9.1 Vrijwaringszone - landgoedbiotoop
9.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - landgoedbiotoop' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen, en / of versterken van de volgende kenmerken en waarden van de landgoederenbiotoop.
-
a. de buitenplaats, bestaande uit het hoofdhuis met bijgebouwen en het bijbehorende park of tuin, alsmede de functionele en visuele relaties tussen de verschillende onderdelen;
-
b. de structuur waaraan het landgoed bewust is gekoppeld, direct of door middel van zichtlijnen: een weg, een waterloop, of beide;
-
c. het panorama: de ontworpen zichtrelatie tussen het hoofdhuis en een deel van de openbare ruimte van de buitenplaats, bijvoorbeeld gezien vanaf een weg;
-
d. de zichtlijn: een nauw ingekaderde, ontworpen lijn, die van buiten de buitenplaats zicht geeft op het hoofdhuis en vice versa
-
e. het blikveld: de vrije ruimte rondom de buitenplaats die nodig is om de buitenplaats te herkennen in het landschap.
9.1.2 Bouwregels
Om de onder 9.1.1 bedoelde kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop te beschermen geldt, tenzij deze kenmerken en waarden in de bestaande situatie al zijn aangetast, voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone -
landgoedbiotoop' dat bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde slechts mogen worden opgericht indien en voorzover de belangen van het landgoed en/ of de landgoedrenbiotoop zich daartegen niet verzetten.
9.1.3 Afwijken van de bouwregels
-
a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 9.1.2 voor het bouwen van nieuwe bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien:
-
1. er sprake is van een groot algemeen of openbaar belang (zoals de aanleg van infrastructuur, waaronder railinfrastructuur, verkeerswegen, hoogspannings- en buisleidingen), en
-
2. er geen andere reƫle mogelijkheid is om dat belang te verwezenlijken;
-
b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend indien in de aanvraag voor een omgevingsvergunning een beeldkwaliteitsparagraaf is opgenomen waarin wordt ingegaan op de onder 9.1.1 beschreven waarden en kenmerken;
-
c. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wint het bevoegd gezag advies in bij de Provincie Zuid-Holland.
9.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
9.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vrije windvang en het zicht op de molen.
9.2.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
-
a. binnen een afstand van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de bouwhoogte van nieuwe bouwwerken niet meer bedragen dan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
-
b. binnen het bestaand bebouwd gebied mag binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, de bouwhoogte van nieuwe bouwwerken niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
-
c. buiten het bestaand bebouwd gebied mag binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, de bouwhoogte van nieuwe bouwwerken niet meer bedragen dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
9.2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.2 voor het bouwen van nieuwe bouwwerken met een grotere bouwhoogte, indien:
-
a. er sprake is van een situatie waarin de vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet worden beperkt, of
-
b. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, waarmee wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.2 wint het bevoegd gezag advies in bij de Provincie Zuid-Holland.
9.2.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' mag binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen de hoogte van bomen en hoogopgaand struikgewas niet meer bedragen dan de hoogte van de onderste punt van de vertikaal staande wiek.
9.2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.
9.2.6 Vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden
-
a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 9.2.1 bedoelde gronden andere werken uit te voeren in de vorm van het planten van bomen of hoog opgaand struikgewas, voorzover deze niet voldoen aan de volgende bepalingen:
-
1. binnen het bestaand bebouwd gebied mag binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, de hoogte van nieuwe beplanting niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
-
2. buiten het bestaand bebouwd gebied mag binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, de hoogte van nieuwe beplanting niet meer bedragen dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
-
b. de onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
-
1. er sprake is van en situatie waarin de vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of
-
2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd.
-
c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
1. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/ of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag;
-
2. op het tijdstip, waarop het plan in werking is getreden, in uitvoering zijn op grond van een geldige vergunning, of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, of ontgrondingenvergunning.