direct naar inhoud van Artikel 4 Natuur
Plan: Oosterduinse Meer
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0576.BP201300024-0006

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en/of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen, landschappelijke waarden en natuurwaarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - extensief': extensief recreatief medegebruik, uitsluitend op de bestaande paden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sanitaire voorziening', waarbij de volgende regels gelden:

  • a. gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan behorende bij de inrichting van het natuurgebied, zoals hekwerken, zitbanken, afvalbakken, fietsenklemmen, vissteigers e.d. en gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of waarbij maaiveldniveaus (steilranden) worden gewijzigd;
  • b. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • e. het verlagen van de grondwaterstand;
  • f. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • g. het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
  • h. het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.
4.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. het verlagen van de waterstand door sloten/greppels of drainage, niet zijnde grondwateronttrekkingen;
  • c. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
4.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden.