direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leidsevaart 67 en 68 - Noordwijkerhout
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.WPBGLdsevrt6768NWH-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemers van dit project hebben het voornemen om op het perceel aan de Leidsevaart 67 en 68 te Noordwijkerhout de twee agrarische bedrijfswoningen om te zetten naar twee burgerwoningen. De huidige bewoners hebben de bedrijfsactiviteiten ter plaatse beëindigd. De bewoners willen de bestemming daarom omzetten naar de bestemming 'wonen'.

De omzetting kan met een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015', zoals vastgesteld door de raad op 30 juni 2016, mogelijk gemaakt worden.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in de gemeente Noordwijk. De Leidsevaart is gelegen in het buitengebied. Het plangebied bevindt zich ten noordoosten van de kern Noordwijkerhout. De gewenste ontwikkeling betreft een gebied op de kadastrale percelen Noordwijkerhout Sectie B, nummers 4286 en 4287. De percelen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 2.615 m2.

Op de onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.WPBGLdsevrt6768NWH-ON01_0001.png"

Topografische kaart met ligging projectlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.WPBGLdsevrt6768NWH-ON01_0002.png"

Luchtfoto met begrenzing projectlocatie

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied gelden op dit moment meerdere bestemmingsplannen. Het gaat dan om:

  • 1. 'Buitengebied 2015', vastgesteld op 30 juni 2016;
  • 2. 'Buitengebied, 1e herziening 2017', vastgesteld op 5 juli 2018;
  • 3. 'Paraplu Bestemmingsplan Parkeren en Wonen', vastgesteld op 27 september 2018;

De onderstaande tekst bespreekt de bestemmingsplannen puntsgewijs. Omdat het bestemmingsplan 'Buitengebied, 1e herziening 2017' voor dit plangebied geen verdere gevolgen heeft, wordt dit niet verder besproken.

Buitengebied 2015
De gronden in het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1', met nadere aanduidingen 'bouwvlak' en 'maximum aantal wooneenheden: 2'. Onderstaande afbeelding geeft door middel van rode lijnen het plangebied op een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015' weer als vastgesteld op 30 juni 2016. Er zijn twee bedrijfswoningen toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.WPBGLdsevrt6768NWH-ON01_0003.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan met ligging projectlocatie (rode lijnen)

Omzetting van bedrijfswoningen naar woonbestemmingen kan met een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015', zoals vastgesteld door de raad op 30 juni 2016, mogelijk gemaakt worden.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 Planbeschrijving wordt ingegaan op de beoogde ontwikkeling en er wordt getoetst aan de wijzigingsregels. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid beschreven en in Hoofdstuk 4 wordt getoetst aan de relevante omgevingsaspecten. In Hoofdstuk 5 wordt een juridische beschrijving van het plan weergegeven. Tot slot beschrijft Hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied ligt aan de Leidsevaart. Het plangebied is gelegen in het landelijk gebied van Noordwijkerhout. Het plangebied is omgeven door bollengronden. De directe omgeving kenmerkt zich door zijn open karakter en agrarische gronden.

De woningen Leidsevaart 67 en 68 betreffen vrijstaande woonhuizen bestaande uit één bouwlaag met kap. De in het buitengebied gebruikelijke inhoudsmaat voor een woning van 750 m3 wordt niet overschreden. De oppervlakte bijgebouwen bedraagt circa 200 m2 per woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.WPBGLdsevrt6768NWH-ON01_0004.png"

Streetview woningen Leidsevaart 67 en 68

2.2 Toets wijzigingsregels

In het geldende bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om een agrarisch bouwvlak om te kunnen zetten ten behoeve van wonen.

In artikel 39.4.4 is opgenomen dat:

  • 1. er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven regels woningen zijn toegestaan;
  • 2. het aantal woningen, zoals ingevolge elders gegeven voorschriften toegestaan, mag niet worden uitgebreid;
  • 3. van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt;
  • 4. bij planwijziging ten behoeve van de bestemmingen Wonen en Tuin wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken;
  • 5. het oppervlak dat wordt bestemd voor Wonen en Tuin mag maximaal 1.000 m² bedragen;
  • 6. het gedeelte dat niet wordt bestemd voor Wonen en Tuin krijgt de bestemming Agrarische doeleinden met een subbestemming overeenkomstig de subbestemming van aangrenzende agrarische gronden.

Voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de volgende voorwaarden in de belangenafweging betrokken:

  • 1. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie, waarbij rekening wordt gehouden met de mate van kwetsbaarheid van het betrokken gebied en de ligging van het betrokken perceel, mede ten opzichte van zowel natuurgebied als bebouwde kom;
  • 2. het belang van de waterhuishouding;
  • 3. de wenselijkheid van zinvol gebruik van gebouwen en onbebouwde gronden;
  • 4. de belangen van omliggende (agrarische) bedrijven; de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van deze bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • 5. de aard en omvang van de nieuwe functie, mede in relatie tot de omvang en de situering van de aanwezige bebouwing;
  • 6. de behoefte de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied zoveel mogelijk te versterken, met name in relatie tot nieuwe niet-agrarische functies ter plaatse van agrarische bouwvlakken, onder meer door landschapsbouw en landschappelijke inpassing, sanering van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en stimulering van herstel/behoud van beschermwaardige panden en streekeigen karakteristieken;
  • 7. er dient te worden aangetoond dat de gronden niet meer geschikt zijn voor de huidige bestemming en dat dit ter toetsing aan een agrarisch deskundige te worden voorgelegd;
  • 8. de locatie dient goed ontsloten te zijn ten behoeve van de nieuwe functie.

Het voorheen agrarische bedrijf is reeds in 2012 gestaakt en bijbehorende bollengronden verkocht. In 2009 zijn de betreffende bedrijfswoningen gerealiseerd inclusief bijgebouwen. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de locatie voor bollenteelt in de toekomst niet logisch is. De overige gronden zijn waar mogelijk in gebruik genomen voor bollenteelt. De voorgenomen planologische wijziging naar wonen past daarmee in het beeld van de omgeving. Mede vanwege de woningen aan de Leidsevaart zijn er geen nadelige gevolgen te verwachten voor omliggende percelen en (agrarische) bedrijven. Gelet op de feitelijke sanering van het agrarisch bedrijf is een agrarisch advies in dit geval niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 3 Beleids- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt het wijzigingsplan getoetst aan de geldende beleidskaders en de relevante omgevingsaspecten.

Op 30 juni 2016 is het bestemmingsplan Buitengebied 2015 vastgesteld. Het bestemmingsplan sluit aan op de op 17 december 2009 (Katwijk, Lisse, Hillegom, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) vastgestelde Intergemeentelijke structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek (inclusief de in 2016 vastgestelde herziening).

In het bestemmingsplan zijn de ruimtelijke en beleidsmatige kaders voor aanvaardbare vervolgfuncties neergelegd. Uit zowel de ruimtelijke als de beleidsmatige kaders blijkt dat omzetting van agrarische bedrijfswoningen binnen het plan is toegestaan. Toetsing aan deze aspecten kan om die reden op hoofdlijnen geschieden.

Onderhavig plan maakt omzetting van twee bedrijfswoningen mogelijk. Dit plan is dusdanig gering van omvang en niet gelegen in een bijzonder of waardevol gebied, dat er geen rijks- of provinciale belangen in het geding zijn. Nadere toetsing aan het rijks- en provinciaal beleid is om die reden niet noodzakelijk. Ook voor de Omgevingsvisie Noordwijk 2030 in het plan van een zodanig beperkte aard en omvang dat deze de onderwerpen uit de visie niet raakt. Wel dient op basis van het Parapluplan Parkeren voldoende parkeergelegenheid behouden te blijven, waarbij de parkeernormen uit de 'Nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013' worden toegepast. In het plan is ruimte om te voldoen aan deze parkeernormen. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met de geldende beleidskaders.

De conclusie is dat zowel de beleidskaders als de omgevingsaspecten het wijzigingsplan niet in de weg staan.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij ruimtelijke initiatieven rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe- en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Plangebied
In de VNG-publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende omgevingstypen. De VNG-publicatie gebruikt het omgevingstype gemengd gebied om gebieden te typeren waar sprake is van meerdere functies die zorgen voor een bepaalde levendigheid, maar ook voor een bepaalde milieubelasting. In een dergelijk gemengd gebied wordt de vestiging van milieubelastende activiteiten op een kortere afstand dan in woongebieden, mogelijk geacht. Voor het plangebied en omgeving is sprake van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Noordwijk, ten noordoosten van de kern Noordwijkerhout. In het plangebied is sprake van functiemenging. De omliggende gronden zijn in gebruik ten behoeve van bollenteelt en wonen. Verder komen in het gebied niet-agrarische bedrijfsactiviteiten en dagrecreatie voor. Bovendien is het plangebied gelegen langs de ontsluitingsweg Leidsevaart.

In de directe omgeving komen geen hinderveroorzakende activiteiten voor. De voormalige bedrijfsbebouwing is reeds gesloopt en er zijn dus geen bedrijfsactiviteiten meer. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden. Daarom kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van de beoogde woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en een woonbestemming ter plaatse aanvaardbaar kan worden geacht.

Gewasbeschermingsmiddelen
Omliggende gronden van het plangebied zijn bestemd voor bollenteelt. De VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering geeft hiervoor geen specifieke richtafstanden. Uit onlangs uitgebracht onderzoek van het RIVM (2019) blijkt dat er geen gezondheidsproblemen naar voren zijn gekomen die samenhangen met het wonen in de nabijheid van bollenteelt. Dit is door de Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) bevestigd. Dit komt mede omdat telers in de regel niet spuiten bij harde wind of een wind richting woningen. Om eventuele drift of andere kansen op aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen in (de tuin van) de woning zoveel als mogelijk uit te sluiten wordt geadviseerd om een in de winter groenblijvende haag aan te planten. Ondanks het feit dat er in de bollenteelt neerwaarts wordt gespoten, wordt ter overweging geadviseerd een groene haag van tenminste twee meter hoogte aan te planten. Omdat groene hagen een driftreducerende werking hebben kan op deze manier (vrijwel) uitgesloten worden dat er gewasbeschermingsmiddelen in de tuin van de woningen terecht kunnen komen. Rondom de woningen bevinden zich reeds groene hagen. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden wordt geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

4.2 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie
De omzetting van de bedrijfswoningen zelf zorgt niet voor een toename van verkeer en daarmee ook niet voor een verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.3 Bodem

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en verontreiniging tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. Er dient te worden nagegaan of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het project. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen, als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Plangebied
In het kader van de realisatie van de bedrijfswoningen met bijgebouwen heeft bodemonderzoek plaatsgevonden, zie bijlage 1. Op basis van het onderzoek waren er geen bezwaren voor de voorgenomen realisatie van de woningen. Het onderzoeksgebied betreft dezelfde omvang als het voorliggende wijzigingsplan en begrenzing van het geldend agrarisch bouwvlak. Aangezien het gebruik van deze specifieke gronden de afgelopen ongewijzigd is gebleven is er geen aanleiding om bodemonderzoek uit te voeren. Omliggende gronden van het voorheen geldende bouwvlak waren reeds in een eerdere fase gesaneerd en omgezet in bollengrond volgens de op dat moment geldende regels met betrekking tot bodem.

Conclusie
Op basis van het eerder uitgevoerde onderzoek en ongewijzigde voortzetting van het huidig gebruik zijn er geen bezwaren voor de voorgenomen planologische wijziging van de woningen.

4.4 Water

Vergunningplichtige handelingen volgen uit de Waterwet en uit de Keur van het Waterschap. Veel handelingen in het watersysteem vallen onder algemene regels en dan is er geen watervergunning nodig.

Plangebied
In het plangebied vindt geen wijziging plaats van de waterhuishoudkundige situatie. Het is daarom op basis van de Keur niet noodzakelijk om een watervergunning aan te vragen. Er is ook geen compensatie nodig in de vorm van oppervlaktewater.

Conclusie
Het aspect water staat de planologische wijziging niet in de weg.

4.5 Verkeer en parkeren

Plangebied
In voorliggend initiatief is sprake van een planologische wijziging van bedrijfswoningen naar burgerwoningen. Er vinden geen fysieke veranderingen aan de bebouwing zelf plaats en hiermee zal er in principe geen verandering optreden wat betreft het parkeren en de verkeersgeneratie. Op de percelen is bovendien genoeg ruimte om te voorzien in de eigen parkeerbehoefte.

Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.6 Geluid

Kader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Plangebied
Industrie
Zoals in paragraaf 4.1 is beschreven, vormen de bedrijven in de omgeving van het plangebied geen belemmering voor het initiatief, ook niet op het gebied van geluid.

Wegverkeer
Het plangebied van voorliggend initiatief bevindt zich aan de Leidsevaart. Deze weg heeft een maximum snelheid van 60 km per uur. In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. In geval van het realiseren van geluidgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een (burger)woning. Voorliggend plan maakt het omzetten van de bestaande bedrijfswoningen naar burgerwoningen mogelijk. De bedrijfswoningen worden reeds bewoond. Het plan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functie mogelijk. Er is in het kader van wegverkeerslawaai geen nader onderzoek nodig. Er hoeft in dit geval dan ook geen (nieuwe) hogere waarde te worden vastgesteld.. Gelet op voorgaande is een akoestisch onderzoek wegverkeer niet nodig.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit initiatief.

4.7 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de vraag of de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen voldoende is gewaarborgd. Het gaat hier met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.

Plangebied
De risicokaart, waarvan een uitsnede onderstaand is bijgevoegd, toont aan dat er in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Het plan ligt niet in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd en niet in het invloedsgebied van een weg, spoorlijn, waterweg of buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.WPBGLdsevrt6768NWH-ON01_0005.png"

Uitsnede risicokaart met plangebied rood omlijnd. (Bron: Pdok, 2023)

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering.

4.8 Natuur

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de (mogelijke) natuurwaarden. Daartoe wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Plangebied
Soortenbescherming
Bij de planologische omzetting van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning zullen geen negatieve effecten optreden op flora en fauna. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat er geen werkzaamheden plaatsvinden aan het pand zelf. Er is geen belemmering vanuit de aspecten flora en fauna. Mochten er wel werkzaamheden plaatsvinden aan de gevels of het dak van het pand, dan moeten de werkzaamheden én de constructie van het pand nader beschreven worden zodat beoordeeld kan worden of er mogelijk soorten kunnen worden geschaad.

Gebiedsbescherming
Voor mogelijke effecten op beschermde gebieden is de nabijheid van beschermde gebieden van belang. De woning is gelegen op circa 2,7 km van het Natura 2000-gebied Kennemerland Zuid. Daarnaast bedraagt de afstand tot het Natuurnetwerk Nederland 30 meter (Leidsevaart). Het gebruik van de woningen wijzigt niet en er vinden geen werkzaamheden plaats voor de omzetting van de woningen van agrarisch gebruik naar een burgerwoning. Deze omzetting heeft daarmee geen significant negatieve effecten op de nabijgelegen beschermde gebieden. Dit betekent dat de genoemde beschermde gebieden geen planologische belemmeringen veroorzaken voor het initiatief.

Conclusie
Voor het onderdeel gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen. Mits er geen sprake is van verbouwingswerkzaamheden aan de gevel en/of het dak van het pand is soortenbescherming ook geen belemmering. In alle gevallen moet rekening worden gehouden met de zorgplicht voor soorten uit de Wet natuurbescherming.

4.9 Cultuurhistorie en archeologie

In het plan dient beschreven te worden hoe de cultuurhistorische waarden ter plaatse worden gewaarborgd. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden voor kunnen komen, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Plangebied
Er vinden geen graafwerkzaamheden plaats. Eventuele archeologische waarden zijn reeds beschermd met een dubbelbestemming en beschermende regeling.

Conclusie
Cultuurhistorie en archeologie vormen geen belemmering voor het planvoornemen.

4.10 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben of van invloed zijn op dit initiatief.

4.11 Milieueffectrapportage

Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:

  • a. Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planMER-plichtig, besluitm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelings-plichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor (bestemmings)plannen dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r.. In het geval de activiteit genoemd wordt in onderdeel D, maar die onder de drempelwaarden vallen, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig. Bij de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect). Indien belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten, dan is niet alsnog een (plan)m.e.r. (-beoordeling) op grond van het Besluit m.e.r. noodzakelijk.
  • b. In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Wet natuurbescherming voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten.
  • c. Wanneer Provinciale Staten in haar provinciale milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

Toets MER-plicht
De activiteit die mogelijk wordt gemaakt valt niet onder een van de genoemde categorieën in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

Een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling kan achterwege blijven.

Hoofdstuk 5 Juridische plantoelichting

Dit wijzigingsplan voorziet in een juridisch planologische regeling waarbij het agrarisch bouwvlak met twee bedrijfswoningen wordt omgezet in twee woonbestemmingen. Per woning is er één bestemmingsvlak 'wonen' opgenomen.

Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, verbeelding en een toepassingsregel waarin wordt aangegeven dat met het wijzigingsplan alleen de verbeelding van het moederplan is aangepast. De regels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015' zijn dus van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp wijzigingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het wijzigingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Vanwege de aanstaande Omgevingswet en de beperkte omvang (en effecten op de omgeving) van het plan wordt afgezien van vooroverleg en inspraak.

Een ontwerpwijzigingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer(s). Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.