2 |
Ten behoeve van fase 1 hebben de gemeente Ridderkerk, Woonvisie en het waterschap afspraken gemaakt voor de extra benodigde waterberging van 90 m2 in de buitenruimte. Een plan wordt uitgewerkt voor het vergroten van het wateroppervlak van de singel langs de Rembrandtweg. Vanuit het plangebied vindt dan de afvoer van hemelwater via een hemelwater riolering naar de singel plaats.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Er zal een gescheiden rioleringstelstel worden aangelegd zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Het (schone) regenwater kan eenvoudig worden afgevoerd naar het oppervlaktewater (de singel).
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in kern- en beschermingszone van een waterkering. De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De toename in verharding zal worden gecompenseerd.
Beleid
De gemeente Ridderkerk heeft in september 2013 gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Op de 'archeologische waarden- en beleidskaart' van de gemeente heeft het plangebied een 'redelijk hoge archeologische verwachting'. Dit betekent dat ontwikkelingen die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan, getoetst moeten worden op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
Archeologisch onderzoek
Door Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie is ten behoeve van de beoogde ontwikkeling (fase 1 en fase 2) een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd (zie bijlage 4).
Uit het bureauonderzoek volgt een middelhoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische sporen en vondsten uit de periode Romeinse tijd/Late Middeleeuwen. Vindplaatsen uit de periode na de herbedijking (Late Middeleeuwen B en Nieuwe tijd) kunnen zich op het overstromingsdek bevinden. Gezien de afstand tot de kern van Ridderkerk wordt de kans op het aantreffen van sporen van bebouwing of bewoning als laag ingeschat; wel kunnen zich langs de oever van de Blaak activiteiten zones hebben bevonden die te maken hebben met de exploitatie van het water, bijvoorbeeld door middel van visvangst, resten van bootjes etc. De aanwezigheid van sporen uit de Vroege Middeleeuwen of uit de late prehistorie kunnen op basis van het bureauonderzoek ook niet geheel worden uitgesloten.
Op dinsdag 5 juli 2016 is een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd. Op basis van dit veldonderzoek is geconstateerd dat het in het plangebied aanwezige Hollandveen is afgedekt met komafzettingen. Daarbovenop bevindt zich een pakket geroerd, deels puinhoudend materiaal. In twee boringen is de overgang van het veen naar de bovengelegen fluviatiele afzettingen erosief. In het grootste deel van het plangebied is de diepere bodemopbouw intact, en bestaat uit een 'verdronken' veenlandschap, veranderend in een komkleigebied. In de top van het veen zijn geen sporen van veraarding of verdroging aangetroffen. Gezien het landschappelijk karakter van de fluviatiele afzettingen waarin zeer kleiige humeuze bandjes ('vegetatieniveaus') van wisselende dikte voorkomen, worden geen archeologische vindplaatsen verwacht. Er zijn geen primaire of secundaire archeologische indicatoren aangetroffen. Hierbij dient echter wel vermeld te worden dat het onderzoek verkennend van aard was en niet tot doel had om archeologische indicatoren op te sporen.
Voor het gehele plangebied kan gezien de aangetroffen bodemopbouw worden gesteld dat de kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats klein is. Op basis van de resultaten van het
onderzoek is de archeologische verwachting voor deze delen van het plangebied daarom bijgesteld naar 'laag' en adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie dan ook geen vervolgstappen. Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische 'toevalsvondst' wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij de Minister van OC&W (in de praktijk bij de gemeente Ridderkerk).
Beoordeling BOOR
Het archeologisch onderzoek is voorgelegd aan het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR). Het BOOR adviseert de gemeente Ridderkerk om het rapport van Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie op voorwaarde van enkele aanpassingen goed te keuren en de aanbeveling, namelijk om in het plangebied geen vervolgonderzoek uit te voeren, over te nemen (zie bijlage 5). Het rapport in bijlage 4 bevat de voorgestelde aanpassingen.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg. De verwachting is dat er geen archeologische resten zullen worden aangetroffen tijdens de werkzaamheden. Er dient echter altijd rekening te worden gehouden met zogenaamde toevalsvondsten. Hiervan dient men melding te maken bij het bevoegd gezag, in deze de gemeente Ridderkerk.
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Zuid-Holland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Boezems Kinderdijk op ruim 2 kilometer afstand. Het dichtstbijzijnde onderdeel van Natuurnetwerk Nederland ligt op circa 1,2 kilometer van het plangebied. Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Qua stikstofdepositie genereert het plan geen problemen. Het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk is niet gevoelig voor stikstofdepositie. Daarnaast zal de ontwikkeling met bijbehorend verkeer niet leiden tot een noemenswaardige toename in stikstofdepositie. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland ten aanzien van het NNN staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld gedurende een quickscan. Het onderzoek, uitgevoerd door Elzerman Ecologisch Advies, is opgenomen in bijlage 6 en heeft betrekking op fase 1 en fase 2 gezamenlijk. De quickscan was met name gericht op gebouwbewonende soorten met een beschermde nest-, vaste rust- en verblijfplaats. Gedurende het broedseizoen zijn de nestplaatsen van de Gierzwaluw geïnventariseerd. Het vleermuisonderzoek was gericht op het in kaart brengen van het gebiedsgebruik van alle soorten vleermuizen. Het onderzoek heeft geleid tot de volgende bevindingen:
Vanwege de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen is een ontheffing aangevraagd. De geplande ruimtelijke ontwikkeling heeft tot gevolg dat de verblijfplaatsen worden weggenomen. De nieuwbouw biedt mogelijkheden om dit verlies te compenseren. Bij de ontheffingsaanvraag is middels een projectplan aangegeven welke maatregelen getroffen worden door de initiatiefnemer om te voorkomen dat de werkzaamheden een negatieve invloed hebben op de instandhouding van de soorten. De nieuwbouw biedt voldoende mogelijkheden om de woonblokken ook in de toekomst aantrekkelijk te maken voor de beschermde soorten. Door in een vroeg stadium bij de wijkontwikkeling rekening te houden met flora en fauna kunnen niet alleen de beschermde soorten, maar ook andere planten en dieren profiteren. Op 4 augustus 2017 is ontheffing van de Wet natuurbescherming verleend door de Omgevingsdienst Haaglanden. De betreffende beschikking is bijgevoegd als bijlage 7. In de beschikking worden diverse maatregelen beschreven die moeten worden opgevolgd.
Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient tevens te allen tijde rekening te worden gehouden met de Algemene Zorgplicht. De Zorgplicht houdt in dat schadelijke effecten aan planten en dieren door menselijk handelen tot een minimum beperkt worden. Deze wettelijke verplichting geldt voor alle flora en fauna in Nederland ongeacht de beschermde status. Bij de hoogbouw zijn geen jaarrond beschermde vogels vastgesteld, maar het is niet uitgesloten dat algemene vogelsoorten in de tuinen broeden. De sloop dient dan ook buiten de broedtijd uitgevoerd te worden. Het broedseizoen van deze soorten duurt globaal vanaf half maart tot en met juli, maar is afhankelijk van klimatologische omstandigheden. Aangeraden wordt om vooraf te laten controleren op de aanwezigheid van broedvogels. Indien noodzakelijk kunnen in de winter preventieve maatregelen genomen om vestiging te voorkomen.
Bij de werkzaamheden dient ook rekening gehouden te worden met het voorkomen van Egels. Het groen uit de achtertuinen wordt bij voorkeur buiten de winter verwijderd. Voorafgaand aan het bouwrijp maken van de achtertuinen moet gecontroleerd worden op de aanwezigheid van deze zoogdieren. Aangetroffen Egels worden zorgvuldig verplaatst naar geschikt leefgebied in de nabije omgeving.
Conclusie
De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden. Ontheffing is verleend vanwege de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen. De nieuwbouw biedt voldoende mogelijkheden om het verlies van de verblijfplaatsen te compenseren. Door middel van een projectplan is aangegeven welke maatregelen getroffen worden om te voorkomen dat de werkzaamheden een negatieve invloed hebben op de instandhouding van de soorten. Daarnaast dient de sloop buiten de broedtijd uitgevoerd te worden en dient vooraf gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van broedvogels. Voorafgaand aan het bouwrijp maken van de achtertuinen dient tevens gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van Egels zodat deze verplaatst kunnen worden naar een geschikt leefgebied.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Ten noordoosten van het plangebied is een persleiding aanwezig. De beoogde ontwikkeling bevindt zich niet binnen de bijbehorende zone van deze persleiding (zie paragraaf 4.7). Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn verder geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de herontwikkeling van 91 woningen naar maximaal 90 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een aanmeldingsnotitie (bijlage 8) onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Uit deze notitie blijkt dat hiervan geen sprake is. Op basis van de aanmeldingsnotitie neemt het bevoegd gezag het besluit of het opstellen van een MER noodzakelijk is.
Voor de kosten die samenhangen met de ontwikkeling is een anterieure overeenkomst opgesteld tussen de gemeente en de initiatiefnemer Woonvisie. In deze overeenkomst is geregeld op welke wijze de kosten verdeeld zijn. Het uitgangspunt hierbij is dat de gemeente niet zal bijdragen aan de kosten die het gevolg zijn van de voorgestane ontwikkeling/herstructurering. Naast de verdeling van kosten is ook de overdracht van gronden in deze overeenkomst geregeld aangezien niet alle gronden in eigendom zijn van Woonvisie.
Met een anterieure overeenkomst is de (economisch) uitvoerbaarheid van het plan verzekerd. Omdat (het verhaal van) de kosten via een anterieure overeenkomst wordt geregeld is een exploitatieplan niet nodig.
Woonvisie heeft de bewoners van de bestaande gebouwen op verschillende bijeenkomsten geïnformeerd over de sloopplannen. Inmiddels is een sociaal plan opgesteld. Gemeente en Woonvisie verzorgen gezamenlijk de communicatie met omwonenden.
Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het ontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg worden toegezonden aan diverse overleginstanties. Alleen van het waterschap Hollandse Delta is een reactie ontvangen. In reactie op een vraag van het waterschap heeft een overleg met het waterschap, Woonvisie en de gemeente plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit overleg is in de toelichting verduidelijkt dat in het kader van 90 m2 extra waterberging het wateroppervlak van de singel wordt vergroot. Vanuit het plangebied vindt dan de afvoer van hemelwater via een hemelwater riolering naar de singel plaats.
Daarnaast heeft DCMR Milieudienst Rijnmond de milieuparagraaf van het bestemmingsplan op verzoek van de gemeente Ridderkerk beoordeeld. DCMR heeft aangegeven dat de milieuaspecten voldoende in beeld zijn gebracht en dat er geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Terinzagelegging
Tegelijkertijd is het ontwerpbestemmingsplan 'Herstructurering Rembrandtweg fase 1' vanaf 23 januari 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend. In bijlage 9 is de samenvatting en beantwoording van de zienswijze opgenomen. De ingediende zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Ambtshalve aanpassingen
Uit stedenbouwkundig oogpunt is het gewenst dat naast de voorgevel van een hoofdgebouw ook de hoofdentree in de bestemmingsgrens met de bestemming 'Tuin' wordt gebouwd. Artikel 6.2.1 onder g is hierop aangepast.
Op basis van het reeds beschikbare concrete bouwplan dient de diepte van de bouwvlakken minimaal 16,5 meter te zijn zodat ook de hoofdentree binnen het bouwvlak valt. De bouwvlakken zijn daarom op de verbeelding aan de achterzijde met circa 0,5 meter vergroot.
In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe de juridische regeling is vormgegeven.
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de ontwikkeling, een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. De functies in het plangebied zijn voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling.
Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De regeling is tevens afgestemd op de gemeentelijke standaard voor bestemmingsplannen.
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen gegeven aan het plangebied. Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van deze bestemmingen.
Tuin
De voortuinen en delen van de zijtuinen behorende bij de appartementen vallen niet onder de woonbestemming. Deze zijn apart bestemd. Reden hiervoor is dat het niet wenselijk is om hier erfbebouwing toe te staan. Alleen erkers, erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. De tuinbestemming is doorgetrokken tussen de bouwblokken. Ten behoeve van de toegang tot de parkeerterreinen zijn inritten ten behoeve van parkeervoorzieningen op eigen terrein in de bestemmingsomschrijving opgenomen.
Verkeer
De doorgaande weg (Frans Halsstraat) met een 50 km-snelheidsregime heeft de bestemming 'Verkeer'.
Verkeer - Verblijfsgebied
De in het plangebied aanwezige openbare wegen met een verblijfsfunctie (Rembrandtweg en Jan Steenstraat) zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Deze wegen zijn vooral gericht op het verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Binnen deze bestemming is ook ruimte voor nuts- en parkeervoorzieningen, groen en water.
Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting zijn vergunningvrij en gereguleerd in het Besluit omgevingsrecht. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is vastgelegd in de regels.
Wonen
Het grootste deel van het plangebied is voorzien van de bestemming 'Wonen'. Binnen de bouwvlakken is uitsluitend gestapelde woningbouw toegestaan. Dit is aangegeven door middel van de aanduiding 'gestapeld'. Ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' zijn tevens zorgwoningen en bijbehorende voorzieningen toegestaan. Dit geldt alleen voor het bouwblok aan de Frans Halsstraat. Op de verbeelding zijn de maximale bouwmogelijkheden aangegeven door middel van maatvoeringsaanduidingen. Voor het bouwblok aan de Frans Halsstraat is op de verbeelding een maximum aantal van 18 wooneenheden opgenomen. Dit aantal heeft betrekking op sociale huurappartementen. Op basis van de regels kan van dit aantal worden afgeweken wanneer zorgwoningen worden gerealiseerd. In het bouwblok aan de Frans Halsstraat zijn maximaal 30 zorgwoningen toegestaan. Twee parkeerterreinen zijn eveneens binnen de bestemming 'Wonen' opgenomen en zijn voorzien van de aanduiding 'parkeerterrein'.
Om een dove gevel te borgen naar aanleiding van de resultaten uit het akoestisch onderzoek dienen de gevels ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' doof te worden uitgevoerd.
Tevens zijn binnen deze bestemming aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven toegestaan. Om te zorgen dat de hoofdfunctie wonen gehandhaafd wordt zijn aan deze activiteiten specifieke gebruiksregels verbonden. Hierin worden met name eisen gesteld aan de kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven.
Waarde - Archeologie 2
Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen, is de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie 2' opgenomen, afgestemd op het gemeentelijk archeologiebeleid. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden, waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn, slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het bevoegd gezag aan de archeologische waarden.