direct naar inhoud van Regels
Plan: Ruigenhoekerweg/Vakantiepark Dunimar
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0576.BV201300002-0004

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

de beheersverordening 'Ruigenhoekerweg/Bungalowpark Dunimar' van de gemeente Noordwijkerhout.

1.2 besluitgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0576.BV201300002-0004 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 archeologisch deskundige:

professioneel senior-archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen.

1.4 archeologisch onderzoek:

een onderzoek naar materiële resten binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (bijvoorbeeld vondsten / bodemsporen) onder of boven de grond.

1.5 archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een onderzoek naar materiële resten op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.6 archeologische verwachting:

de aan een gebied op basis van de geldende archeologische beleidsadvieskaart toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.7 archeologische waarde:

de op basis van de geldende archeologische beleidsadvieskaart aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.8 beheerderswoning:

een woning in of bij een hoofdgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat op het tijdstip van vaststelling van de verordening:
    • 1. aanwezig is;
    • 2. is toegestaan krachtens een bouwvergunning/een omgevingsvergunning voor het gebruik;

daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:
    • 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Woningwet/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
    • 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen;

daaronder vallen niet de bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.11 besluit(sub)vlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.12 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, eenlaags dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en, indien een bedrijfswoning aanwezig is, van de bedrijfswoning, en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.17 bungalow:

een gebouw bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door een persoon, (deel van een) gezin of een groep mensen en dat niet fungeert als hoofdverblijf.

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 gebruik(en):

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.20 groen:

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, bermen en open speelplekken, met daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.21 motel:

een logiesgebouw dat tot hoofdoel heeft het verstrekken van nachtverblijf ten behoeve van passanten met daarbij behorende voorzieningen, waaronder in ieder geval worden begrepen een ondergrondse parkeergarage, centrale receptie, restaurant en zwembad.

1.22 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt

1.23 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken of in het ongerede geraakte voertuigen en vaartuigen, woonschepen of arken, caravans, tentwagens en kampeerauto's, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.

1.24 opslag:

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.25 parkeergarage:

gebouwde voorziening ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen.

1.26 peil:
  • a. voor gebouwen: de bovenkant van de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang van dat gebouw, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten toepassing blijven + 0,35 m;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten toepassing blijven + 0,35 m.
1.27 perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.28 prostitutie:

het zich in bedrijfsmatige zin beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.29 receptie:

baliefunctie ten behoeve van bezoekers van het bungalowpark.

1.30 recreatie:

activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.

1.31 recreatiegebied:

gebied ten behoeve van recreatie.

1.32 restaurant:

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.33 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.34 tuin:

gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen, toegangspaden etc.

1.35 verkeer:

alle voor rij- en ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen bermen en zijkanten, alsmede aan de wegen en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.36 voorgevel:

de gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.37 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de voorgevel van een gebouw, tot aan de perceelsgrenzen.

1.38 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de permanente huisvesting van een persoon of groep personen dan wel huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen of bestemmingsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bebouwde oppervlakte

de som van de oppervlakte van alle bouwwerken binnen een bouwperceel, een binnen het bouwperceel aanwezig bouwvlak, of ander terrein;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, dan wel de snijlijn van het dakvlak en de gevellijn. Indien zich op een dakschild één of meerdere dakkapellen of dakopbouwen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 60% van de breedte van de gevel waarop het betreffende dakschild rust, is de gootlijn van de dakkapel c.q. de dakopbouw bepalend voor de goothoogte. N.B: bij een lessenaarsdak wordt de laagste snijlijn als goothoogte aangemerkt;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de lengte, breedte of diepte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de (grond)oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 BESLUIT(SUB)VAKREGELS

Artikel 3 Besluitgebied

3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
  • a. de in het besluitgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik, zoals aangegeven op de als bijlage 1 bij deze regels gevoegde inventarisatiekaart;
  • b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie, waarbij voor de afmetingen geldt:
    • 1. de bouwtekening die bij deze regels is gevoegd als bijlage 2 ten aanzien van het bouwwerk dat op de als bijlage 1 bij deze regels gevoegde inventarisatiekaart is aangeduid als beheerderswoning;
    • 2. de bouwtekening die bij deze regels is gevoegd als bijlage 3 ten aanzien van het bouwwerk dat op de als bijlage 1 bij deze regels gevoegde inventarisatiekaart is aangeduid als motel;
    • 3. de bouwtekening die bij deze regels is gevoegd als bijlage 4 ten aanzien van de bouwwerken die op de als bijlage 1 bij deze regels gevoegde inventarisatiekaart zijn aangeduid als bungalow.
3.2 Aanvulling ten aanzien van het gebruik en bouwen
3.2.1 Archeologie 1

Voor de gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'Archeologie 1' gelden in aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 de volgende regels:

  • a. Behalve voor het bepaalde in lid 3.1, zijn de gronden mede bedoeld voor de bescherming en veiligstelling van de (mogelijk) aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
  • b. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 30 cm;
    • 2. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen dieper dan 30 cm;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
    • 4. het verlagen van het waterpeil;
    • 5. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder b wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken niet onevenredig worden geschaad. De aanvrager dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent, wint zij advies in bij een onafhankelijke deskundige.
  • d. De onder b bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, die:
    • 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van vasstelling van deze verordening;
    • 3. het normale onderhoud betreffen;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 5. een bodemverstoring betreffen met een maximaal oppervlak van 100 m²;
    • 6. op archeologisch onderzoek gericht zijn.

3.2.2 Archeologie 2

Voor de gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'Archeologie 2' gelden in aanvulling op het bepaalde in in lid 3.1 de volgende regels:

  • a. Behalve voor het bepaalde in in lid 3.1, zijn de gronden mede bedoeld voor de bescherming en veiligstelling van de (mogelijk) aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
  • b. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 30 cm;
    • 2. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen dieper dan 30 cm;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
    • 4. het verlagen van het waterpeil;
    • 5. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder b wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken niet onevenredig worden geschaad. De aanvrager dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent, wint zij advies in bij een onafhankelijke deskundige.
  • d. De onder b bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, die:
    • 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van vasstelling van deze verordening;
    • 3. het normale onderhoud betreffen;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 5. een bodemverstoring betreffen met een maximaal oppervlak van 500 m²;
    • 6. op archeologisch onderzoek gericht zijn.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Gebruik onbebouwde gronden

Onder verboden gebruik van onbebouwde gronden wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. prostitutie;
  • f. seksinrichtingen;
  • g. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g).

5.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Het bepaalde in lid 5.1 van dit artikel is niet van toepassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van het toegestane gebruik of het normale onderhoud van de gronden;
  • b. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.

5.3 Gebruik bouwwerken

Onder verboden gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebouwen als (tijdelijke) woning (uitgezonderd de beheerderswoning);
  • b. prostitutie;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g).

5.4 Uitzondering gebruiksverbod

Het bepaalde in lid 5.3 van dit artikel is niet van toepassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van het gebruik of het normale onderhoud van de bouwwerken;
  • b. de opslag van goederen in het kader van de in deze verodening toegestane bedrijfsvoering.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
    • 1. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de oppervlakte ten hoogste 25 m2 en de goothoogte ten hoogste 4 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
    • 2. het in geringe mate afwijken ten aanzien van op de inventarisatiekaart, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, opgenomen grenzen van aangeven functies, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 3. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van gebouwen (waaronder goothoogte, bouwhoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten;
    • 4. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 15%;
    • 5. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
    • 6. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een kunstobject, antennes en dergelijke tot een bouwhoogte van 15 m;
    • 7. ten behoeve van het houden van evenementen voor de duur van maximaal 15 dagen per evenement, inclusief op- en afbouw van voorzieningen ten behoeve van dat evenement;
    • 8. ten behoeve van het toestaan van geluidwerende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 9. ten behoeve van het toestaan van één vlaggenmast per perceel, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
    • 10. ten behoeve van het toestaan van één reclame- en/of informatiezuil- of bord per perceel, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
  • b. Afwijken is alleen mogelijk indien geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. een goede woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 SLOTREGEL

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening 'Ruigenhoekerweg/Bungalowpark Dunimar'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Noordwijkerhout gehouden op d.d..............

Griffier, Burgemeester,