direct naar inhoud van Artikel 13 Leiding
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0590.bv01buitengebied-3001

Artikel 13 Leiding

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Doeleinden

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor aanleg, instandhouding en bescherming van:

  • a. een ondergrondse hoge druk gastransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas’;
  • b. een ondergrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';
  • c. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';

inclusief de belemmeringenstrook behorende bij deze leidingen (zijnde voor de hoge druk gastransportleiding 4 en 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding).

13.1.2 Bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen (dubbel)bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 19.1.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding', waar de bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer mag bedragen dan 70 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Bebouwing ten dienste van de onderliggende bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2 onder b. ten behoeve van het oprichten van bebouwing ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, overeenkomstig de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. de beheerder van de leiding daarover is gehoord;
  • b. het doelmatig en veilig functioneren en beheren van de leiding niet wordt geschaad;
  • c. geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de voor 'Leiding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, zoals woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • e. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en bomen;
  • f. het aanbrengen of plaatsen van objecten die het belang van de leiding kunnen schaden, bijvoorbeeld door de hoogte daarvan of doordat deze brandgevaarlijk zijn;
  • g. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • j. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • k. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • l. overige werken of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de integriteit en werking van leiding.
13.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in artikel 13.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van de beheerverordening;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
13.4.3 Toelaatbaarheid

De in 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de beheerder van de leiding daarover is gehoord;
  • b. het doelmatig en veilig functioneren en beheren van de leiding niet wordt geschaad.