direct naar inhoud van Regels
Plan: Zee, Strand en Duin, strandpaviljoen De Zeespiegel
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.WPZSDZEESP-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Zee, Strand en Duin van de gemeente Noordwijk, zoals vastgesteld op 27 juni 2013;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0575.BPzeestrandenduin-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 wijzigingsplan:

het wijzigingsplan Zee, Strand en Duin, strandpaviljoen De Zeespiegel van de gemeente Noordwijk als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0575.WPZSDZEESP-ON01 met de bijbehorende regels;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.8 autohandelsbedrijf:

detailhandel in automobielen en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

1.9 automatenhal:

iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.10 badseizoen:

periode van 1 februari tot 1 november;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage:

het percentage van een bestemmingsvlak of een bouwvlak dat bebouwd mag worden;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bij het hoofdgebouw behorend niet voor bewoning bestemd gebouw, welke wat betreft afmetingen en functie ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bijzondere bouwlaag:

kelders, souterrains, kruipruimtes, kappen en dakopbouwen, niet zijnde geschikt voor zelfstandige bewoning;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen;

1.21 bouwmarkt:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop het assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad aan zowel vakman als particulier op basis van zelfbediening wordt aangeboden;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een supermarkt, een bouwmarkt of een autohandelsbedrijf;

1.26 dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.27 duinvoet:

de overgang van het duinbeloop naar het strand, in dit geval de benedenrand van het duin zoals dat door de beheerder van de waterkering wordt aangegeven door middel van een afrastering;

1.28 evenement:

een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin. vrije tijd en sociaal-cultureel vlak, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende categorieën:

  • a. kleine evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is 500 of minder bedraagt;
  • b. middelgrote evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is tussen de 500 en 5.000 bedraagt;
  • c. grote evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is 5.000 of meer bedraagt;
1.29 exploitatievlak:

een binnen een bestemmingsvlak gelegen en vrij beweegbaar aaneengesloten vlak dat ingevolge de regels mag worden benut voor het oprichten en exploiteren van bouwwerken ten behoeve van:

  • a. strandhoreca, met inbegrip van een bijbehorend terras;
  • b. strandhuisjes ten behoeve van toeristische overnachtingen;
  • c. verenigingsactiviteiten die betrekking hebben op strandrecreatie en/of watersport;
  • d. bedrijfsactiviteiten die betrekking hebben op training en scholing ten behoeve van ongemotoriseerde watersport;
1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 horeca:

een bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf, op het verstrekken en/of ter plaatse te laten nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie waarbij de volgende specifieke vormen onder horeca worden begrepen:

  • 1. categorie 1 daghoreca: een bedrijf dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak en dranken, met uitzondering van alcoholische dranken;
  • 2. categorie 2 restaurant/cafetaria: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 3. categorie 3 café/bar: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakende van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
  • 4. categorie 4 bar-dancing of dancing (discotheek): een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij gelegenheid wordt geboden tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de grenzen van de lokaliteit voltrekt;
  • 5. categorie 5 zaalaccommodatie: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het bieden van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 6. categorie 6 hotel: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van nachtverblijf en eventueel het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.
1.33 kap:

een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven welke uit tenminste twee hellende vlakken bestaat, die elkaar al dan niet snijden;

1.34 kelder:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de daarboven gelegen bouwlaag ten hoogste 0,5 meter boven het aansluitende maaiveld is gelegen, niet zijnde een kruipruimte;

1.35 KNA-conform archeologisch onderzoeksrapport:

een archeologisch onderzoeksrapport dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.36 kruipruimte:

een bijzondere bouwlaag met een hoogte van maximaal 1 meter, welke is gelegen tussen de vloer van de begane grondlaag en de bodemafsluiting en welke is bedoeld voor ventilatie, leidingen en gelegenheid tot reparaties, niet zijnde een kelder of souterrain;

1.37 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarbinnen eenzelfde maximum bouwhoogte en goothoogte en/of bebouwingspercentage geldt;

1.38 ondergeschikte horeca:

horeca ten dienste van een andere functie, waarbij de horecafunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan die andere functie, de horecafunctie uitsluitend te bereiken is via de entree van die andere functie en de openingstijden van de horecafunctie niet langer zijn dan de openingstijden van die andere functie;

1.39 peil:
  • a. peil ten aanzien van de weg: voor een zich niet op het strand bevindend bouwwerk waarvan de voorgevel direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van de voorgevel;
  • b. peil voor een zich op het strand bevindend gebouw: de bovenkant van de begane grondvloer van het gebouw;
  • c. peil voor een zich op het strand bevindend ander bouwwerk: de voet van het betreffende bouwwerk;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van het bouwwerk;
1.40 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt;

1.41 seksinrichting:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin bedrijfsmatig handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel;

1.42 souterrain:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,50 meter boven het peil is gelegen, niet zijnde een kruipruimte;

1.43 standplaats:

op of aan de weg of aan een openbaar water, dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats:

  • a. met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats innemen of hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden dan wel diensten aan te bieden;
  • b. anderszins goederen uitstallen of uitgestald hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek;
1.44 strand:

de zone tussen de duinvoet en de gemiddelde laagwaterlijn;

1.45 strandhoreca:

een bedrijf dat primair is gericht op de verhuur van strandmeubilair, strandrecreatie en/of het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en secundair op het exploiteren van zaalaccommodatie voor een besloten publiek, niet zijnde een café/bar, een bar-dancing of dancing (discotheek), een hotel en/of naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven;

1.46 strandrecreatie:

elke recreatieve activiteit die een directe of indirecte relatie heeft met het strand en de zee, niet zijnde strandhoreca of een voorziening ten behoeve van toeristische overnachtingen;

1.47 supermarkt:

een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen met een minimum bruto vloeroppervlakte van 300 m²;

1.48 voorgevel:

de naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel wordt aangemerkt;

1.49 woning:

een gebouw of een gedeelte daarvan bevattende een complex van ruimten, dat blijkens zijn aard en indeling geschikt is om door één of meer personen permanent te worden bewoond;

1.50 zandbanket:

een (kunstmatige) verhoging van het strand nabij de duinvoet waarbij de hoogte van het zandbanket minimaal NAP + 4,50 meter en maximaal NAP + 6,00 meter bedraagt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is, tussen of vanaf de buitenwerkse gevelvlakken, waarbij uitstekende delen tot maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bruto vloeroppervlak:

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld;

2.7 het bebouwingspercentage:

door projectie van de bebouwing in het bestemmingsvlak, tenzij anders in de regels is bepaald, de kelders en souterrains niet mee gerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca - Strand Jaarrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - Strand Jaarrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. strand;
  • b. strandrecreatie;
  • c. strandhoreca met inbegrip van bijbehorende terras- en andere voorzieningen;
  • d. toeristische overnachtingen, ter plaatse van de aanduiding 'strandhuis', uitsluitend gedurende het badseizoen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. bouwwerken slechts zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. er geen kelders en souterrains zijn toegestaan.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één exploitatievlak met een maximum omvang van 1.000 m² toegestaan waarbij:
    • 1. het exploitatievlak uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone exploitatievlak';
    • 2. het exploitatievlak mag worden gevormd door horizontale afmetingen die onderling minimaal 15 meter dienen te verschillen waarbij het exploitatievlak zodanig dient te worden gesitueerd dat één van de lange zijden van het exploitatievlak evenwijdig aan de duinvoet is gelegen;
    • 3. gebouwen binnen het bouwvlak alsmede het exploitatievlak dienen te worden gebouwd, met uitzondering van containers en vergelijkbare bijgebouwen als bedoeld onder f;
    • 4. per exploitatievlak maximaal één hoofdgebouw is toegestaan;
    • 5. de maximum bebouwde oppervlakte aan gebouwen 600 m² per exploitatievlak bedraagt;
    • 6. naast het onder 5 genoemde oppervlak aan gebouwen tevens maximaal 5 strandhuisjes ten behoeve van toeristische overnachtingen binnen het exploitatievlak zijn toegestaan indien een bestemmingsvlak tevens is aangeduid als 'strandhuis', met dien verstande dat een maximum bebouwd oppervlak van 32 m² per strandhuisje geldt;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 2,5 meter voor strandhuisjes en 5 meter voor overige gebouwen;
  • c. voor een gebouw, niet zijnde een strandhuisje, geldt een maximum goothoogte van 4 meter;
  • d. gebouwen bestaan uit maximaal één bouwlaag plus een kap en een kruipruimte;
  • e. de onderkant van de begane grondvloer van een gebouw mag niet hoger dan het zandbanket zijn gelegen;
  • f. containers of vergelijkbare bijgebouwen bedoeld voor de opslag van strandmeubilair dienen geheel in en onder het exploitatievlak te worden geplaatst;
  • g. het maximum bebouwde oppervlak van gebouwen als bedoeld onder f bedraagt 40 m² per exploitatievlak.
3.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken dienen binnen het in lid 3.2.2 onder a genoemde exploitatievlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de voet van een ander bouwwerk niet hoger dan het zandbanket mag zijn gelegen;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • c. de hoogte van parasols, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • d. de hoogte van verlichting- en verwarmingsarmaturen en speeltoestellen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • e. de hoogte van terrasschermen over de lengte van maximaal 3 meter aan weerszijden van een in- of uitgang mag maximaal 3 meter bedragen;
  • f. de hoogte van overige terrasschermen en overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2 meter bedragen.

3.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en entree van hoofdgebouwen alsmede de situering van het exploitatievlak als bedoeld in lid 3.2.2 onder a en lid 3.2.3 onder a, voor zover dit noodzakelijk is:

  • a. ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
  • b. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • c. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Kelders en souterrains

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid 3.2 een omgevingsvergunning te verlenen voor het toestaan van kelders en souterrains als opslagfunctie ten behoeve van het bovengelegen horecapaviljoen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van de kelder of het souterrain niet meer bedraagt dan het bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw waarbij de kelder of het souterrain uitsluitend direct onder het gebouw is toegestaan;
  • b. toepassing van de afwijkingsbevoegdheid alleen is toegestaan indien de primaire waterkeringsfunctie niet wordt geschaad door het realiseren van een kelder of souterrain;
  • c. advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder(s) waarbij geldt dat de betrokken beheerder(s) binnen een nader door het college van burgemeester en wethouders te bepalen redelijke termijn haar zienswijze kenbaar heeft kunnen maken.
3.4.2 Opslag strandmeubilair

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.2 onder f voor één of meerdere exploitatievlakken als bedoeld in 3.2.2 onder a een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het plaatsen van containers of vergelijkbare bijgebouwen bedoeld voor de opslag van strandmeubilair buiten het exploitatievlak, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van de containers in mindering wordt gebracht op de maximum oppervlakte van het exploitatievlak, zoals bedoeld in artikel 3.2.2, sub a, mits:

  • a. de betreffende containers of vergelijkbare bijgebouwen in het zandbanket worden geplaatst;
  • b. er een positief advies van de welstandscommissie is;
  • c. plaatsing in en onder het exploitatievlak niet mogelijk is als gevolg van de aanwezigheid van een fundering met heipalen.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Maximum aantal horecabedrijven

Per exploitatievlak is maximaal één strandhorecabedrijf toegestaan.

Artikel 4 Natuur - Duinen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Duinen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuur in de vorm van duinen en bossen;

met de bijbehorende functies:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water;
  • d. extensieve recreatie vanwege een strandreservaat, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - extensieve recreatie';

alsmede voor:

  • e. ten tijde van inwerkingtreding van het plan aanwezige fiets- en voetpaden met bijbehorende stallingsmogelijkheden;
  • f. speelvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
  • g. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • h. bij wonen behorende tuinen, ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
  • i. een zweefvliegveld met inbegrip van ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - zweefvliegveld'.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. uitsluitend ten tijde van inwerkingtreding van het plan aanwezige andere bouwwerken zijn toegestaan.
4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak: 100%;
  • b. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' staat aangegeven;
  • c. maximum goot- en bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' staat aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is maximaal één dienstwoning toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn bijgebouwen ten behoeve van een dienstwoning toegestaan.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Andere bouwwerken

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het realiseren van nieuwe andere bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. voor het bouwen van andere bouwwerken de volgende regels gelden:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - uitkijkpunt' is een uitkijkpunt toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1 meter;
    • 2. voor de overige gronden geldt het volgende:
      • maximum bebouwingspercentage: 2%;
      • maximum bouwhoogte speeltoestellen: 3 meter;
      • maximum bouwhoogte overige andere bouwwerken: 2,5 meter.
  • b. toepassing van de afwijkingsbevoegdheid alleen is toegestaan indien:
    • 1. de realisatie van het andere bouwwerk direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het betreffende Natura 2000-gebied (Kennemerland-Zuid en/of Coepelduynen), of;
    • 2. de realisatie van het andere bouwwerk niet leidt tot mogelijke significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebied, of;
    • 3. voor de realisatie van het andere bouwwerk een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet is verleend.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Fiets- en voetpaden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid 4.1 een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het realiseren van nieuwe fiets- en/of voetpaden, met dien verstande dat toepassing van de afwijkingsbevoegdheid alleen is toegestaan indien:

  • a. de realisatie van het andere bouwwerk niet leidt tot mogelijke significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebied, of;
  • b. voor de realisatie van het fiets- en/of voetpad een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet is verleend.

Artikel 5 Recreatie - Strand

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Strand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. strand;
  • b. strandrecreatie;
  • c. zee;
  • d. een strandreservaat, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandreservaat';
  • e. verhuur van strandmeubilair, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - verhuur strandmeubilair - 1' en 'specifieke vorm van recreatie - verhuur strandmeubilair - 2'.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verhuur strandmeubilair - 2', gedurende het badseizoen.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er is maximaal één hoofdgebouw toegestaan;
  • b. de onderkant van de begane grondvloer van een gebouw mag niet hoger dan het zandbanket zijn gelegen;
  • c. de maximum bebouwde oppervlakte aan gebouwen bedraagt 100 m²;
  • d. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter.
5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de voet van een ander bouwwerk mag niet hoger dan het zandbanket zijn gelegen;
  • b. maximum bebouwingspercentage: 1%;
  • c. maximum bouwhoogte speeltoestellen: 3 meter
  • d. maximum bouwhoogte overige andere bouwwerken: 6 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Opslag

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 en 5.2.2 een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het plaatsen van containers bedoeld voor de opslag van goederen ten behoeve van evenementen en/of activiteiten op het strand, met dien verstande dat:

  • a. per evenement dan wel activiteit maximaal twee containers op het strand zijn toegestaan;
  • b. de containers uitsluitend zijn toegestaan tijdens het badseizoen;
  • c. de maximum bebouwde oppervlakte aan containers 500 m² bedraagt.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 4

6.1 Bestemmingsoverschrijding

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bepaling 1

De aanvrager van een Omgevingsvergunning - activiteit bouwen legt een KNA-conform archeologisch onderzoeksrapport voor waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

6.2.2 Bepaling 2

Het college van burgemeester en wethouders verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA-conforme archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in 6.2.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade aan archeologische waarden door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen door het in acht nemen van aan de Omgevingsvergunning -activiteit bouwen verbonden planregels.
6.2.3 Bepaling 3

In de situatie als bedoeld in 6.2.2, onderdeel b, kan het college van burgemeester en wethouders de volgende planregels aan de Omgevingsvergunning - activiteit bouwen verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het college van burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.2.4 Bepaling 4

6.2.1, 6.2.2 en 6.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 50.000 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.2.5 Bepaling 5

Indien 6.2.3, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften bij de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Bepaling 1

Het is verboden om op of in de in 6.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 50 centimeter;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.
6.3.2 Bepaling 2

Het verbod als bedoeld in 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop 6.2 van toepassing is;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50.000 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning; of
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.3.3 Bepaling 3

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in 6.3.1 legt een KNA- conform archeologisch onderzoeksrapport voor waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.

6.3.4 Bepaling 4

Het college van burgemeester en wethouders verleent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden indien naar hun oordeel uit het KNA-conforme archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in 6.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbonden planregels.
6.3.5 Bepaling 5

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door Dagelijks Bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3.6 Bepaling 6

Indien 6.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de planregels geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid
6.4.1 Bepaling 1

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in 6.3.1 genoemde gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

6.4.2 Bepaling 2

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in 6.3.1 genoemde gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 7 Waarde - Natuur - Natura2000

7.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Natuur - Natura2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en bescherming van Natura2000-gebieden, met in achtneming van het bepaalde in artikel 16.2.

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de Natura2000-gebieden en de aldaar genoemde medebestemming.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd als primaire waterkering, met in achtneming van het bepaalde in artikel 16.2.

8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de waterkering en de aldaar genoemde medebestemming, met dien verstande dat burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de beheerder(s) van het strand en de zee (Hoogheemraadschap en Rijkswaterstaat) alvorens een omgevingsvergunning kan worden verleend, waarbij de beheerder(s) in de gelegenheid wordt gesteld om binnen 4 weken advies uit te brengen aan burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1,5 meter, buiten beschouwing gelaten.

10.2 Bestaande bebouwing
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet Algemene Bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afmetingen en afstandsmaten afwijken van de in Hoofdstuk 2 opgenomen bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. indien de bestaande afmetingen groter zijn dan de genoemde afmetingen, de afmetingen van de bestaande bouwwerken de maximale afmetingen zijn;
    • 2. indien de bestaande afstandsmaten kleiner zijn dan de genoemde afstandsmaten, de afstandsmaten van de bestaande bebouwing de minimale afmetingen zijn;
  • b. In geval van herbouw is hetgeen vermeld in lid 10.2 onder a sub 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutiebedrijf;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een automatenhal, voor zover niet anders bepaald;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
  • f. een gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Vrijwaringszone - duin

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - duin' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de primaire waterkering.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd met een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van:

  • a. de gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages waarbij deze afwijking niet mag worden toegepast bij de bestemmingen 'Horeca - Strand Jaarrond', 'Horeca - Strand Badseizoen', 'Maatschappelijk', 'Sport - Strand Jaarrond, 'Sport - Strand Badseizoen - 1' en 'Sport - Strand Badseizoen - 2';
  • b. de bouwregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden met maximaal 2 meter, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bouwregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden met maximaal 1,5 meter ten behoeve van balkons;
  • d. de bouwregels ten aanzien van de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  • e. de bouwregels ten aanzien van de (bouw)hoogte van bouwwerken binnen de bestemmingen 'Horeca - Strand Jaarrond', 'Horeca - Strand Badseizoen', 'Maatschappelijk', 'Sport - Strand Jaarrond, 'Sport - Strand Badseizoen - 1' en 'Sport - Strand Badseizoen - 2' en toestaan dat de bouwhoogte mag worden overschreden ten behoeve van architectonische elementen, waaronder torentjes en andere dakonderbrekingen of - toevoegingen worden verstaan, voor maximaal 3% van het dakvlak van het betreffende gebouw waarbij de maximale bouwhoogte met ten hoogste 2 meter mag worden overschreden;
  • f. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een inhoud van ten hoogste 30 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, abri's, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en straatmeubilair.

13.2 Randvoorwaarden toepassing omgevingsvergunning voor afwijken

Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Wijzigen bestemmingsvlakken 'Horeca - Jaarrond', 'Horeca - Badseizoen', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Strand', 'Sport - Jaarrond', 'Sport - Badseizoen - 1' en/of 'Sport - Badseizoen - 2'

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, met toepassing van het in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde, de bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Horeca - Strand Jaarrond', 'Horeca - Strand Badseizoen', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Strand', 'Sport - Strand Jaarrond, 'Sport - Strand Badseizoen - 1' en 'Sport - Strand Badseizoen - 2' alsmede de bijbehorende bouwvlakken en aanduidingsvlakken te verplaatsen, met dien verstande dat:

  • a. het te verplaatsen bestemmingsvlak, bouwvlak of aanduidingsvlak in ieder geval niet groter mag worden;
  • b. een verplaatsing van het betreffende bestemmingsvlak, bouwvlak of aanduidingsvlak alleen is toegestaan indien door de beheerder van de waterkering is vastgesteld dat de duinvoet richting zee is verschoven;
  • c. het college van burgemeester en wethouders advies inwint bij de beheerder van de waterkering alvorens zij een besluit nemen ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid.

Artikel 15 Algemene procedureregels

Bij de toepassing van een nadere eis ingevolge dit bestemmingsplan is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, behoudens dat:

  • a. slechts schriftelijk een zienswijze naar voren kan worden gebracht, een en ander in afwijking van artikel 3:15, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht;
  • b. de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht twee weken bedraagt, een en ander in afwijking van artikel 3:16, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Verwijzing naar andere wetgeving

Waar in de regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

16.2 Voorrangsregeling

Voor zover de in het bestemmingsplan aangegeven dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met andere bestemmingen gelden:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.2 Afwijken

Het college van burgemeester en wethouders kan eenmalig in afwijking van lid 17.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Zee, Strand en Duin, strandpaviljoen De Zeespiegel.