Plan: | Pletterij 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0576.BP201000008-test |
Wet archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden, die is neergelegd in de Monumentenwet 1988. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem en de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische goed in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering.
Archeologiebeleid gemeente Noordwijkerhout
De gemeente Noordwijkerhout heeft in samenwerking met de gemeenten Hillegom en Lisse een archeologische vindplaats- en verwachtingenkaart laten opstellen, die de basis vormt voor het gemeentelijk archeologiebeleid.
De archeologische verwachtingskaart laat zien waar welke archeologische resten voorkomen of zijn te verwachten. Met de term “archeologische verwachting” wordt de verwachte dichtheid aan archeologische resten in een gebied tot uitdrukking gebracht. Hoe hoger de verwachting, hoe groter de (verwachte) dichtheid.
In Noordwijkerhout zijn er vijf gebieden onderscheiden met een verschillende verwachting. Voor elk gebied zijn beleidsregels opgesteld die zich richten op de wijze waarop het gebied onderzocht moet worden op archeologische sporen. Er worden richtlijnen voor onderzoek gegeven op basis van de oppervlakte en diepte van bodemingrepen. Bij veel bodemingrepen, zoals bouwen, is het namelijk nodig om te onderzoeken of de bodemingreep archeologische waarden kan verstoren. Opgemerkt moet worden dat omgespoten (bollen)gronden, waarvan ook het plangebied deel uitmaakt, archeologisch niet onderzocht hoeven te worden.
Onderzoek
Het plangebied maakt volgens de archeologische vindplaats- en verwachtingenkaart deel uit een ingesloten strandvlakte, mogelijk duin- en strandwalresten. Voor dit gebied geldt een lage archeologische verwachting. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld en groter dan 500 m2 dient een verkennend archeologisch onderzoek naar de aanwezigheid van duin- en strandwalresten te worden uitgevoerd. Indien de aanwezigheid wordt vastgesteld is inventariserend archeologisch onderzoek gewenst.
Conclusie
In het plangebied geldt slechts een lage kans op het aantreffen van archeologische sporen. Er worden geen bodemingrepen gepleegd dieper dan 30 cm beneden maaiveld en groter dan 500 m2. Volgens het gemeentelijke beleid hoeft dan ook geen verkennend onderzoek te worden uitgevoerd.