Plan: | Park Ringdijk Slikkerveer |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0597.BPSLIK2013PARKRING-OH01 |
Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. Per 1 augustus 2012 zijn ook de veiligheidsafstanden uit het Basisnet spoor toegevoegd aan de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Ridderkerk beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid. Deze beleidsvisie bevat het samenhangend beleid ten aanzien van externe veiligheid. In de visie is een bijlage opgenomen met een overzicht van alle risicobronnen met bijbehorende risico's. In de bijlagen is tevens een scenarioanalyse opgenomen van de meest waarschijnlijke en worstcase ongevalscenario's. De beleidsvisie is kaderstellend voor het nemen van ruimtelijke besluiten en het verlenen van vergunningen waarbij externe veiligheid in het geding is.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Ten zuiden van het plangebied, aan de Touwslagerstaat 13, is het bedrijf Pakor BV aanwezig waar vervaardiging van kunststof in primaire vorm plaatsvindt. Voor deze activiteiten geldt een maatgevende PR 10-6-contour van 165 m vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen. Op deze opslagactiviteiten is de PGS 15 richtlijn van toepassing. Omdat de afstand tot het plangebied circa 220 m bedraagt reikt de PR 10-6 contour niet tot in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied wordt aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voldaan.
Met behulp van de 'Handreiking verantwoording groepsrisico' kan het invloedsgebied voor het groepsrisico worden bepaald. Hieruit blijkt dat het invloedsgebied op 770 meter afstand ligt ten opzichte van de PR10-6 contour. Daarmee ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de bedrijfslocatie, het maatgevende scenario betreft het brandscenario. Voor het GR geldt dat er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde indien de bevolkingsdichtheid in het invloedsgebied minder dan 1000 personen/ha bedraagt. Dit volgt eveneens uit de handreiking. De beoogde ontwikkeling van een scoutinggebouw, op een aftand van circa 350 m, en een kerk, op een afstand van 450 m, zorgt niet voor een significante verhoging van de bevolkingsdichtheid. Een gemiddelde dichtheid van 1000 personen/ha wordt zowel voor als na uitvoering van het plan lang niet gehaald. Aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan.
Aan de Ridderhaven 2, ten zuidoosten van het plangebied, is op een afstand van circa 225 meter het bedrijf Ridderhaven Property II gelegen waar eveneens opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Hiervoor geldt een maatgevende PR10-6 contour van 20 meter. De PR 10-6 contour reikt niet tot in het plangebied zodat aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt voldaan.
Conform de 'Handreiking verantwoording groepsrisico' is het invloedsgebied voor het groepsrisico bepaald. Hieruit blijkt dat het invloedsgebied op 1100 meter afstand ligt ten opzichte van de PR10-6 contour. Daarmee ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de Ridderhaven, het maatgevende scenario betreft eveneens het brandscenario. Voor het GR is er geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde indien de bevolkingsdichtheid onder de 1000 personen/ha blijft. De ontwikkeling van een scoutinggebouw en een kerk zorgt niet voor een overschrijding van deze bevolkingsdichtheid. Aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan.
Figuur 4.2 De risicobronnen t.o.v. het plangebied.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Aan de oostzijde van het plangebied op circa 300 m afstand van het plangebied is de vaarweg De Noord gelegen. Over deze vaarweg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Conform het Basisnet water betreft deze vaarroute een zwarte vaarroute. Dat wil zeggen een vaarroute met een PR-contour die kan groeien tot maximaal de oever en een plasbrandaandachtsgebied wat maximaal 25 m landinwaarts reikt. Het plangebied ligt hier ruimschoots buiten.
Voor zwarte vaarwegen geldt dat een toename van het GR moet worden verantwoord. de hoogte van het groepsrisico in de huidige situatie is niet bekend. Gelet op de omvang van de ontwikkeling (aanwezigheidsduur van aanwezige personen) en de afstand tot de vaarweg (300 m) is er naar verwachting geen sprake van een significante toename van het groepsrisico. Een kwantitatieve bepaling van het groepsrisico kan achterwege blijven. In de verantwoording van het GR wordt op het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water ingegaan.
Buisleidingen
In en in de nabije omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen plaats, dit aspect vormt ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Verantwoording GR
Effectscenario
Het maatgevend effectscenario voor de eerder in deze paragraaf genoemde Bevi-inrichtingen betreft het brandscenario. Het brandscenario treedt op wanneer een opslagtank lekt of lek raakt in combinatie met open vuur. Ten gevolge hiervan kan een grote brand ontstaan.
Indien dit scenario zich voordoet is het van groot belang dat de aanwezig personen binnen het invloedsgebied dit invloedsgebied snel kunnen verlaten. Hiervoor zijn goede vluchtwegen weg van de bron noodzakelijk. De ontwikkeling is in noordelijke richting, van de bevi-inrichtingen af via drie routes te ontsluiten, waarvan één per auto. Daarnaast is het plangebied tevens in de oostelijke richting te ontsluiten via de Industrieweg en de Donkerslootweg.
Maatregelen ter beperking van risico's
De Bevi-inrichting betreft een bestaande inrichting conform BBT (Best Beschikbare Technieken). Dit betekent dat er geen mogelijkheden zijn om bronmaatregelen te treffen. Er zijn daarom geen mogelijkheden om de risico's te beperken. Omdat het GR naar verwachting minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt, is daar op grond van het beleid ook geen aanleiding toe, het GR is ruimschoots beneden de toetsingswaarde gelegen.
Maatregelen ter beperking van effecten
Los van de risico's kunnen aan de kant van de ontvanger maatregelen worden getroffen om de effecten ingeval van een calamiteit te beperken. De gebouwen en de directe omgeving moeten geschikt zijn om het gebied te kunnen ontvluchten waarbij de aanwezige personen tijdig moeten kunnen worden geïnstrueerd.
Voor de eventuele extra maatregelen is advies aan de Veiligheidsregio gevraagd. Dit advies is opgenomen in Bijlage 3.
Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten
Aangenomen wordt dat het plangebied voldoende toegankelijk is voor hulpdiensten. Over de beschikbaarheid van primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorziening wordt overlegd met de regionale brandweer.
Beschouwing van zelfredzaamheid
In het plangebied is geen sprake van de aanwezigheid van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid zodat er geen bijzondere maatregelen nodig zijn. In het algemeen wordt gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezige personen kan worden verhoogd door het bieden van handelingsperspectief. Voor het plangebied geldt, evenals de rest van Ridderkerk, dat er wordt gezorgd voor een dekking van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS).
Er kan wel specifiek aandacht worden besteed aan risicocommunicatie met de Kerk en de Scouting. Het gaat om voorlichting over het opstellen van een ontruimingsplan, adviseren over de oprichting van een BHV-organisatie.
Conclusie
Na uitvoering van bovenstaande maatregelen is sprake van een restrisico. Dit restrisico wordt, gelet op de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot bestrijding van calamiteiten, aanvaardbaar geacht.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.