direct naar inhoud van 4.7 Externe veiligheid
Plan: Woning Reijerweg tussen 2 en 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0597.BPSLIK2012REIJERWO-OH01

4.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied een risicovolle inrichting aanwezig is die mogelijk relevant is voor de risicosituatie in het plangebied. Het gaat hierbij om de inrichting Beheer en Beleggingsmij Schiepo BV met hoofdactiviteit scheepsbouw- en reparatie. De PR 10-6-contour van deze inrichting is 40 m. De afstand tot het plangebied is circa 125 m.

Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-contour waardoor deze inrichting geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de Nieuwe Maas vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit het Basisnet Water blijkt dat voor de Nieuwe Maas de PR 10-6-contour niet buiten de oevers ligt. Als plasbrandaandachtsgebied wordt rondom de Nieuwe Maas een bebouwingsvrije zone van 40 m aangehouden en een zone van 65 m waarin bouwen onder voorwaarden is toegestaan. Daarnaast blijkt uit het Basisnet Water dat de hoogte van het groepsrisico rondom de Nieuwe Maas in de huidige situatie minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt.

De afstand van het plangebied tot de Nieuwe Maas is circa 115 m. Het plangebied ligt dus niet binnen de PR 10-6-contour en er zijn op deze afstand geen voorwaarden voor het bouwen met betrekking tot de Nieuwe Maas. Door deze afstand en de geringe omvang van de ontwikkeling is het daarnaast niet aannemelijk dat er sprake is van een toename van het groepsrisico. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas vormt daardoor geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Ten westen van het plangebied ligt tevens een aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie (A-518-KR-047). De inventarisatieafstand van deze buisleiding is 380 m (uitwendige diameter: 30 inch, maximale werkdruk 66,2 bar). De afstand tot het plangebied is circa 440 m. Het plangebied ligt dus buiten de inventarisatieafstand. De buisleiding vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt waarmee in dit bestemmingsplan rekening moet worden gehouden.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.