direct naar inhoud van Regels
Plan: Omgevingsplan Bavoterrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0576.OP201600001-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 omgevingsplan:

een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in NL.IMRO.0576.OP201600001-0003 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.2 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels randvoorwaarden worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.5 aanleggen:

het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

1.6 aan- en uitbouw:

een eenlaagse uitbreiding van een (bestaande) ruimte, welke is gebouwd aan een hoofdgebouw, die door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, waarbij een dakterras niet als tweede bouwlaag wordt aangemerkt;

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep dat, in een woonruimte van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend door de bewoner, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij detailhandel is uitgesloten;

1.8 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 activiteit:

handelingen of het nalaten hiervan die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving;

1.10 afgraven en ophogen van de bodem:

het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water(gang) (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd of verhoogd. Hieronder wordt niet begrepen:

  • a. de werkzaamheden, die in het kader van het normale onderhoud worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
  • b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weder te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
  • c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden);
1.11 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de (mogelijk) in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.15 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.16 bed en breakfast:

aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande bebouwing;

1.17 bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.18 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

1.19 bedrijfsmatige kamergewijze verhuur:

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging; een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en dat elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;

1.20 bedrijfsvloeroppervlakte:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

1.21 beheerderwoning:

een woning in of bij een hoofdgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.22 bestaand (in relatie tot bebouwing):

bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het omgevingsplan, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van ter inzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.23 bestaand (in relatie tot gebruik):

gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het omgevingsplan;

1.24 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.25 bijgebouwen:

een op zichzelfstaand, al dan niet vrijstaand eenlaags gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.26 boom:

een houtvormend, overblijvend gewas met een of meerdere vanaf zekere hoogte vertakte stammen die op een hoogte van 1,30 meter gerekend vanaf maaiveld een omtrek heeft of hebben van 30 centimeter of meer;

1.27 boomkroon:

Alle takken van een boom die hun aanzet hebben boven het gedeelte van de stam van de boom dat takvrij is/moet zijn;

1.28 boom van de eerste grootte:

Een boom die in volwassen vorm een kroondiameter van 10 tot 20 meter en/of een hoogte van 12 meter of meer heeft;

1.29 boom van de tweede grootte:

Een boom die in volwassen vorm een kroondiameter van 5 tot 10 meter en/of een hoogte van 6 tot 12 meter heeft;

1.30 boom van de derde grootte

Een boom die in volwassen vorm een kroondiameter tot 5 meter en/of een hoogte tot 6 meter heeft;

1.31 bos:

een stuk grond met bomen, struiken en andere opgaande beplanting, waarbij de instandhouding van landschappelijke waarden wordt nagestreefd;

1.32 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.33 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.34 bouwlaag:

een geheel of deels doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping, waarbij de maximale bouwhoogte voor verdiepingen 3 meter bedraagt en voor de begane grond 4 meter. Ingeval vides binnen deze maximale hoogtes passen, dan wordt dit niet beschouwd als een extra bouwlaag. Indien een vide leidt tot overschrijding van de maximale bouwhoogte van respectievelijk 4 meter voor de begane grond en 3 meter voor een verdieping, wordt deze wel als een (extra) bouwlaag beschouwd;

1.35 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.36 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.37 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.38 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.39 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een bouwwerk dat geen gebouw is;

1.40 cultuur en ontspanning:

activiteiten gericht op educatie, vermaak en ontspanning en naar de aard daarbij behorende toeristische, recreatieve en culturele activiteiten, met uitzondering van zelfstandige horeca;

1.41 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende/toe te kennen waarde in verband met ouderdom en/of historische waarde, dat onder meer tot uitdrukking komt in landschappelijke elementen, zoals beplanting en slotenpatronen, en architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden;

1.42 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.43 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.44 detailhandel:

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen;

1.45 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en pedicures of vergelijkbare activiteiten;

1.46 ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.47 evenement:

een incidentele gebeurtenis, gericht op een (groot) publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur. Onder evenementen worden in ieder geval verstaan:

  • activiteiten ten behoeve van de Oranjefeesten, waaronder tonknuppelen;
  • carnavalsactiviteiten;
  • een braderie;
  • een feest, muziekvoorstelling of een wedstrijd op of aan de weg;
1.48 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.49 extensief recreatief medegebruik:

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen en paardrijden en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden;

1.50 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.51 functiegrens:

de grens van een functievlak;

1.52 functievlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie;

1.53 fysieke leefomgeving:

De fysieke leefomgeving omvat in ieder geval de volgende thema's:

  • a. bouwwerken;
  • b. infrastructuur;
  • c. watersystemen;
  • d. water;
  • e. bodem;
  • f. lucht;
  • g. landschappen;
  • h. natuur;
  • i. cultureel erfgoed;
  • j. werelderfgoed;
1.54 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.55 gebruik:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.56 gedeeltelijk vernieuwen:

de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd. Een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd;

1.57 geluidsgevoelige objecten:

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.58 geluidscherm:

bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dienst doet als geluidwerende voorziening in de vorm van bijvoorbeeld een scherm of wal;

1.59 gemeentelijk monument/beeldbepalend pand:

beschermde of te beschermen vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, dat valt onder de bescherming van de Erfgoedverordening 2010 van de gemeente Noordwijkerhout;

1.60 gescheiden rioleringssysteem:

een rioleringsstelsel dat regenwater en afvalwater gescheiden afvoert. Hierbij wordt het regenwater afgevoerd via grachten, een infiltratievoorziening of een regenweerafvoerleiding (RWA-leiding). Een droogweerafvoerleiding (DWA-leiding) transporteert het afvalwater naar een zuiveringsinstallatie;

1.61 gevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen, dan wel de aangeduide lijn;

1.62 groen:

groen behorende tot de groene (hoofd)structuur zoals aangegeven in het beeldkwaliteitsplan en beleidsregels;

1.63 groenvoorziening:

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, bermen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;

1.64 hoofdactiviteit

de activiteit op een perceel die als belangrijkste aan te merken valt;

1.65 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel, gelet op die functie het belangrijkst is;

1.66 horeca(-inrichting):

een inrichting die in zijn algemeenheid is gericht op activiteiten zoals de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, en/of het verlenen van logies met gehele of gedeeltelijke verzorging, een en ander gepaard gaande met dienstverlening;

1.67 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.68 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.69 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch, ontwerp technisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen;

1.70 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.71 kappen:

kappen, met inbegrip van rooien en verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een of meerdere bomen ten gevolge kunnen hebben;

1.72 kinderboerderij:

een dagrecreatieve voorziening waarbij dieren worden gehouden gericht op educatie, beleving en ontspanning van kinderen, met bijbehorende (speel)voorzieningen en ondergeschikte detailhandels- en/of horeca-activiteiten;

1.73 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van aan het plangebied gebonden dagrecreatie, zoals speeltuinen, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.74 kwaliteitsteam:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen team van deskundigen dat de transformatie van het Bavoterrein kwalitatief begeleidt en beoordeelt op basis van de in artikel 15.2 gestelde regels;

1.75 langzaamverkeersverbinding:

een verbinding, zijnde wegen of paden die zijn voorbehouden aan niet gemotoriseerde vervoersmiddelen en als zodanig hiervoor zijn ingericht;

1.76 lessenaarsdak

een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;

1.77 lichte horeca-activiteiten:

een licht horecabedrijf, niet zijnde zalencentrum of zaalaccommodatie, waar overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.78 maaiveld:

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk dan wel boom omgeeft;

1.79 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten, waaronder gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, praktijkruimten, welzijnsinstellingen en/of zorginstellingen;

1.80 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.81 maatvoeringsvlak:

het geometrisch bepaald vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt;

1.82 maatwerkvoorschriften:

nadere eisen als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d van de Wro;

1.83 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.84 ondergeschikte detailhandelsactiviteiten

niet-zelfstandige detailhandelsactiviteiten die verwant maar ondergeschikt is ten opzichte van de hoofdactiviteit en waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.85 onderkomen:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken of in het ongerede geraakte voertuigen en vaartuigen, woonschepen of arken, caravans, tentwagens en kampeerauto's, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;

1.86 ondersteunende horeca-activiteiten

Het verstrekken van (kleine) eetwaren en/of (alcoholische) dranken tegen betaling in samenhang en gelijktijdig gebruik met een hoofdactiviteit waarbij onderstaande criteria van toepassing zijn:

  • 1. De horeca-activiteit mag uitsluitend in samenhang met en ondersteunend aan de hoofdactiviteit plaatsvinden met een maximaal vloeroppervlak van 30% van het totale vloeroppervlak van de bebouwing.
  • 2. De toegang tot de horeca-activiteit is dezelfde toegang van de hoofdactiviteit; er is dus geen aparte ingang of openingstijden voor het horecagedeelte.
  • 3. Er is in het pand (vrij toegankelijke) sanitaire ruimte aanwezig.
  • 4. Voor de horeca-activiteit mag geen reclame worden gemaakt (bijvoorbeeld via uithangborden, menukaarten voor het raam, 'sandwichborden' op straat, in de media en dergelijke).
  • 5. De ondersteunende horecavoorziening dient tijdens openingsuren (of korter) van de hoofdactiviteit openbaar toegankelijk te zijn, verhuur of ter beschikking stellen aan derden tijdens en buiten openingstijden voor al dan niet besloten feesten en partijen en dergelijke is niet toegestaan.
1.87 openbaar toegankelijk gebied:

de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.88 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal twee wanden;

1.89 plangebied:

het gebied waarop dit omgevingsplan betrekking heeft;

1.90 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.91 permanente bewoning:

bewoning van een woning als hoofdverblijf;

1.92 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.93 reclame-uitingen:

iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, met uitsluiting van lichtbakken, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel en niet-commercieel belang te dienen ten bate van eigen bedrijf/beroep dat op het betreffende perceel aanwezig is;

1.94 rijksmonument:

beschermde of te beschermen vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister, zoals bedoeld in de Erfgoedwet;

1.95 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.96 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;

1.97 sociale koopwoning

een koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste €200.000,00;

1.98 sociale veiligheid:

De mate waarin mensen beschermd zijn (objectieve veiligheid) en zich beschermd voelen (subjectieve veiligheid) tegen persoonlijk leed (aantasting lichamelijke en geestelijke integriteit, insluiping, diefstal, inbraak, sabotage, rampen, ongevallen, schade of andere vormen van misdrijven, overtredingen of ernstige overlast) in de woon- en leefsituatie. Om een wijk in aanbouw de sociale veiligheid te optimaliseren (zowel objectief als subjectief), is sociaal veilig ontwerpen van cruciaal belang. Hierbij is een viertal vuistregels van toepassing:

  • 1. Zichtbaarheid (de omgeving moet te overzien zijn en bewoners moeten het idee hebben dat de andere aanwezigen hen ook zien. Goede straatverlichting is daarbij belangrijk);
  • 2. Toegankelijkheid (duidelijke routing met goede oriëntatiebeleving goede bereikbaarheid hulpdiensten);
  • 3. Eenduidigheid (het is duidelijk of een gebied openbaar is of niet, waar het voor bedoeld is en wie er verantwoordelijk is);
  • 4. Aantrekkelijkheid (schoon en heel, aantrekkelijke kleuren en materialen).
1.99 sociale woningbouw:

huur- of koopwoningen gericht op doelgroepen met een geringe financiele draagkracht, waarop de prijsstelling c.q. woonlasten van deze woningen is afgestemd. Voor Noordwijkerhout geldt dat ten aanzien van het beleid en de toedeling van woningen de gemeentelijke woonvisie en gemeentelijke huisvestingsverordening leidend zijn;

1.100 slopen:

het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan;

1.101 speelvoorziening:

voorziening die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

1.102 straatmeubilair:

verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;

1.103 tuin:

gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen, toegangspaden, etc.;

1.104 uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.105 verkeer en verblijven:

activiteiten die verband houden met:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterhuishouding;
  • g. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.

1.106 vide:

een open, lege ruimte in een gebouw die over meerdere verdiepingen doorloopt en die ontstaat door het weglaten van een deel van de verdiepingsvloer;

1.107 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.108 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op uitstraling ervan, als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.109 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.110 watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.111 waterhuishouding:

de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, geborgen wordt, gebruikt wordt en afgevoerd wordt;

1.112 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen (artikel 1, lid 1, sub b wegenverkeerswet);

1.113 wonen:

het gehuisvest zijn in een (zelfstandige) woning/wooneenheid of ander daartoe bedoeld object;

1.114 (zelfstandige) woning of wooneenheid:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor wonen, zijnde de huisvesting van niet meer dan één huishouden. Hieronder vallen geen zorgwoningen. Bedrijfsmatige kamergewijze verhuur is niet toegestaan;

1.115 zorgboerderij:

voorziening waar mensen met een integratieproblematiek omwille van ziekte, handicap, problematische opvoedingssituatie, (licht) delinquent verleden en na professionele beoordeling daartoe in staat te zijn geacht zonder enig ernstig veiligheidsrisico voor derden, via aangepaste dagbesteding geholpen worden om zich voor zover mogelijk te (re)integreren in de samenleving;

1.116 zorgwoning:

woning met zorg voor mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op zorg en ondersteuning, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, waarbij deze zorg enkel door een professional kan worden verstrekt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste dan wel laagste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 onderlinge afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceels- of functiegrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is;

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, dan wel de snijlijn van het dakvlak en de gevellijn. Indien zich op een dakschild één of meerdere dakkapellen of dakopbouwen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50 % van de breedte van de gevel waarop het betreffende dakschild rust, is de gootlijn van de dakkapel c.q. de dakopbouw bepalend voor de goothoogte;

N.B.: bij een lessenaarsdak wordt de laagste snijlijn als goothoogte aangemerkt;

2.7 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.8 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 het bebouwd oppervlak:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.12 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: + 35 centimeter ten opzichte van de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan wel bomen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan, buiten beschouwing blijven;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
2.13 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of functievlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, balkons, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. functiegrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;

2.14 de diameter van een boomkroon:

de diameter van de kroon van een boom, gemeten op het breedste gedeelte van de boomkroon.

Artikel 3 Doelstelling

  • 1. het omgevingsplan is met het oog op duurzame ontwikkeling gericht op het in onderlinge samenhang:
    • a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en
    • b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.
  • 2. de doelstelling van het omgevingsplan is om een flexibele transformatie naar een duurzaam en hoogwaardig woon- en leefgebied mogelijk te maken, waarbij een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit worden bereikt en in stand worden gehouden.

Hoofdstuk 2 Planregels

Artikel 4 Groen

4.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Groen' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kinder- en zorgboerderij" activiteiten gericht op het uitoefenen van een kinder- en zorgboerderij;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij": activiteiten gericht op het uitoefenen van een zorgboerderij inclusief de bestaande beheerderwoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "beheerderwoning", activiteiten gericht op wonen in een beheerderwoning bij de zorgboerderij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk", activiteiten gericht op het verrichten van maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorie": activiteiten gericht op het behoud en versterken van de cultuurhistorische waarde;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - primaire watergang": activiteiten gericht op onderhoud en beheer van een primaire watergang;
  • g. ter plaatse van de aanduiding "water": actviteiten gericht op herstel, onderhoud en beheer van de watergang door de Engelse tuin;
  • h. ter plaatse van de aanduiding "gemaal", activiteiten gericht op onderhoud en beheer van een gemaal;
  • i. het verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning en (dag)recreatie;
  • j. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk": het verrichten van ondersteunende en ondergeschikte horeca-activiteiten;
  • k. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk": het verrichten van ondersteunende en ondergeschikte detailhandelsactiviteiten;
  • l. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van groenvoorzieningen;
  • m. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van ondergrondse infrastructuur;
  • n. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van water en watergangen;
  • o. activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven;
  • p. het aanleggen;
  • q. het bouwen;
  • r. het slopen;
  • s. het kappen van een of meer bomen;
  • t. activiteiten die verband houden met evenementen.
4.2 Bestaande activiteiten

In aanvulling op de onder 4.1 genoemde toegelaten activiteiten zijn activiteiten ook toegestaan ingeval deze rechtmatig aanwezig waren op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit omgevingsplan en de omvang van de activiteiten niet toeneemt.

4.3 Voorwaarden activiteit bouwen
  • a. het oprichten, veranderen of uitbreiden van een bouwwerk is toegestaan, mits:
    • 1. de cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk monument, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument", en de andere op deze gronden aanwezige bouwwerken behouden blijven en/of worden hersteld, waarbij de bouwwerken qua profiel, bouwmassa, gevelkarakteristiek, detaillering, kleur- en materiaalgebruik, situering en oriëntatie, dan wel andere cultuurhistorische waarden, behouden dienen te blijven;
    • 2. voldaan wordt aan de meldingplichten zoals genoemd in artikel 4.4.2;
    • 3. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 4.4.3;
    • 4. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam waarbij de in artikel 15.2 opgenomen procedureregels worden doorlopen;
    • 5. er sprake is van een hoogwaardige beeldkwaliteit zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige beeldkwaliteit';
    • 6. er sprake is van een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte', hetgeen wordt beoordeeld op grond van een inrichtings- en beplantingsplan dat de aanvrager van een omgevingsvergunning overlegt;
    • 7. er sprake is van een robuuste water- en groenstructuur die voldoet aan de voorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Robuuste water- en groenstructuur', met dien verstande dat:
      • overleg heeft plaatsgevonden met het hoogheemraadschap;
      • peilgebieden niet met elkaar verbonden mogen worden;
      • het gemaal ter plaatse van de aanduiding "gemaal" uitsluitend verplaatst mag worden na overleg en instemming van het hoogheemraadschap.
    • 8. er sprake is van een duurzame ontwikkeling zoals benoemd in de beleidsregel 'Duurzaam ontwikkelen';
    • 9. is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, zoals benoemd in de beleidsregel 'Archeologie';
    • 10. is aangetoond dat vanuit bodemhygiënisch oogpunt -met inachtneming van de beleidsregel 'Bodem'- de gronden geschikt zijn voor de functie.
  • b. ten aanzien van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
    • 1. gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, waarbij de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in artikel 4.3 sub b onder -1- mogen buiten het bouwvlak gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
      • a. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 150 m2;
      • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
      • c. de gebouwen moeten ten dienste staan van de uitoefening van een kinder- en/of zorgboerderij.
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan aangegeven in de navolgende tabel: afbeelding "i_NL.IMRO.0576.OP201600001-0003_0001.png" 
    • 2. is aangetoond dat er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden;
    • 3. er geen sprake is van ontoelaatbare aantasting van de sociale veiligheid;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten" geen woningen gebouwd mogen worden, met uitzondering van een beheerderwoning ten dienste van de zorgboerderij;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding "beheerderwoning" uitsluitend een beheerderwoning ten dienste van de zorgboerderij is toegestaan.
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - specifieke bouwregeling" gelden voor geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten de volgende bepalingen:
    • 1. de bouw van ondergrondse ruimten behorende bij en dienstbaar aan het naastgelegen hoofdgebouw is toegestaan;
    • 2. voor het bouwen van ondergrondse ruimten geldt het volgende:
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
      • de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding mogen worden gesitueerd aan de zijden van het gebouw die niet aan de weg zijn gelegen;
      • voor de situering van de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding die wel aan de zijden van de weg zijn gelegen geldt dat deze binnen een strook van 1 meter vanuit de betrefffende bovengrondse gevel moeten worden geplaatst tot een breedte van maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.
  • d. ondergeschikte detailhandelsactiviteiten en/of ondersteunende horeca-activiteiten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
  • e. de gronden met de aanduiding "zorgboerderij" voor maximaal 10% bebouwd worden;
  • f. de gronden met de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kinder- en zorgboerderij" mogen voor maximaal 10% bebouwd worden.

4.4 Voorwaarden activiteit gebruik

Voor het gebruik gelden met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.4.3 de volgende regels:

4.4.1 Direct toegestaan gebruik

Op gronden met de functie 'Groen' is zonder melding het volgende gebruik toegestaan:

  • a. activiteiten gericht op het uitoefenen van een kinder- en zorgboerderij daar waar "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kinder- en zorgboerderij" is aangeduid;
  • b. activiteiten gericht op het uitoefenen van een zorgboerderij inclusief de bestaande beheerderwoning daar waar "zorgboerderij" is aangeduid;
  • c. wonen in een beheerderwoning bij de zorgboerderij daar waar "beheerderwoning" is aangeduid;
  • d. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van een primaire watergang daar waar "specifieke vorm van water - primaire watergang" aangeduid is;
  • e. actviteiten gericht op herstel, onderhoud en beheer van de watergang door de Engelse tuin daar waar "water" is aangeduid;
  • f. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van een gemaal daar waar "gemaal" is aangeduid;
  • g. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van groenvoorzieningen;
  • h. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van ondergrondse infrastructuur;
  • i. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van water en watergangen.

4.4.2 Toegestaan gebruik na melding

Op de gronden met de functie 'Groen' is na melding het volgende gebruik toegestaan:

  • a. activiteiten gericht op maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
  • b. het verrichten van ondersteunende en ondergeschikte horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
  • c. het verrichten van ondersteunende en ondergeschikte detailhandelsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
  • d. activiteiten gericht op het behoud en versterken van de cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorie";
  • e. activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven.

4.4.3 Randvoorwaarden activiteit gebruik

Bij melding voor activiteiten ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk"

Bij het melden van het aanvangen of veranderen van een activiteit als bedoeld in 4.4.2 onder a, b en c, dient aangetoond te zijn dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. is aangetoond dat op grond van de Wet milieubeheer dan wel Activiteitenbesluit milieubeheer er geen onevenredige hinder voor het woon- en leefklimaat veroorzaakt wordt;
  • b. de activiteiten naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van het bouwwerk;
  • c. de activiteiten geen zelfstandige detailhandel en horeca betreffen, met uitzondering van ondergeschikte en ondersteunende horeca-activiteiten;
  • d. de activiteiten geen onevenredig nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Bij melding activiteiten gericht op het behoud en versterken van cultuurhistorie

Bij het melden van het aanvangen of veranderen van een activiteit als bedoeld in 4.4.2 onder d, dient aangetoond te zijn dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van het bouwwerk;
  • b. de activiteiten geen zelfstandige detailhandel en horeca betreffen, met uitzondering van ondergeschikte en ondersteunende horeca-activiteiten;
  • c. de activiteiten geen onevenredig nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Bij melding activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven

Bij het melden van het aanvangen of veranderen van een activiteit als bedoeld in 4.4.2 onder e, dient aangetoond te zijn dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarde:

  • a. de activiteiten mogen geen onevenredig nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Bij omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor tijdelijke activiteiten als bedoeld in artikel 13 kan verleend worden indien:

  • a. de tijdelijke activiteiten gericht zijn op cultuur en ontspanning en/of recreatie en/of activiteiten die verband houden met evenementen op de nog niet ontwikkelde gronden;
  • b. de vergunningaanvraag voldoet aan het bepaalde in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • c. voldaan wordt aan artikel 13.
4.5 Vergunningplichten activiteit aanleggen

Het beginnen en/of wijzigen van de activiteit aanleggen is toegestaan, mits op grond van een inrichtings- en beplantingsplan blijkt, dat:

  • a. ten aanzien van de hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte er sprake is van een inrichting die voldoet aan de randvoorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte';
  • b. ten aanzien van de groene en blauwe opgave er sprake is van een robuuste water- en groenstructuur die voldoet aan de randvoorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Robuuste water- en groenstructuur', met dien verstande dat:
      • overleg heeft plaatsgevonden met het hoogheemraadschap;
      • peilgebieden niet met elkaar verbonden mogen worden;
      • het gemaal ter plaatse van de aanduiding "gemaal" uitsluitend verplaatst mag worden na overleg en instemming van het hoogheemraadschap.
  • c. de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorie" behouden blijven;
  • d. ten aanzien van de archeologische waarden, zoals benoemd in de beleidsregel 'Archeologie' aangetoond is dat deze niet onevenredig worden aangetast;
  • e. is aangetoond dat er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden;
  • f. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam waarbij de in artikel 15.2 opgenomen procedureregels worden doorlopen;
  • g. watergangen geen afzonderlijke peilgebieden met elkaar verbinden;

4.6 Vergunningplichten activiteit slopen
  • a. het is verboden de bebouwing ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument" te slopen of zodanig te veranderen dat een aantasting ontstaat van de aanwezige cultuurhistorische waarden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag;
  • b. het bepaalde onder artikel 4.6 sub -a- is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.

4.7 Vergunningplichten activiteit het kappen van een of meer bomen

Voor de activiteit kappen van een of meer bomen wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 12.

Artikel 5 Transformatiegebied I

5.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Transformatiegebied I' zijn activiteiten toegestaan, voor zover deze niet leiden tot onevenredige aantasting van de bestaande en beoogde kwaliteit van de omliggende fysieke leefomgeving waarbij de voorwaarden zoals benoemd in artikel 5.2 in acht worden genomen, met dien verstande dat de functie wonen niet is toegestaan.

5.2 Bestaande activiteiten

In aanvulling op de onder 5.1 genoemde toegelaten activiteiten zijn activiteiten ook toegestaan ingeval deze rechtmatig aanwezig waren op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit omgevingsplan en de omvang van de activiteiten niet toeneemt.

5.3 Voorwaarden activiteit bouwen en gebruik
  • a. het oprichten, veranderen of uitbreiden van een bouwwerk is toegestaan, mits:
    • 1. de activiteit binnen de bestaande bebouwing, in concreto het rijksmonument, en het aangeduide bouwvlak, worden gerealiseerd;
    • 2. de cultuurhistorische waarden van het rijksmonument, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - rijksmonument", en de andere op deze gronden aanwezige bouwwerken behouden blijven en/of worden hersteld, waarbij de bouwwerken qua profiel, bouwmassa, gevelkarakteristiek, detaillering, kleur- en materiaalgebruik, situering en oriëntatie, dan wel andere cultuurhistorische waarden, behouden dienen te blijven;
    • 3. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam waarbij de in artikel 15.2 opgenomen procedureregels worden doorlopen;
    • 4. ten aanzien van de hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte er sprake is van een inrichting die voldoet aan de randvoorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte';
    • 5. is aangetoond is dat het geluidniveau op de gevel van de dichtstbijzijnde geluidgevoelige activiteit dan wel een activiteit die dit plan mogelijk maakt niet meer bedraagt dan 50 dB;
    • 6. is aangetoond dat er geen onevenredige verkeers- en parkeerdruk op de omgeving ontstaat;
    • 7. is aangetoond dat er voldoende parkeergelegenheid is zoals benoemd in de beleidsregel 'Voldoende parkeergelegenheid';
    • 8. is aangetoond dat de archeologische waarden, zoals benoemd in de beleidsregel 'Archeologie' niet onevenredig worden aangetast;
    • 9. is aangetoond dat vanuit bodemhygienisch oogpunt -met inachtneming van de beleidsregel 'Bodem' de gronden geschikt zijn voor de functie.
  • b. ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
    • 1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd met maximale maatvoeringen zoals opgenomen in de onderstaande tabel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.OP201600001-0003_0002.png"

    • 1. is aangetoond dat er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden;
    • 2. er geen sprake is van ontoelaatbare aantasting van de sociale veiligheid;
  • c. aangetoond moet worden dat op grond van de Wet milieubeheer dan wel Activiteitenbesluit milieubeheer er geen onevenredige hinder voor het woon- en leefklimaat veroorzaakt wordt;

5.4 Vergunningplichten activiteit aanleggen

Het beginnen en/of wijzigen van de activiteit aanleggen is toegestaan, mits op grond van een inrichtingsplan is aangetoond, dat:

  • a. ten aanzien van de hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte er sprake is van een inrichting die voldoet aan de randvoorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte';
  • b. de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorie" behouden blijven;
  • c. ten aanzien van de archeologische waarden, zoals benoemd in de beleidsregel 'Archeologie' aangetoond is dat deze niet onevenredig worden aangetast;
  • d. ten aanzien van de bodem, is aangetoond dat de gronden vanuit bodemhygienisch oogpunt -met inachtneming van de beleidsregel 'Bodem'- geschikt zijn voor de functie;
  • e. is aangetoond dat er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden;
  • f. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam waarbij de in artikel 15.2 opgenomen procedureregels worden doorlopen.

5.5 Vergunningplichten activiteit slopen
  • a. het is verboden de bebouwing ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - rijksmonument" te slopen of zodanig te veranderen dat een aantasting ontstaat van de aanwezige cultuurhistorische waarden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag;
  • b. het bepaalde onder artikel 5.5 sub -a- is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • c. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.5 sub -a- wordt slechts verleend indien daardoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 5.4 sub b bedoelde waarden dan wel indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan van het bouwwerk in gevaar brengen.

5.6 Vergunningplichten activiteit het kappen van een of meer bomen

Voor de activiteit kappen van een of meer bomen wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 12.

Artikel 6 Transformatiegebied II

6.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Transformatiegebied II' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. wonen;
  • b. het exploiteren van bestaande bedrijfsactiviteiten die verband houden met het bestaande transportbedrijf;
  • c. aan huis gebonden beroep;
  • d. het verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning en recreatie;
  • e. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van groen;
  • f. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van ondergrondse infrastructuur;
  • g. activiteiten gericht op onderhoud en beheer onderhoud en beheer van water en watergangen;
  • h. activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven;
  • i. het aanleggen;
  • j. het bouwen;
  • k. het slopen;
  • l. het kappen van een of meer bomen.

6.2 Bestaande activiteiten

In aanvulling op de onder 6.1 genoemde toegelaten activiteiten zijn activiteiten ook toegestaan ingeval deze rechtmatig aanwezig waren op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit omgevingsplan en de omvang van de activiteiten niet toeneemt.

6.3 Voorwaarden activiteit bouwen
6.3.1 Voorwaarden activiteit bouwen ten bate van bestaande functie(s)
  • a. het oprichten, veranderen, uitbreiden van een bouwwerk ten behoeve van de bestaande bedrijfsactiviteiten is toegestaan.

6.3.2 Voorwaarden activiteit bouwen ten bate van nieuwe functie(s)
  • a. het oprichten, veranderen of uitbreiden van een bouwwerk, anders dan bedoeld in artikel 6.3.1, is toegestaan, mits:
    • 1. en nadat de bestaande bedrijfsactiviteiten zijn opgeheven dan wel verplaatst en toepassing is gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 16.2, waarbij geldt dat nadat toepassing gegeven is aan de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 16.2 artikel 8 van overeenkomstige toepassing is;
    • 2. voldaan wordt aan de meldingplichten zoals genoemd in artikel 6.4.2;
    • 3. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 6.4.3;
    • 4. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam waarbij de in artikel 15.2 opgenomen procedureregels worden doorlopen;
    • 5. er sprake is van een gedifferentieerde stedenbouwkundige structuur, zoals benoemd in de beleidsregel 'Gedifferentieerde stedenbouwkundige structuur';
    • 6. er sprake is van een hoogwaardig bebouwingsbeeld dat voldoet aan de maatvoeringseisen zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardig bebouwingsbeeld';
    • 7. er sprake is van een hoogwaardige beeldkwaliteit zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige beeldkwaliteit';
    • 8. er sprake is van een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte';
    • 9. er sprake is van een robuuste water- en groenstructuur die voldoet aan de voorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Robuuste water- en groenstructuur', met dien verstande dat:
      • overleg heeft plaatsgevonden met het hoogheemraadschap;
      • peilgebieden niet met elkaar verbonden mogen worden;
      • het gemaal ter plaatse van de aanduiding "gemaal" uitsluitend verplaatst mag worden na overleg en instemming van het hoogheemraadschap.
    • 10. er sprake is van duurzaam ontwikkelen zoals benoemd in de beleidsregel 'Duurzaam ontwikkelen';
    • 11. is aangetoond dat er voldoende parkeergelegenheid is zoals benoemd in de beleidsregel 'Voldoende parkeergelegenheid';
    • 12. is aangetoond dat de archeologische waarden, zoals benoemd in de beleidsregel 'Archeologie' niet onevenredig worden aangetast;
    • 13. is aangetoond dat vanuit bodemhygienisch oogpunt -met inachtneming van de beleidsregel 'Bodem'- de gronden geschikt zijn voor de functie;
    • 14. dat wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot een evenwichtig woningaanbod zoals benoemd in de beleidsregel 'Evenwichtig woningaanbod'.
  • b. ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
    • 1. in aanvulling op het bepaalde onder artikel 6.3.2, sub a onder -6-, de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal mag bedragen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.OP201600001-0003_0003.png"

    • 1. is aangetoond dat er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden;
    • 2. er geen sprake is van ontoelaatbare aantasting van de sociale veiligheid;
    • 3. het totaal aantal nieuw te bouwen woningen in 'Transformatiegebied II' mag niet meer bedragen dan 30, met dien verstande dat minimaal 30% van de te bouwen woningen in de sociale sector gebouwd dienen te worden.
6.4 Voorwaarden activiteit gebruik

Voor het gebruik gelden met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.4.3 de volgende regels:

6.4.1 Direct toegestaan gebruik

Op gronden met de functie 'Transformatiegebied II' is zonder melding het volgende gebruik toegestaan:

  • a. het exploiteren van bestaande bedrijfsactiviteiten die verband houden met het bestaande transportbedrijf;
  • b. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van groen;
  • c. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van ondergrondse infrastructuur;
  • d. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van water en watergangen.

6.4.2 Toegestaan gebruik na melding

Op de gronden met de functie 'Transformatiegebied II' is na melding het volgende gebruik toegestaan:

  • a. wonen, inclusief aan huis gebonden beroep;
  • b. activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven

6.4.3 Randvoorwaarden activiteit gebruik

Bij melding aan huis gebonden beroep

Bij het melden van het aanvangen of veranderen van een activiteit als bedoeld in 6.4.2 onder a, dient aangetoond te zijn dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is op grond van de Wet milieubeheer dan wel Activiteitenbesluit milieubeheer geen onevenredige hinder voor het woon- en leefklimaat veroorzaakt wordt.
  • b. de activiteiten doen naar de aard en visueel geen afbreuk aan het karakter van het bouwwerk;
  • c. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • d. de activiteiten mogen geen onevenredig nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;
  • e. een aan huis gebonden beroep moet ondergeschikt zijn, in die zin dat deze activiteit maximaal 30% van de bebouwde oppervlakte bedraagt met een maximum van 30m2.

Bij melding activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven

Bij het melden van het aanvangen of veranderen van een activiteit als bedoeld in 6.4.2 onder b, dient aangetoond te zijn dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarde:

  • a. de activiteiten mogen geen onevenredig nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Bij omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor tijdelijke activiteiten als bedoeld in artikel 13 kan verleend worden indien:

  • a. de tijdelijke activiteiten gericht zijn op cultuur en ontspanning en/of recreatie en/of activiteiten die verband houden met evenementen op de nog niet ontwikkelde gronden;
  • b. de vergunningaanvraag voldoet aan het bepaalde in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • c. voldaan wordt aan artikel 13.
6.5 Vergunningplichten activiteit aanleggen

Het beginnen en/of wijzigen van de activiteit aanleggen is toegestaan, mits op grond van een inrichtingsplan is aangetoond, dat:

  • a. ten aanzien van de hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte er sprake is van een inrichting die voldoet aan de randvoorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte';
  • b. ten aanzien van de groene en blauwe opgave er sprake is van een robuuste water- en groenstructuur die voldoet aan de randvoorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Robuuste water- en groenstructuur', met dien verstande dat:
      • overleg heeft plaatsgevonden met het hoogheemraadschap;
      • peilgebieden niet met elkaar verbonden mogen worden;
      • het gemaal ter plaatse van de aanduiding "gemaal" uitsluitend verplaatst mag worden na overleg en instemming van het hoogheemraadschap.
  • c. ten aanzien van de archeologische waarden, zoals benoemd in de beleidsregel 'Archeologie' aangetoond is dat deze niet onevenredig worden aangetast;
  • d. ten aanzien van de bodem, is aangetoond dat de gronden vanuit bodemhygienisch oogpunt -met inachtneming van de beleidsregel 'Bodem' geschikt zijn voor de functie;
  • e. is aangetoond dat er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden;
  • f. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam waarbij de in artikel 15.2 opgenomen procedureregels worden doorlopen.

6.6 Vergunningplichten activiteit slopen
  • a. het is verboden de bebouwing ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument" of de aanduiding "beeldbepalend pand" te slopen of zodanig te veranderen dat een aantasting ontstaat van de aanwezige cultuurhistorische waarden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.
  • b. het bepaalde onder artikel 6.6 sub -a- is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.
  • c. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.6 sub -a- wordt slechts verleend indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan van het bouwwerk in gevaar brengen.

6.7 Vergunningplichten activiteit het kappen van een of meer bomen

Voor de activiteit kappen van een of meer bomen wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 12.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Verkeer' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven met bijbehorende voorzieningen zoals:
    • 1. straatmeubilair;
    • 2. geluidswerende voorzieningen;
    • 3. nutsvoorzieningen;
    • 4. opstelplaatsen voor inzamelmiddelen en -voorzieningen voor afvalstoffen;
    • 5. groen en water.

met dien verstande dat speelvoorzieningen niet zijn toegestaan;

  • b. ter plaatse van de aanduiding "verbindingsweg": de verbindingsweg tussen de Langevelderweg en de Herenweg;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "hoofdontsluiting": de hoofdontsluiting in het plangebied;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting": een calamiteitenontsluiting;
  • e. het kappen van een of meer bomen.

7.2 Bestaande activiteiten

In aanvulling op de onder 7.1 genoemde toegelaten activiteiten zijn activiteiten ook toegestaan ingeval deze rechtmatig aanwezig waren op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit omgevingsplan en de omvang van de activiteiten niet toeneemt.

7.3 Voorwaarden activiteit bouwen

het oprichten, veranderen of uitbreiden van een bouwwerk, is toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedraagt dan aangegeven in de navolgende tabel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.OP201600001-0003_0004.png"

  • b. er sprake is van een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte';
  • c. er sprake is van een robuuste water- en groenstructuur die voldoet aan de voorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Robuuste water- en groenstructuur ', met dien verstande dat:
      • overleg heeft plaatsgevonden met het hoogheemraadschap;
      • peilgebieden niet met elkaar verbonden mogen worden;
      • het gemaal ter plaatse van de aanduiding "gemaal" uitsluitend verplaatst mag worden na overleg en instemming van het hoogheemraadschap.
  • d. is aangetoond dat de archeologische waarden, zoals benoemd in de beleidsregel 'Archeologie' niet onevenredig worden aangetast;
  • e. is aangetoond dat vanuit bodemhygienisch oogpunt -met inachtneming van de beleidsregel 'Bodem'- de gronden geschikt zijn voor de functie;

7.4 Vergunningplichten activiteit aanleggen

Het beginnen en/of wijzigen van de activiteit aanleggen is toegestaan, mits op grond van een inrichtingsplan is aangetoond, dat:

  • a. ten aanzien van de hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte er sprake is van een inrichting die voldoet aan de randvoorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte';
  • b. ten aanzien van de groene en blauwe opgave er sprake is van een robuuste water- en groenstructuur die voldoet aan de randvoorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Robuuste water- en groenstructuur', met dien verstande dat:
      • overleg heeft plaatsgevonden met het hoogheemraadschap;
      • peilgebieden niet met elkaar verbonden mogen worden;
      • het gemaal ter plaatse van de aanduiding "gemaal" uitsluitend verplaatst mag worden na overleg en instemming van het hoogheemraadschap.
  • c. ten aanzien van de archeologische waarden, zoals benoemd in de beleidsregel 'Archeologie' aangetoond is dat deze niet onevenredig worden aangetast;
  • d. ten aanzien van de bodem, is aangetoond dat de gronden vanuit bodemhygienisch oogpunt -met inachtneming van de beleidsregel 'Bodem'- geschikt zijn voor de functie;
  • e. is aangetoond dat er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden;

7.5 Vergunningplichten activiteit het kappen van een of meer bomen

Voor de activiteit kappen van een of meer bomen wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 12.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de functie 'Woongebied' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroep;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk": maatschappelijke voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "tuin": activiteiten gericht op het onderhouden en beheren van een tuin;
  • e. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van groen;
  • f. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van ondergrondse infrastructuur;
  • g. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van water en watergangen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - primaire watergang": een primaire watergang;
  • i. activiteiten die verband houden met verkeer en verblijven;
  • j. het aanleggen;
  • k. het bouwen;
  • l. het slopen;
  • m. het kappen van een of meer bomen;

alsmede:

  • n. het verrichten van tijdelijke activiteiten gericht op cultuur en ontspanning en recreatie, alsmede evenementen, op de nog niet ontwikkelde gronden binnen de functie 'Woongebied' met inachtneming van de regels in artikel 13.
8.2 Bestaande activiteiten

In aanvulling op de onder 8.1 genoemde toegelaten activiteiten zijn activiteiten ook toegestaan ingeval deze rechtmatig aanwezig waren op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit omgevingsplan en de omvang van de activiteiten niet toeneemt.

8.3 Voorwaarden activiteit bouwen
  • a. het bouwen, veranderen of uitbreiden van een bouwwerk is toegestaan, mits:
  • 1. en nadat de functie als genoemd in artikel 7.1 met de aanduiding "verbindingsweg" is gerealiseerd;
  • 2. en nadat de functie als genoemd in artikel 7.1 met de aanduiding "hoofdontsluiting" is gerealiseerd, in die zin dat de definitieve deklaag pas vereist is op het moment van overdracht van het openbaar gebied aan de gemeente;
  • 3. en nadat de robuuste waterstructuur als bedoeld in de beleidsregel 'Robuuste water- en groenstructuur' en met inachtneming van het bepaalde in lid 13 van dit artikel is gerealiseerd;
  • 4. ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1" mogen woningen worden gebouwd onder de voorwaarde dat de bestaande bedrijfsactiviteiten aan de Zeestraat 46 zijn beeindigd en toepassing is gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 16.1;
  • 5. ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2" mogen woningen worden gebouwd onder de voorwaarde dat de bestaande bedrijfsactiviteiten binnen de functie "Transformatiegebied II" zijn beeindigd en toepassing is gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 16.2;
  • 6. voldaan wordt aan de meldingplichten zoals genoemd in artikel 8.4.2;
  • 7. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 8.4.3;
  • 8. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam waarbij de in artikel 15.2 opgenomen procedureregels worden doorlopen;
  • 9. er sprake is van een gedifferentieerde stedenbouwkundige structuur, zoals benoemd in de beleidsregel 'Gedifferentieerde stedenbouwkundige structuur';
  • 10. er sprake is van een hoogwaardig bebouwingsbeeld dat voldoet aan de maatvoeringseisen zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardig bebouwingsbeeld';
  • 11. er sprake is van een hoogwaardige beeldkwaliteit zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige beeldkwaliteit ';
  • 12. er sprake is van een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte';
  • 13. er sprake is van een robuuste water- en groenstructuur die voldoet aan de voorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Robuuste water- en groenstructuur', met dien verstande dat:
      • overleg heeft plaatsgevonden met het hoogheemraadschap;
      • peilgebieden niet met elkaar verbonden mogen worden;
      • het gemaal ter plaatse van de aanduiding "gemaal" uitsluitend verplaatst mag worden na overleg en instemming van het hoogheemraadschap.
  • 14. er sprake is van een duurzame ontwikkeling zoals benoemd in de beleidsregel 'Duurzaam ontwikkelen';
  • 15. is aangetoond dat er voldoende parkeergelegenheid is zoals benoemd in de beleidsregel 'Voldoende parkeergelegenheid';
  • 16. is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, zoals benoemd in de beleidsregel 'Archeologie';
  • 17. is aangetoond dat vanuit bodemhygienisch oogpunt -met inachtneming van de beleidsregel 'Bodem'- de gronden geschikt zijn voor de functie;
  • 18. is aangetoond dat wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot een evenwichtig woningaanbod zoals benoemd in de beleidsregel 'Evenwichtig woningaanbod'.
  • a. ten aanzien van het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
    • 1. in aanvulling op het bepaalde onder artikel 8.3, sub a onder -10-, de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal mag bedragen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.OP201600001-0003_0005.png"

    • 1. in aanvulling op het bepaalde onder artikel 8.3, sub a onder -10-, gelden ten aanzien van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten dienste van de activiteit wonen de volgende regels:
      • het bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste 50% van het achtererfgebied van de woning bedragen tot een maximum van 60 m2 met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
      • de afstand van het bijgebouw tot enig punt van de woning, met inbegrip van een eventueel aanbouw, moet tenminste 4 meter bedragen;
      • de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw, mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
      • de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste respectievelijk 3 en 4,5 meter bedragen;
      • de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mogen ten hoogste respectievelijk 2,5 en 4 meter bedragen.
    • 2. in aanvulling op het bepaalde onder artikel 8.3, sub a onder -10-, geldt dat dakterassen niet binnen 1 meter binnen de erfgrens mogen worden aangelegd;
    • 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 8.3, sub b onder -2- mag het bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen maximaal 85 m2 bedragen, mits de oppervlakte van het bij de woning behorende achtererfgebied ten minste 250 m2 bedraagt, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
    • 4. er is aangetoond dat er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden;
    • 5. er geen sprake is van ontoelaatbare aantasting van de sociale veiligheid;
  • b. het totaal aantal nieuw te bouwen woningen in het plangebied mag niet meer bedragen dan 700, met dien verstande dat:
    • 1. minimaal 30% van de te bouwen woningen in de sociale sector gebouwd dienen te worden, en
    • 2. waarbij het uitgangspunt is dat per 100 te bouwen woningen 30 woningen worden gebouwd in de sociale sector.
    • 3. rekening gehouden dient te worden met een toekenning van maximaal 30 woningen in 'Transformatiegebied II';
  • c. burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde onder 8.3 sub b onder -2- een omgevingsvergunning verlenen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot een ongelijkmatige verdeling van de sociale woningbouwopgave;
    • 2. er op dat moment aantoonbaar meer dan 30% sociale woningbouw is gerealiseerd;
    • 3. er concreet zicht is op bouwplannen die voorzien in sociale woningbouw, waarmee het bepaalde onder 8.3 sub c onder -2- is verzekerd.

8.4 Voorwaarden activiteit gebruik

Voor het gebruik gelden met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.4.3 de volgende regels:

8.4.1 Direct toegestaan gebruik

Op de gronden met de functie 'Woongebied' is zonder melding het volgende gebruik toegestaan:

  • a. activiteiten gericht op het onderhouden en beheren van een tuin, daar waar "tuin" is aangeduid;
  • b. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van groen;
  • c. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van ondergrondse infrastructuur;
  • d. activiteiten gericht op onderhoud en beheer van water en watergangen;
  • e. activiteiten gericht op het onderhoud en beheer van een primaire watergang.
8.4.2 Toegestaan gebruik na melding

Op de gronden met de functie 'Woongebied' is na melding het volgende gebruik toegestaan:

  • a. wonen, inclusief aan huis gebonden beroep;
  • b. activiteiten gericht op maatschappelijke voorzieningen en het gebruik van zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk".

8.4.3 Randvoorwaarden activiteit gebruik

Bij melding aan huis gebonden beroep

Bij het melden van het aanvangen of veranderen van een activiteit als bedoeld in 8.4.2 onder a, dient aangetoond te zijn dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is op grond van de Wet milieubeheer dan wel Activiteitenbesluit milieubeheer geen onevenredige hinder voor het woon- en leefklimaat veroorzaakt wordt.
  • b. de activiteiten doen naar de aard en visueel geen afbreuk aan het karakter van het bouwwerk;
  • c. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • d. de activiteiten mogen geen onevenredig nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;
  • e. een aan huis gebonden beroep moet ondergeschikt zijn, in die zin dat deze activiteit maximaal 30% van de bebouwde oppervlakte bedraagt met een maximum van 30m2.

Bij melding maatschappelijke voorzieningen en zorgwoningen

Bij het melden van het aanvangen of veranderen van een activiteit als bedoeld in 8.4.2 onder b, dient aangetoond te zijn dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen geen onevenredig nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot onevenredige aantasting van de bestaande beoogde kwaliteit van de omliggende fysieke leefomgeving.

Bij omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor tijdelijke activiteiten als bedoeld in artikel 13 kan verleend worden indien:

  • a. de tijdelijke activiteiten gericht zijn op cultuur en ontspanning en/of recreatie en/of activiteiten die verband houden met evenementen op de nog niet ontwikkelde gronden;
  • b. de vergunningaanvraag voldoet aan het bepaalde in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • c. voldaan wordt aan artikel 13.
8.5 Vergunningplichten activiteit aanleggen

Het beginnen en/of wijzigen van de activiteit aanleggen is toegestaan, mits op grond van een inrichtingsplan is aangetoond, dat:

  • a. ten aanzien van de hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte er sprake is van een inrichting die voldoet aan de randvoorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte';
  • b. ten aanzien van de groene en blauwe opgave er sprake is van een robuuste water- en groenstructuur die voldoet aan de randvoorwaarden zoals benoemd in de beleidsregel 'Robuuste water- en groenstructuur', met dien verstande dat:
      • overleg heeft plaatsgevonden met het hoogheemraadschap;
      • peilgebieden niet met elkaar verbonden mogen worden;
      • het gemaal ter plaatse van de aanduiding "gemaal" uitsluitend verplaatst mag worden na overleg en instemming van het hoogheemraadschap.
  • c. ten aanzien van de archeologische waarden, zoals benoemd in de beleidsregel 'Archeologie' aangetoond is dat deze niet onevenredig worden aangetast;
  • d. ten aanzien van de bodem, is aangetoond dat de gronden vanuit bodemhygienisch oogpunt -met inachtneming van de beleidsregel 'Bodem'- geschikt zijn voor de functie;
  • e. is aangetoond dat er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden;
  • f. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam waarbij de in artikel 15.2 opgenomen procedureregels worden doorlopen;
  • g. watergangen geen afzonderlijke peilgebieden met elkaar verbinden.

8.6 Vergunningplicht activiteit het kappen van een of meer bomen

Voor de activiteit kappen van een of meer bomen wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 12.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Algemene zorgplicht

  • a. eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, is verplicht:
    • 1. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
    • 2. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken;
    • 3. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd.
  • b. aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval voldaan, voor zover in het omgevingsplan of een beleidsregel of een andere gemeentelijke verordening specifieke regels zijn gesteld met het oog op de leefomgeving, en die regels worden nageleefd;
  • c. burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften stellen ter invulling van de verplichting onder a.

Artikel 10 Maatwerkvoorschriften

Het college van burgemeester en wethouders kan met het oog op de doelstelling zoals genoemd in artikel 3 en de zorgplicht zoals genoemd in artikel 9, maatwerkvoorschriften geven voor de activiteiten genoemd in artikelen 4, 5, 6, 7 en 8 ter verbetering van de sociale veiligheid, en/of de gezondheid en/of de verkeersveiligheid, waarbij het relevante gemeentelijke beleid wordt betrokken.

Artikel 11 Gedoogplicht

11.1 Onderhoud voorzieningen

De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd op of aan het bouwwerk.

Artikel 12 Kappen van een of meer bomen

12.1 Algemeen
  • a. het is verboden zonder omgevingsvergunning een of meer bomen te kappen of te doen laten kappen;
  • b. de omgevingsvergunning kan worden geweigerd op grond van:
    • 1. de natuurwetenschappelijke waarde van de houtopstand;
    • 2. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
    • 3. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
    • 4. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
    • 5. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand, of
    • 6. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
  • c. het bevoegd gezag legt bij kap van een of meer bomen een plicht tot herplant op met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. herplant moet plaatsvinden binnen 126 weken na het moment van kappen of doen laten kappen van een boom;
    • 2. herplant moet plaatsvinden binnen het plangebied;
    • 3. het aantal gekapte bomen moet herplant worden;
    • 4. een boom van de eerste grootte wordt vervangen door een boom met een stamomtrek van ten minste 20 tot 25 centimeter (gemeten op 1 meter boven maaiveld);
    • 5. een boom van de tweede grootte wordt vervangen door een boom met een stamomtrek van ten minste 18 tot 20 centimeter (gemeten op 1 meter boven maaiveld);
    • 6. een boom van de derde grootte wordt vervangen door een boom met een stamomtrek van ten minste 16 tot 18 centimeter (gemeten op 1 meter boven maaiveld);
    • 7. In aanvulling op het genoemde onder c1 tot en met c3 geldt tevens dat bij de keuze voor een vervangende boom rekening gehouden wordt met grondsoort, vochtgehalte van de bodem, boven- en ondergrondse groeiruimte en externe factoren zoals bijvoorbeeld strooizout.
  • d. een vergunning als bedoeld onder a wordt in elk geval verleend wanneer er sprake is van:
    • 1. een binnen afzienbare tijd te verwachten gevaarlijke situatie ten gevolge van een ernstige aantasting van de boom, door bijvoorbeeld zwammen;
    • 2. sterfte van de boom.
12.2 Kappen van een of meer bomen ter plaatse van de aanduiding "verbindingsweg"

In afwijking van het bepaalde in artikel 12.1 gelden ter plaatse van de aanduiding "verbindingsweg" de volgende regels:

  • a. het is verboden zonder omgevingsvergunning een of meer bomen te kappen of te doen laten kappen;
  • b. de omgevingsvergunning kan worden geweigerd op grond van:
    • 1. de natuurwetenschappelijke waarde van de houtopstand;
    • 2. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
    • 3. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
    • 4. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
    • 5. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand, of
    • 6. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
  • c. een vergunning als bedoeld onder a wordt in elk geval verleend wanneer er sprake is van:
    • 1. een binnen afzienbare tijd te verwachten gevaarlijke situatie ten gevolge van een ernstige aantasting van de boom, door bijvoorbeeld zwammen;
    • 2. sterfte van de boom.

Artikel 13 Tijdelijke activiteiten

13.1 Tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor het toestaan van tijdelijke activiteiten gericht op cultuur en ontspanning en recreatie alsmede evenementen, zoals bedoeld in artikel 8.1 onder -n- op de nog niet ontwikkelde gronden binnen de functie 'Woongebied' ten behoeve van de activiteiten zoals bedoeld onder artikel 8.1 onder a t/m l, onder de voorwaarde dat:

  • a. deze activiteiten niet leiden tot onevenredige geluidoverlast, lichthinder en aantasting van de voorwaarden, zoals genoemd in de beleidsregels 'Hoogwaardige beeldkwaliteit', 'Voldoende parkeergelegenheid', 'Archeologie' en 'Bodem', die van toepassing zijn op de reeds gerealiseerde woningen;
  • b. de tijdelijkheid wordt opgeheven op het moment dat voor de betreffende gronden een aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend voor het realiseren van de activiteiten zoals bedoeld onder artikel 8.1 onder t t/m k;
  • c. de tijdelijke activiteiten niet langer dan 10 jaar duren.

Artikel 14 Verboden

14.1 Verboden gebruik
  • a. het is verboden op een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaats buiten een inrichting in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
    • 1. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
    • 2. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
    • 3. kampeermiddelen indien plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
    • 4. verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen;
    • 5. mestopslag binnen een afstand van 50 meter van de functie 'Woongebied'.
  • b. het is verboden om meer dan 50% van de oppervlakte van voortuinen van woningen te voorzien van verhardingen;
  • c. het is verboden om (onklare) voertuigen en/of machines te parkeren in de voortuin;
  • d. het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze functie. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
    • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of seksbedrijf;
    • 3. het gebruik van hoofdgebouwen dan wel bijgebouwen binnen de functie 'Woongebied' als beroeps- of bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte;
    • 4. het gebruik van woningen anders dan voor één huishouden.
    • 5. standplaats voor onderkomens, uitgezonderd kampeerwagens en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één kampeerwagen en/of tent per bouwperceel wordt geplaatst en deze niet voor bewoning wordt gebruikt;
    • 6. het opslaan van materialen en voorwerpen behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de functie gerichte gebruik van de grond;
    • 7. het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de functie gerichte gebruik van de grond;
    • 8. het gebruiken als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de gronden;
    • 9. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als automatenhal/speelhal;
    • 10. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als coffeeshop;
    • 11. het gebruik of laten gebruiken van antennedragers, welke primair zijn opgericht voor het dragen van antennes, voor reclamedoeleinden.
  • e. het is verboden monumentale en/of beeldbepalende gebouwen te slopen of op zodanige wijze te gebruiken of te veranderen dat daardoor de cultuurhistorische waarde verloren gaat;
  • f. het college van burgemeester en wethouders kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel nadere regels stellen;
  • g. het gebruik van gronden met de aanduiding "maatschappelijk" voor particuliere nevenactiviteiten (zoals feesten en partijen).

14.2 Water
  • a. het dempen en/of verplaatsen van bestaande watergangen ten behoeve van de realisatie van de functies 'Groen', 'Transformatiegebied I", 'Transformatiegebied II', 'Verkeer' en 'Woongebied' is uitsluitend toegestaan, indien en voor zover daardoor de bestaande hoeveelheid oppervlaktewater in ieder geval gelijk blijft, dan wel toeneemt;
  • b. bij de aanleg van extra oppervlakteverharding ten behoeve van de realisatie van de onder -a- genoemde functies bedraagt de watercompensatie tenminste 15% van het te verharden oppervlak;
  • c. het bepaalde onder b is niet van toepassing indien de toename van het verhard oppervlak minder dan 500 m2 bedraagt, tenzij sprake is van meerdere te ontwikkelen min of meer aaneengesloten bouwplannen die bij elkaar groter zijn dan 500 m2.

Artikel 15 Beleidsregels

15.1 Toepassing beleidsregels

Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikelen 4.3, 4.5, 5.3, 5.4, 6.3, 6.5, 7.3, 7.4, 8.3, 8.5 en artikel 10 van dit plan, en artikel 2.1 eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is de uitleg van de bepalingen zoals opgenomen in artikel 4 t/m 8, afhankelijk van de bij het omgevingsplan behorende beleidsregels zoals vervat in de "Beleidsregels Bavoterrein".

De beleidsregels "Beleidsregels Bavoterrein" zijn hier te vinden.

15.2 Procedureregels bij beleidsregels- kwaliteitsteam
  • a. voorafgaand aan een aanvraag van een omgevingsvergunning dient een positief advies te zijn afgegeven door het kwaliteitsteam, waarbij de aanvrager de volgende stappen heeft doorlopen:
    • 1. indienen schetsontwerp door aanvrager;
    • 2. beoordeling schetsontwerp door kwaliteitsteam op basis van de beleidsregels 'Gedifferentieerde stedenbouwkundige structuur', 'Hoogwaardig bebouwingsbeeld', 'Hoogwaardige beeldkwaliteit', 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte', 'Robuuste water- en groenstructuur' en 'Duurzaam ontwikkelen' , voor zover deze van toepassing zijn verklaard in artikel 4 tot en met 8;
    • 3. indienen voorlopig ontwerp door aanvrager;
    • 4. beoordeling voorlopig ontwerp door kwaliteitsteam op basis van de beleidsregels 'Gedifferentieerde stedenbouwkundige structuur', 'Hoogwaardig bebouwingsbeeld', 'Hoogwaardige beeldkwaliteit', 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte', 'Robuuste water- en groenstructuur' en 'Duurzaam ontwikkelen' , voor zover deze van toepassing zijn verklaard in artikel 4 tot en met 8;
    • 5. indienen definitief ontwerp door aanvrager;
    • 6. beoordeling definitief ontwerp door kwaliteitsteam op basis van de beleidsregels 'Gedifferentieerde stedenbouwkundige structuur', 'Hoogwaardig bebouwingsbeeld', 'Hoogwaardige beeldkwaliteit', 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte', 'Robuuste water- en groenstructuur' en 'Duurzaam ontwikkelen' , voor zover deze van toepassing zijn verklaard in artikel 4 tot en met 8.
  • b. bovenstaande is van toepassing op een advies van het kwaliteitsteam als bedoeld onder:
    • 1. artikel 4.3 sub a onder -4-;
    • 2. artikel 4.5 onder -f-;
    • 3. artikel 5.3 sub a onder -3-;
    • 4. artikel 5.4 onder -f-;
    • 5. artikel 6.3.2 sub a onder -4-
    • 6. artikel 6.5 onder -f-;
    • 7. artikel 8.3 sub a onder -8-;
    • 8. artikel 8.5 onder -f-.

15.3 Beoordeling en toetsing aan beleidsregels
  • a. beoordeling van het schets-, voorlopig, en definitief ontwerp door het kwaliteitsteam aan de beleidsregels 'Gedifferentieerde stedenbouwkundige structuur', 'Hoogwaardig bebouwingsbeeld', 'Hoogwaardige beeldkwaliteit', 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte', 'Robuuste water- en groenstructuur' en 'Duurzaam ontwikkelen' vindt plaats op basis van de beleidsregels zoals die gelden bij indiening van het schetsontwerp zoals bedoeld in lid 15.2, sub 1 onder a;
  • b. toetsing aan de beleidsregels 'Gedifferentieerde stedenbouwkundige structuur', 'Hoogwaardig bebouwingsbeeld', 'Hoogwaardige beeldkwaliteit', 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte', 'Robuuste water- en groenstructuur', 'Duurzaam ontwikkelen', 'Voldoende parkeergelegenheid', 'Archeologie', 'Bodem', en 'Evenwichtig woningaanbod' door het bevoegd gezag vindt plaats op basis van de beleidsregels zoals die gelden op het tijdstip van het uitbrengen van een positief advies door het kwaliteitsteam;
  • c. indien op grond van de regels geen positief advies door het kwaliteitsteam is vereist, vindt toetsing aan de beleidsregels 'Gedifferentieerde stedenbouwkundige structuur', 'Hoogwaardig bebouwingsbeeld', 'Hoogwaardige beeldkwaliteit', 'Hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte', 'Robuuste water- en groenstructuur', 'Duurzaam ontwikkelen', 'Voldoende parkeergelegenheid', 'Archeologie', 'Bodem', en 'Evenwichtig woningaanbod' door het bevoegd gezag plaats op basis van de beleidsregels zoals die gelden op het tijdstip van het indienen van een aanvraag om een omgevingsvergunning.

15.4 Wijziging beleidsregels

De beleidsregels kunnen na de vaststelling van dit plan uitsluitend door de gemeenteraad worden gewijzigd, met dien verstande dat niet als wijziging wordt aangemerkt:

  • a. geringe afwijkingen van de beleidsregels (zoals tot 10% van de gegeven maten) die:
    • 1. passend zijn binnen de beschreven context in de beleidsregel (hoofdstuk 2 van de beleidsregel), en
    • 2. die als zodanig gemotiveerd worden in de beoordeling zoals benoemd in artikel 15.3 onder a.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat bepalingen met betrekking tot welstandsaspecten en bouwhoogten uitsluitend door de gemeenteraad gewijzigd kunnen worden.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1
16.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding "Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1" en de aanduiding "Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2" zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende functies, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het bedrijf op geluidsgevoelige functies.

16.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd.

16.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

16.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het omgevingsplan wijzigen in die zin dat:

het bepaalde in artikel 16.1.1 buiten toepassing blijft, zodat geluidsgevoelige objecten overeenkomstig de daar voorkomende functies gebouwd en gebruikt kunnen mits:

  • a. de aanduiding te wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat;
  • b. de aanduiding te verwijderen in die zin dat de gebiedsaanduiding aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1" opgeheven wordt indien de bron van de zone is opgehouden te bestaan.

16.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2
16.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding "Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2" zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende functies, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het bedrijf op geluidsgevoelige functies.

16.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd.

16.2.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

16.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het omgevingsplan wijzigen in die zin dat:

het bepaalde in artikel 16.2.1 buiten toepassing blijft, zodat geluidsgevoelige objecten overeenkomstig de daar voorkomende functies gebouwd en gebruikt kunnen mits:

  • a. de aanduiding te wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat;
  • b. de aanduiding te verwijderen in die zin dat de gebiedsaanduiding aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2" opgeheven wordt indien de bron van de zone is opgehouden te bestaan.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages voor zover deze noodzakelijk zijn voor een correcte technische uitvoering en/of om te voldoen aan wettelijke regelingen tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • c. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
    • 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt tot een maximum van 2 meter boven de maximale (bouw)hoogte.
  • d. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een goothoogte van niet meer dan 4 meter (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en straatmeubilair;

met inachtneming van het overig bepaalde in deze regels, indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het past binnen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 Afwijkende maten

Met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub a, Wet ruimtelijke ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van functiegrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding.

18.2 Waarde - Archeologie

Het bevoegd gezag kan de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op gronden aangeduid als 'Waarde - Archeologie 1', Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4' zoals genoemd in de beleidsregel 'Archeologie' geheel of gedeeltelijk wijzigen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en vaststelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 19 Algemene procedureregels

19.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals in dit plan is opgenomen, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Hogere waarden

Artikel 20 Hogere waarden

Voor de volgende bouwvlakken zoals opgenomen op de 'bouwvlakkenkaart omgevingsplan Bavoterrein' (bijlage 2 van deze regels) en woningen gelden de navolgende hogere waarden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.OP201600001-0003_0006.png"

Hoofdstuk 5 Overige regels voor de fysieke leefomgeving

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%;
  • c. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 22 Slotregel / Citeerregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'Omgevingsplan Bavoterrein'.

  • e.