direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kavels Boudewijn Onderwaterlaan
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0590.BpKavelsBOlaan-2001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het bestemmingsplan 'Kavels Boudewijn Onderwaterlaan' voorziet in de mogelijkheid tot de bouw van twee woningen in de nieuwbouwwijk 'Land van Matena'. In de huidige situatie is het een braakliggend terrein in een hoek van de in aanbouw zijnde wijk 'Land van Matena'. Om de ontwikkeling van twee woningen hier mogelijk te maken dient er voor dit deel een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in de zuidwest hoek van de nieuwbouwwijk Land van Matena. Deze wijk ligt aan de oostkant van de gemeente Papendrecht, ten zuiden van de A15 en de Betuweroute. Het plangebied gaat, na realisatie van de woningen, onderdeel uit maken van de wijk Land van Matena, deelgebied Eilanden. Daarmee wordt het onderdeel van een groter woongebied bestaande uit Baanhoek West, land van Matena en Oostpolder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.BpKavelsBOlaan-2001_0001.jpg"

Afbeelding ligging plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Land van Matena' (vastgesteld 14-5-2009) en het parapluplan 'Parkeren' (vastgesteld 8-11-2018). In het bestemmingsplan 'Land van Matena' ligt het plangebied grotendeels in de bestemming 'Natuur' en deels in de dubbelbestemming 'Waarde-ecologie'. Een klein deel van de oostelijke kavel ligt in de bestemming 'Woongebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.BpKavelsBOlaan-2001_0002.jpg"

Afbeelding ligging plangebied in het stedenbouwkundig plan voor Land van Matena en het bestemmingsplan Land van Matena

Via het parapluplan ''Parapluherziening Parkeernormen Papendrecht'' wordt voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van bouwen en/of gebruiken de Parkeernormennota Papendrecht 2018 (of diens rechtsopvolger), vastgesteld op 6 februari 2018, in heel Papendrecht van toepassing verklaard. De regels uit dit parapluplan zijn op basis van praktijkevaluaties aangepast en in aangepaste vorm verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie en de planbeschrijving toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid besproken. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de onderzoeken en/of beoordelingen van verscheidene omgevingsaspecten besproken. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het plan onderbouwd. In hoofdstuk 6 wordt de juridische planbeschrijving behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het huidige plangebied en de toekomstige situatie. Bij de beschrijving van de bestaande situatie wordt ingegaan op de historie en de ruimtelijke en functionele aspecten van het gebied. Ook wordt de ontwikkeling van 2 woningen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen omschreven.

2.2 Bestaande situatie

Zoals op de onderstaande luchtfoto te zien is, is het plangebied in de huidige situatie onbebouwd. Het plangebied is samen met de wijk Land van Matena opgehoogd en bouwrijp gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.BpKavelsBOlaan-2001_0003.jpg"

Afbeelding huidige situatie op de luchtfoto

2.2.1 Historie

Het gebied rondom Papendrecht, de Alblasserwaard, is gelegen tussen de rivieren de Lek, Merwede en de Noord en is van oudsher laaggelegen en nat. Al in de Romeinse tijd was het gebied bewoond. Vanaf de middeleeuwen ontstonden stadjes en steden rondom het water; de huidige Drechtsteden (Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht). Hier, aan het einde van de Beneden Merwede en het begin van de Oude en Nieuwe Maas, concentreerde zich in de dertiende en veertiende eeuw een belangrijk deel van de Hollandse Handel. Dordrecht kreeg al vroeg stadsrechten en was lange tijd de grootste stad van Holland. Langs het bebouwingslint het Oosteind ontstonden de kernen van Papendrecht en Sliedrecht

Vanaf de middeleeuwen werd ook het buitengebied verkaveld, waarbij de lange, smalle kavels en de vele sloten ontstonden ten behoeve van een goede afwatering.

Ter plaatse van het Land van Matena is een afwijking in de verkavelingstructuur waar te nemen. In plaats van de strokenverkaveling is hier een gedeelte zeer onregelmatig verkaveld. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat dit duidt op de resten van een fossiele stroomrug - een opgevulde rivierloop met oeverwallen - en tiendwegen.

In de 19e en 20e eeuw profiteerde de regio van de enorme opleving van de Rotterdamse haven. In deze tijd vestigden zich in het gebied verscheidene industriële bedrijven. De kernen van Papendrecht en Sliedrecht breidden zich verder uit en de nodige infrastructuur, zoals snel- en spoorwegen, werden aangelegd. Momenteel is de nieuwbouwwijk het Land van Matena, als een laatste onbebouwde schakel aanwezig die Papendrecht van Sliedrecht scheidt.

2.3 Uitgangspunten toekomstige situatie

Het plangebied ligt in het deelgebied 'Eilanden' in de wijk Land van Matena. Het deel Eilanden bestaat uit twee eilanden met ruime kavels. Alle kavels grenzen aan het water. Twee bruggen verbinden het deel Eilanden met het deel Dorp. Het water, de groene oevers en de groene straatinrichting bepalen de sfeer in dit deel. Aan de zuidkant is een ruimte gereserveerd voor een speelplek, ten oosten hiervan ligt een groene plek. Aan de zuidkant was ten oosten van een geprojecteerde doorsteek voor voetgangers ruimte gereserveerd voor een speelplek, welke bij ontbreken van een concrete behoefte kan worden ontwikkeld als woonkavel. Ten westen van de doorsteek ligt een kavel, die nog geen woonbestemming heeft, maar wel als woonkavel past in de opzet van Eilanden. Het voorliggende bestemmingsplan omvat de doorsteek en maakt op de twee plekken aan weerskanten van de doorsteek de invulling van 2 woonkavels mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.BpKavelsBOlaan-2001_0004.jpg"

Afbeelding deelgebied Eilanden in Land van Matena

In de toekomstige situatie mogen twee woningen gerealiseerd worden, 1 per kavel. De woningen worden gerealiseerd als vrijstaande woningen. De goothoogte van de woning mag maximaal 11 meter bedragen en de woning dient afdekt te worden met een kap. Bij elke woning mogen maximaal 50 m2 aan aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Deze aan-, uit- en bijgebouwen dienen gesitueerd te worden achter het verlengde van de voorgevel van de woning en het zij- en achtererf moet ten minste voor 50% onbebouwd te blijven. De hoogte van deze aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning tot een maximum van 4 meter.

Voor deze kavels wordt nog een afzonderlijk kavelpaspoort gemaakt waarin de regels waaraan de woningen moeten voldoen zijn opgenomen. Dit zijn regels voor de woning, inrichting kavel en beeldkwaliteit.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk kader

3.1 Rijks- en provinciaal beleid

Uit de kaart van de Omgevingsvisie van de provincie Zuid-Holland is op te maken dat het plangebied ligt binnen een gebied aangewezen als ''Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied''.


Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied

In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de Omgevingsverordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.


Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.BpKavelsBOlaan-2001_0005.jpg"

Afbeelding uitsnede kaart Omgevingsvisie


Het provinciale beleid levert geen belemmeringen op en gezien de kleinschaligheid van het planvoornemen spelen er geen rijksbelangen. Het beleidskader op provinciaal en rijksniveau wordt daarom niet verder uitgewerkt.


Uitzondering hierop betreft de ladder voor duurzame verstedelijking.

Ladder voor duurzame verstedelijking


In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). De ladder is in juli 2017 geactualiseerd. De kernbepaling van de ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt als volgt;

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

In de Omgevingsverordening is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen. In dit artikel is opgenomen dat als een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, deze moet voldoen aan de volgende eisen:

  • a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  • b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.


Onderbouwing

De ladder is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat ontwikkeling van minder dan 11 woningen niet gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak Raad van State, ABRvS 16 september 2015, 201501297/1/R4). Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de bouw van maximaal 2 woningen binnen bestaand stads- en dorpsgebied, de nieuwbouwwijk Land van Matena. Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling daarom hoeft de ladder voor duurzame verstedelijking niet te worden onderbouwd.

In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing wordt wel de behoefte aan de twee woningen onderbouwd. Uit de beschrijvingen van het regionale woonbeleid in paragraaf 3.2 en het gemeentelijk woonbeleid in de structuurvisie Papendrecht in paragraaf 3.3 blijkt dat met de voorgestane ontwikkeling twee woningen in het dure koopsegment worden toegevoegd aan de woningvoorraad en dat hieraan veel behoefte is. De gemeente voorziet voor de periode 2010 - 2020 in een toename van de woningvoorraad. Deze toevoeging aan de woningmarkt zal onder meer primair plaats moeten vinden in de afronding van Oostpolder / Land van Matena. Met de voorgestane ontwikkeling wordt de bouw van 2 nieuwe woningen binnen Land van Matena mogelijk gemaakt.

Op basis van het regionale en lokale woonbeleid wordt gesteld dat het planvoornemen voorziet in de behoefte aan de realisatie van nieuwe woningen in Papendrecht en in het bijzonder in de behoefte aan duurdere koopwoningen in Land van Matena. Het planvoornemen is in het kader van een goede ruimtelijke ordening getoetst aan de ladder en voldoet hieraan.


Conclusie rijks- en provinciaal beleid

Het planvoornemen is niet in strijd met het rijks- en provinciaal beleid. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet onderbouwd omdat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

3.2 Regionaal

Het plangebied valt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland.


Waterbeheerprogramma

Het Waterschap Rivierenland heeft in december 2015 het waterbeheerprogramma 'Koers houden, kansen benutten' voor de periode 2016-2021 vastgesteld.

In dit programma staan de lange termijn doelen ten aanzien van de waterveiligheid, het watersysteem en de waterketen centraal.


De watertoets is een belangrijk instrument om bij ruimtelijke ontwikkelingen de belangen van goed waterbeheer mee te wegen. Er mag in de toekomst geen nieuwe overlast ontstaan.


Keur

De keur van het waterschap Rivierenland 2014 is op 1 januari 2015 vastgesteld. De regels in de keur hebben betrekking op het lozen, afvoeren, onttrekken of aanvoeren van grondwater en water uit sloten en andere watergangen. Ook kent de keur verbodsbepalingen over zaken die niet mogen in of bij dijken en wateren. Iedereen die werkzaamheden uitvoert of activiteiten plant in en bij dijken en wateren, heeft met de keur te maken.


Legger wateren

Het waterschap legt informatie over wateren in het beheergebied vast in de legger. In de legger wateren wordt weergegeven welke wateren een A-, B-, C- status hebben. Deze status is van belang voor;

  • het verlenen van een watervergunning
  • het bepalen van de onderhoudsplicht.


In de keur is opgenomen dat de status van het water (A, B, C) bepaalt wie verantwoordelijk is voor het onderhoud. In de Keur is vastgelegd dat de verantwoordelijke verplicht is tot het uitvoeren van gewoon of buitengewoon onderhoud. En de onderhoudsplichtigen zijn verplicht tot instandhouding van het waterstaatwerk overeenkomstig de functie van dit werk.


De te beheren wateren zijn verdeeld in;

  • A-wateren: van primair belang voor het waterbeheer en worden daarom door het waterschap onderhouden.
  • B-wateren: van secundair belang voor het waterbeheer en dienen door de aangrenzende eigenaren te worden onderhouden.
  • C-wateren: wateren die van tertiair belang zijn voor het waterbeheer waarvoor geen jaarlijkse onderhoudsplicht geldt.

A-watergangen hebben een beschermingszone van in principe 5 meter aan beide zijden, gemeten uit de insteek. Voor B-watergangen geldt een beschermingszone van 1 meter aan beide zijden, gemeten uit de insteek. Dat zijn de enige beschermingszones. Voor C-watergangen geldt geen beschermingszone.

Compensatie

Het waterschap Rivierenland hanteert vuistregels voor compenserende waterberging. Deze vuistregels zijn:

  • Het oppervlak open water van te dempen watergangen wordt 1:1 gecompenseerd;
  • Bij een bui T=10+10% mag het waterpeil in de sloot in principe met 0,30 m stijgen. Dit is een regenbui die eenmaal per 10 jaar optreedt met 10% opslag vanwege klimaatsverandering. Bij een regenbui die eenmaal per 100 jaar kan voorkomen (T=100+10%), mag het waterpeil stijgen tot de laagste putdekselhoogte op wijkniveau;
  • Bij toename van verhard oppervlak geldt 436 m3 extra waterberging per hectare toename van verhard oppervlak indien dat verhard oppervlak loost op open water (gebaseerd op een maatgevende bui van T=10+10%). Voor de verhardingen die lozen op bijvoorbeeld een waterdoorlatende verharding (kunstmatige bergingsvoorziening), hanteert het waterschap een compensatie van 664 m3 /ha (gebaseerd op een maatgevende bui van T=100+10%).

Ervan uitgaande dat de waterberging wordt voorzien in de vorm van open water, wordt de norm van 436 m3/ha aangehouden.

In paragraaf 4.4 wordt het aspect water, ook in relatie tot het beleid van het waterschap nader toegelicht.

Woonvisie 2017 - 2031 Goed wonen in de Drechtsteden

In de Woonvisie 2017 - 2031 'Goed wonen in de Drechtsteden' wordt voor de periode 2017-2031 aangegeven hoe de zeven gemeenten in de regio Drechtsteden, Alblasserdam, Dordrecht, Hardinxveld-Giesendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht, het wonen vorm willen geven. In de regionale woonvisie wordt als centrale ambitie een regio met meer kwaliteit genoemd. De Woonvisie (inclusief de lokale uitwerking) vormt het kader voor de plannen van ontwikkelaars en investeerders en voor de regionale en lokale afspraken met de woningcorporaties.


Volgens RIGO/Primos neemt het aantal huishoudens in de Drechtsteden in de periode 2016-2031 met 8% toe. Het gaat dan om 9.560 huishoudens. Naast nieuwbouwplannen houdt deze prognose ook rekening met natuurlijke aanwas (demografische ontwikkelingen) en de verhuisbewegingen van de afgelopen jaren. Deze toename wordt de autonome groei genoemd. Om deze huishoudens in de regio een plek te kunnen geven, moeten dus even zoveel woningen worden toegevoegd aan de voorraad. De zeven Drechtstedengemeenten verplichten zich gezamenlijk tot realisatie van woningen voor de autonome opgave door groei van het aantal huishoudens met 9.560 tot 2031. Om het gewenste aantal in 2030 te kunnen realiseren moet de plancapaciteit minstens 20% meer zijn dan het aantal werkelijk te bouwen woningen. Die 20% is misschien nog wel aan de lage kant. Een eenvoudige rekensom wijst uit dat de plancapaciteit moet worden opgehoogd tot 9.560 + 2.000 (compensatie sloop) + 20% = 13.800.


Door alle zeven gemeenten wordt naarstig gezocht naar locaties/mogelijkheden om de plancapaciteit te verhogen tot het per gemeente gewenste aantal. Zo gewenst leidt dit tot uitwisseling van woningbouwopgaven tussen de gemeenten. In de koopsector is er vooral behoefte aan meer eengezinswoningen. Voor Papendrecht is de groei berekend op 450 woningen.


Conclusie

Met de voorgestane ontwikkeling worden twee woningen in het dure koopsegment toegevoegd aan de woningvoorraad waaraan veel behoefte is. Hoewel niet specifiek benoemd kan worden gesteld dat deze woningen onderdeel uitmaken van de berekende groei van 450 woningen die voor Papendrecht is opgenomen. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de regionale woonvisie.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Papendrecht 2020 - een venster naar de toekomst

De kerndoelstelling van de structuurvisie voor Papendrecht is 'de kwaliteit van leven behouden en versterken', zodat het in Papendrecht ook in de toekomst goed wonen, leven, werken en recreëren is.

Wonen

De ontwikkeling van het aantal huishoudens in Papendrecht wordt bepaald door de samenstelling van de bevolking, maatschappelijke trends, maar vooral door vestiging en vertrek van huishoudens in/uit de gemeente. Bij de verhuisbewegingen van en naar Papendrecht speelt het geheel van ontwikkelingen in de woningmarkt Drechtsteden een grote rol. Vanuit haar autonome verantwoordelijkheid, om binnen deze woningmarkt haar eigen inwoners een passende woning te kunnen bieden, voorziet de gemeente voor de periode 2010 - 2020 een toename van de woningvoorraad.

Deze toevoeging aan de woningmarkt zal primair plaats moeten vinden in:

  • de afronding van Oostpolder / Land van Matena;
  • de ontwikkeling binnen het centrum;
  • diverse kleinere inbreidingslocaties in de woonwijken;
  • via herstructurering van bestaande woningbouw.

Met de voorgestane ontwikkeling wordt de bouw van 2 nieuwe woningen binnen Land van Matena mogelijk gemaakt. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de structuurvisie Papendrecht.

Papendrechts Woonplan 2020-2030

In dit woonplan is de concrete inzet van Papendrecht beschreven:

  • De bouw van minimaal 460 woningen voor 2030 om aan de autonome groei te kunnen voldoen;
  • De bouw van minimaal 200 woningen voor 2030 om een bijdrage te leveren aan de regionale groeiagenda;
  • Het aantal dure koopwoningen met een prijs vanaf € 300.000,- wordt uitgebreid;
  • Ontwikkelende partijen toetsen alle nieuwbouwwoningen aan GPR Gebouw.


Met de voorgestane ontwikkeling wordt de bouw van 2 nieuwe duurdere koopwoningen binnen Land van Matena mogelijk gemaakt. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met het woonplan. De bouwplannen moet in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning worden getoetst aan GPR gebouw.


Welstandsnota Papendrecht 2012

De welstandnota Papendrecht 2012 omschrijft het toe te passen kader voor de welstandstoets bij bouwplannen. In deze nota zijn de beoordelingskaders opgenomen voor gebieden en objecten, die hun grondslag vinden in de samenhang van het bebouwingsbeeld, stedenbouwkundige kenmerken en landschappelijke structuren.

Het plangebied ligt binnen het gebied ''Thematische wijk'', er geldt een gewoon welstandsniveau. De thematische wijken zijn gewone welstandsgebieden. Het beleid is gericht op het beheer en de totstandkoming van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden en het aanzien vanuit omringende gebieden.

Voor het Land van Matena zijn twee beeldkwaliteitsplannen opgesteld (2006 en 2009). Het definitieve bouwplan voor de 2 woningen wordt getoetst aan het beeldkwaliteitsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een plantype onder meer moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid maakt hiervan deel uit. Aangetoond dient te worden dat de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geschikt is voor de functie wonen.

Beoordeling

In het kader van de voorgenomen verkoop van grond is er in 2015 een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd, waarbij het plangebied ook is onderzocht. Het rapport van het onderzoek (2015) is als Bijlage 1 aan het bestemmingsplan toegevoegd. Uit het bodemonderzoek bleek dat geen belemmeringen waren voor de te realiseren woningbouw. Gelet op het uitgevoerde onderzoek in 2015 en de conclusie van dit onderzoek is om die reden onderzoek naar de bodem niet aan de orde. Het plangebied is samen met de wijk Land van Matena opgehoogd en bouwrijp gemaakt.

Conclusie

Het aspect bodem levert geen belemmering op voor de realisatie van de woningen.

4.2 Bedrijven- en milieuzonering

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen milieuhinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies (zoals woningen, scholen en zorginstellingen).

In de handreiking ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming is gelegen. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.

Beoordeling

In de omgeving van het plangebied zijn bestaande bedrijven/inrichtingen aanwezig. Mogelijk dat de nieuwe woningen zijn gelegen binnen de richtafstand van een bestaand bedrijf/inrichting, waardoor deze in hun bedrijfsvoering wordt belemmerd. Een beoordeling bedrijven- en milieuzonering is daarom uitgevoerd. De memo is als Bijlage 2 bijgesloten.

Het plangebied maakt onderdeel uit van een nieuw te realiseren woonwijk. Om die reden is de omgeving van het plangebied te beschouwen als ‘rustige woonwijk’. Er is ook getoetst aan de richtafstanden uit de VNG-handreiking behorende bij een rustige woonwijk.


Ten zuiden van de wegen Oosteind/Matena is het (gezoneerd) industrieterrein ‘Oosteind’ aanwezig. In het bestemmingsplan ‘Oosteind’ is een zonering opgenomen van de verschillende milieucategorieën (van categorie 1 tot en met 5.1) die op het industrieterrein juridisch-planologisch mogelijk zijn. Het betreft een industrieterrein met zeehavengebonden bedrijvigheid, waarbij het aspect geluidhinder maatgevend is.

Ter hoogte van het plangebied zijn bedrijven met milieucategorieën 2 tot en met 5.1 toegestaan.

In onderstaande afbeelding zijn de richtafstanden 30 tot en met 500 meter uitgezet vanuit het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan. Daarnaast zijn op deze afbeelding ook de milieucategorieën voor het industrieterrein ‘Oosteind’ weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.BpKavelsBOlaan-2001_0006.jpg"

Afbeelding overzicht ligging milieucategorieën en richtafstanden plangebied

Uit bovenstaande afbeelding wordt geconstateerd dat de richtafstanden voor bedrijven met een maximale milieucategorie 3.2 (100 meter) niet over het plangebied liggen. De richtafstanden bij de bedrijven met een milieucategorie 4.1, 4.2 en 5.1 aan de oostzijde van het industrieterrein liggen wel over het plangebied.


Gemotiveerd is het toegestaan om binnen de richtafstand nieuwe gevoelige objecten, zoals woningen, te realiseren. Ten zuiden van het plangebied zijn bestaande woningen aanwezig. Omdat deze bestaande woningen liggen tussen het plangebied en het industrieterrein, wordt gesteld dat door de nieuwe woningen in het plangebied de bedrijven op het industrieterrein niet verder in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

Rond het industrieterrein ‘Oosteind’ is vanuit de Wet geluidhinder een geluidzone gelegen. Met betrekking tot het aspect geluidhinder is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai en industrielawaai uitgevoerd. Dit onderzoek wordt toegelicht in paragraaf 4.8. Hieruit volgt dat het aspect geluid geen belemmering oplevert, wel dienen hogere waarden te worden vastgesteld.

Omdat er bestaande woningen aan de Matena tussen het plangebied en het industrieterrein aanwezig zijn, wordt gesteld dat de nieuwe woningen in het plangebied niet meer beperkend zijn voor de bedrijfsvoering van de bedrijven op het industrieterrein. Het woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen zal gelijk zijn aan dat van de woningen in het woongebied van het bestemmingsplan 'Land van Matena'.

Conclusie

Het aspect bedrijven- en milieuzonering levert geen belemmering op voor de realisatie van de woningen.

4.3 Luchtkwaliteit

Ruimtelijke plannen die procedures doorlopen conform de Wet ruimtelijke ordening dienen te voldoen aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. De formele definitie van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is: "het coördineren van de verschillende belangen tot een harmonisch geheel dat een grotere waarde vertegenwoordigt dan het dienen van de belangen afzonderlijk". Een goede luchtkwaliteit is een van de belangen, ofwel de luchtkwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde functie. Daarom is het wenselijk om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit situatie en te bepalen of de mate van blootstelling acceptabel is.

In Titel 5.2. Luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer (Wm) zijn bepalingen en voorschriften opgenomen betreffende de luchtkwaliteit in Nederland. Bestuursorganen dienen op grond van artikel 5.16, eerste lid Wm, bij de uitoefening van in het tweede lid limitatief opgesomde bevoegdheden of toepassing van wettelijke voorschriften, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, gebruik te maken van een of meer van de volgende gronden:

  • 1. er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
  • 2. er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
  • 3. het voorgenomen project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
  • 4. het voorgenomen project is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma.


Niet in betekende mate bijdragen

Per 22 maart 2013 is de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' (regeling NIBM) van kracht. In de 'Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd (artikel 4). De grens voor woningbouwplannen ligt op 1.500 woningen. Als er twee ontsluitingswegen zijn, mag een grens van 3.000 woningen worden gehanteerd.


Beoordeling

In voorliggend plan is sprake van het planologisch mogelijk maken van twee woningen. De ontwikkeling kan daarom als NIMB worden beschouwd, een toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit is niet nodig.

Met behulp van de Monitoringstool van het NSL (versie 2017) zijn de achtergrondconcentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) en ultra fijn stof (PM2,5) langs de wegen (A15 en Ketelweg) in de nabijheid van het plangebied bepaald.


Hieruit volgt dat de achtergrondconcentratie NO2 in maatgevend jaar 2017 maximaal 34,4 ug/m3 bedraagt. De achtergrondconcentraties stikstofdioxide voldoen langs alle wegen aan de geldende wettelijke norm van maximaal 40 ug/m3.

Uit de monitoringstool volgt ook dat de achtergrondconcentratie PM10 rondom het plangebied in 2017 maximaal 20,4 ug/m3 is. Dit voldoet (ruim) aan de wettelijke norm van maximaal 40 ug/m3.

Tot slot volgt uit de monitoringstool dat de achtergrondconcentratie PM2,5 in 2017 maximaal 12,2 ug/m3 is. Dit voldoet (ruim) aan de wettelijke norm van maximaal 25 ug/m3.

Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat gezien vanuit luchtkwaliteit.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op voor de realisatie van de woningen.

4.4 Water

Het planvoornemen betreft de realisatie van 2 woningen. Voor deze realisatie is inzichtelijk gemaakt of er sprake is van negatieve gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.Het plangebied valt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland. In paragraaf 3.2 wordt het beleid van het Waterschap Rivierenland nader toegelicht.

Beoordeling

Het plangebied ligt binnen Land van Matena. Voor het bestemmingsplan Land van Matena is een waterhuishoudkundig plan en een groenontwerp gemaakt.

Waterparagraaf bestemmingsplan Land van Matena

In de toekomstige situatie wordt uitgegaan van één waterpeil voor het plangebied Land van Matena. Er wordt gestreefd naar een eenduidige doorstroming door alle aanwezige watergangen. Dit geldt niet voor de compensatiegebieden van de Heikikker en de Kleine Modderkruiper. Het toekomstige streefpeil bedraagt 2,03 m - NAP, en eventueel iets hoger in het compensatiegebied.

De ‘Waterhuishoudkundige analyse Land van Matena’ uit 2007 welke is opgenomen als uitgangspunt van het in 2009 vastgestelde bestemmingsplan ‘Land van Matena’ geeft aan dat er in het totale plan minimaal 10% nieuw wateroppervlakte dient te worden gerealiseerd. Dit komt voor het gehele gebied Matena neer op 22.000 m² (berekening pagina 18 en 19 van de Waterhuishoudkundige Analyse) en zal met name worden gerealiseerd door verbreding van de bestaande hoofdwatergangen. Dit betreft de hoofdwatergang uit de Oostpolder welke wordt aangesloten op Noord-zuidgerichte watergang tussen Papendrecht en Sliedrecht. Voor het specifieke projectgebied zijn voor het te graven oppervlaktewater afspraken gemaakt tussen de gemeente Papendrecht en waterschap Rivierenland. De Waterhuishoudkundige Analyse geeft aan dat er op basis van de ruimtelijke indeling van het totale plan “Land van Matena” voldoende water is opgenomen en wordt voldaan aan de gestelde eisen.

De hoeveelheid waterberging van het Land van Matena is in 2013 door Ingenieursbureau Drechtsteden opnieuw berekend op basis van het DO tekeningnummer 11668 (afbeelding 'Groenplan Land van Matena'' hieronder). De berekening van de waterberging van het totale Land van Matena is tevens hieronder als afbeelding opgenomen (afbeelding 'Wateroppervlakte volgens het groenplan').

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.BpKavelsBOlaan-2001_0007.jpg"

Afbeelding Groenplan Land van Matena

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.BpKavelsBOlaan-2001_0008.jpg"

Afbeelding Wateroppervlakte volgens het groenplan

In de toekomstige situatie is minimaal 22.000 m2 aan oppervlaktewater aanwezig, waarmee wordt voldaan aan de bergingseis die het waterschap stelt. De aanleg van nieuwe watergangen, ten behoeve van de watercompensatie, is geborgd in de regels van het vigerende bestemmingsplan. Het rioolsysteem zal een gescheiden systeem worden.

Hemelwater van dakoppervlakken mag rechtsstreeks, zonder filtervoorziening, naar het oppervlaktewater worden afgevoerd, mits er niet-uitlogende materialen zoals zink, lood, koper en zacht pvc worden toegepast.

Bovenstaande waterparagraaf is tot stand gekomen in overleg met het waterschap Rivierenland.


Waterparagraaf Kavels Boudewijn Onderwaterlaan

In het stedenbouwkundig plan voor Land van Matena is naast de waterberging van het groenontwerp nog voorzien in ca. 3.600 m2 extra water. Daarmee is in het plangebied van Land van Matena voorzien in ruim voldoende berging. In het plangebied zelf worden geen watergangen gedempt. Wel komt het plangebied in de toekomstige situatie aan nieuw gegraven watergangen te liggen (west- en zuidkant plangebied), beide een B-watergang. De zuidelijke watergang is aangelegd ten behoeve van de realisatie van nieuw oppervlaktewater voor de invulling van de watercompensatie opgave. De westelijke watergang is aangelegd ten behoeve van de ecologische zone die hier loopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.BpKavelsBOlaan-2001_0009.jpg"

Afbeelding Stedenbouwkundig plan Land van Matena met extra waterberging

Omdat het plangebied onderdeel uitmaakt van de nieuwbouwwijk Land van Matena en voor deze wijk is aangetoond dat er wordt voorzien in voldoende compensatie is er geen aparte watercompensatie binnen het plangebied van dit voorliggend bestemmingsplan opgenomen.

Streefpeil en drooglegging

Binnen Land van Matena wordt één oppervlaktewaterpeil gehanteerd, te weten een peil van 2,03 m - NAP. Bij peilverlaging bestaat de kans op ongewenste bodemdalingen in relatie tot de bestaande bebouwing. Ook peilverhoging is niet wenselijk in verband met problemen bij bestaande percelen in relatie tot mogelijke grondwateroverlast en vernatting van de omgeving. De drooglegging zal circa 1,10 meter zijn. Door het toepassen van drainage zal de minimale ontwateringsdiepte circa 0,90 meter zijn.

Conclusie

Het aspect water levert geen belemmering op voor de realisatie van de woningen.

4.5 Natuur

Beoordeling

Soortenbescherming

Het plangebied is in de huidige situatie onbebouwd en is reeds voorbelast en bouwrijp gemaakt. Er vinden in het plangebied geen sloopwerkzaamheden plaats. In het kader van het bestemmingsplan Land van Matena is een flora en fauna onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is aangegeven dat er maatregelen nodig voor het leefgebied van de Heikikker en de Kleine Modderkruiper. Het plangebied maakt geen deel uit van dit leefgebied. Gelet op voorgaande is daarom geen quickscan flora en fauna uitgevoerd.

Gebiedsbescherming
In de omgeving van de locatie is het stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Biesbosch aanwezig. De afstand tussen het plangebied en Natura 2000-gebied De Biesbosch bedraagt 1.98 km tot de dichtstbijzijnde uiterste punt ten westen van het 380-kv station aan de Baanhoekweg en 3.13 km tot de uiterste punt ten oosten van de Derde Merwedehaven.


Volgens het Stroomschema beoordeling Wabo-aanvragen van de OZHZ versie 4.0 2 december 2019 behoeft bij de bouw van 2 woningen in gebiedstype 'stedelijk' op een afstand van ten minste 1200 meter van Natura 2000 geen rekening te worden gehouden met stikstofdepositie.


De twee kavels BO-laan liggen op een afstand van ten minste 1980 meter van Natura 2000-gebied. Met antwoord ja in stap 3 van het stroomschema kan geconcludeerd worden dat geen rekening behoeft te worden gehouden met stikstofdepositie en dat een AERIUS-berekening achterwege kan blijven.


Natuur

In het plangebied wordt de vigerende bestemming 'Natuur' omgezet naar 'Woongebied'. Het plangebied heeft in de huidige situatie geen natuurwaarde, compensatie van verlies aan natuurwaarden door de realisatie van de woningen is daarom niet nodig.

Conclusie

Het aspect flora en fauna levert geen belemmering op voor de realisatie van de woningen.

4.6 Archeologie

Voor het vigerend bestemmingsplan Land van Matena is door SOB Research in 2002 een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het plangebied is meegenomen in dat onderzoek. De conclusie is dat ter plaatse van het plangebied geen archeologische sporen aanwezig waren, nader onderzoek kan daardoor achterwege blijven.

Omdat in het plangebied geen archeologische sporen aanwezig zijn is voor voorliggend bestemmingsplan archeologisch geen onderzoek uitgevoerd.

Conclusie

Een archeologisch onderzoek is niet uitgevoerd.

4.7 Verkeer en Parkeren

Voor het planvoornemen is de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte beoordeeld.

Beoordeling

Verkeer

De realisatie van twee woningen leidt niet tot een toename van het verkeer, aangezien dit aantal past binnen het aangegeven aantal woningen binnen de vigerende bestemming 'woongebied' van het bestemmingsplan Land van Matena. Voor dit aantal woningen is in het kader van het vigerend bestemmingsplan de verkeersgeneratie bepaald en is onderzocht hoe deze verkeersgeneratie afgewikkeld kan worden binnen het plangebied. De woningen worden gerealiseerd aangrenzend aan de ontworpen verkeersstructuur in Land van Matena.

Om die reden wordt het uitvoeren van een verkeersonderzoek niet nodig geacht.

Parkeren

Voor het aspect parkeren moet voldaan worden aan de Parkeernormen nota Papendrecht 2018. Het plangebied ligt binnen de rest bebouwde kom van Papendrecht. Voor dit gebied geldt voor vrijstaande woningen een minimale parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen en een maximale norm van 2,5 parkeerplaatsen. In het plangebied moeten minimaal 3,4 parkeerplaatsen en maximaal 5 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, gemiddeld 4,2 parkeerplaatsen.

In de regels van het Parapluplan parkeren is opgenomen dat voldaan moet worden aan de Parkeernormen nota. Deze regels worden overgenomen in voorliggend bestemmingsplan waarmee is geborgd dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid.

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren leveren geen belemmeringen op voor de realisatie van de woningen.

4.8 Geluid

Het plangebied ligt in de zone van de Rijksweg A15 en de gezoneerde industrieterreinen ‘Oosteind’ en ‘De Staart’. Om die reden dient vanuit de Wet geluidhinder een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai en industrielawaai te worden uitgevoerd. Het plangebied ligt niet in de zone van een spoorlijn, waardoor een akoestisch onderzoek naar railverkeerslawaai niet benodigd is.

Beoordeling

AGEL adviseurs heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 3 bijgesloten.

Uit de berekeningen blijkt dat de voorkeurswaarde wordt overschreden door de activiteiten op de gezoneerde industrieterreinen 'Oosteind' en 'De Staart'. Omdat het treffen van geluidmaatregelen voor een kleinschalige ontwikkeling niet reëel is, is het noodzakelijk om hogere waarden vast te stellen.

Omdat de LCUM* op de zuidzijde van het plangebied hoger is dan 53 dB, dienen de nieuwe woningen over een geluidluwe gevel te beschikken. Omdat ter plaatse van de noordzijde van het plangebied de voorkeurswaarde van zowel het wegverkeerslawaai als het industrielawaai niet wordt overschreden, wordt gesteld dat de noordzijde van de nieuwe woningen als een geluidluwe gevel wordt aangemerkt. Daarmee wordt voldaan aan het gemeentelijke 'Geluidbeleid hogere waarden Wgh en 30 km/uur-wegen gemeente Papendrecht', d.d. 29 april 2009.


Het ontwerpbesluit tot vaststelling hogere waarden dient gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te worden gelegd. De hogere waarden worden door het college van Papendrecht vastgesteld.

Conclusie

Het aspect geluid levert geen belemmering op voor de realisatie van de woningen, wel dienen eerst de hogere waarden te worden vastgesteld.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.


Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour.

Het groepsrisico (GR) kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit. Dit wordt uitgedrukt in de kans per jaar dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit. De normstelling heeft de status van een oriëntatiewaarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm, maar kan aangemerkt worden als een ijkpunt voor het bevoegd gezag voor haar verantwoording van het groepsrisico.

Beoordeling

AGEL adviseurs heeft het aspect externe veiligheid beoordeeld, de memo is als Bijlage 4 bijgesloten.

Uit de risicokaart blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied verschillende risicobronnen aanwezig zijn, waarbij de volgende risicobronnen relevant zijn:

  • Chemours Netherlands B.V. (voorheen Du Pont de Nemours);
  • BP-station De Ketel;
  • De Bioderij B.V;
  • De transportroutes Rijksweg A15, Betuweroute en Beneden Merwede;
  • De hogedruk aardgastransportleidingen W-524-01 en W-530-01.

afbeelding "i_NL.IMRO.0590.BpKavelsBOlaan-2001_0010.jpg"

Afbeelding overzicht ligging risicobronnen t.o.v. plangebied

Uit de beoordeling volgt dat er in de omgeving van het plangebied verschillende risicobronnen aanwezig zijn, waarbij de PR 10-6 contour van geen van de risicobronnen over het plangebied ligt. De haalbaarheid is daarmee niet in het geding.


Aangezien met het voorgenomen plan feitelijk het woongebied, waarbinnen de nieuwe woningen van het totale plan Land van Matena mogen worden gerealiseerd, wordt vergroot met het bestemmingsplan en het aantal niet toeneemt is het uitvoeren van een QRA naar de hoogte en toename van het GR niet benodigd.


Voor het maatgevende toxische scenario is wel ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Zo moeten de wooningen worden voorzien van afsluitbare ventilatiesystemen, zie hiervoor de memo in Bijlage 4.

Geadviseerd wordt om de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid in een vroegtijdig stadium van in de bestemmingsplanprocedure te betrekken en om advies te vragen.


Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor de realisatie van de woningen.

4.10 M.e.r.

Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Hierin is een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.

In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:

  • door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld;
  • het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden;
  • de initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen (Artikel 7.28 Wet milieubeheer).

Beoordeling

In het geval van nieuwe woningen moet worden aangetoond of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. In het Besluit m.e.r. is niet gedefinieerd wat onder een stedelijk ontwikkelingsproject wordt verstaan.

Het plan voorziet in de uitbreiding van de 21 woningen binnen het deelgebied Eilanden van het Land van Matena met twee stuks. Gezien de omvang van deze uitbreiding, mede afgezet tegen de oppervlakten en aantallen woningen die worden genoemd in categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. kan worden gesteld dat er geen sprake is van een (uitbreiding van een) stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom I van categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

Conclusie

Een vormvrije m.e.r. beoordeling is niet van toepassing.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan wordt ter visie gelegd. In deze paragraaf worden de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de zienswijzen procedure behandeld.

De direct omwonenden zijn geïnformeerd over het planvoornemen voor de twee woningen.

5.1.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het Bro-overleg is het voorontwerpbestemmingsplan Kavels Boudewijn Onderwaterlaan op 23 januari 2020 via het E-formulier aangeboden aan de provincie Zuid-Holland en toegezonden aan:
-              Waterschap Rivierenland
-              Rijkswaterstaat Zuid-Holland
-              Veiligheidsregio ZHZ
-              Gasunie
-              Stedin
-              Oasen

Provincie Zuid-Holland

Uit de antwoorden op de vragen van het E-formulier blijkt dat het plan niet hoeft te worden toegezonden aan de provincie Zuid-Holland.

Waterschap Rivierenland

Het Waterschap Rivierenland heeft op 6 februari 2020 per brief (zie bijlage) gereageerd. Het waterschap adviseert positief over het bestemmingsplan mits een aantal opmerkingen voldoende in het ontwerpbestemmingsplan worden verwerkt (zie Bijlage 5).

Wijziging naar aanleiding van de overlegreactie

Paragraaf 3.2, waarin het beleidskader van het waterschap is beschreven, is aangevuld met de vuistregels voor compenserende waterberging. In paragraaf 4.4 is een beschrijving opgenomen van de huishoudkundige situatie van het plangebied en zijn de watercompensatie, de drooglegging en de status van de aangrenzende watergangen inzichtelijk gemaakt.'

In de regels is de bestemmingsomschrijving voor woongebied onder punt c. 'water' gewijzigd in 'water en waterhuishoudkundige voorzieningen'.

Rijkswaterstaat Zuid-Holland

Rijkswaterstaat Zuid-Holland heeft niet schriftelijk gereageerd. Op 25 februari 2020 is telefonisch vernomen dat RWS geen opmerkingen heeft. In het akoestisch onderzoek is gerekend met een geluidscherm dat er nog niet staat. De realisatie daarvan is voldoende geborgd. 

Veiligheidsregio ZHZ

De Veiligheidsregio ZHZ stemt in zijn reactie (zie bijlage) in met paragraaf 4.9  Externe veiligheid en bijlage 4 Memo Externe veiligheid (AGEL adviseurs, 25-02-2019). Zoals in de bijlage is vermeld moeten de woningen worden voorzien van afsluitbare ventilatiesystemen. De bluswatervoorziening en bereikbaarheid voldoet aan de landelijke handreiking.
De opmerking over afsluitbare ventilatiesystemen is opgenomen in paragraaf 4.9 Externe veiligheid van de toelichting.

Gasunie en Stedin

Gasunie en Stedin hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben.

Oasen

Oasen heeft niet gereageerd.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk om aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is.

De realisatie van de woningen komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor wordt, in het kader van de bouw van de woningen, een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hierin is verzekerd dat het risico van planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. De gemeentelijke kosten worden verhaald middels de legesverordening, waardoor het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de juridisch bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting.


De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.


De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en de overheid bindende deel van het bestemmingsplan.


De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

6.2 Plansystematiek

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De planregels van het bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.


Voor de systematiek is aangesloten op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voor de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 is aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan “Land van Matena” en voor de algemene regels in hoofdstuk 3 is aangesloten bij de "Reparatie Beheersverordening Papendrecht" zodat zoveel mogelijk sprake is van een uniforme regeling. De regels bestaan uit de volgende hoofdstukken:

In onderstaande paragrafen zullen de regels nader worden uiteengezet.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In Artikel 1 Begrippen zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de Artikel 2 Wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk komen de (enkel)bestemmingen aan de orde. Het betreft een indeling van bestemmingen in hoofdgroepen waarin de meest voorkomende functies kunnen worden ondergebracht. De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft verleend. Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de regels van het overige regelgeving. Voor dit bestemmingsplan is één bestemming van toepassing, die hieronder nader toegelicht wordt.

Artikel 3 Woongebied

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan, met een maximaal aantal van twee woningen.In de regels is de maximale goothoogte aangegeven en de woningen dienen te zijn voorzien van een kap. Daarnaast is het toegestaan om een aan-huis-gebonden beroep of aan-huis-gebonden bedrijf uit te voeren, met inachtneming van bepaalde voorwaarden.Tot slot zijn er regels gesteld voor bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een inpassingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 5 Algemene bouwregels

In dit artikel worden regels gesteld voor de bouw van kelders en parkeren.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruiksverbod en de functie parkeren die strijdig zijn met het bestemmingsplan.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn de regels opgenomen ten aanzien van de 'geluidzone - industrie - Oosteind' en de 'geluidzone - industrie - De Staart' die over het plangebied liggen. In deze regeling is bepaald dat de bouw van de geluidsgevoelige objecten uitsluitend is toegestaan indien wordt voldaan aan de Wet geluidhinder geldende normen, dan wel de verleende hogere waarden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels in het plan waarvan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning kan afwijken. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning kan worden verleend. Er kan dus in beginsel nog gewoon gehandhaafd worden. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Artikel 10 Slotregel

Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.