direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Landelijk gebied RvR, De Boender 18-20, Gerleeweg 11 en Kraaierslaan
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPDeBoender1820-OW01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen
  • a. per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' ten hoogste het aantal woningen dat is aangegeven;
  • c. de inhoud van een woning bedraagt ten hoogste 750 m3;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub c, mag indien de bestaande inhoudsmaat op het moment van vaststelling van dit plan groter is dan 750 m3, ten hoogste de bestaande inhoudsmaat worden herbouwd;
  • e. de bestaande inhoud van het hoofdgebouw wordt niet vergroot.
5.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 9 m;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw aan de achter- of zijgevel is maximaal 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • b. de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel is maximaal 2,5 m gerekend vanaf de oorspronkelijke zijgevel het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw is maximaal 3,0 m;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw is maximaal 4,5 m;
  • e. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot het openbaar toegankelijk gebied bedraagt minimaal 1,0 m;
  • f. de afstand van een bijbehorend bouwwerk vanaf de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1,0 m;
  • g. het bij het oorspronkelijk hoofdgebouw behorende achtererfgebied is als gevolg van alle bijbehorende bouwwerken voor niet meer dan 50% bebouwd;
  • h. de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen is maximaal 50 m2;
  • i. de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken is bij halfvrijstaande woningen maximaal 60 m2;
  • j. de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken is bij vrijstaande woningen maximaal 60 m2.
5.2.4 Dakkapellen
  • a. bij meerdere dakkapellen op één dakvlak zijn de dakkapellen regelmatig gerangschikt op horizontale lijn, dus niet boven elkaar;
  • b. bij een individueel hoofdgebouw is een dakkapel gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan geleding gevel;
  • c. de onderzijde van een dakkapel is meer dan 0,5 m en minder dan 1,0 m boven de dakvoet;
  • d. de bovenzijde van een dakkapel is meer dan 0,5 m onder de daknok. Uitzondering mogelijk voor plaatsing in het achterdakvlak;
  • e. op een mansardedak is een dakkapel alleen toegestaan in het onderste deel van het dakvlak, met de bovenkant gelijnd aan de knik in het dakvlak;
  • f. op het voordakvlak:
    • 1. niet meer dan één dakkapel per hoofdgebouw;
    • 2. de zijkanten van een dakkapel zijn meer dan 0,8 m uit het hart van de woningscheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de zijgevel. Bij twee-onder-één-kap woningen is ook één gecentreerde dakkapel op het gezamenlijke dakvlak mogelijk;
    • 3. de hoogte van een dakkapel is maximaal 1,5 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim;
    • 4. de breedte van een dakkapel is maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of buitenzijde van de gevels.
  • g. op het zijdakvlak:
    • 1. de zijkanten van een dakkapel zijn meer dan 0,5 m uit het hart van de scheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de gevel;
    • 2. de hoogte van een dakkapel is maximaal 1,75 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim;
    • 3. de breedte van een dakkapel is maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of de buitenzijde van de gevels.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3 ten behoeve van het realiseren van een dakterras bovenop een éénlaagse uitbouw waarbij boeiboorden tot een bouwhoogte van 0,5 m zijn toegestaan en terrashekjes en (dak)terrasafscheidingen tot een bouwhoogte van 1,5 m zijn toegestaan.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m2.

5.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik overeenkomstig artikel 5.1 is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. alle ter plaatse aanwezige bedrijfsgebouwen en kassen zijn gesloopt, en
  • b. aangetoond is dat de bodem- en grondwaterkwaliteit geen belemmering vormt;

met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op woningen die bestaan het moment van vaststelling van dit plan.