Plan: | Offem Zuid, derde fase |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0575.UPOffemZuid3-ON01 |
In deze regels wordt verstaan onder:
het uitwerkingsplan Offem-Zuid, derde fase van de gemeente Noordwijk;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0575.UPOffemZuid3-ON01 met de bijbehorende regels;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een beroep of bedrijf dat in of bij de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
De resultante van het uitgebreide afwegingsproces uitgevoerd door het bevoegd bestuursorgaan ten aanzien van de geurhinder van een inrichting.
een bouwwerk geen gebouw zijnde;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de oppervlakte van gebouwen binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
bouwwerk, object, afmeting, percentage, afstand, plaats, situatie, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
de grens van een bouwvlak.
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van kelder- en kapverdiepingen;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
hoogste punt van een schuin dak;
laagste punt van een schuin dak;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
een uitbouw van een woning, meestal voorzien van een borstwering en aan meer zijden voorzien van een raamconstructie;
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
belang in geomorfologisch (betrekking hebbende op de geologische ontstaanswijze) en landschappelijk-esthetisch opzicht, vooral gericht op de onderlinge samenhang (herkenbaarheid) van deze elementen;
belang in botanisch, ornithologisch en algemeen zoölogisch opzicht en verder met geologische en bodemkundige waarde, waarbij met name de onderlinge samenhang (ecologie) van belang is;
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
de achtergevel waarbij moet uitgegaan worden van de situatie zoals die oorspronkelijk, dus ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw was.
de zijgevel waarbij moet uitgegaan worden van de situatie zoals die oorspronkelijk, dus ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw was.
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel;
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
De naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw/het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel wordt aangemerkt;
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
het duurzaam hoofdverblijf houden door een huishouding in een woning of wooneenheid; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouding.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
Bouwwerken | Max. bouwhoogte |
licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties | 12 m |
bruggen, viaducten, geluidwerende voorzieningen | 6 m |
overige andere bouwwerken | 4 m |
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
Artikel 12 (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van een dakkapel gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken ten aanzien van verkeersvoorzieningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken ten aanzien van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen waarvoor een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder is vastgesteld, wordt slechts verleend, als uit een akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting van de gevel ter plaatse van ten minste één van de tot de woning behorende buitenruimten een waarde van 48 dB, vanwege het wegverkeer, niet overschrijdt.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 6.2.2 onder b ten behoeve van een dakterras bovenop een éénlaagse uitbouw aan de achterzijde waarbij:
Voor het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1,5 m, buiten beschouwing gelaten.
Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afmetingen en afstandsmaten afwijken van de in Hoofdstuk 2 opgenomen bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
Het gebruiken en / of bebouwen van gronden is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading zoals die zijn neergelegd in het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren' van de gemeente Noordwijk, dan wel de opvolger daarvan. Deze eis geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - invloedsgebied' is het niet toegestaan een woonzorgvoorziening te realiseren.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning in afwijking van het plan te verlenen:
Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
Behoudens het bepaalde in lid 12.2 , is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Werken en werkzaamheden * gronden met de bestemming |
a | b | c | d | e | f | |
Art 5 | Water | + | + | + | + | + | |
* de onderstaande letters worden hierna verklaard, in de tabel is: + = omgevingsvergunning vereist | |||||||
a | Het aanleggen van ondergrondse transport- of communicatieleidingen | ||||||
b | Het uitvoeren van grondwerkzaamheden. | ||||||
c | Het (ver)graven of dempen van sloten, watergangen en open water. | ||||||
d | Het aanleggen, verbreden of verharden van paden/wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen | ||||||
e | Het vellen en rooien van houtopstanden. | ||||||
f | Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen. |
Het in lid 12.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het uitwerkingsplan Offem-Zuid, derde fase.