Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Paraplu Bestemmingsplan Grondwater
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0575.BPPLUgrondwater-ON01

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In de winter van 2013/2014 trad grondwateroverlast in Noordwijk aan Zee op. De overlast betrof grondwater in ongeveer 30 kelders van winkelpanden en woongebouwen aan en nabij de Hoofdstraat. Door de inzet van een pompinstallatie en het aanbrengen van drainage is de grondwaterstand langzaam gedaald. Op dit moment treedt nog beperkt grondwateroverlast op, maar bij een langdurig natte periode kan dit wel weer ernstiger worden.

Om de exacte oorzaak van de grondwaterproblematiek in kaart te brengen is nader grondwateronderzoek uitgevoerd. Met de uitgevoerde grondwateronderzoeken is veel kennis vergaard over het grondwatersysteem van Noordwijk aan Zee. De kennis is enerzijds gebruikt om de oorzaken van de hoge grondwaterstanden te begrijpen en anderzijds gebruikt om het effect van verschillende maatregelen te onderzoeken.  Uit het Wareco rapport KN65C RAP20150423 d.d. 06-05-2015 blijkt dat er meerdere oorzaken zijn, zoals de gewijzigde kustlijn, obstructies in de bodem, toegenomen neerslag. Een aantal oorzaken zijn niet beïnvloedbaar. Duidelijk is in elke geval dat vanwege de aanwezige ondiepe kleilaag aangebrachte obstructies in de bodem, zoals de dijk-in-duinconstructie en (diepe) kelders voor een niet geringe bijdrage zorgen van verhoogde grondwaterstand.
 
Om in de toekomst problemen te voorkomen is door de gemeente Noordwijk besloten specifiek voor ondergrondse bouwwerken nadere regels te stellen. Door te voorkomen dat te diep onder maaiveld wordt gebouwd, kunnen toekomstige problemen met grondwaterstanden in combinatie met ondergrondse bouwwerken voorkomen worden.
 
Dit bestemmingsplan voorziet in een regeling waarmee voorkomen wordt dat te diep gebouwd worden. De 'beperking' zoals deze wordt opgelegd is gebaseerd op de onderzoeksresultaten van Wareco Ingenieurs (rapportage 'Oorzaken hoge grondwaterstand Noordwijk aan Zee', d.d. 06-05-2015).
1.2 Ligging en begrenzing
Voorliggend plan omvat een gedeelte van het grondgebied van de gemeente Noordwijk  / Noordwijk aan Zee.
Het plangebied is bepaald aan de hand van de huidige bebouwingsgrenzen van het dorp.  Aan de landzijde wordt de grens niet bepaald door het bebouwingsgebied, maar door het natuurlijke hoogteverschil van de steilrand. 
 
Op navolgende afbeelding is plangrens te zien van dit bestemmingsplan.
 
Plangebied
     
1.3 Werkwijze en opzet van toelichting
Dit bestemmingsplan voorziet in een aanvullende juridische borging voor ondergrondse bouwwerken. Met de vaststelling van dit plan worden nadere regels gesteld aan de maximale bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken. Dit bestemmingsplan bevat dus aanvullende regels op de vigerende bestemmingsplannen zoals deze zijn gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan.
 
Voor de toelichting betekent het bovenstaande dat dit bestemmingsplan een andere opzet kent dan gebruikelijk. Aspecten zoals de beleidskaders en de uitvoerbaarheid met betrekking tot milieuaspecten zijn niet van toepassing op dit plan en komen dan ook niet ter sprake. In de toelichting wordt wel ingegaan op de juridische planopzet (hoofdstuk 2) en de planprocedure (hoofdstuk 3)
2 Juridische planopzet
2.1 Inleiding
Door de doelstelling van dit plan, zie het vorige hoofdstuk, is ook de juridische planopzet net even anders dan van een 'normaal' bestemmingsplan. Voor de regels zelf wordt wel aangesloten bij de reguliere indeling. De regels van voorliggend bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
  1. Inleidende regels;
  2. Bestemmingsregels;
  3. Algemene regels;
  4. Overgangs-, en slotregels.
De inhoud van deze hoofdstukken is soms wat beperkt en ziet primair op een (aanvullende) regeling op het ondergrondsbouwen.
2.2 Planspecifiek
De regeling zoals opgenomen in dit bestemmingsplan kent uitsluitend een bouwkundige aanleiding. Wanneer te diep wordt gebouwd, komen bouwwerken binnen of lager dan de gemiddelde grondwaterstand te liggen.  Deze situatie kan wateroverlast in deze bouwwerken of bouwwerken in de omgeving veroorzaken.
 
Om nieuwe overlastsituaties te voorkomen moet dus geregeld worden dat bouwwerken niet dieper dan het gemiddelde grondwaterstand niveau gerealiseerd worden. De bepaling van dit niveau is door Wareco Ingenieurs uitgevoerd (zie bijlagen bij toelichtingBepaling maximale bouwdiepte ondergrondse constructies te Noordwijk aan Zee, d.d. 17 maart 2017). Door middel van onderzoek is de gemiddelde grondwaterstand bepaald. Vervolgens is een veiligheidsmarge opgenomen om de kans op wateroverlast te voorkomen. Dit geeft het onderstaande beeld.
 
Overzicht gemiddelde grondwaterstanden
De grondwaterstanden zijn bepaald en ingemeten op NAP. Het grondwaterniveau ligt binnen het plangebied overal boven 0m NAP.  Anders dan in 'reguliere' bestemmingsplannen wordt de maximale bouwdiepte dan ook gerelateerd aan NAP en niet aan het gemiddelde maaiveld.  De bouwdiepte wordt gemeten t.o.v. NAP. Dat wil zeggen dat als het diepste punt van een bouwwerk hoger ligt dan 0m NAP de bouwdiepte een positief getal is, en als dat punt lager ligt dan 0m NAP de bouwdiepte negatief is. Het is van belang hiervan bewust te zijn. Dit omdat in veel gevallen de 'beperkingen' van dit bestemmingsplan voor bewoners van het gebied beperkt zullen zijn, gezien de hoogteligging van het maaiveld. De onderstaande afbeelding maakt het voorgaande inzichtelijk.
 
 
Om de parapluregeling goed inzichtelijk te maken is ervoor gekozen deze middels een dubbelbestemming op te nemen. Hierbij is met een Administratieve bepaling geregeld dat het aanvullend is op de alle bestemmingsplannen, beheersverordeningen en project(afwijkings)besluiten die ten tijde van de terinzage legging van dit ontwerp bestemmingsplan in werking waren.
Binnen deze dubbelbestemming is een zonering opgenomen die bepaald tot welke verticale bouwdiepte gebouwd mag worden. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen Burgemeester en wethouders, onder voorwaarden, toestaan dat een grotere verticale bouwdiepte wordt gehanteerd.
     
3 Procedure
3.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
 
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.2 Verslag vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro
De uitkomsten van het vooroverleg (waterschap) worden t.z.t. verwerkt in deze paragraaf.
3.3 Verslag inspraak ex artikel 3.1.6 Bro
De maatschappelijke haalbaarheid dient in het kader van artikel 3.1.6 Bro verslagen te worden. Voor dit plan is gezien de beperkte reikwijdte van dit bestemmingsplan geen mogelijkheid tot  inspraak geboden.
3.4 Verslag zienswijzen
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.