Plan: | Gooweg 10 Noordwijkerhout |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0576.BP201600037-0003 |
Aan de Gooweg 10, in het buitengebied van Noordwijkerhout is een bollenteeltbedrijf gevestigd. De eigenaar (tevens initiatiefnemer) heeft het voornemen de bedrijfsactiviteiten te beëindigen. De initiatiefnemer wil alle bedrijfsbebouwing, inclusief de bedrijfswoning te slopen. Hiervoor is reeds enkele jaren geleden een eerste verzoek ingediend. De grondslag van dit verzoek betreft de mogelijkheid om drie nieuwe woningen te bouwen en de bestaande (bedrijfs)woning te verplaatsen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de (inmiddels niet meer van toepassing zijnde) Ruimte voor Ruimteregeling, in combinatie met aanvullende afspraken met het GOM en toepassing van artikel 2.2.1.b van de Verordening ruimte voor het verplaatsen van de bestaande bedrijfswoning. De in totaal vier woningen worden gerealiseerd aan de zuidoostzijde van de Gooweg, tegenover de huidige bedrijfslocatie (zie figuur 1.1). Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken dient een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
Zie paragrafen 1.3, 3.3 en 3.4 voor de beleidsmatige basis van de voorgenomen ontwikkeling.
Het plangebied ligt in het zuidelijk deel van het grondgebied van de gemeente Noordwijkerhout, direct ten zuiden van de kern Noordwijkerhout. Het plangebied ligt aan de Gooweg, een verbindingsweg tussen Noordwijkerhout en Noordwijk. Het plangebied bestaat uit twee delen. Het noordelijke deel, betreft de huidige bedrijfslocatie. Het zuidelijke deel, aan de overzijde van de Gooweg, betreft de nieuwbouw locatie. De gronden aan de noordwestzijde van de Gooweg, gelegen rondom de bedrijfsbebouwing worden gebruikt voor de bollenteelt. De beoogde nieuwbouwlocatie wordt momenteel ook gebruikt ten behoeve van de bollenteelt. Aan deze zijde van de Gooweg zijn echter recent al enkele vrijstaande burgerwoningen gebouwd, waardoor de karakteristiek van deze strook zijn oorspronkelijk gebruik reeds aan het verliezen is. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Google Earth)
Vigerend bestemmingsplan
Op het perceel vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015' van de gemeente Noordwijkerhout dat op 30 juni 2016 is vastgesteld. In het bestemmingsplan hebben alle delen van het plangebied, zowel de huidige bedrijfslocatie, de potentiële uitbreidingslocatie voor het bedrijf (tegenover Gooweg 15a en 15b) als de nieuwbouwlocatie, de bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1'. Voor bijna geheel het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Ter plaatse van het huidige bedrijf (figuur 1.2 locatie 1) en de potentiële uitbreidingslocatie van het bedrijf (tegenover Gooweg 15a en 15b, figuur 1.2 locatie 2) is tevens een bouwvlak opgenomen. Figuur 1.2 laat de vigerende planologische situatie zien.
Figuur 1.2. Vigerende bestemmingsplan en planlocaties
Ontwikkeling
De ontwikkeling aan de Gooweg 10 bestaat uit de sloop en sanering van de bedrijfsbebouwing (figuur 1.2, locatie 1), het inleveren/opgeven van de rechten tot het vestigen van nieuwe bedrijfsbebouwing aan de Gooweg, tegenover Gooweg 15a en 15b (figuur 1.2, locatie 2), en het realiseren van vier nieuwe woningen aan de zuidoostzijde van de Gooweg (figuur 1.2, locatie 3). De bouwrechten voor de vier woningen komen voort uit:
Vigerend beleid
Als gevolg van gewijzigd beleid, zowel provinciaal als regionaal kan er bij nieuwe projecten geen gebruik meer worden gemaakt van de Ruimte voor Ruimteregeling. Deze regeling is niet meer opgenomen in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit 2014, in de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek (ISG2016) en is tevens niet opgenomen in het vigerend bestemmingsplan Buitengebied 2015 (vastgesteld 30 juni 2016).
In het intergemeentelijk overleg tussen de gemeenten van de Greenport Duin- en Bollenstreek is afgesproken om een uitzondering te maken voor verzoeken om toepassing van de regeling Ruimte voor Ruimte, waarop door het gemeentebestuur schriftelijk in het verleden al is bevestigd dat daaraan in principe medewerking zal worden verleend en waaraan nog geen uitvoering is gegeven.
In het geval van de ontwikkeling aan de Gooweg is reeds in het verleden gemeentelijke instemming verleend, waardoor alsnog uitvoering aan de plannen kan worden gegeven op basis van de niet meer geldende Ruimte voor Ruimteregeling.
De beleidsbasis van de voorgenomen ontwikkeling bestaat dan ook uit:
Hoewel de Ruimte voor Ruimteregeling niet meer vigerend is, worden de beleidsteksten van deze regeling nog wel opgenomen. De grond voor toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling was te komen tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. In de Verordening Ruimte en het ISG is verbetering van de ruimtelijke kwaliteit nog steeds een hoofduitgangspunt. In dit geval wordt de ruimtelijke kwaliteit vormgegeven op basis van de voorwaarden van de voorheen geldende Ruimte voor Ruimteregeling.
Planvorm
Bovenstaande ontwikkeling is, zoals beschreven, niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Voor deze ontwikkeling dient dan ook een (postzegel) bestemmingsplan te worden opgesteld.
Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
hoofdstuk 2: Huidige situatie en toekomstige ontwikkeling;
hoofdstuk 3: Ruimtelijk beleid;
hoofdstuk 4: Onderzoeken;
hoofdstuk 5: Uitvoerbaarheid;
hoofdstuk 6: Juridische planbeschrijving.
In hoofdstuk 2 is de bestaande situatie beschreven en wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 3 is de gewenste ontwikkeling getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 is de toetsing van de gewenste ontwikkeling aan de relevante sectorale milieuaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de juridische regeling nader toegelicht.
Het plangebied aan de Gooweg 10 ligt in het buitengebied van de gemeente Noordwijkerhout, direct ten zuiden van de kern Noordwijkerhout. De locatie Gooweg 10 wordt ontsloten via een korte ventweg langs de bollenvelden. De locatie ligt midden in het bollenlandschap. Het deel van de Gooweg tussen de Kern van Noordwijkerhout (rotonde Schulpweg – Victoriberg) en het cluster met voorzieningen Leeuwenhorst (rotonde Langelaan – ’s-Gravendamseweg) is ongeveer een kilometer lang en heeft een open karakter. Het gebied is een karakteristiek zanderijlandschap van afgegraven voormalige strandwallen. Het is een open gebied dat een wijds zicht biedt over aaneengesloten bollenvelden. Het lint van Westeinde ligt 650 m verderop en vormt de rand aan de westzijde. Het betreffende bedrijf is de enige bebouwing langs dit deel van de Gooweg en ligt daarom min of meer midden in dit open landschap.
De overzijde van de Gooweg laat een ander beeld zien. Op de achtergrond ligt de Victorwijk en langs de Gooweg liggen aan een ventweg een aantal vrijstaande woningen. Recent zijn ten zuiden van de ontwikkelingslocatie (recht tegenover de slooplocatie) vier vrijstaande woningen mogelijk gemaakt in aansluiting op het bestaande patroon langs de Gooweg. Daarachter liggen nog gronden in gebruik voor bollenteelt met 2 bedrijfslocaties met bebouwing.
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit drie deelgebieden. twee delen ten noordwesten van de Gooweg, ter plaatse van de huidige bedrijfsbebouwing en bedrijfswoning en verder richting het westen de potentiële uitbreidingslocatie (tegenover Gooweg 15a en 15b). En een tweede deel ten zuidoosten van Gooweg, momenteel in gebruik als bollenteeltgebied zonder bebouwing.
De drie plangebieden liggen in het buitengebied van de gemeente Noordwijkerhout, direct ten zuidwesten van de kern Noordwijkerhout.
Het noordwestelijk deel, de huidige bedrijfslocatie, sluit direct aan bij de bollenvelden van het bedrijf. De bebouwing bestaat uit een aantal geschakelde bedrijfsgebouwen. De bedrijfsbebouwing heeft een oppervlakte van circa 2.470 m2. Daarnaast is op het erf een vrijstaande bedrijfswoning aanwezig. Het erf is te bereiken via een parallelweg van de Gooweg die eindigt bij het bedrijf. Circa 100 m in zuidwestelijke richting sluit de parallelweg aan op de Gooweg.
Het westelijke deelgebied ligt globaal tegenover de woningen Gooweg 15a en 15b. Deze gronden zijn onbebouwd en ingebruik als bollengrond. Op deze gronden ligt echter een bouwvlak, dat gebruikt kan worden voor de uitbreiding van het bedrijf aan de Gooweg 10. De initiatiefnemer wenst geen gebruik te maken van deze rechten.
Het zuid oostelijk deel, de locatie van de vier nieuwe woningen, ligt aan de overzijde van de Gooweg richting de kern van Noordwijkerhout. Direct tegenover het huidige bedrijf zijn recent een drie tal woningen gebouwd. De voorziene vier nieuwe woningen in het kader van deze ontwikkeling worden aan de noordoostzijde aansluitend gerealiseerd. Het plangebied is ook hier ontsloten aan een parallelweg. De gronden zijn momenteel in gebruik als bollengrond. Door de recente woningbouw ontwikkelingen zijn deze gronden echter minder goed te gebruiken voor de bollenteelt. De nieuwe invulling is dan ook passend in de gewenste ontwikkeling van de Gooweg. Zie figuur 2.1 voor een luchtfoto van de beide plangebieden.
Figuur 2.1: locatie plangebied.
De initiatiefnemer wenst zijn bedrijfsactiviteiten aan de Gooweg 10 te beëindigen en de bedrijfsbebouwing te saneren.
In een eerder planstadium is door de initiatiefnemer het verzoek ingediend om op basis van het toenmalig vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2005' de bestaande bedrijfsbebouwing te slopen, om vervolgens op basis van de destijds geldende Ruimte voor Ruimteregeling nieuwe woningen te realiseren. Zie ook paragraaf 1.3. In reactie op het ingediende verzoek is door de gemeente Noordwijkerhout een positieve grondhouding ingenomen en besloten principemedewerking te verlenen aan de ontwikkeling.
Om de ontwikkeling mogelijk te maken, worden de slooprechten (basis voormalige Ruimte voor Ruimteregeling) ingezet om tweeënhalve nieuwe woning te realiseren. Tevens worden van de GOM de rechten gekocht voor de realisatie van een halve woning. Door beide regelingen te combineren is het mogelijk om drie nieuwe woningen te realiseren (zie ook paragraaf 1.3). In het kader van ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden de drie nieuwe woningen, inclusief de bestaande (bedrijfs)woning aan de zuidoostzijde van de Gooweg, in het verlengde van reeds eerder gerealiseerde woningen gebouwd (zie figuur 2.1 en 2.2). Onderdeel van de gemaakte afspraken betreffende de ontwikkeling betreft het opgeven van het nog onbenutte bouwkavel ten behoeve van bedrijfsuitbreiding ten zuidwesten van de slooplocatie aan de zelfde zijde van de Gooweg (overzijde van Gooweg 15A en 15B).
Noordwestzijde Gooweg
Na de sloop van de bedrijfsbebouwing en bedrijfswoning zal het terrein volledig worden gesaneerd. Hierdoor kunnen de gronden weer in gebruik genomen worden als bollengrond. Daarmee ontstaat een geheel open en onbebouwde zijde van de bollenkamer langs de noordwestzijde van de Gooweg. Doordat tevens de andere nog onbebouwde bouwkavel (tegenover Gooweg 15A en 15B) wordt opgegeven, wordt de openheid van het landschap vanaf de Gooweg gegarandeerd.
Zuidoostzijde Gooweg
Ten zuidoosten van de Gooweg, aan de parallelweg worden de vier woningen voorzien. De woningen worden naast elkaar geplaatst en zullen samen met de recent gebouwde woningen een lint vormen vanaf de kern Noordwijkerhout.
De kavels hebben ieder een oppervlakte van circa 1.500 m2. Dit komt overeen met de uitgangspunten van de (voormalige) Ruimte voor Ruimteregeling en afspraken in het kader van de GOM.
De achterzijde van de kavels worden gelijk gelegd met de achterzijde van de naastgelegen kavels. Zo blijft een deel meer besloten maar wel aaneengesloten bollenkavels tussen de Gooweg en de N206 overeind. De woningen hebben een maximale bouwhoogte van twee bouwlagen met kap en worden bij voorkeur haaks op de Gooweg gebouwd om de volumebeleving te beperken.
Om de gezondheidsrisico's van de gewasbeschermingsmiddelen ter plaatse van de beoogde woningen te verkleinen, wordt aan de zijde grenzend aan de teeltgronden (zuidoost zijde, zie bijlage bij de regels 1, in het rood aangegeven) een windhaag met streekeigen beplanting aangeplant. Deze haag van 1,5 m hoog voorkomt de eventuele drift van de bestrijdingsmiddelen richting de woningen.
Figuur 2.2 geeft een impressie van de nieuwe verkaveling.
Figuur 2.2: plangebied met indicatieve locatie nieuwe woningen.
In het kader van de ontwikkeling is een Landschapsadvies opgesteld. Het advies is als bijlage 1 opgenomen bij dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan dient getoetst te worden aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid nader beschreven.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is tot nu toe gedeeltelijk vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
De beoogde ontwikkeling valt niet onder één van de nationale belangen.
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er moet worden aangetoond dat er een actuele regionale behoefte is (trede 1), of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en (voor zover de ontwikkeling niet-binnenstedelijk is) of de locatie multimodaal kan worden ontsloten (trede 3).
Toetsing
Bij toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking wordt getoetst of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Op basis van jurisprudentie wordt gesteld dat de ontwikkeling van drie woningen niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak RvS 201405237/1/R2). In onderhavig geval is op basis van voorgaande geen toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zal echter de ladder (beperkt) worden doorlopen.
De ontwikkeling van de Ruimte voor Ruimtewoningen is mogelijk binnen de kaders van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
4 rode draden
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
2. vergroten van de agglomeratiekracht,
3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
1. Beter benutten en opwaarderen
De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.
2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)
Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.
3. Versterken ruimtelijke kwaliteit
Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.
De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.
4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.
Wonen
De woningmarkt is een voorraadmarkt. In het overgrote deel van de vraag kan worden voorzien door (her)gebruik, vernieuwbouw, renovatie, verhuur en verkoop van de bestaande voorraad. In een deel van de behoefte aan eengezinswoningen kan bijvoorbeeld worden voorzien doordat woningen vrijkomen door verhuizing naar zorgeenheden of door het overlijden van ouderen. De provincie verwacht van gemeenten dat zij met elkaar in regionale visies vanuit dat perspectief vertrekken. Dat wil zeggen dat inzicht wordt gegeven in de mogelijkheden die de bestaande voorraad en doorstroming bieden, dat voorraad- en huisvestingsbeleid worden vastgesteld en dat daaruit volgende acties worden geformuleerd. Het bouwprogramma is het sluitstuk, dat volgt uit kwalitatieve en kwantitatieve behoefteramingen en uit de voorziene ontwikkeling van voorraad en de bewoning daarvan.
De provincie biedt de gemeenten hiervoor een referentiekader aan via woningmarktverkenningen. Woningbouw zal voor het grootste deel plaats moeten vinden in de stedelijke agglomeratie. Maar ook daarbuiten is er bouwbehoefte. Het grootste deel van de bouwbehoefte betreft woningen in een centrumstedelijk, buitencentrum- of centrumdorps milieu. Maar ook in andere milieus moet worden bijgebouwd. De provinciale kwantitatieve en kwalitatieve behoefteramingen, die eens per drie jaar worden geactualiseerd, vormen een referentiekader voor het gesprek tussen provincie en regio’s over de actualisering van regionale woonvisies. De hoofdlijnen van dat kader staan in het Programma ruimte.
De Provincie Zuid-Holland is bezig met het actualiseren van haar ruimtelijk beleid. Momenteel ligt de ontwerp Visie Ruimte en Mobiliteit (2016) ter inzage. Dit beleid is nog niet vigerend.
De Actualisering 2016 betreft de eerste reguliere actualisering van de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM), om er voor te zorgen dat de VRM weer up to date is. Het gaat hier om een partiële herziening, niet alles is opnieuw bezien.
De actualisering richt zich op een aantal zaken waaronder: geactualiseerde regionale visies voor kantoren en wonen, verwerking Hoofdlijnenakkoord van de nieuwe provinciale coalitie, waaronder aanpassingen ten aanzien van slim ruimtegebruik, de omvang van agrarische bouwpercelen en intensieve veehouderij.
Tevens zijn enkele veranderingen doorgevoerd in het samenhangende systeem van beleidsproducten. De Agenda ruimte is vervallen, waardoor het Programma ruimte is aangepast. De Visie ruimte en mobiliteit krijgt expliciet de status van Waterplan. En het toetsingskader vergunningverlening bodemenergie is ingetrokken en vervangen door een nieuwe beleidsregel. Een laatste aanpassing is doorgevoerd in de uitvoeringspraktijk van het beleid, waarmee is beoogd het beleid duidelijker te maken en er beter kan worden ingespeeld of nieuwe ontwikkelingen.
De aanpassingen in de Ontwerp Visie Ruimte en Mobiliteit 2016 hebben geen invloed op de voorgenomen ontwikkeling aan de Gooweg.
In samenhang met de structuurvisie is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.
Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
De verordening schrijft voor dat stedelijke ontwikkelingen primair plaatsvinden binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Alleen als binnen bestaand stads- en dorpsgebied geen ruimte is voor een specifieke stedelijke ontwikkeling kan een nieuw uitleglocatie buiten bestaand stads- en dorpsgebied in gebruik worden genomen. De Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is hierbij van toepassing. De provincie heeft de Ladder voor duurzame verstedelijking ook opgenomen in de verordening, om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie de mogelijkheid om enkele begrippen, die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie.
Artikel 2.1.7 Bollenteeltgebied
Lid 1 Bollenteeltgebied primair bestemmen voor bollenteelt
Een bestemmingsplan voor gronden binnen het bollenteeltgebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 3 Teeltgebieden, laat primair bollenteeltbedrijven, bestaande gemengde bollenteelt- en glastuinbouwbedrijven en bestaande stekbedrijven toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen.
Lid 4: Greenportwoningen en 'Ruimte voor Ruimte' woningen
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan ook voorzien in greenportwoningen en ‘ruimte voor ruimte’ woningen als bedoeld in de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek. In juni/juli 2016 is door de gemeenteraden van de samenwerkende Greenportgemeenten de nieuwe Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek 2016 vastgesteld. Door de gemeente Noordwijkerhout is deze op 30 juni 2016 vastgesteld.
Met de vaststelling van de ISG 2016 is de Ruimte voor Ruimteregeling komen te vervallen (zie ook paragraaf 1.3). Lopende projecten met een ruimte voor ruimteverzoek, waarvan de aanvraag en medewerking dateert van voor de inwerkingtreding van het nieuwe ISG 2016, kunnen doorgang vinden. Onderhavig project kan op basis van de voorheen geldende regelingen doorgang vinden.
Lid 8 Compensatie bollenteeltgebied
In artikel 2.1.7 lid 7 is een bepaling over bollengrondcompensatie opgenomen. Voor gronden gelegen binnen het bollenteeltgebied, zoals aangegeven op kaart 3 (teeltgebieden), die nieuwe bebouwing en of functies toestaan op gronden die in het voorgaande bestemmingsplan zijn bestemd voor bollenteelt, dient voorzien te worden in compensatie van bollenteeltgebied door middel van een overeenkomst hierover met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij Duin- en Bollenstreek .
Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën
Lid 3 Aanvullende ruimtelijke maatregelen
Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf
Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een motivering, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
Toetsing
De toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in paragraaf 3.2.2. De ontwikkeling van vier woningen betreft geen stedelijke ontwikkeling die getoetst dient te worden aan de ladder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is in paragraaf 3.2.2 een beperkte ladder toets opgenomen.
Er is sprake van een ruimtelijke ontwikkeling met effecten op het landelijk gebied. Het gebied is op de kwaliteitskaart aangeduid als bollenteeltgebied. In dit geval is sprake van aanpassen, waarbij woningen worden gebouwd.
Algemeen
De ontwikkeling maakt duurzame sanering van in de nabije toekomst leegkomende bebouwing mogelijk. Per saldo zal sprake zijn van een forse kwaliteitsverbetering, passend binnen de uitgangspunten van de kwaliteitskaart. In bijlage 1 is het landschappelijk advies opgenomen waarin is beschreven dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De richtpunten van de kwaliteitskaart zijn niet in het geding en het gebied valt niet onder een bijzondere beschermingscategorie. Extra aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.
Door gebruik te maken van de uitgangspunten van de voormalige Ruimte voor Ruimteregeling worden de rechte verworven voor de bouw van 2,5 woning (Zie ook paragraaf 1.3 betreffende de toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling). Middels dit bestemmingsplan wordt het bedrijf aan de Gooweg 10, bestaande uit een volledig erf (verharding) met bedrijfsbebouwing en een bedrijfswoning gesaneerd. De gronden worden terug gebracht als bollengrond. Daarnaast is er een overeenkomst gesloten met de GOM voor 0,5 GOM woning. Per saldo neemt het areaal bollengrond met deze ontwikkeling niet af.
2,5 nieuwe woningen in ruil voor de sloop van bedrijfsgebouwen en het opheffen van het bouwrecht voor de uitbreiding van het bedrijf op de gronden tegenover Gooweg 15a en 15b.
Artikel 2.2.1. a. is van toepassing (inpassen). Op basis van artikel 2.1.7 lid 4 kan een ruimte voor ruimtewoning worden toegestaan bij sloop van bedrijfsbebouwing (zie voor toetsing paragraaf 3.4). De betreffende gemeente heeft over de toepassing van deze regeling afspraken gemaakt in het kader van het ISG. Zie ook paragraaf 1.3 betreffende de toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling.
0,5 nieuwe GOM woning
Artikel 2.2.1.a. is van toepassing (inpassen). Op basis van artikel 2.1.7 lid 4 kan een Greenportwoning worden toegestaan (zie voor toetsing paragraaf 3.4).
1 bestaande bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning en verplaatst
Artikel 2.2.1.b. is van toepassing (aanpassen). Met het beëindigen van de bedrijfsvoering en de sanering van de bedrijfsbebouwing resteert de bestaande bedrijfswoning. Aangezien er geen sprake meer is van bedrijfsactiviteiten willen initiatiefnemers deze bedrijfswoning omzetten in een burgerwoning. Deze woning is vervolgens het enige resterende gebouwde object midden in het open bollenlandschap aan de noordwestzijde van de Gooweg. In bijlage 1 is een landschappelijk advies opgenomen waarin is beschreven dat vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit sprake is van meerwaarde als deze woning wordt verplaatst naar de andere (zuidoost)zijde van de Gooweg. Met de landschappelijke inpassing op deze locatie is sprake van een zorgvuldige inbedding van de gehele ontwikkeling in de omgeving van de Gooweg, waarbij rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart. Met het openmaken van het bollenlandschap is sprake van een zodanige verbetering van de ruimtelijke kwaliteit dat het treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen niet noodzakelijk is.
De Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG) is een deeluitwerking van de Regionale Structuurvisie die het intergemeentelijk samenwerkingsverband Holland Rijnland in 2009 heeft vastgesteld.
De ISG heeft een integraal karakter, geldt voor het gehele buitengebied van de zes Greenportgemeenten (met uitzondering van het duingebied) en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied. De ISG richt zich op een gemeenschappelijke inzet voor herstructurering en revitalisering van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Dit in samenspraak met verbetering van de natuurlijke, landschappelijke en recreatieve kwaliteiten.
De Duin- en Bollenstreek is de greenport met de grootste internationale bekendheid door de toeristische aantrekkingskracht van de bollenvelden en de Keukenhof. Het is een van de Greenports waar verschillende gebiedsfuncties, zoals wonen, werken en toerisme sterk met elkaar zijn verbonden. In de jaren voor de ISG is gewerkt aan en met het Pact van Teylingen.
Het doel
Met de vaststelling van het ISG kiezen de Greenportgemeenten voor versterking van de ruimtelijk-economische structuur van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Het doel van de ISG is drieledig:
De ambities
De ISG heeft een integraal karakter, betreft het gehele buitengebied van de zes Greenportgemeenten (uitgezonderd het duingebied) en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied. De ISG richt zich op het realiseren van de volgende ambities:
De uitwerking
Als uitwerking op de ISG hebben de 6 Greenportgemeenten, na vaststelling van de ISG, een Kadernota en modelregels opgesteld. Met het opstellen van de Kadernota en modelregels streven de 6 gemeente naar een zoveel mogelijk uniforme uitwerking van de ISG en vergelijkbare bestemmingsplannen. Bij het opstellen van dit postzegelbestemmingsplan worden de Kadernota en de modelregels daarom als uitgangspunt voor de bestemmingsregeling gehanteerd.
De raden van de zes greenportgemeenten hebben op 7 juli 2016 (Hillegom), op 30 juni 2016 (Katwijk), op 23 juni 2016 (Lisse), op 16 juni 2016 (Noordwijk), op 30 juni 2016 (Noordwijkerhout) en op 30 juni 2016 (Teylingen) de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG) 2016 gewijzigd vastgesteld.
In deze herziening zijn de hoofdlijnen van het voorgaande ISG uit 2009 ongewijzigd overgenomen. Met deze herziening wordt beoogd meer flexibiliteit en ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor het totale bollen- en sierteeltcomplex in de Duin- en Bollenstreek. Waarbij kansen worden geboden aan productie, handel, distributie, onderzoek en promotie om te komen tot een Vitale Greenport. Deze herstructurerings van de ISG moet tegelijkertijd zorgen voor meer ruimtelijke openheid en het verbeteren van de landschapskwaliteiten.
Ruimte voor Ruimteregeling
Het vervallen van de provinciale regeling Ruimte voor Ruimte (vaststelling Visie Ruimte en Mobiliteit 2014) alsook de input van belanghebbenden bij de voorbereiding van de ISG2016, gaf aanleiding tot nader onderzoek of er redenen aanwezig zijn om alsnog een bij voorkeur intergemeentelijke regeling Ruimte voor Ruimte in te stellen naast het beschikbare instrumentarium van de GOM. De colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken Greenportgemeenten zijn tot de conclusie gekomen dat vooralsnog geen behoefte bestaat aan een nieuwe intergemeentelijke regeling Ruimte voor Ruimte, omdat de GOM, met het haar thans beschikbare instrumentarium, de herstructurering van de Greenport afdoende kan faciliteren, onder andere door het verlenen van sloopvergoedingen voor verouderde bedrijfsgebouwen, eventueel gekoppeld aan de verkoop van een bouwtitel voor een Greenport(burger)woning (GOM-woningen).
Toetsing
Met de vaststelling van de ISG 2016 is de Ruimte voor Ruimteregeling, onderdeel van het Afsprakenkader Duin - en Bollenstreek formeel komen te vervallen (zie ook paragraaf 1.3). Lopende projecten met een ruimte voor ruimteverzoek, waarvan de aanvraag en medewerking dateert van voor de inwerkingtreding van het nieuwe ISG 2016, kunnen doorgang vinden. Onderhavig project kan op basis van de voorheen geldende regelingen doorgang vinden.
Ruimte voor Ruimteregeling
Ruimte voor ruimte betreft de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, kassen of andere gebouwen dan wel de sanering van sierteelt en de bouw van één of meer compensatiewoningen ter plekke of in de directe omgeving van de gesloopte bebouwing of in aansluiting op bestaande bebouwingsclusters. In de Verordening heeft de provincie geen specifieke regels meer voor de Ruimte voor Ruimteregeling opgenomen. Dat wordt in het vervolg aan de gemeenten overgelaten. In het voorgaande ISG is opgenomen dat een ruimte voor ruimteverzoek dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:
Toetsing
Toetsing Ruimte voor Ruimteregeling
De beoogde ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden van de Ruimte voor Ruimteregeling.
De gemeenten in Holland Rijnland hebben op 17 december 2015 de regionale woonagenda vastgesteld. Hierin staat wat de woonbehoefte is in de gemeenten in Holland Rijnland en hoe het woningaanbod per subregio op de vraag kan worden afgestemd. De regionale woonagenda is nodig omdat er veranderingen zijn op de woningmarkt. Deze is bijvoorbeeld veranderd van een aanbod- naar vragersmarkt. Ook de vraag naar de woningen zelf blijkt veranderd; de woonomgeving en de nabijheid van voorzieningen wordt steeds belangrijker.
De regio wil netto 17.660 woningen toevoegen voor de periode tot 2020 om te voorzien in de regionale behoefte. De plancapaciteit wordt per subregio afgestemd op de behoefte. Hiertoe wordt een planlijst opgesteld.
Toetsing
Het voornemen betreft de realisatie van drie nieuwe woningen en de verplaatsing van de voormalige (bedrijfs)woning. Met deze ontwikkeling wordt een bijdrage geleverd aan de doelen uit de regionale woonagenda.
Op het perceel vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015' van de gemeente Noordwijkerhout dat op 30 juni 2016 is vastgesteld. In het bestemmingsplan hebben alle delen van het plangebied, zowel de huidige bedrijfslocatie, de potentiële uitbreidingslocatie voor het bedrijf (tegenover Gooweg 15a en 15b) als de nieuwbouwlocatie, de bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1' (zie figuur 3.1).
Figuur 3.1: uitsnede verbeelding, binnen rode cirkels de te saneren bedrijfslocaties, binnen blauw vak de beoogde nieuwbouwlocatie (bron: Ruimtelijkeplannen.nl).
Voor bijna geheel het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Ter plaatse van het huidige bedrijf en de potentiële uitbreidingslocatie van het bedrijf (tegenover Gooweg 15a en 15b) is tevens een bouwvlak opgenomen.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het vigerend bestemmingsplan.
Geconcludeerd wordt dat het plan wel past binnen het gestelde in het nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid. Hierbij dient men rekening te houden met het gestelde in paragraaf 1.3. Uitgangspunt van de voorgenomen ontwikkeling is dat de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt verbeterd, waarbij de kwaliteitsverbetering wordt vormgegeven op basis van de vervallen Ruimte voor Ruimteregeling, aangezien de aanvraag en medewerking tot het project dateert van voor de inwerkingtreding van het ISG 2016.
Het beleid (uitgangspunten zoals beschreven in paragraaf 1.3) staat de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling, bestaande uit de sanering van het bedrijf aan de Gooweg 10 te Noordwijkerhout en de bouw van vier woningen aan de Gooweg ten oosten van de te saneren bedrijfslocatie, derhalve niet in de weg.
In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop van bedrijfsbebouwing en de realisatie van vier woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer
Het plangebied wordt ontsloten via de Gooweg. Deze weg verbindt Noordwijkerhout in het noordoosten met de N443 en N206 in het zuidwesten en loopt verder tot de N444 in Noordwijk. De N206 verbindt Leiden en Haarlem en volgt een route die dicht langs de kust loopt. De Gooweg is ingericht als gebiedsontsluitingsweg waar een maximumsnelheid van 60 km/uur geldt.
Op het traject tussen Noordwijkerhout en het knooppunt met de N443, waar het plangebied aan ligt, bestaat de Gooweg uit twee aparte wegen. Parallel aan de eerder genoemde gebiedsontsluitingsweg loopt een erftoegangsweg die directe toegang geeft tot het plangebied. De erftoegangsweg sluit aan op de gebiedsontsluitingsweg ter hoogte van de bebouwde kom van Noordwijkerhout en het knooppunt met de N443. Op dit deel van de Gooweg geldt een adviessnelheid van 40 km per uur aangezien deze weg gedeeld wordt met fietsers en ander langzaam verkeer. De scheiding van doorgaand verkeer, lokaal en langzaam verkeer komt de verkeersveiligheid ten goede.
Op circa 600 m van het plangebied bevinden zich bushaltes waar bussen halteren in de richtingen Den Haag en Leiden.
De ontsluiting van het plangebied is goed.
Verkeersgeneratie en afwikkeling
Binnen het plangebied worden vier vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Daarnaast verdwijnt het bedrijf aan de Gooweg 10, een bollenkwekerij en de bijbehorende bedrijfswoning. Het plangebied ligt in de gemeente Noordwijkerhout, een weinig stedelijke gemeente, in het buitengebied van de kern Noordwijkerhout. Op basis van het autobezit in deze gemeente worden hiervoor minimale kencijfers gehanteerd uit publicatie 317 van het CROW ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Voor een vrijstaande koopwoning geldt een verkeersgeneratie van 7,8 mvt/etmaal per woning. In de toekomstige situatie bedraagt de verkeersgeneratie van vier woningen 31 mvt/etmaal. Het beëindigen van de bedrijfsvoering en de sloop van de bedrijfsbebouwing zorgt voor een afname van het aantal verkeersbewegingen gegenereerd door het bollenteeltbedrijf.
Gezien de geringe omvang van de toekomstige verkeersgeneratie en de afname van het aantal verkeersbewegingen door het saneren van het bedrijf, zal de ontwikkeling aan de Gooweg niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.
Parkeren
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte wordt aangesloten bij de parkeernomen uit publicatie 317 van het CROW ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). De parkeerbehoefte van een woning in de categorie 'vrijstaand, koop' bedraagt 2 parkeerplaatsen per woning. De parkeerbehoefte voor de vier woningen bedraagt 8 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden. Hier is voldoende ruimte voor, waardoor er geen problemen verwacht worden bij het parkeren.
Conclusie
De bereikbaarheid van de planlocatie is goed. Door de ontwikkelingen neemt de verkeersgeneratie af waardoor er geen problemen zullen ontstaan in de verkeersafwikkeling. Ten aanzien van parkeren gaat het om een toename die op eigen terrein opgevangen dient te worden. Hier is voldoende ruimte voor. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Aan de Gooweg in Noordwijkerhout vier nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Woningen zijn op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige functies waarvoor, indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De woningen liggen binnen de wettelijke geluidszone van Gooweg, Van der Weijdenlaan, Schulpweg en Victoriberg. De Gooweg is grotendeels buitenstedelijk gelegen, heeft twee rijstroken en daardoor een geluidszone van 250 m. De andere wegen zijn binnenstedelijke gelegen wegen met twee rijstroken en hebben zodoende een geluidszone van 200 m. Aangezien de ontwikkelingen binnen de zones van deze wegen valt, is akoestisch onderzoek op grond van de Wgh noodzakelijk. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.
Conclusies
Uit de berekeningen blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de Van der Weijdelaan, Schulpweg en Victoriberg de voorkeursgrenswaarde op de gevels van de woningen niet wordt overschreden. Ten gevolge van deze wegen is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Ten gevolge van het verkeer op de Gooweg wordt zowel de voorkeursgrenswaarde als de maximale ontheffingswaarde overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt alleen op de voorgevel overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt niet op de achtergevel overschreden. Omdat maatregelen niet mogelijk zijn, is de ontwikkeling alleen mogelijk indien een dove gevel (zonder te openen delen) worden toegepast. Dit is alleen noodzakelijk op de eerste en tweede verdieping van de voorgevel (gevel gelegen aan de Gooweg).
Voor de woningen dient een besluit tot vaststelling van hogere waarden te worden voorbereid. Een overzicht van de hogere waarden staat in tabel 4.1.
Tabel 4.1 Woningaantallen en bijbehorende hogere waarden
Ontwikkeling | Hogere waarde | Aantal woningen | Bouwlaag | Geluidsbron |
Gooweg 10 | 53 dB* | 4 | 2* + 3* | Gooweg |
*Onder de voorwaarde dat bouwlaag 2 en bouwlaag 3 aan de zijde van de Gooweg uitgevoerd worden met een dove gevel (zonder te openen delen)
De hogere waarde zal in het kadaster worden vastgelegd.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek
IDDS heeft in het kader van de beoogde ontwikkeling aan de Gooweg bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3). Het onderzoek toont enkele lichte verontreinigingen in de grond en in het grondwater aan. Deze verontreinigingen zijn echter dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen, ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is. Beperkingen inzake de beoogde ontwikkeling, worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.
Voor het volledige en uitgebreide onderzoek wordt verwezen naar bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2:. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek
Ten opzichte van de huidige situatie neemt het aantal woningen met drie toe. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit Niet In Betekenende Mate (NIBM) onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Daarmee kan gesteld worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Gooweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Conform de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) blijkt dat ruim 400 m ten zuiden van het plangebied kwekerijbedrijven gelegen zijn met opslagtanks. Het plangebied valt niet binnen de PR 10-6 contouren en het invloedsgebied van deze inrichtingen. Volgens de risicokaart zijn er verder in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Daarnaast vindt er in de directe omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, het water of door buisleidingen. Wel vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over zowel de N206 als de N443. Beide wegen zijn gelegen op ruim 800 m ten zuiden van het plangebied. Het maatgevende invloedsgebied van deze wegen bedraagt 355 m. Het plangebied valt buiten dit invloedsgebied. Wel valt de (voormalig) bedrijfswoning, aan de Gooweg 10 binnen de 1% letaliteitsafstand van de N206. Echter, omdat het plangebied op meer dan 200 m afstand ligt van deze wegen hoeven er volgens het Basisnet in principe geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het plangebied.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Toetsing
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
De ontwikkeling is gelegen in een gemengd gebied omdat naast wonen, ook andere functies in de nabije omgeving voorkomen, waaronder agrarisch (bollenteelt) en bedrijvigheid. De locatie van de vier beoogde woningen wordt ten westen en oosten begrensd door gronden voor bollenteelt. Op deze gronden worden mogelijk gewasbeschermingsmiddelen gebruikt welke zich in de omgeving kunnen verspreiden. Voor dit onderwerp bestaat nog geen wettelijk toetsingskader. Er is sprake van lage teelt, waardoor drift van gewasbeschermingsmiddelen over het algemeen beperkt blijft. Tussen de bollengronden en beoogde woningen is langs de Gooweg een afschermende haag aanwezig. Ten opzichten van de westelijk gelegen wordt op de scheiding tussen de woonbestemming en de agrarische bestemming een windhaag aangeplant. Dit betreft de in bijlage 1 van de regels in het rood aangegeven zijde. De windhaag voorkomt de drift van de bestrijdingsmiddelen richting de woningen. Deze windhaag wordt vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan. Verder is van belang dat in de praktijk ook de watergangen in en nabij het plangebied leiden tot een beperking van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen. In het Activiteitenbesluit zijn voorwaarden opgenomen die moeten voorkomen dat de watergangen worden verontreinigd door bestrijdingsmiddelen. Zo dient er rekening te worden gehouden met een spuitvrije zone langs deze watergangen. Verder is van belang dat de bollengronden onderdeel zijn van de identiteit van deze regio. In de hele bollenstreek zijn woningen en bollengronden op korte afstand van elkaar aanwezig, zonder dat daarbij in de praktijk vaak sprake is van klachten door omwonenden die zijn gerelateerd aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Op basis van het voorgaande wordt de realisatie van de woningen aanvaardbaar geacht.
Ten noorden van het plangebied, op circa 55 m van de dichtstbijzijnde beoogde woning, is het bedrijf Cremer gelegen. Cremer is gespecialiseerd in de vervaardiging van machines/apparaten en is daarnaast ook een spuiterij. Conform het vigerende bestemmingsplan behoort het bedrijf tot milieucategorie 3.2. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 m ten opzichte van een gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Ten oosten van het plangebied op circa 40 m is een kas gelegen. Volgens de VNG-publicatie geldt daarvoor een richtafstand van 10 m ten opzichte van een gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.
Verder zijn in de omgeving geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en worden de bedrijven in de omgeving niet in de eigen bedrijfsvoering beperkt. Voorwaarde hierbij is dat er een windhaag tussen de beoogde woningen en de achterliggende agrarische gronden geplaatst wordt ter beperking van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In provincie Zuid-Holland wordt in het kader van de ruimtelijke ordening vrijstelling verleend ten aanzien van de volgende soorten: aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid bedraagt circa 1,7 km en tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied circa 800 meter. Het dichtstbijzijnde belangrijke weidevogelgebied is gelegen op circa 1,8 km afstand vanaf het plangebied. Zie figuur 4.2.
Figuur 4.2: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling, kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De verkeersgeneratie als gevolg van de realisatie van vier woningen is dermate laag dat er geen sprake zal zijn van meetbare toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland ten aanzien van het NNN staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Op basis van een eenmalig veldbezoek is de geschiktheid van het onderzoeksgebied voor de te verwachten soorten beoordeeld (zie bijlage 4). In tabel 4.3 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen. De uitkomsten van het onderzoek zijn vanwege de ingang van de Wet natuurbescherming geactualiseerd.
Tabel 4.3: Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
Wet Natuurbescherming | Nader onderzoek nodig bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting | ||
Vogelrichtlijn | alle inheemse soorten lijst vogels met jaarrond beschermde nesten |
nee nee |
|
Habitatrichtlijn bijlage IV | alle vleermuizen (marginaal foerageergebied) | nee | |
Overige soorten | Algemeen Vrijstellingsregeling provincie Zuid-Holland |
Huismuis, bosmuis, veldmuis, konijn, huisspitsmuis Gewone pad, bruine kikker |
nee |
De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Gezien de bovenstaande conclusies staan de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van soortenbescherming, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 19-5-2016. Daaruit kwamen geen aandachtspunten naar voren die aanleiding geven tot nader overleg met het waterschap. Wel dient volgens de Watertoets de normale procedure doorlopen te worden.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Gemeentelijk:
Waterschapsbeleid
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden.
Sinds 1 juli 2015 heeft Rijnland een nieuwe Keur. Er gelden minder regels voor burgers, bedrijven en Rijnland. Het aantal vergunningen en meldingen is ongeveer gehalveerd. Zo geeft Rijnland verantwoordelijkheid, flexibiliteit en vertrouwen waar dat kan, maar stellen we regels waar dat moet.
Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.
De zorgplicht geldt voor eenvoudige werkzaamheden met weinig risico.
In de Algemene regel staan voorwaarden voor activiteiten met een beperkt risico.
In de Beleidsregel staan voorwaarden voor activiteiten met een groter risico. Dan verlenen wij een watervergunning.
De Keur en uitvoeringsregels zijn te vinden op: https://www.rijnland.net/regels/keur-en-uitvoeringsregels
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Gemeentelijk rioleringsplan 2013-2017
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) is een belangrijk hulpmiddel voor het maken van de juiste afwegingen op het terrein van bodembescherming, waterkwaliteit en rioleringszorg. Conform de Wet milieubeheer geeft de gemeente in het GRP aan op welke wijze zij haar wettelijke taak voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater wil uitvoeren. Het plan is gericht op de instandhouding van een goede riolering. Het GRP 2013-2017 is in de raadsvergadering van 20 december 2012 vastgesteld. Jaarlijks wordt op basis van het GRP een Operationeel Plan opgesteld, waarin de voor dat jaar uit te voeren beheer- en onderhoudswerkzaamheden en –investeringen zijn opgenomen.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied ligt in het landelijk gebied van Noordwijkerhout en bestaat uit leemarm zand in stuifduinen en stranden. In het plangebied is sprake van grondwatertrap IIb. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert van 0,25 m tot 0,4 m beneden het maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert van 0,5 m tot 0,8 m beneden het maaiveld.
Waterkwantiteit
Nabij het plangebied zijn diverse watergangen gelegen welke gecategoriseerd zijn als 'overige watergang'. Het plangebied valt niet in de beschermingszone van deze watergangen.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van de regionale/primaire waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is niet aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling betreft de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten aan de Gooweg 10 en de realisatie van vier woningen. De bedrijfsbebouwing aan de Gooweg 10 wordt gesloopt.
Waterkwantiteit
Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Verharding zal in de toekomstige situatie afnemen. De toename van verharding door de realisatie van vier woningen (circa 1500m²) weegt immers niet op tegen de afname van verharding door de sloop van het (voormalig) bedrijf aan de Gooweg 10 (circa 3100m²). Watercompensatie is voor dit plan dan ook niet vereist.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Voor de ontwikkeling in het plangebied is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Regelgeving en beleid
Monumentenwet
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Figuur 4.3: Archeologische beleidskaart
Op de door de gemeenten Hillegom, Lisse en Noordwijkerhout vastgestelde Archeologische beleidskaart (zie figuur 4.3) met voorschriften ten behoeve van de Archeologische Monumentenzorg, zijn de gronden waar de nieuwe woningen worden gerealiseerd aangeduid als een deels afgegraven strandwal (kalkrijke top) en deels opgespoten gronden of vlakte van getijafzettingen. Voor het deel van de afgegraven strandwal van het plangebied geldt een middelmatige archeologische verwachting vanaf het neolithicum (AWV 5). Bij bodemingrepen dieper dan 1m beneden maaiveld en groter dan 500 m² dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek te worden verricht. Voor de opgespoten gronden of vlakte van getijafzettingen geldt een lage archeologische waarde. Hiervoor geldt geen onderzoeksverplichting.
Onderzoek
Het voornemen betreft de sloop van de voormalige bedrijfsbebouwing en de nieuwbouw van vier nieuwe woningen aan de overzijde van de Gooweg. Bij deze werkzaamheden vinden in verband met het slopen van de voormalige bedrijfsbebouwing en geplande nieuwbouw bodemingrepen plaats met een oppervlakte groter dan 500m2. Op basis van deze gegevens is een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. De conclusie van het onderzoek is onderstaand opgenomen.
Conclusie
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied is gelegen op een strandwal. Deze strandwal vormde een gunstige bewoningslocatie vanaf het ontstaan ervan aan het einde van het Neolithicum of het begin van de Bronstijd. Op basis van de gegevens op de bodemkaart, hoogtekaart en historische kaarten, alsmede gegevens van eerder archeologisch onderzoek langs de Gooweg, is echter duidelijk dat het plangebied meer dan 2 m is afgegraven. Eventuele archeologische resten zullen bij deze afgravingen zijn verdwenen. In het plangebied worden daarom geen archeologische resten meer verwacht.
Er wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd in het plangebied.
Duurzaam bouwen
Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces is belangrijk. Landelijk zijn afspraken gemaakt om over te gaan naar een duurzame nieuwbouw.
Het werkprogramma van Schoon en Zuinig (VROM, 2007) beschrijft hoe Nederland in 2020 30 procent minder broeikasgassen wil uitstoten ten opzichte van 1990. Op basis hiervan hebben het Rijk en de gemeenten in 2007 het Klimaatakkoord ondertekend. Aan energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend. Nederland heeft in het Energierapport 2008 (EZ, 2008) de doelstelling voor energiebesparing opgehoogd van 1,5 naar 2 procent per jaar in 2020. Onder duurzame energiebronnen worden hernieuwbare energiebronnen verstaan. Dit wil zeggen bruikbare energie uit waterkracht, windenergie, zonne-energie, omgevingsenergie en biomassa. Duurzame energie speelt in Nederland nog een beperkte rol. De Nederlandse overheid streeft naar 20 procent duurzame energie in 2020 (VROM, 2007). Het kabinet Rutte II hanteert het aandeel duurzame energie van 16 procent in 2020. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader) in 2011 aangescherpt van 0,8 naar 0,6 en wordt deze in 2015 verder verlaagd naar 0,4. |
De 'trias energetica' is de leidraad om verstandig om te gaan met energie. Juist bij de bouw kan, voor minimaal de komende 50 jaar, worden bepaald in welke mate nog fossiele energiebronnen nodig zijn. Isolatie met bewezen materialen is daarom onmisbaar voor duurzaam bouwen. De toepassing van nieuwe duurzame verwarming- en koeltechnieken (onder andere warmte-koude opslag uit de bodem) zorgt ervoor dat de warmte (in de winter) of koude (in de zomer) duurzaam en efficiënt wordt opgewekt.
GPR Gebouw® 4
Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Noordwijkerhout het gebruik van GPR Gebouw® 4. GPR Gebouw® 4 is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties kunnen worden gemeten, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Een score van 6,0 is representatief voor het wettelijke niveau van het Bouwbesluit. Dit instrument kijkt breder dan alleen energie. De GPR-lijst kan online worden ingevuld. Omdat de Milieudienst IJmond diensten verleent aan de gemeente Noordwijkerhout, worden de kosten van het gebruik van GPR Gebouw® 4 gedragen door de Milieudienst IJmond. De ambitie van de gemeente Noordwijkerhout is minimaal een 8 te scoren op de thema's energie en gezondheid en een 7,5 op de thema's milieu en gebruikskwaliteit en toekomstwaarden.
Conclusie
Overeenkomstig het landelijk beleid en het beleid van de gemeente Noordwijkerhout dient duurzaam te worden gebouwd. Als duurzaamheid van het begin van het project wordt meegenomen, is het veel eenvoudiger dan dat het later moet worden ingepast. Duurzame maatregelen maken de woningen comfortabeler en resulteren in een betere toekomstwaarde.
Bij bouwaanvragen wordt een GPR-berekening verlangd door de gemeente Noordwijkerhout.
Het bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en verbeelding. Gekozen is voor dit wijzigingsplan aan te sluiten bij het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied 2015 van de gemeente Noordwijkerhout.
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling nader toegelicht. Voor de onderscheiden hoofdfuncties zijn afzonderlijke bestemmingsregelingen opgesteld die zijn gebaseerd op de overwegingen die in de voorafgaande hoofdstukken zijn verwoord. Op welke wijze een en ander in de bestemmingsregeling concreet verwerkt is wordt hierna beschreven.
Conform de wettelijke verplichting is gebruikgemaakt van de SVBP2012 voor de planregels en de verbeelding.
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Enkelbestemmingen
Artikel 3 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1
De bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1' is opgenomen voor de gronden die na de sloop van de bedrijfsbebouwing en bedrijfswoning weer in gebruik worden genomen ten behoeve van de bollenteelt. Hier zal geen bouwvlak worden opgenomen en bebouwing van deze gronden is dan ook niet toegestaan.
Artikel 4 Tuin
De voortuinen van de woningen in het plangebied zijn bestemd met de bestemming 'Tuin'. Deze gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de aangrenzende hoofdgebouwen alsmede voor onoverdekte zwembaden, tennisbannen en paardenbakken. Tevens zijn ter plaats van de aanduiding 'bijgebouwen' garages en bergplaatsen toegestaan.
Artikel 5 Wonen
Voor de nieuwe woningen worden is de bestemming 'Wonen' opgenomen.
Naast burgerbewoning mag 25% van de vloeroppervlakte van een woning inclusief bijgebouwen met een maximum van 50 m² worden aangewend voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Ook zijn per woning één zwembad, één tennisbaan en één paardenbak toegestaan.
De hoofdgebouwen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De gevel van de woning aan de zijde van de Gooweg moet worden uitgevoerd als dove gevel. Bijgebouwen en aan- en uitbouwen zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan. De inhoudsmaat van woningen, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum inhoudsmaat woning'. De goot- en bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. De oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m2.
Mantelzorg
Op 1 november 2014 is een wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) van kracht geworden. Deze landelijke wetgeving maakt het mogelijk om zonder vergunning 100 m2 aan (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken voor mantelzorg. Het gevolg van deze landelijke regeling is dat het een nadere regeling in dit bestemmingsplan overbodig maakt. Dit bestemmingsplan bevat derhalve geen regeling voor mantelzorg.
Dubbelbestemmingen
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3
Voor het gehele plangebied is de dubbelbestemming ' Waarde – Archeologie – ' 3 opgenomen conform het archeologiebeleid van de gemeente Noordwijkerhout. In de bestemmingsomschrijving is geregeld dat de voor de gebieden met de bestemming 'Waarde – Archeologie - 3' de aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de bodem. Bij bodemingrepen die dieper gaan dan 1 m en met een oppervlakte van meer dan 500 m2 is archeologisch onderzoek noodzakelijk. De initiatiefnemer dient in dat geval aan te tonen dat er geen archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.
In het hoofdstuk 'Algemene regels' zijn regels opgenomen die betrekking hebben op meerdere of alle bestemmingen in het bestemmingsplan. Dit zijn onder andere de regels die verplicht zijn gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening zoals de anti-dubbeltelbepaling. In het navolgende zijn de algemene regels beschreven die specifiek van toepassing zijn op het onderhavige bestemmingsplan.
Artikel 7 Antidubbeltelbepaling
De antidubbeltelregel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het over gebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Artikel 8 Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen (geen bestemmingsgrenzen zijnde) door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Voorts wordt in het tweede lid van dit artikel bepaald dat - indien de maten van gebouwen en bouwwerken, zoals aanwezig op het moment dat het bestemmingsplan wordt vastgesteld, meer bedragen dan in de bestemmingsregels bepaald - de aanwezige maatvoering als maximum mag worden behouden. Op deze wijze beoogt de gemeente alle legaal gebouwde bouwwerken positief te bestemmen.
In het derde lid van dit artikel is een regeling voor ondergrondse bouwwerken opgenomen. Zo is het toegestaan om onder elk hoofdgebouw, onder voorwaarden, een kelder te bouwen. Omdat voor (bedrijfs)woningen de inhoudsmaat bepalend is en de gemeente het niet nodig acht ondergrondse bouwwerken hieraan te relateren, is bepaald dat de inhoud van een ondergronds bouwwerk geen invloed heeft op hetgeen bovengronds kan worden gerealiseerd.
In lid 8.4 zijn regels opgenomen met betrekking tot afstanden tot zijerfscheidingen. De afstand van gebouwen tot de zijerfscheiding mag niet minder dan 3 m bedragen. Door middel van een afwijking bij een omgevingsvergunning kan deze afstand worden verkleind.
In het vijfde lid is opgenomen dat in afwijking van de regels in hoofdstuk 2 bruggen gebouwd mogen worden. Bijvoorbeeld ten dienste van fiets- en/of wandelpaden. De breedte van deze bruggen mag niet meer dan 6 m bedragen.
In het zesde en het zevende lid zijn ook bepalingen opgenomen met betrekking tot de afstand van woningen ten opzichte van veehouderijbedrijven, maneges en kassen. Deze bepalingen zijn opgenomen ten behoeve de bescherming van het leefklimaat van de woningen.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
In artikel 9 zijn de algemene gebruiksregels opgenomen.
In lid 9.1 is als voorwaarde aan het gebruik van de nieuwe woningen de voorwaarde gesteld dat het gebruik ten behoeve van het wonen uitsluitend toelaatbaar is indien een windhaag van 1,5 m hoog aan de in bijlage 1 in het rood aangegeven zijden, daadwerkelijk gerealiseerd en in stand gehouden wordt, met dien verstande dat de windhaag een groenblijvend gewas is en er geen openingen in zitten met uitzondering van een deur of doorrijdscherm.
In lid 9.2 zijn de activiteiten opgenomen die in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan. Dit lid bevat geen limitatieve opsomming van strijdige activiteiten. Overige activiteiten die niet passen binnen de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen in Hoofdstuk 2 zijn eveneens in strijd met het bestemmingsplan.
In lid 9.3 zijn nadere gebruiksregels opgenomen. Deze bepaling is een nadere invulling van lid 9.2.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Inleiding
In dit artikel wordt het mogelijk gemaakt om af te wijken van de regel dat bouwgrenzen niet mogen worden overschreden. Deze regels zijn opgenomen om meer flexibiliteit in het plan te genereren en kleine afwijkingen van de planregels toch mogelijk te maken.
Maten en bouwgrenzen
Om deze afwijking mogelijk te maken kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen. Ook biedt dit artikel de mogelijkheid om via een omgevingsvergunning af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijken op basis van dit artikel is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Waarde – Archeologie
Dit bestemmingsplan biedt het college de bevoegdheid met behulp van een wijzigingsplan de dubbelbestemming Waarde-Archeologie te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 12 Overige regels
Parkeerregels gemeente Noordwijkerhout
Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014-458) van kracht geworden. Dit heeft tot gevolg dat onder andere de regeling aangaande parkeergelegenheid en laad- en los mogelijkheden bij of in gebouwen in de Bouwverordening van de gemeente Noordwijkerhout per 1 juli 2018 in het geheel vervalt. Voor nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen die na 28 november 2014 zijn of worden vastgesteld, gelden de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeerregeling) ook niet meer. Dit betekent dat er vanaf die datum in de bestemmingsplannen zelf, voor zover nodig, moet zijn voorzien in parkeerregelingen. In dit verband is er in de overige regels van dit bestemmingsplan een parkeerregeling opgenomen waardoor de gemeente de mogelijkheid heeft om met name bij gebruiksverandering, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het in dit plan opgenomen afwijkingen en wijzigingen te toetsen op parkeergelegenheid, zodat er geen problemen ontstaan in de openbare ruimte. Bij een dergelijke ontwikkeling zal de gemeente veelal de parkeernormen, die zijn opgenomen in de recentste CROW publikatie: Parkeercijfers - basis voor parkeernormeringen toepassen. In deze publikatie zijn richtlijnen aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd op eigen terrein en hoeveel plaatsen er worden aangelegd in openbaar gebied.
Artikel 13 Overgangsregels
Overgangsrecht bouwwerken
Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.
Overgangsrecht gebruik
Betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.
Artikel 14 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is advies gevraagd aan de Agrarische beoordelingscommissie. In het kader van de ontwikkeling heeft een bezoek op locatie plaatsgevonden. Tijdens het bedrijfsbezoek heeft de commissie geconstateerd dat de bedrijfsgebouwen inderdaad sterk zijn verouderd. Om het bedrijf qua bebouwing weer aan de huidige eisen te laten voldoen, moet fors geïnvesteerd worden, waarna de bedrijfsomvang een beperkende factor wordt . Mede gezien de leeftijd van de aanvragers wordt het tijdvenster te kort om dit bedrijfseconomisch te verantwoorden, nog afgezien van de vraag of alles financierbaar is.
De beoordelingscommissie komt tot de conclusie dat het logisch en begrijpelijk is het bedrijf te saneren. Door de agrarische adviescommissie wordt geadviseerd medewerking te verlenen aan de aanvraag. Zie bijlage 6 voor het volledige agrarische advies.
Overeenkomstig de wettelijke vereisten heeft het voorontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken 6 weken vanaf woensdag 8 februari tot en met dinsdag 21 maart 2017 voor inspraak ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van Noordwijkerhout. Tijdens deze inspraakperiode hebben inwoners, bedrijven, bestuurlijke partners en instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, de gelegenheid gekregen om op het voorontwerp een reactie in te dienen. Er zijn geen inspraakreacties binnengekomen die leiden tot wijziging van de tekst van het voorontwerp.
Overeenkomstig de wettelijke vereisten heeft het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken 6 weken van vanaf woensdag 19 april 2017 tot en met dinsdag 30 mei 2017 ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van Noordwijkerhout. Gedurende deze termijn is eenieder de mogelijkheid geboden zienswijzen over dit ontwerpbestemmingsplan in te dienen bij de gemeenteraad. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen die leiden tot wijziging van de tekst van het ontwerpbestemmingsplan.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.
De gemeente zal een anterieure overeenkomst sluiten met de betreffende partij waarin het kostenverhaal wordt geregeld. Hierdoor is een exploitatieplan niet noodzakelijk. De kosten voor de uitvoering van het bouwplan liggen volledig bij de ontwikkelende partij. Geconcludeerd wordt dat er voldoende middelen zijn om de ontwikkeling tot uitvoering te brengen. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.