direct naar inhoud van Artikel 5 Algemene bouwregels
Plan: 1e Partiële herziening Bestemmingsplan Wonen, Rembrandtstraat 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPWONEN2012019-VG99

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard van de Bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:

  • a. de bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. de brandweeringang;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
5.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3 Parkeren
  • a. Ingeval er gedurende de planperiode sprake is van nieuwbouw, of uitbreiding van niet-woonfuncties met meer dan 50 m2, dan gelden de in bijlage 2 genoemde parkeernormen, waarbij als uitgangspunt het parkeren op eigen terrein genomen moet worden.

  • b. Burgemeester en wethouders kunnen, indien voor het realiseren van de parkeernorm geen fysieke ruimte aanwezig is op eigen terrein, in onderstaande gevallen afwijken van het bepaalde onder a :
    • 1. wanneer in de directe omgeving op andere wijze in het aantal vereiste parkeerplaatsen kan worden voorzien, mits de parkeerbalans daardoor niet wordt verstoord, of;
    • 2. wanneer een bijdrage wordt gestort in het gemeentefonds overeenkomstig de berekening en voorwaarden.
5.4 Antenne-installaties
5.4.1 Algemeen

De oprichting van antenne-installaties en antennedragers is toegestaan met in achtneming van de volgende regels:

  • a. antenne-installaties kleiner dan 5 m en voor het overige niet voldoen aan het bepaalde in artikel 2 lid 15 onder b van Bijlage II uit het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan;
  • b. ten aanzien van de plaatsing van een antennedrager op het dak van een gebouw geldt het volgende:
    • 1. deze dient bij een op het dak aanwezig object te worden geplaatst;
    • 2. in het midden van het dak te worden geplaatst, of,
    • 3. elders op het dak, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 2 m bedraagt;
  • c. de bedrading van de antenne-installatie dient inpandig, in of direct langs de antennedrager te worden aangebracht dan wel in een kabelgoot, mits deze kabelgoot ten minste 1 m achter de voorgevellijn is geplaatst;
  • d. per gebouw mogen ten hoogste drie antennedragers worden geplaatst en/of maximaal zes antenne-installaties;
  • e. antenne-installaties mogen niet op bouwwerken met specifieke bouwaanduiding "monument 1" of "monument 2" worden geplaatst;
  • f. de afstand van een antennedrager welke meer dan 5 m hoog is, inclusief de daarop geplaatste antennes, tot een woning of een monumentaal pand dient minimaal 100 m te bedragen;
  • g. van het bepaalde onder f kan slechts worden afgeweken indien plaatsing op een locatie, als bedoeld f in redelijkheid niet kan worden verlangd in verband met het realiseren van een landelijk dekkend netwerk, mist de antennedrager landschappelijk wordt ingepast;
  • h. antenne-installaties mogen niet worden opgericht in landschappelijk waardevol gebied of in kwetsbare natuurgebieden, tenzij gekoppeld aan bestaande hoogspanningsmasten, lichtmasten of andere bestaande verticale elementen;
  • i. de maximaal toegestane hoogte van antenne-installaties is 40 m.