Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: bestemmingsplan Residence Opduin
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0575.BPDZresidopduin-ON01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:
het bestemmingsplan Residence Opduin van de gemeente Noordwijk.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0575.BPDZresidopduin-ON01 met de bijbehorende regels en bijlage.
 
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
 
1.3 aan huis verbonden beroep en bedrijf:
een beroep of bedrijf, dat door de bewoner in of bij de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
1.7 archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
 
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.9 bed & breakfast:
een voorziening gericht op het - binnen een woning en door de bewoner - bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit aan maximaal 4 personen.
 
1.10 begane grondvloer:
De vloer direct gelegen achter de hoofdentree van een gebouw.
 
1.11 berging:
een zelfstandig gebouw of complex van gebouwen, geschikt en bestemd voor opslagdoeleinden van huishoudelijke aard.
 
1.12 bestaand:
de situering dan wel gebruik zoals deze bestaat ten tijde van de terinzagelegging van het
ontwerpbestemmingsplan.
 
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.15 bijbehorende bouwwerken:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.19 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.22 deskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.
 
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.25 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.26 kantoor:
een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.
 
1.27 kunstwerk:
een bouwconstructie in op of over een weg, spoorlijn of watergang, waaronder begrepen zijn viaducten, bruggen, tunnels alsmede hiermee vergelijkbare bouwwerken; vliesconstructies en duikers daaronder niet begrepen.
 
1.28 NAP
Het genormaliseerde Amsterdams peil ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
 
1.29 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.30 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.31 peil:
  1. peil ten aanzien van maaiveld: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel niet direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de voorgevel;
  2. peil ten aanzien van de weg: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van de voorgevel.
  3. peil ten aanzien van NAP: voor zover ter plaatse de aanduiding ‘peil’ is opgenomen voor een bouwwerk: de hoogte ten opzichte van het NAP, zoals ter plaatse is aangegeven met 'hoogteligging vlak in (m)'.
1.32 straatmeubilair
  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  2. telefooncellen, abri's, voorwerpen van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  4. afvalinzamelsystemen.
1.33 verblijfsruimte:
Een in een gebouw gelegen ruimte voor het verblijven van personen, zoals hotel-, woon-, en slaapkamers.
 
1.34 voorgevel:
de naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel wordt aangemerkt.
 
1.35 zolderverdieping
De bovenste verdieping van een gebouw, welke geheel of gedeeltelijk is afgedekt met een schuin of gebogen dak en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen en die door vorm, afmeting en gebruiksmogelijkheden niet geschikt is of geschikt gemaakt kan worden als verblijfsruimte.
 

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn, tussen of vanaf de buitenwerkse gevelvlakken, waarbij uitstekende delen tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
 
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3 breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel (en/of het hart van de scheidingsmuren), met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
 
2.4 dakvoet:
laagste punt van een schuin dak.
 
2.5 diepte van een bouwwerk:
van de buitenkant van de voorgevel tot de buitenkant van de achtergevel, met dien verstanden dat waar de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen deze diepte gemeten wordt tussen de meest ver naar voren en naar achteren liggende punten.
 
2.6 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.7 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.8 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen en water;
  2. duinen en natuur;
  3. voet- en fietspaden;
  4. speelvoorzieningen;
  5. voorwerpen van beeldende kunst;
  6. in- en uitrit ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’;
  7. medegebruik ten behoeve van parkeren ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
  8. geluidwerende voorzieningen;
  9. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder voorzieningen ten behoeve van verbetering van de aanwezige ecologische waarden en straatmeubilair.
 

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
3.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat deze niet mogen worden gebouwd.
 
3.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. 5 m voor voorwerpen van beeldende kunst;
  2. 2 m voor overige andere bouwwerken.
 

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 onder f, voor een extra in- en uitrit van maximaal 2 meter breed.
 

Artikel 4 Groen - Duinterrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen
De voor 'Groen - Duinterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. duinterrein en het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de daar voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- en landschappelijke waarden;
  2. ondergronds parkeren ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat deze niet mogen worden gebouwd, met uitzondering van een ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘parkeergarage’;
4.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2m.
  

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Verboden uitvoeren van andere werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond, voor zover de Ontgrondingenwet en de daarop gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het vellen rooien of beschadigen van houtgewas voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing zijn;
4.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.3.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt uitsluitend verleend indien en voor zover deze werken en werkzaamheden geen onevenredige schade toebrengen aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van deze gronden.
4.3.4 Advies
Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 4.4.1 advies in bij een ter zake deskundige.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
  2. duinlandschap;
  3. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, water, paden en ontsluitingswegen;
  4. ondergronds parkeren ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden.
5.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. binnen de bestemming mogen geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat bestaande erkers en toegangsportalen zijn toegestaan waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘parkeergarage’  een ondergrondse parkeergarage mag worden gebouwd;
  4. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouw van een bijbehorend bouwwerk (in de vorm van erker en/of luifel) ten behoeve van de direct aangrenzende bestemming 'Wonen' aan de voorgevelgrens is toegestaan met dien verstande, dat:
    1. de diepte niet meer bedraagt dan 1 m, waarbij tenminste 2 m tuindiepte dient te resteren;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de woning;
    3. de breedte niet meer bedraagt dan:
      1. indien de breedte van het bestaande raamkozijn wordt benut, de breedte van het bestaande raamkozijn plus de zijwanden van het bijbehorende bouwwerk;
      2. in andere gevallen mag de breedte niet meer bedragen dan 3,50 m;
    4. er nog geen bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de woning is gerealiseerd;
    5. een bijbehorend bouwwerk kan worden uitgevoerd in een combinatie van een erker met een boven de entree van de woning doorlopende luifel.
5.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  2. 2 m voor overige andere bouwwerken.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
  3. aan de functies als bedoeld onder a en b gebonden (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  4. bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder groen, water, erven, tuinen en ondergronds parkeren.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij ten hoogste 8 woningen zijn toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  3. een ondergrondse parkeergarage is toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  5. in afwijking van het bepaalde onder b. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zolder' een zolderverdieping mag worden opgericht, waarbij de maximale bouwhoogte 2,50 m meer mag bedragen dan aangegeven.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. voor aan-huis-verbonden beroep en bedrijf geldt:
    1. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
    2. uitsluitend worden activiteiten uitgevoerd als bedoeld in categorie 1 en 2 van de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen zijn aan de genoemde categorieën;
    3. de bedrijfs/beroepsactiviteiten worden door de bewoner(s) uitgeoefend;
    4. maximaal 1/3e deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, wordt gebruikt ten behoeve van de de bedrijfs/beroepsactiviteiten, met een maximum van 50 m²;
    5. horeca en/of detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
    6. bed & breakfast en gastouderopvang zijn toegestaan;
    7. buitenopslag ten behoeve van de activiteit is niet toegestaan;
    8. lichtreclame is niet toegestaan;
    9. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  2. per appartement worden ten minste 3 parkeerplaatsen gerealiseerd en in stand gehouden in de ondergrondse parkeergarage.

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling van het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1,5 meter, buiten beschouwing gelaten.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een automatenhal, voor zover niet anders bepaald;
  5. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
  6. een gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:
  1. de bouwregels ten aanzien van de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  2. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een inhoud van ten hoogste 30 m³ en een bouwhoogte van niet meer dan 3 m (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, abri's, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en straatmeubilair.

10.2 Randvoorwaarden toepassing omgevingsvergunning voor afwijken

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

11.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1.1 met maximaal 10%.
11.1.3 Uitzondering
Lid 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

11.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2.2 Veranderen strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.2.3 Onderbreken strijdig gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het lid 11.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.2.4 Uitzondering
Lid 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Recidence Opduin.