direct naar inhoud van Regels
Plan: Overveerpolder 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0579.BPOverveerpolder-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Overveerpolder 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0579.BPOverveerpolder-VA01 van de gemeente Oegstgeest;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels;

1.3 de verbeelding

de digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding

een op de verbeelding door middel van een aanduidingsvlak begrensd vlak of figuur, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.7 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.8 archeologisch deskundige

professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.9 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.10 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende of te verwachten archeologische relicten;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.14 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een vergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, zonder directe verbinding met het hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.27 escortbedrijf

een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend, onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.30 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.31 gematigde archeologische verwachtingswaarde

de aan een gebied toegekende gematigde verwachtingswaarde in verband met de in dat gebied te verwachten archeologische relicten;

1.32 hoge archeologische verwachtingswaarde

de aan een gebied toegekende hoge verwachtingswaarde in verband met de in dat gebied te verwachten archeologische relicten;

1.33 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.34 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.36 kelder

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer- of dakconstructie waarvan de bovenkant, voorzover de kelder tenminste niet onder het hoofdgebouw gesitueerd is, minimaal 10 cm onder het peil ligt;

1.37 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, alle met bijbehorende praktijkruimten, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.38 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.39 maatvoeringsvlak

een op de verbeelding als zodanig aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.40 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.41 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.42 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.43 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.44 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.45 overkapping

een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand;

1.46 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.47 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.48 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.49 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, dan wel onderkomens, waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval worden verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.51 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.52 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 de verticale diepte van een gebouw

vanaf het peil tot aan het laagste ondergrondse punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' bestemd voor een nutsvoorziening met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
3.2.2 Ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 4 m bedragen;
  • b. het bepaalde in deze regels omtrent situering en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven;
  • b. sportactiviteiten;
  • c. sportvoorzieningen, zoals sportvelden, lichtmasten, backstops, ballenvangers, vlaggenmasten, scoreborden, slagkooien, dug-outs, hekwerken en scorehokken;
  • d. ontsluitingswegen, wegen en voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen;
  • e. openbaar groen, opgaande en afschermende beplanting, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • f. water, waterlopen, voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen en dammen.

4.1.2 Kunstgrasvelden niet toegestaan

Het aanleggen van kunstgrasvelden is niet toegestaan.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van dug-outs met een bouwhoogte van maximaal 3 m.

4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. scorehokken, scoreborden, vlaggenmasten, backstops en ballenvangers 8 m;
  • b. lichtmasten 18 m;
  • c. slagkooien en hekwerken 6 m;
  • d. geluidscherm 2 m;
  • e. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
4.2.3 Lichtmasten

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.2.2 onder b mogen uitsluitend lichtmasten worden gebouwd indien op basis van een lichtplan is geconstateerd dat er geen of minder dan 0,5 lux lichtuitstraling naar de Haarlemmertrekvaart plaatsvindt, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Lichtuitstraling

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het gebruik van lichtmasten, waarbij de lichtuitstraling meer bedraagt dan 0,5 lux, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart. Indien de lichtuitstraling meer bedraagt dan 0,5 lux, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart dan mag in de periode van 1 april tot 1 oktober van ieder jaar geen gebruik worden gemaakt van de lichtmasten die de overbelichting op de Haarlemmertrekvaart veroorzaken.

4.3.2 Veldverlichting

Veldverlichting mag niet eerder worden aangelegd en in gebruik genomen dan nadat uit een door de gemeente goedgekeurd lichtplan blijkt, dat er hooguit slechts minimale effecten zijn op het woon- en leefklimaat bij de (recreatie)woningen in de omgeving én is aangetoond dat de lichtuitstraling geen negatieve effecten heeft voor vleermuizen.

4.3.3 Geluidwerende maatregelen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - bijveld' is een gebruik voor sportactiviteiten in de avonduren niet eerder toegestaan, dan nadat geluidwerende voorzieningen, in de vorm van een geluidwal of een geluidscherm met een hoogte van 2 m, zijn getroffen in verband met het woon- en leefklimaat bij de recreatiewoningen in de omgeving.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbaar groen, bermen en beplanting waaronder opgaande en afschermende beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. inritten, ontsluitingswegen, wegen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. geluidwerende voorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen en dammen en met inachtneming van de Keur van het waterschap.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
5.2.3 Lichtmasten

In aanvulling op het bepaalde in artikel 5.2.2 onder a mogen uitsluitend lichtmasten worden gebouwd indien op basis van een lichtplan is geconstateerd dat er geen of minder dan 0,5 lux lichtuitstraling naar de Haarlemmertrekvaart plaatsvindt, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het gebruik van lichtmasten waarbij de lichtuitstraling meer bedraagt dan 0,5 lux, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart. Indien de lichtuitstraling meer bedraagt dan 0,5 lux, gemeten op 0,3 hoogte m in het midden van de Haarlemmertrekvaart dan mag in de periode van 1 april tot 1 oktober van ieder jaar geen gebruik worden gemaakt van de lichtmasten die de overbelichting op de Haarlemmertrekvaart veroorzaken.

5.3.2 Watercompensatie

Ten aanzien van water gelden de volgende voorwaarden:

  • a. bij het verplaatsen van waterpartijen dient minimaal een gelijke hoeveelheid water te worden teruggebracht als de hoeveelheid die voor de verplaatsing aanwezig is;
  • b. bij een toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m2 dient 15% van de toename te worden gecompenseerd in de vorm van open water;
  • c. naast de genoemde voorwaarden uit artikel 5.3.2 onder a en b dient te worden voldaan aan de eisen van de waterbeheerder.
5.3.3 Veldverlichting

Veldverlichting mag niet eerder worden aangelegd en in gebruik genomen dan nadat uit een door de gemeente goedgekeurd lichtplan blijkt dat er hooguit slechts minimale effecten zijn op het woon- en leefklimaat bij de (recreatie)woningen in de omgeving én is aangetoond dat de lichtuitstraling geen negatieve effecten heeft voor vleermuizen.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven;
  • b. ontsluitingswegen, wegen en voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen;
  • c. openbaar groen, speelvoorzieningen;
  • d. water, waterlopen, voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. ondergeschikte horeca uitsluitend ten dienste van het verenigingsleven;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage.
6.2.2 Bijgebouwen

Bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m2;
  • b. bouwhoogte maximaal 3 m.
6.2.3 Ondergondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 4 m bedragen;
  • b. het bepaalde in deze regels omtrent situering en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken.
6.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 7 Sport

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportactiviteiten;
  • b. sportvoorzieningen, zoals sportvelden, tribunes, lichtmasten, dug-outs, backstops, ballenvangers, vlaggenmasten, scoreborden, slagkooien, dug-outs, hekwerken en scorehokken;
  • c. servicestation ten behoeve van onderhoud van sportvelden en sportaccommodaties;
  • d. wegen en voet- en fietspaden;
  • e. ondergeschikte horeca, uitsluitend ten dienste van sport;
  • f. openbaar groen, opgaande en afschermende beplanting, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • g. water, waterlopen, voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen en dammen.

7.1.2 Kunstgrasvelden niet toegestaan

Het aanleggen van kunstgrasvelden is niet toegestaan.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van opslag, stalling en onderhoud zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 125 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder a mogen dug-outs buiten de bouwvlakken worden gerealiseerd;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder c bedraagt de maximale bouwhoogte van dug-outs 3 m.
7.2.2 Ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 4 m bedragen;
  • b. het bepaalde in deze regels omtrent situering en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken.
7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. scorehokken, scoreborden, vlaggenmasten, backstops en ballenvangers 8 m;
  • b. lichtmasten 18 m;
  • c. slagkooien en hekwerken 6 m;
  • d. geluidscherm 2 m;
  • e. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
7.2.4 Lichtmasten

In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.2.3 onder b mogen uitsluitend lichtmasten worden gebouwd indien op basis van een lichtplan is geconstateerd dat er geen of minder dan 0,5 lux lichtuitstraling naar de Haarlemmertrekvaart plaatsvindt, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Lichtuitstraling

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het gebruik van lichtmasten waarbij de lichtuitstraling meer bedraagt dan 0,5 lux, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart. Indien de lichtuitstraling meer bedraagt dan 0,5 lux, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart dan mag in de periode van 1 april tot 1 oktober van ieder jaar geen gebruik worden gemaakt van de lichtmasten die de overbelichting op de Haarlemmertrekvaart veroorzaken.

7.3.2 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross.

7.3.3 Watercompensatie

Ten aanzien van water gelden de volgende voorwaarden:

  • a. bij het verplaatsen van waterpartijen dient minimaal een gelijke hoeveelheid water te worden teruggebracht als de hoeveelheid die voor de verplaatsing aanwezig is;
  • b. bij een toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m2 dient 15% van de toename te worden gecompenseerd in de vorm van open water;
  • c. naast de genoemde voorwaarden uit artikel 7.3.3 onder a en b dient te worden voldaan aan de eisen van de waterbeheerder.
7.3.4 Veldverlichting

Veldverlichting mag niet eerder worden aangelegd en in gebruik genomen dan nadat uit een door de gemeente goedgekeurd lichtplan blijkt dat er hooguit slechts minimale effecten zijn op het woon- en leefklimaat bij de (recreatie)woningen in de omgeving én is aangetoond dat de lichtuitstraling geen negatieve effecten heeft voor vleermuizen.

7.3.5 Geluidwerende maatregelen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - bijveld' is een gebruik voor sportactiviteiten in de avonduren niet eerder toegestaan, dan nadat geluidwerende voorzieningen, in de vorm van een geluidwal of een geluidscherm met een hoogte van 2 m, zijn getroffen in verband met het woon- en leefklimaat bij de recreatiewoningen in de omgeving.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. minimaal 67 parkeerplaatsen;
  • b. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf;
  • c. openbaar groen, opgaande en afschermende beplanting en speelvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 2 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Watercompensatie

Ten aanzien van water gelden de volgende voorwaarden:

  • a. bij het verplaatsen van waterpartijen dient minimaal een gelijke hoeveelheid water te worden teruggebracht als de hoeveelheid die voor de verplaatsing aanwezig is;
  • b. bij een toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m2 dient 15% van de toename te worden gecompenseerd in de vorm van open water;
  • c. naast de genoemde voorwaarden uit artikel 8.3.1 onder a en b dient te worden voldaan aan de eisen van de waterbeheerder.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterberging;
  • c. waterlopen met bijbehorende taluds;
  • d. bermen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. recreatieve voorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen zoals groenvoorzieningen, oeverbeschoeiingen, bruggen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. steigers mogen worden gebouwd mits:
    • 1. de steiger niet is gesitueerd in of aan een doorgaande vaarweg;
    • 2. de steiger niet meer dan 1 m boven het gemiddelde waterpeil uitsteekt;
    • 3. de breedte van de steiger niet groter is dan de helft van de perceelsbreedte;
  • b. bruggen mogen worden gebouwd waarvan de doorvaarhoogte tenminste 2,2 m bedraagt, gemeten vanaf het gemiddelde waterpeil;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet hoger zijn dan 1 m gemeten vanaf het gemiddelde waterpeil.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding met een maximum van 150 Kv ter plaatse van de aanduiding 'hoogspanningsverbinding' waarbij er een veiligheidszone geldt van 27,5 m aan iedere zijde van de hartlijn;
  • b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

10.2.2 Gebouwen

Nieuwe gebouwen mogen niet worden gebouwd.

10.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. hoogspanningsmasten 40 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 10.1 bedoelde gronden bomen te planten, waterpartijen aan te leggen, het maaiveldniveau te wijzigen, kabels en leidingen aan te leggen en hoge onroerende objecten te plaatsen.

10.4.2 Advies leidingbeheerder

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

10.4.3 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde te verwachten hoge archeologische waarden en voorkomende archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) mogen geen grondverstorende werkzaamheden worden uitgevoerd ter realisering van nieuwe bebouwing.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

11.3.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudeniswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
11.3.3 Advies archeologisch deskundige

Alvorens bevoegd gezag beslist tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 11.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.
11.4.2 Archeologisch onderzoek

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 wordt verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. Dit dient te gebeuren op basis van archeologisch onderzoek.

11.4.3 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Het in artikel 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het toevoegen van de bestemming Waarde - Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
  • b. het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

12.2.2 Gebouwen

Nieuwe gebouwen mogen niet worden gebouwd.

12.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 12.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
12.4.2 Advies beheerder

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

12.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting, escortbedrijf dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

wijzigen van maatschappelijk naar een veldsportcomplex

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen naar de bestemming Sport na het beëindigen van de maatschappelijke activiteiten of het verplaatsen van de maatschappelijke activiteiten, voor zover het betreft de gronden gelegen binnen de bestemming Maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • c. de nieuwe functie mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid plaatsvinden;
  • e. er mogen geen gebouwen worden gerealiseerd op de betreffende gronden;
  • f. er moeten geluidswerende voorzieningen worden gerealiseerd ten aanzien van de zuidelijk gelegen woningen;
  • g. er moet vooraf advies worden ingewonnen bij de Omgevingsdienst West-Holland ten aanzien van de aard en omvang van de te realiseren geluidswerende voorzieningen;
  • h. er moet vooraf advies worden ingewonnen bij de Omgevingsdienst West-Holland ten aanzien van de plaatsing van eventuele lichtmasten en eventueel lichtbeperkende maatregelen;
  • i. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
    • 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
    • 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
    • 3. dat flora en fauna onderzoek niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
    • 4. dat het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
17.2 Voorwaarden algemene afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 19 Voorrangsregel

Voor zover de aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:

  • a. in de eerste plaats de regels van artikel 11 (Waterstaat - Waterkering);
  • b. in de tweede plaats de regels van artikel 10 (Waarde - Archeologie);
  • c. in de derde plaats de regels van artikel 9 (Leiding - Hoogspanningsverbinding).

Artikel 20 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

20.1 Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voorzover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
21.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
21.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 21.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 21.1.1 met maximaal 10%.

21.1.3 Uitzondering

Artikel 21.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik
21.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

21.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 21.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

21.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 21.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

21.2.4 Uitzondering

Artikel 21.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Overveerpolder 2013.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 november 2013.

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………