1e herziening Buitengebied 2015, Oranjeweg 63 te Zuid-Beijerland
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0588.BPBGA13hp0615a-VG01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoudsopgave
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 7 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlagen
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 1e herziening Buitengebied 2015, Oranjeweg 63 te Zuid-Beijerland met identificatienummer NL.IMRO.0588.BPBGA13hp0615a-VG01 van de gemeente Korendijk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 achtergevel
de gevel van het hoofdgebouw die 'tegenover' de voorgevel is gelegen.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van intensieve veehouderijen.
akker– en vollegrondstuinbouw
de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen fruit– en bollenteelt en gemengde tuinbouw.
fruitteeltbedrijf
de teelt van fruit op open grond;
vollegronds tuinbouwbedrijf
een bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;
gemengd tuinbouwbedrijf
de teelt van tuin– en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
glastuinbouw
de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
grondgebonden veehouderij
het houden en opfokken van melk– en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het door middel van een gericht (op)fok- en/of africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in het economisch verkeer toeneemt, zoals (op)fokkerijbedrijven, hengstenstations, africhtings- en trainingsbedrijven;
paardenhouderij
het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony’s en de handel in paarden en pony’s, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;
sierteelt
een agrarisch bedrijf gericht op het telen van siergewassen en het kweken van sierplanten.
1.10 agrarisch handels- en exportbedrijf
een bedrijf, gericht op het vervoer, de opslag, de oppervlakkige bewerking en/of de afzet van aan het agrarisch bedrijf verwante producten, zoals transport– en opslagbedrijven, veilingen, koelhuizen en dergelijke.
1.11 agrarisch hulp- en nevenbedrijf
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.
1.12 agrarisch verwant bedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.
1.13 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.14 antenne-installaties
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.15 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.16 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.17 bebouwing
een of meer gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.18 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.19 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.20 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands–, hoogte–, inhouds– en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.24 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.25 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.26 biomassa
het drooggewicht van zowel plantaardig als dierlijk materiaal en producten gewonnen uit plantaardig en dierlijk (rest)materiaal (zoals suikerriet, mais, koolzaadolie, palmolie en dierlijke vetten) geproduceerd ten behoeve van energieopwekking en/of biobrandstof;
1.27 biomassa(co)vergisting
een specifieke vorm van mestverwerking door middel van vergisting van in hoofdzaak dierlijk mest, eventueel aangevuld met andere organische producten of biomassa (covergisting), waarbij ook opwekking van energie kan plaatsvinden;
1.28 bordeelprostitutie
prostitutie waarbij de seksueel–erotische dienstverlening in een besloten daarvoor specifiek bedoelde en ingerichte ruimte wordt aangeboden.
1.29 brutovloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.30 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.31 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.32 bouwlaag/woonlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.33 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.35 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.36 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.37 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.38 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.39 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.40 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps– of bedrijfsactiviteit.
1.41 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis– en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.42 doelmatige agrarische bedrijfsvoering
het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correcte wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een agrarisch bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen.
1.43 evenementen
periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten, kermissen, cursussen en andere vertoningen.
1.44 extensieve recreatie
een vorm van openlucht recreatie waarbij nauwelijks druk wordt uitgeoefend op de omgeving, zoals wandelen en fietsen.
1.45 extensief recreatief medegebruik
een vorm van openlucht recreatie waarbij nauwelijks druk wordt uitgeoefend op de omgeving, zoals wandelen en fietsen, welke mag worden uitgeoefend naast een andere functie.
1.46 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.47 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.48 horecabedrijf
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
het exploiteren van zaalaccommodatie;
het verstrekken van nachtverblijf.
1.49 internetverkoop
verkoop van artikelen via internet door de bewoner van de woning, waarbij op het perceel alleen administratieruimte en/of magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.50 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, bedoelt voor recreatief nachtverblijf.
1.51 kampeerterrein
een terrein of plaats met daarbij behorende voorzieningen, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.52 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.53 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.54 kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek–, tunnel–, schaduw–, boog– en gaaskassen daaronder begrepen.
1.55 kinderboerderij
een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.
1.56 kinderdagverblijf
een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt.
1.57 kinderopvang
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
1.58 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding– of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen– en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.59 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.60 landbouwtoets
toets of er sprake is van een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen, waarvan de continuïteit ook op langere termijn gewaarborgd is.
1.61 landgoed
een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur als dan niet met agrarische gronden met een productiedoelstelling, waarbij vorm van bos- en landbouw onderdeel kunnen uitmaken van de bedrijfsvoering. Het landgoed is overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan één of meerdere wooncomplexen met tuin van allure en uitstraling. Het ruimtelijke kenmerk is een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt. Het geheel is een ecologische, economische esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid.
1.62 landhuis
één of meer wooncomplexen op een landgoed met een tuin van allure en uitstraling.
1.63 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet–levende natuur.
1.64 mantelzorg
zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden in diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening voortvloeit uit de sociale relatie. Het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is.
1.65 mestbassin
een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest.
1.66 mestbewerking
behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen, zoals mengen, roeren, homogeniseren en verwijderen van vreemde objecten zoals plastic folie en hoeven.
1.67 mestverwerking
het proces om (drijf)mest af te breken, door onder andere droging, bezinking, vergisting of indamping, om te zetten in nieuwe bruikbare producten, zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen.
1.68 mestzak
een flexibel (folie)reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest.
1.69 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.70 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie–instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.71 nevenactiviteit / nevenfunctie
activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit.
1.72 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.73 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en ten hoogste 1 wand.
1.74 peil
voor gebouwen die op maximaal 1 m van de weg liggen: de hoogte van de kruin van die weg;
in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
voor aan- en uitbouwen geldt het peil van hoofdgebouw.
1.75 plattelandswoning
een woning gelegen bij een agrarisch bedrijf en behorend tot of voorheen behorend bij dat agrarisch bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf. De woning wordt niet beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.
1.76 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.77 recreatiewoning
woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief verblijf.
1.78 seksinrichting
het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.79 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.80 statische opslag
binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.81 teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren en die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor een aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, hagelnetten en dergelijke.
1.82 teeltondersteunende voorzieningen, permanent
teeltondersteunende voorzieningen die op een locatie voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een kas. Deze permanente voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.
1.83 theetuin / theeschenkerij
een theetuin/ theeschenkerlij is een gelegenheid, al dan niet met zitplaatsen in de tuin, waar thee en andere verfrissingen, niet zijnde alcoholische dranken, alsmede ter plaatse bereidde kleine etenswaren kunnen worden genuttigd.
1.84 verbrede landbouw
specifieke vorm van een nevenfunctie. De activiteit hangt samen met de agrarische
bedrijfsvoering of staat ten dienste van het bedrijf, zoals agrotoerisme met bijbehorende ondergeschikte horeca, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.
1.85 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings– en siergewassen worden geteeld.
1.86 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die aan de weg ligt waaraan deze is genummerd.
1.87 voorgevelrooilijn
de (denkbeeldige) lijn in en in het verlengde van de gevel van het hoofdgebouw die gericht is naar de openbare weg; indien er meer dan één geval gericht is naar de openbare weg, betreft het de (denkbeeldige) lijn die in en in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.
1.88 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen– en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.89 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor– en achtergevel.
1.90 zorgboerderij
de opvang van mensen met een zorgvraag op een agrarisch bouwperceel, als niet-agrarische neventak, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne–installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne–installatie;
ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne–installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne–installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne–installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ondergrondse bebouwing en bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 hoogte van een windturbine
vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij;
tevens één bij het bedrijf behorende bedrijfswoning daaronder begrepen een aan-huis-gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop;
ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’ tevens een zorgboerderij;
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:
de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van waardevolle openheid en verkavelingstructuur (polderpatroon);
de in dit gebied voorkomende natuurwaarden in de vorm van waardevolle oevervegetaties en weidevogels;
de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van de historische bebouwing, het ontginningspatroon en (het reliëf van) de historische dijken en kreken;
voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.
Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 2 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
3.2.3 Kassen
Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan:
1.000 m2 ten behoeve van een akkerbouwbedrijf;
300 m2 ten behoeve van een vollegrondstuinbouwbedrijf;
De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m.
3.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3. De ondergrondse bebouwing en bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.
Het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan één, met dien verstande dat:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, een bedrijfswoning uitsluitend hier is toegestaan.
3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,20 m.
De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°.
De dakhelling mag niet meer bedragen dan 65°.
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30 m.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
De bouwhoogte van torensilo’s, luchtwassers en combiwassers mag niet meer bedragen dan 12 m.
Teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.
De goot- en bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m.
De bouwhoogte van kadaverkoelingen, gastanks en versomaten mag niet meer bedragen dan 2 m en maximaal 5 m2.
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m;
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
De inhoud van mestbassins en mestzakken mag niet meer bedragen dan 2500 m3, uitsluitend voor eigen gebruik.
3.2.7 Windturbines
Voor het bouwen van een windturbine, gelden de volgende regels:
De windturbine dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden.
Per bouwvlak is maximaal één windturbine toegestaan.
De ashoogte van een winturbine bedraagt maximaal 15 m.
De windturbine is functioneel gebonden aan het gebouw of de bestemming waarop het geplaatst wordt.
Windturbines mogen niet worden gebouwd op of nabij monumenten.
Windturbines mogen niet gebouwd worden op gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid' / 'overige zone - openheid' en/ of 'ecologische hoofdstructuur' / 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.
De afstand tot leidingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen bedraagt minimaal 25 m.
De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad, waaronder in ieder geval de veiligheid wordt begrepen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken algemene bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Lid 3.2.1 onder c voor het bouwen op een afstand minder dan 15 m uit de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
3.3.2 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Lid 3.2.2 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering,
Lid 3.2.5 onder f voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 30 m van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
3.3.3 Afwijken bouwregels kassen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder c.2 voor het bouwen van kassen ten behoeve van een vollegrondstuinbouwbedrijf, tot een maximum van 5.000 m2, met dien verstande dat:
De kassen noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering.
Omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf niet is toegestaan.
3.3.4 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het plaatsen van stacaravans of kampeermiddelen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
Het plaatsen en geplaatst houden van stacaravans of kampeermiddelen is toegestaan binnen de jaarlijkse periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
Het plaatsen van een stacaravan of kampeermiddel is toegestaan op het eigen erf behorende bij het agrarisch bedrijf.
Het plaatsen van een stacaravan of kampeermiddel is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
Een stacaravan of kampeermiddel mag uitsluitend buiten de agrarische bedrijfsgebouwen worden geplaatst.
Een stacaravan of kampeermiddel mag uitsluitend achter de voorgevel rooilijn worden geplaatst.
De onderlinge afstand tussen stacaravans en/of kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van stacaravans en kampeermiddelen met betrekking tot de volgende aspecten:
- een goede landschappelijke inpassing;
- bescherming van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- een passende situering ten opzichte van elkaar of van andere aanwezige bebouwing.
In afwijking van het bepaalde onder lid a. 1 kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van de toegestane jaarlijkse periode voor het plaatsen van stacaravans of kampeermiddelen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de voorwaarden zoals opgenomen onder a en de volgende voorwaarden:
In totaal mogen buitenlandse werknemers niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar worden gehuisvest op het erf.
Er is geen sprake van structurele huisvesting.
De stacaravans en kampeermiddelen dienen steeds verwijderd te worden.
Huisvesting kan ook plaatsvinden in (tijdelijke) woonunits, mits deze direct worden verwijderd na het gebruik.
3.3.5 Afwijken paardenbakken
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het realiseren van een paardenbak buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
De paardenbak dient op minimaal 50 m van bebouwing van derden te liggen.
Bedrijfsmatig gebruik is niet toegestaan.
Lichtmasten zijn niet toegestaan.
De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties.
Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen.
Het gebruik van gronden ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders op terreinen voor kleinschalig kamperen.
Het gebruik van gronden ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in stacaravans of kampeermiddelen.
Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de opslag van mest.
3.4.2 Zorgboerderij met nevenactiviteiten
Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' is een zorgboerderij toegestaan, waarbij geldt dat:
er is sprake van dagopvang en/of dag- en nachtopvang van zorgbehoefenden;
er 24 uurs opvang met een maximale duur van 6 maanden is toegestaan;
tevens een kinderdagverblijf is toegestaan;
tevens een theetuin/ theeschenkerij, een landwinkel en een boerderijcamping is toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden uit lid 3.5.1 e, f en h t/m m;
de oppervlakte aan bebouwing voor de zorgboerderij niet meer bedraagt dan 650 m2, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m)'.
3.4.3 Ondergeschikt medegebruik van de woonfunctie
Medegebruik van de woning voor een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop is toegestaan mits:
Het brutovloeroppervlak ten behoeve van een aan–huis–gebonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of internetverkoop ten hoogste 25% bedraagt van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 40 m².
De woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en het medegebruik ondergeschikt is.
De bewoner van de woning degene is die het beroep, de activiteit of internetverkoop uitoefent.
Het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende werking heeft, wat kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
In voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
Er geen buitenopslag plaatsvindt.
Reclame-uitingen ten dienste van de activiteit, beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met een maximale afmeting van 1 meter x 0,5 meter aan de gevel of in de voor- of zijtuin en bij plaatsing van dit bord in de voor- of zijtuin op maximaal 1 meter hoogte.
Bij internetverkoop geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen artikelen niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder a voor nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van functies welke alleen buiten het bouwvlak kunnen worden uitgeoefend, zoals boerengolf en kleinschalig kamperen.
De totale oppervlakte ten behoeve van statische opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m².
Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.
De totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van productiegebonden detailhandel mag niet meer bedragen dan 50 m².
Ten behoeve van kleinschalig kamperen zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. Het kleinschalig kamperen dient op of direct aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden met een maximale oppervlakte van 0,5 ha, met dien verstande dat sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
Mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting zijn toegestaan als nevenactiviteit, met gebruikmaking van overwegend product (mest, mestfractie of biomassa) van het eigen agrarische bedrijf, eventueel aangevuld met product van derden. De mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting dient ter plaatse noodzakelijk of wenselijk te zijn vanuit een oogpunt van de bedrijfsvoering van een aantal agrarische bedrijven in elkaars nabijheid. Daarbij is levering van de geproduceerde energie aan derden toegestaan.
Theetuinen/ theeschenkerijen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m² ;
de woning/ agrarisch bebouwing behoudt in overwegende mate zijn functie met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
theetuinen/ theeschenkerijen zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;
theetuinen/ theeschenkerijen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een recreatieve functie.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
Ingeval van nieuwe bebouwing dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De nevenfunctie mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
3.5.2 Afwijken teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder b voor het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De teeltondersteunende voorzieningen dienen vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar te zijn.
teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.
3.5.3 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 teneinde een bed & breakfast mogelijk te maken, met dien verstande dat:
de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
ten hoogste 2 kamers zijn toegestaan tot een oppervlakte van in totaal 100 m2, waar maximaal 5 gasten mogen verblijven;
de voorziening ten behoeve van de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd, waarbij de bed & breakfast alleen in een bijgebouw kan plaatsvinden als de betreffende gebouwen een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertonen;
er voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein.
3.5.4 Afwijken seizoenarbeiders
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder d ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in stacaravans of kampeermiddelen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in 3.3.4.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde de vormverandering van een bouwvlak te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vormverandering is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en/of de continuïteit van het bedrijf.
De oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bouwvlak agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde een bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Voor agrarische bedrijven, met uitzondering van intensieve veehouderijbedrijven, paardenhouderijen en glastuinbouwbedrijven, geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha.
Voor paardenhouderijen geldt dat de vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1 ha.
Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf, dit ter beoordeling van een ter zake deskundige.
De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
De vergroting mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' wordt niet belemmerd of aangetast.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
3.6.3 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Gemengd - 1’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Gemengd - 1’, onder de volgende voorwaarden:
Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is. In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er dient een landbouwtoets te worden uitgevoerd.
Bij behoud/continuering van bestaande nevenfuncties dient overtollige bebouwing gesloopt te worden, waarbij de overtollig gesloopte bebouwing niet mag worden teruggebouwd.
Opslag, niet zijnde statische opslag, ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
Detailhandel is niet toegestaan.
De wijziging mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
3.6.4 Wijzigingsbevoegdheid paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding ‘paardenhouderij’ wordt opgenomen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen. In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
3.6.5 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduiding ‘paardenhouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding ‘paardenhouderij’ wordt verwijderd, indien de betreffende paardenhouderij is beëindigd.
3.6.6 Wijzigingsbevoegdheid naar plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden waarop de bedrijfswoning is gesitueerd te wijzigen in een plattelandswoning, door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning op te nemen, onder de volgende voorwaarden:
Er dient sprake te zijn van een voldoende woon- en leefklimaat voor de bewoners van de woning.
De wijziging mag geen nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omliggende functies.
De wijziging mag geen beperking opleveren voor omliggende bedrijven.
De oppervlakte van de woning mag niet worden vergroot.
3.6.7 Wijzigingsbevoegdheid mestzakken en –bassins aansluitend aan het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het plaatse van mestbassins en mestzakken aansluitend aan het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De aanleg buiten een bouwvlak is slechts toelaatbaar indien deze bedoeld is voor het gebruik voor het eigen bedrijf en de realisering van de mestzak of -bassin binnen het bouwvlak zou leiden tot een ondoelmatige bedrijfsvoering dan wel zou leiden tot een uit milieuhygiënisch oogpunt onaanvaardbare situatie.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 2500 m3.
De bouwhoogte van de mestzak of -bassin mag niet meer bedragen dan 2 m.
De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
Er mag geen sprake zijn van aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie – 3’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 4.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 4.2 in acht is genomen;
een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 4.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Nieuwbouw van woningen
Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende regels:
Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
6.2 Overschrijding bouwgrenzen en goothoogten
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en goothoogten mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2,5 m bedraagt;
tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2 m bedraagt;
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 1,5 m bedraagt;
tot gebouwen behorende dakkapellen en hellende dakvlakken, topgevels, antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen.
6.3 Bestaande maten
Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten, dakkapellen en hellende dakvlakken afwijken van de maatvoeringregels in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als regels voor de maatvoering, met dien verstande dat:
bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
bestaande maten die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
dakkapellen en hellende dakvlakken, die niet passen binnen de maatvoering zoals in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als toelaatbaar worden aangehouden;
ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde locatie plaatsvindt;
op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.
Artikel 7 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
brandweeringang;
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
de ruimte tussen bouwwerken;
parkeergelegenheid en laad– en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
Het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte (ten behoeve van bijvoorbeeld mantelzorg).
Het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken.
Het gebruik van gronden en gebouwen voor speelautomatenhal, bingohal, discotheek of dancing.
8.2 Parkeren
In geval van een nieuwe ontwikkeling, wijziging van gebruik of uitbreiding van een niet-woonfunctie met meer dan 50 m², dient in voldoende mate voorzien te worden in parkeergelegenheid, waarbij voldaan moet worden aan de parkeerkencijfers van het AV-CROW en dat als uitgangspunt het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden.
Burgemeester en wethouders kunnen, indien voor het realiseren van de parkeernorm geen fysieke ruimte aanwezig is op eigen terrein, afwijken van het bepaalde onder a., wanneer in de directe omgeving of op andere wijze in het aantal vereiste parkeerplaatsen kan worden voorzien, mits de parkeerbalans daardoor niet wordt verstoord.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Openheid
9.1.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - openheid'.
Uitzonderingen
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
Toelaatbaarheid
De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden. Indien de vergunning ziet op een wijziging in de waterhuishouding wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij het Waterschap.
9.2 Molenbiotoop
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' de volgende regels:
binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing of beplanting opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
gelegen binnen de bebouwingscontour en binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing of beplanting opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
gelegen buiten de bebouwingscontour en binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing of beplanting opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a, indien:
de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands– en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing of beplanting onevenredig zouden schaden;
indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
9.3 Veiligheidszone - bevi
9.3.1 Bouwregels
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - bevi’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.
9.3.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaald in lid 9.3.1, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van het betreffende vulpunt voor lpg, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.
Er wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Het bevoegde gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning om af te wijken kan worden verleend – middels een omgevingsvergunning af- wijken van de regels voor:
afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken – daaronder niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen –, mits deze bouwwerken geen grotere (goot– of boeibord)hoogte dan 2,5 m en geen grotere oppervlakte dan 20 m² hebben;
de bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere goot– of boeibordhoogte dan 3,5 m en geen grotere inhoud dan 50 m³ hebben;
de bouw van straatmeubilair en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de hoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt;
de bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en antennemasten, mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer dan 15 m bedraagt. De omgevingsvergunning voor het afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.2 Afwijken algemene bouwregels
Het bevoegde gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
het bouwen binnen 2 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens binnen de bestemming 'Agrarisch' en het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens binnen de bestemming 'Wonen', mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
10.3 Afwijken inhoudsmaat (bedrijfs)woningen
Het bevoegde gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ binnen de bestaande bebouwing;
De vergroting is enkel toegestaan binnen de bestaande bedrijfsbebouwing waarbinnen de bestaande bedrijfswoning aanwezig is.
10.4 Afwijking bouwregels woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen
Het bevoegde gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
het bouwen van woningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
het vergroten van de maximaal toegestane inhoud, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van het hoofdgebouw mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
10.5 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegde gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot maximaal 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
10.6 Afwijken mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
bewoning van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van de onafhankelijke deskundige instantie;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².
Het bevoegd gezag trekken de omgevingsvergunning in, verleend op grond van het bepaalde onder a, in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam '1e herziening Buitengebied 2015, Oranjeweg 63 te Zuid-Beijerland'.