direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerrein Het Nieuwland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0590.bp01bedrnieuwland-3001

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens zelfstandige, kleinschalige en lokaal georiënteerde kantoren;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, verhardingen, nutsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de minimale bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten minste de met de aanduiding 'minimale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bedrijfsperceel;
  • e. voor de afstand van de achtergevel van de gebouwen tot de grens van de achterzijde van het bouwperceel geldt een afstandsmaat van minimaal 4 m voor bouwpercelen tot maximaal 2.500 m² en minimaal 6 m voor bouwpercelen groter dan 2.500 m²;
  • f. voor de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen geldt een afstandsmaat van minimaal 4 m voor bouwpercelen tot maximaal 2.500 m², minimaal 6 m voor bouwpercelen tot maximaal 5.000 m² en minimaal 12 m voor bouwpercelen groter dan 5.000 m²;
  • g. minimaal 60% van de voorgevellengte van gebouwen dient in de bebouwingsgrens te worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, verkeersvoorzieningen en vlaggemasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

3.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks in het belang van de ruimtelijke kwaliteit.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van lid 3.2:

  • a. tot een maximum bebouwingspercentage van 90% van het bedrijfsperceel;
  • b. tot een maximale bouwhoogte van gebouwen van 12 m;
  • c. tot een maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde van 12 m, met uitzondering van lichtmasten, verkeersvoorzieningen en erfscheidingen.

Toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan, indien het bouwplan in overeenstemming is met het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein waarbij geldt dat:
      • 1 parkeerplaats per 80 m² bedrijfsvloeroppervlakte voor werknemers van bedrijven;
      • 1 parkeerplaats per 50 m² bedrijfsvloeroppervlakte voor werknemers van kantoren;
      • 1 parkeerplaats per 500 m² bedrijfsvloeroppervlakte voor bedrijven en kantoren ten behoeve van bezoekers;
  • b. geluidshinderlijke inrichtingen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Overig Gezoneerd Industrieterrein';
  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • f. 50% van het onbebouwde deel van het perceel mag, voor zover gelegen achter de bebouwingsgrens, worden gebruikt voor de opslag van goederen, met een maximum van 250 m² ingeval van een kavelgrootte tot 2.500 m² en 500 m² ingeval van een kavelgrootte tot 5.000 m²;
  • g. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • h. goederenbehandeling dient in principe inpandig te geschieden;
  • i. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.500 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • j. de bedrijfsvloeroppervlakte van kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' mag niet meer bedragen dan 750 m² per vestiging;
  • k. detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel die een ondergeschikt bestandsdeel vormt van de bedrijfsvoering;
  • l. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • m. per bedrijf is maximaal één in-/uitrit met een maximale breedte van 8 m toegestaan;
  • n. voor bedrijven die grenzen aan de ontsluitingsweg dient parallel aan de perceelsgrens een groenstrook van ten minste 2 m te worden gerealiseerd.

3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Ontheffing van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

3.6.2 Ontheffing van de kantoorvloeroppervlakte

Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van lid 3.5onder i, voor een kantoorvloeroppervlakte van ten hoogste 3.000 m², mits het kantooraandeel niet meer bedraagt dan 50% van de brutovloeroppervlakte. Toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan, indien vestiging van het betrokken bedrijf bij een belangrijke openbaarvervoerlocatie niet mogelijk is vanwege:

  • a. een tekort aan ruimte bij openbaarvervoerlocaties in de regio;
  • b. een zodanig groot en extensief ruimtebeslag, dat realisering bij een openbaarvervoerlocatie in relatie tot de beschikbare capaciteit en het aanbod aan arbeidsintensieve functies niet gewenst is;
  • c. de milieuhygiënische situatie.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor Bevi-inrichtingen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zodanig te wijzigen dat Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
    • 2. op gronden met de bestemming Verkeersdoeleinden, Groenvoorzieningen of Water;
  • b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

3.7.2 Wijzigingsbevoegdheid voor planmer-plichtige activiteiten

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zodanig te wijzigen dat activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.5onder d, zijn toegestaan, mits vooraf een milieueffectrapportage wordt opgesteld conform de eisen zoals gesteld in de Wet milieubeheer.

3.6.3 Wijzigingsbevoegdheid voor bedrijfsactiviteiten

  • a. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen indien vernieuwde inzichten en/of technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
  • b. De bedrijfsactiviteiten die door middel van deze wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt worden, dienen wat betreft invloed op de omgeving te behoren tot een categorie van bedrijfsactiviteiten die in dit bestemmingsplan reeds is toegestaan.