Plan: | Leidsevaart 52 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0575.BPBGLeidsevaart52-ON01 |
Op het perceel Leidsevaart 52 te Noordwijkerhout zijn kassen, een bedrijfsgebouw en een bedrijfswoning aanwezig. Voortzetting van de agrarische activiteiten is economisch niet haalbaar en uitvoerbaar. De eigenaar van het perceel heeft het voornemen om de bestaande bedrijfswoning om te zetten naar een burgerwoning. Ter realisatie van de woning is een overeenkomst gesloten met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij Duin- en Bollenstreek (GOM).
Voor het perceel aan Leidsevaart 52 is thans het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015' van toepassing. De herontwikkeling van het plangebied is op grond van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2015' niet mogelijk. Om het plan uit te kunnen voeren is een herziening van het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied is gelegen aan Leidsevaart 52 te Noordwijkerhout. Het plangebied ligt in de Hogeveense Polder in het buitengebied van Noordwijkerhout, ten noordwesten van de kern Noordwijkerhout. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Overzichtskaart plangebied (rood omlijnd), bron: Google Maps
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015', zoals vastgesteld op 30 juni 2016. De gronden in het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gemengd teeltbedrijf'. Ter plaatse zijn de gronden bestemd voor de uitoefening van een bollenteeltbedrijf en gemengde teeltbedrijven. Een gemengd teeltbedrijf betreft een bedrijf dat in gelijke mate zowel gericht is op het duurzaam en intensief telen van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft.
In het plangebied is een bouwvlak opgenomen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Voorts is het plangebied aangeduid als 'overige zone - Hogeveensepolder'. Ter plaatse zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de Hogeveensepolder.
Onderstaande afbeelding geeft door middel van rode lijnen het plangebied op een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015' weer.
Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied 2015', bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
De voor de nieuwe ontwikkeling vereiste bestemming 'Wonen' en bestemming 'Tuin' zijn in strijd met het geldende bestemmingsplan. Om die reden is een aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk.
In de planbeschrijving, hoofdstuk 2, wordt ingegaan op de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid beschreven en in hoofdstuk 4 wordt getoetst aan de relevante omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een juridische beschrijving van het plan weergegeven.
Het plangebied is gelegen achter de bebouwing behorende bij het perceel aan Leidsevaart 51 te Noordwijkerhout. Het plangebied is gelegen in agrarisch gebied. De agrarische gronden in het plangebied zijn thans in gebruik voor (bloem)bollenteelt in kassen. Naast de agrarische functie en een aantal woonhuizen is ten noorden van het plangebied een caravanstalling gevestigd. Het plangebied is gelegen aan het kanaal Leidsevaart. Aan de overzijde van het kanaal ligt het spoortraject Leiden Centraal - Haarlem. Het plangebied wordt ontsloten door de Leidsevaart, welke in noordelijke richting via de Delfweg aansluit op de provinciale weg N206.
Het plangebied betreft de percelen kadastraal bekend gemeente Noordwijkerhout sectie B nummers 2799 en 3258. Het perceel met nummer 2799 heeft een oppervlakte van 1.115 m2 en nummer 3258 heeft een oppervlakte van 5.741 m2. Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale grenzen van de percelen weer.
Uitsnede perceelsgrenzen (plangebied rood omlijnd), bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Op het bedrijfsperceel zijn 336 m2 schuur, 108 m2 loods, 3.552 m2 warenhuis en 1.745 m2 erf aanwezig. Het bedrijfscomplex bestaat uit een schuur en aan elkaar geschakelde kassen. Het bedrijfscomplex wordt gebruikt voor gemengde teelt van voornamelijk snijbloemen. Vanwege bedrijfseconomische redenen worden de bedrijfsactiviteiten ter plaatse beeïndigd. De bedrijfsgebouwen zijn verouderd en vanwege beperkte groeimogelijkheden is voortzetting van het bedrijf irreëel. De huidige bedrijfswoning is gelegen aan het einde van het perceel achter de bestaande kassen. Omliggende gronden zijn in gebruik ten behoeve van agrarische doeleinden.
Onderstaande afbeelding geeft door middel van rode lijnen het plangebied op de luchtfoto weer.
Luchtfoto plangebied, bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Foto plangebied bestaande situatie
Dit plan voorziet in de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning aan Leidsevaart 52 te Noordwijkerhout. Op onderstaande afbeelding is het perceel aangegeven.
Weergave perceel met ligging bestaande bedrijfswoning (rode cirkel), bron: Google Maps
Het perceel dat wordt gebruikt voor wonen heeft een oppervlakte van 1.479 m2. Teneinde het gebruik van de woning voor burger bewoning mogelijk te maken wordt 474 m2 schuurruimte en 3.552 m2 kasruimte gesloopt. Ook wordt de erfverharding weggenomen en de vrijgekomen grond omgevormd tot 1e klas bollengrond.
Landschapsbeheer Zuid-Holland heeft een landschappelijk advies uitgebracht omtrent de ontwikkeling aan de Leidsevaart 52. Het integrale advies van Landschapsbeheer Zuid-Holland is als Bijlage 2 aan het bestemmingsplan toegevoegd.
Het onderzoek van Landschapsbeheer Zuid-Holland (hierna: Landschapsbeheer) betreft het in kaart brengen van de landschappelijke gevolgen van de bouw van een private woning, waarna zij zullen adviseren over deze ontwikkeling.
In het advies is uitgegaan van de sanering van diverse schuren en kassen en de bouw van een private woning op het perceel Leidsevaart 52. Deze ontwikkeling levert aan de Leidsevaart een landschappelijke en ruimtelijke winst op. Het bestaande kassencomplex belemmert de doorkijk naar de open Hogeveense polder. Landschapsbeheer adviseert de vrijgekomen grond terug te brengen naar de bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1'. Hierdoor wordt de openheid en de aantrekkelijkheid van het gebied versterkt. Geconcludeerd kan worden dat Landschapsbeheer landschappelijk geen bezwaar ziet om het bedrijfscomplex te saneren en de glasrechten in te zetten op het gesaneerde perceel. Door sanering wordt de openheid van het landschap zelfs versterkt.
Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. Uit het advies van Landschapsbeheer volgt geen bezwaar voor voorgenomen ontwikkeling. De gronden worden ingericht op basis van het Landschappelijk advies.
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante geldende beleidskader. In paragraaf 3.1 wordt ingegaan op het Rijksbeleid. In paragraaf 3.2 is het provinciaal beleid opgenomen en het regionaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. In paragraaf 3.4 is het gemeentelijk beleid beschreven. Het in dit hoofdstuk samengevatte ruimtelijk beleidskader is niet uitputtend.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk wil ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Het verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan provincies en gemeenten. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.
Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer de ecologische hoofdstructuur, radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
In het Barro zijn geen regels opgenomen die relevant zijn voor het voorliggende bestemmingsplan.
Voor de herziening van het bestemmingsplan is de Ladder voor duurzame verstedelijking relevant. In artikel 3.1.6, tweede lid Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen.
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld. De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat bij woningbouw in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Het voorliggende initiatief betreft de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning in het buitengebied van Noordwijkerhout. Vanwege de kleinschalige omvang van het project kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De duurzaamheidsladder is niet van toepassing.
Op 9 juli 2014 is de Visie Ruimte en Mobiliteit (hierna: VRM) door de provincie Zuid-Holland vastgesteld. Op 30 mei 2018 is de Visie Ruimte en Mobiliteit door Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland gewijzigd vastgesteld. De actualisering heeft betrekking op onder andere detailhandel, behoefteramingen bedrijventerreinen, de ladder voor duurzame verstedelijking en de 3 hectare kaart.
De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dit betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern van deze filosofie is:
De VRM bestaat uit vier documenten, te weten: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte 2014, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
In de VRM zijn vier thema's onderscheiden:
De huidige ruimtelijke situatie – gecombineerd met de vier rode draden - vormt het vertrekpunt voor de Visie Ruimte en Mobiliteit.
MOBILITEIT EN BEBOUWDE RUIMTE
De ontwikkeling van mobiliteit en de ontwikkeling van de bebouwde ruimte raken en versterken elkaar. De provincie koppelt de ruimtelijke ontwikkeling aan het op orde brengen en opwaarderen van het mobiliteitsnetwerk.
Kaart Logistiek-Industrieel Systeem
Het plangebied behoort tot het glastuinbouwconcentratiegebied dat valt onder de noemer greenport en zich kenmerkt door clusterwerking en de primaire productie van teen en tuinbouwgewassen. De provincie wil de greenports in Zuid-Holland waar mogelijk versterken en de transitie versnellen. Elke greenport is anders. De greenport Bollenstreek is een sterk cluster van productie, handel, kennis en toerisme. Wereldwijd boort deze greenport nieuwe groeimarkten aan. Er worden verbindingen gelegd met de nabij gesitueerde clusters Life Sciences en Space. Het beleid voor de Bollenstreek is gericht op behoud, herstructurering en versterking van het bollencomplex met landschapsverbetering. De Compensatieregeling Bollengrond blijft van kracht. Naast behoud van het bollenteeltareaal is het van belang om ruimte te bieden aan ondersteunende teelt onder glas - omdat voor een stadium van het teeltproces kassen nodig zijn - en aan bedrijvigheid. Het internationale bloembollentransport vraagt om een goede ontsluiting. In het bijzonder is aandacht noodzakelijk voor de noordelijke ontsluiting. Tot slot streeft de provincie in deze greenport naar clustering van de glasopstanden en een duurzame waterhuishouding.
KWALITEIT VAN LANDSCHAP, GROEN EN ERFGOED
Het sturen op ruimtelijke kwaliteit vormt een rode draad in het beleid van de provincie. Deze rode draad bepaalt in hoge mate de keuzes in de groene ruimte. Ruimtelijke ontwikkelingen die maatschappelijk en economisch gewenst zijn, moeten bijdragen aan de balans tussen de instandhouding, benutting en versterking van de bestaande gebiedskwaliteiten.
Kaart Deelgebieden
Het plangebied is aangewezen als Bollenlandschap. De kwaliteit en herkenbaarheid van dit landschap komen steeds verder onder druk door toenemende bedrijfsbebouwing en verstedelijking die niet geënt is op een samenhangende en herkenbare ruimtelijke structuur. Mede door intensivering van de bollenteelt raakt het gebied daarmee steeds verder versnipperd. Het zicht op de bollenvelden wordt door bebouwing steeds meer beperkt. Dit betekent dat een ontwikkeling bijdraagt aan een samenhangende en herkenbare ruimtelijke structuur, op een logische plek in deze structuur ligt en toekomstbestendig is. Opgave hierbij is om de intensivering in de landbouw en de verstedelijking te koppelen aan een versterking van de landschappelijke structuur.
In samenhang met de structuurvisie, is ook de Verordening Ruimte (2014) opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende bepalingen zijn relevant voor het plan:
De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van bebouwde ruimte. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening hanteren gemeenten de “Ladder voor duurzame verstedelijking” om de keuze voor en situering van nieuwe woon- en werklocaties te verantwoorden. De provincie bevordert de consequente toepassing van de ladder door deze op te nemen in artikel 2.1.1. van de Verordening ruimte:
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
De verdere ontwikkeling van de Greenport Duin- en Bollenstreek tot een vitale, economisch concurrerende en duurzame greenport is van provinciaal belang. In verband hiermee streeft de provincie naar herstructurering van het bollencomplex, landschapsverbetering en handhaving van het teeltareaal bollengrond. Binnen het bollenteeltgebied bevinden zich ook bedrijfsgebouwen, (bedrijfs-)woningen met erf en de eventuele kassen van de bollenteeltbedrijven. Een bestemmingsplan voor het bollenteeltgebied dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling anders dan bollenteelt toestaat op gronden die in het voorgaande bestemmingsplan zijn bestemd voor bollenteelt, voorziet in compensatie van bollenteeltgebied door middel van een overeenkomst hierover met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij Duin- en Bollenstreek.
In artikel 2.1.7, lid 4 van de Verordening Ruimte (Greenportwoningen) is bepaald dat een bestemmingsplan ook kan voorzien in greenportwoningen als bedoeld in de Intergemeentelijke structuurvisie Greenport (ISG).
Gebiedsgericht sturen op ruimtelijke kwaliteit betekent voor de provincie richting en ruimte geven aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. Het kwaliteitsbeleid gaat uit van ‘ja, mits’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en geldt in principe voor het grondgebied van de gehele provincie, dat wil zeggen zowel de groene ruimte als de bebouwde ruimte. De provincie hanteert hier het handelingskader ruimtelijke kwaliteit: een benadering die enerzijds onderscheidt maakt in drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van grond of bebouwing) naar gelang hun impact op de omgeving en anderzijds de realisatie van bepaalde soorten ruimtelijke ontwikkelingen uitsluit in gebieden met een bepaalde beschermingscategorie. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen 1) moeten passen bij de aard en schaal van het gebied en 2) moeten voldoen aan de relevante richtpunten van de Kwaliteitskaart. Als een ontwikkeling niet past bij de aard en/of de schaal van het gebied zijn ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.
De drie soorten ontwikkeling die de provincie onderscheid zijn:
Voorliggend plan betreft de omzetting van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning in het Bollenlandschap van Noordwijkerhout. Ter realisatie van de woning is een overeenkomst gesloten met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij Duin- en Bollenstreek. Ten behoeve van het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten in het gebied worden de gronden ingericht op basis van het Landschappelijk advies, opgesteld door Landschapsbeheer Zuid-Holland. Voorts wordt voldaan aan de provinciale Ladder voor duurzame verstedelijking. Door het slopen van de bestaande agrarische opstallen vindt een kwaliteitsverbetering plaats van het gebied.
De raden van de zes Greenportgemeenten hebben op 10 december (Hillegom) en op 17 december 2009 (Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) de Intergemeentelijke structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek vastgesteld. De structuurvisie vervangt het 'Pact van Teylingen' en het 'Offensief van Teylingen'. De ISG is voor de Greenportgemeenten van de Duin- en Bollenstreek een wettelijk zelfbindend kader voor gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied tot 2030 en geldt als toetsingskader voor toekomstige (bestemmings)plannen.
De Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) B.V. zal samen met de aandeelhoudende Greenportgemeenten verder vormgeven aan de inhoud en uitvoering van het meerjarenprogramma, dat voortvloeit uit de ISG. De ISG is gericht op het creëren van een vitale Greenport met een vitaal landschap. Hiervoor zijn de volgende ambities en uitgangspunten opgesteld:
Door sloop van de bedrijfsruimten en het erf te verwijderen en het betreffende perceelgedeelte om te vormen tot 1e klas bollengrond mag de bestaande burgerwoning worden omgezet naar een burgerwoning. Bij sloop van voormalige bedrijfsgebouwen dient te worden aangetoond dat de agrarische functie niet meer vervuld kan worden en de ontwikkelingsfunctie van agrarische bedrijven in de omgeving door het bouwen van de extra woning niet onevenredig wordt geschaad.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning aan Leidsevaart 52 te Noordwijkerhout. Op het perceel wordt in totaal 4.026 m2 voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Door de agrarische beoordelingscommissie Abc is aangegeven dat de bestaande bedrijfsgebouwen geen realistische agrarische functie meer hebben. Voortzetting van de agrarische activiteiten is economisch niet meer haalbaar en uitvoerbaar. Landschapsbeheer concludeert uit het verrichte onderzoek dat, op basis van de gewenste ontwikkeling in de vorm van het slopen van de bedrijfsopstallen zorgt voor een landschappelijke kwaliteitswinst in de bollenstreek. In paragraaf 4.8 wordt aangetoond dat naastgelegen agrarische bedrijven door de nieuwe woning niet onevenredig worden geschaad.
Voor de Hogeveensepolder is op 3 oktober 2014 een landschapsvisie opgesteld. Deze visie is opgesteld om het sluipend verlies aan ruimtelijke kwaliteit te keren. Hagen, perceels- en erfbeplanting zijn de afgelopen decennia verdwenen waardoor de kleinschalige gebieden steeds opener zijn geworden. De open gebieden langs wegen zijn daarentegen steeds verder dicht gebouwd met woningen, schuren en glas. Door het vervagen van de ruimtelijke structuren, het toenemen van de bebouwing en het dichtslibben van zichtlijnen, is er sprake van een esthetisch en economisch negatief effect op de ruimtelijke beleving van de polder.
De landschapsvisie heeft ten doel de Hogeveensepolder als bollenlandschap in Noordwijkerhout te behouden. De identiteit zijn de bollen en de bloemen. Versterking van de landschapsstructuur moet leiden tot een duurzame productietuin die bedrijfsmatig goed te exploiteren is en past bij de maat en schaal in de Duin- en Bollenstreek. Het landschap van de Hogeveensepolder dient aantrekkelijk te zijn voor de mensen die er wonen en werken maar ook voor recreatie en toerisme. De toekomst van een vitaal, esthetisch en economisch landschap is van groot belang voor het behoud van de bloembollensector in de Duin- en Bollenstreek en dus ook de Hogeveensepolder. Voor de polder geldt de volgende landschapsvisie:
Het plan draagt bij aan het behoud van de landschappelijke vitaliteit (zie advies Landschapsbeheer Zuid-Holland in paragraaf 2.3). Tevens wordt een bijdrage geleverd aan het tegengaan en opruimen van verrommeling door de sloop van overbodig geworden kassen en de schuur. Door sloop van de agrarische bebouwing ontstaat meer openheid op het perceel.
In de welstandsnota is een analyse gemaakt van Noordwijkerhout. Op basis van deze analyse zijn verschillende gebieden onderscheiden. Deze gebieden worden beschreven en gewaardeerd en aan de hand van de bevindingen zijn criteria geformuleerd waaraan bouwplannen in de betreffende gebieden (welstandshalve) zouden moeten voldoen.
De beoordeling van de woongebouwen is gericht op afwisseling en individualiteit, zorgvuldige detaillering en traditioneel materiaal- en kleurgebruik. Voor bouwplannen in het buitengebied worden hier de beschrijving en de welstandscriteria gegeven.
Bij aanvraag van de omgevingvergunning voor bouwen zal de Welstandscommissie beoordelen of de nieuwbouw past binnen de welstandseisen zoals deze gelden voor het buitengebied.
Op grond van het Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Voor de voorliggende ontwikkeling is daarom een digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) uitgevoerd. Het toets resultaat van de digitale watertoets is opgenomen in Bijlage 1. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.
WATERSCHAPSBELEID
Op 9 maart 2016 heeft het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap van Rijnland het Waterbeheerplan 5 (WBP) vastgesteld. In dit plan geeft het Hoogheemraadschap aan wat haar ambities voor de planperiode 2016-2021 zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De hoofddoelen zijn:
WATERBEHEER
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat de ruimtelijke ontwikkeling in strijd is met het duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Op 10 juni 2016 is de nieuwe Keur Rijnland 2015 in werking getreden. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het
De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor:
HUIDIGE SITUATIE WATERHUISHOUDING
Het plangebied ligt in het buitengebied van Noordwijkerhout. In het plangebied zijn geen knel- en aandachtspunten inzake de waterkwaliteit en de waterkwantiteit bekend.
Het hemelwater dat in het plangebied neerkomt op het onverharde oppervlak wordt opgenomen in de bodem door middel van infiltratie.
TOEKOMSTIGE SITUATIE WATERHUISHOUDING
In het plangebied wordt 4.026 m2 agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Ter compensatie wordt één woning gebouwd op een perceel met een opppervlakte van circa 1.000 m2. De oppervlakte van deze compensatiewoning, inclusief erfverharding, is kleiner dan 500 m2. Het is daarom op basis van de Keur niet noodzakelijk om een Watervergunning aan te vragen.
Voor de bouw van de woning worden duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast (dus geen zink, lood, koper, en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.
AFVALWATERKETEN EN RIOLERING
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
CONCLUSIE
De oppervlakteverharding zal in het plangebied afnemen. Op het perceel aan de Leidsevaart wordt minder dan 500 m2 aan verharding gerealiseerd. Er is geen compensatie nodig in de vorm van oppervlaktewater.
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft verder geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Ter voldoening aan artikel 3.1.1 van het Bro, is het voorontwerpbestemmingsplan inclusief de waterparagraaf voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het plan bekeken en heeft geen opmerkingen.
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 7 april 2017 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. De weersomstandigheden tijdens het veldbezoek waren: vrijwel onbewolkt, circa 16ºC en zwakke wind.
PLANGEBIED
Het plangebied betreft een kassencomplex en daaraan gekoppelde schuur op het erf van Leidsevaart 52 te Noordwijkerhout. In een groot deel van de kassen worden planten gekweekt. Een klein deel van de kassen en de schuur zijn in gebruik voor de opslag van materialen en machines. Op het erf is verder een woning aanwezig die echter niet bij de plannen betrokken is. Het plangebied is grotendeels verhard. Om de woning is opgaande tuinbeplanting aanwezig. Het plangebied wordt omgeven door akkers en grasland en wordt hiervan gescheiden door één tot drie meter brede kavelsloten met steile en gedeeltelijk beschoeide oevers.
De plannen bestaan uit de sloop van de kassen en de schuur en de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. Ten behoeve van de plannen wordt verharding verwijderd en grond vergraven. De opgaande beplanting blijft bij de plannen behouden. Er vinden geen werkzaamheden aan de watergangen plaats.
Impressie van het plangebied (7 april 2017)
SOORTBESCHERMING
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Inventarisatie
Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 21-02-2017 13:27:29) blijkt dat binnen een straal van een kilometer rond het plangebied diverse beschermde diersoorten bekend zijn. Het betreffen vogels, zoogdieren en amfibieën. Indien van toepassing worden relevante soorten in onderstaande tekst behandeld.
Vegetatie ontbreekt grotendeels binnen het plangebied. Op de oevers langs de watergangen groeien soorten als Engels raaigras, herderstasje, paardenbloem, madeliefje, paarse dovenetel en vogelmuur. De aangetroffen soorten duiden op zeer voedselrijke omstandigheden. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en zijn gezien de terreingesteldheid ook niet te verwachten.
De muren van de schuur zijn opgetrokken uit betonnen wandplaten. Het zadeldak bestaat uit een stalen constructie die is bedekt met golfplaten. De schuur is gezien de gebruikte bouwmaterialen en vanwege het ontbreken van geschikte invliegopeningen ongeschikt als vleermuisverblijfplaats. Het vrijwel volledig verharde terrein heeft ook weinig waarde voor foeragerende vleermuizen. Boven de bredere watergang ten noorden van de kassen en in de tuin van de woning kunnen soorten als gewone dwergvleermuis, watervleermuis en laatvlieger foerageren, waarvan waarnemingen uit de directe omgeving van het plangebied bekend zijn (Quickscanhulp.nl).
Binnen het plangebied kunnen enkele algemene grondgebonden zoogdieren voorkomen, zoals bosmuis, huisspitsmuis en konijn. Voor deze algemene soorten geldt in de provincie Zuid-Holland een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen. De kassen en schuur bieden geen toegang voor niet-vrijgestelde beschermde grondgebonden zoogdieren. Het voorkomen van deze soorten is uitgesloten in het plangebied.
Nesten van broedvogels met een jaarrond beschermd nest zijn niet aangetroffen in de schuur en de kassen. Ook zijn geen sporen, zoals braakballen of uitwerpselen, aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van jaarrond beschermde uilen. Wel is een oud boerenzwaluwnest in de schuur aanwezig. De bewoner van nr. 52 gaf tijdens het veldbezoek aan dat de schuur momenteel vaak afgesloten is vanwege de opgeslagen materialen en machines. Vogels hebben daardoor geen toegang meer tot de schuur en kassen, aangezien invliegopeningen ontbreken wanneer de deuren gesloten zijn. De te slopen kassen en schuur hebben daarmee ook geen waarde als foerageergebied voor vogels met jaarrond beschermde nesten, zoals huismussen.
In de opgaande beplanting om de woning naast de kassen en langs de watergangen kunnen enkele algemene vogelsoorten tot broeden komen, zoals winterkoning, heggenmus, merel, wilde eend en zwartkop. In de kassen en schuur zelf zijn zoals hierboven toegelicht geen broedvogels te verwachten.
Uit de omgeving van het plangebied is het voorkomen bekend van de beschermde rugstreeppad (Quickscanhulp.nl). De watergangen om het plangebied zijn vanwege de zeer steile en gedeeltelijk beschoeide oevers ongeschikt als voortplantingswater voor rugstreeppad. De kassen bieden geen toegang voor rugstreeppad en buiten de kassen zijn geen opgeslagen materialen of vergraafbare bodem aanwezig. Het plangebied heeft daarmee in de huidige situatie ook geen functie als landbiotoop voor rugstreeppad.
Ook voor andere amfibieënsoorten als bruine kikker en gewone pad biedt het plangebied hooguit matig geschikt landbiotoop. Deze soorten zijn daarom slechts incidenteel binnen het plangebied te verwachten. Voor deze soorten geldt in de provincie Zuid-Holland een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen.
Beschermde soorten uit de soortgroep reptielen, vissen en ongewervelden worden niet in het plangebied verwacht vanwege het ontbreken van geschikt biotoop.
Toetsing
De sloop van de kassen en schuur zorgt niet voor een afname van het foerageergebied van in de omgeving voorkomende vleermuizen. De kwaliteit van het plangebied voor vleermuizen zal hooguit toenemen naar aanleiding van de plannen. In de woning kunnen op termijn vleermuisverblijfplaatsen ontstaan en het terrein kan gaan dienen als foerageergebied van vleermuizen.
Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels worden verstoord. Verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Als gevolg van de plannen gaat geen voortplantings- of landbiotoop van rugstreeppad verloren. Wel adviseren wij om bij graafwerkzaamheden geen ondiepe plassen te laten ontstaan die kunnen dienen als voortplantingswater voor deze uit de directe omgeving van het plangebied bekende soort. Rugstreeppad is een pioniersoort die snel nieuw leefgebied kan koloniseren. Indien deze soort zich vestigt op een bouwplaats, kunnen de werkzaamheden stilgelegd worden.
Als gevolg van de plannen kunnen verblijfplaatsen van enkele algemene amfibieën- en/of zoogdierensoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Zuid-Holland. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.
Er dient rekening gehouden te worden met:
GEBIEDSBESCHERMING
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
Wet Natuurbescherming
In de Wnb is de bescherming van Natura 2000-gebieden, geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Natuurnetwerk Nederland
Het NNN (voorheen ook wel Ecologische Hoofdstructuur genoemd) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de provinciale NNN is voor de provincie Zuid-Holland vastgelegd in de Verordening Ruimte 2014.
Inventarisatie
Het plangebied ligt op een afstand van circa 2,3 kilometer van de dichtstbijzijnde beschermde gebieden in het kader van de Wnb, te weten Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid ten noorden van het plangebied.
Op ongeveer 100 meter ten oosten van het plangebied ligt een NNN-gebied dat bestaat uit de Keukenhof met de omringende bos- en graslandpercelen. Tussen dit NNN-gebied en het plangebied ligt op circa 15 meter ten oosten van het plangebied het als ecologische verbindingszone aangewezen kanaal Leidsevaart.
Toetsing
Gezien de terreinomstandigheden, de tussenliggende afstand en de aard van de ontwikkeling zijn met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden of het NNN te verwachten. Deze inventarisatie geeft daarom geen aanleiding voor een voortoets in het kader van de Wnb en is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.
CONCLUSIE
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.
Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wnb op voorhand niet nodig.
Geadviseerd wordt om vestiging van rugstreeppad tijdens de uitvoering van de plannen te voorkomen.
Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.
Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.
Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.
Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:
PLANGEBIED
Op 25 april 2017 is door bureau IDDS een verkennend bodemomderzoek uitgevoerd ter plaatse van Leidsevaart 52 te Noordwijkerhout, zie Bijlage 3. Doel van het onderzoek is vast te stellen of het voormalige dan wel het huidige gebruik van de onderzoekslocatie heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Ter bepaling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit is de norm NEN 5740 (onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek, NNI, januari 2016) gehanteerd. Uit de onderzoeksresultaten kan het volgende worden geconcludeerd:
Gelet op de onderzoeksresultaten dient de hypothese onverdacht voor het plangebied formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel, ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is. Beperkingen inzake het verlenen van een omgevingsvergunning bouwen worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. In geval van het realiseren van geluidgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Voorliggend bestemmingsplan maakt het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning mogelijk. De Wet geluidhinder beschouwt dergelijke gebouwen als zogenaamd geluidsgevoelige gebouwen. De bedrijfswoning op het perceel aan Leidsevaart 52 wordt reeds bewoond. Het plan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functie mogelijk. Er is in het kader van wegverkeerslawaai geen nader onderzoek nodig.
Het aspect wegverkeerslawaai levert geen belemmering op de vaststelling dit bestemmingsplan.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Het archeologiebeleid van de voormalige gemeente Noordwijkerhout is opgenomen in de Nota Archeologie en bijbehorende archeologische beleidskaart. In deze nota zijn de archeologische waarden van Noordwijkerhout beschreven en op welke wijze deze waarden beschermd moeten worden. Deze waarden zijn weergegeven op de archeologische beleidskaart.
Voor het plangebied is geen sprake van archeologische verwachtingen. Archeologisch onderzoek kan achterwege blijven.
Voor het plangebied bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHISmeldpunt, telefoon 033-4227682). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook.
Het plangebied ligt in het door de provincie aangewezen cultuurhistorische Topgebied Bollenstreek. In het Regioprofiel Bollenstreek is beschreven dat het gebied nog een hoge dichtheid heeft aan cultuurhistorische waarden, waarbij in veel gevallen sprake is van een overlapping van archeologisch, landschappelijk en stedenbouwkundig belangrijke gebieden. Het cultureel erfgoed is in grote mate bepalend voor de karakteristiek en de identiteit van de streek. Voor deze gebieden geldt dat de cultuurhistorische identiteit sterk richtinggevend is voor de inrichting van de ruimte.
Voor het plangebied is met name het vlakke en open karakter met weinig opgaande beplanting goed herkenbaar. In het Landschappelijk advies wordt beschreven hoe deze kwaliteiten beschermd worden. In het plangebied ligt geen bebouwing dat als rijks- of gemeentelijke monumenten is aangewezen.
Op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de aspecten 'archeologie' en 'cultuurhistorie' geen belemmering vormen voor onderhavige ontwikkeling.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m3, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Als gevolge van het nieuwe bestemmingsplan wordt de bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. Gelet op het planvoornemen en de daarmee samenhangende verkeersgeneratie, kan onderzoek naar de luchtkwaliteit achterwege blijven (NIBM-project).
CONCLUSIE
De omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning kan gezien worden als een 'nibm' project. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig. Voorts wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening geconcludeerd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Er worden geen personen blootgesteld aan onacceptabele concentraties luchtvervuiling.
INRICHTINGEN MET GEVAARLIJKE STOFFEN
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het in oktober 2004 in werking getreden Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI).
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het wettelijke kader vastgelegd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de onderliggende regelgeving.
Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het op 1 januari 2011 in werking getreden Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
TRANSPORT GEVAARLIJKE STOFFEN DOOR BUISLEIDINGEN
Op 1-1-2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (4 of 5 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
RISICOKAART
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de digitale Risicokaart voor het plangebied weer.
Uitsnede risicokaart Zuid-Holland met ligging plangebied (rode cirkel)
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen.
Over de N206 vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De afstand van het plangebied tot de N206 bedraagt circa 1200 meter. De PR 10-6-risicocontour ligt niet buiten de wegas. De PR 10-8-risicocontour ligt op 21 m buiten de wegas. Het plangebied ligt buiten het risicontour van deze weg.
Aan de overzijde van de Leidsevaart ligt het spoortraject Leiden Centraal - Haarlem op het grondgebied van de gemeente Teylingen. Voor het spoortraject is een verkeersongeval op land leidend, maatrampscenario II. In het Basisnet Spoor is deze spoorlijn niet opgenomen als een spoorlijn waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De prognosecijfers 2007 van Prorail geven eveneens aan dat over deze spoorlijn geen transporten van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Deze transportas is geen relevante risicobron. Er zijn daarom geen afstandscontouren aangehouden voor dit spoortraject die van invloed kunnen zijn op de locaties aan de Leidsevaart.
CONCLUSIE
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
PLANGEBIED
In de VNG-publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende omgevingstypen. De VNG-publicatie gebruikt het omgevingstype gemengd gebied om gebieden te typeren waar sprake is van meerdere functies die zorgen voor een bepaalde levendigheid, maar ook voor een bepaalde milieubelasting. In een dergelijk gemengd gebied wordt de vestiging van milieubelastende activiteiten op een kortere afstand dan in woongebieden, mogelijk geacht. Voor het plangebied en omgeving is sprake van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Noordwijkerhout aan de Leidsevaart en aan de overzijde van het spoortraject Leiden Centraal - Haarlem. De verhoogde milieubelasting van geluid rechtvaardigt de toepassing van kleinere richtafstanden. In het plangebied is sprake van matige functiemenging: een combinatie van wonen, agrarische bedrijvigheid (bollenteelt) en caravanstalling.
Voor agrarische bedrijfsgebouwen geldt een richtafstand van 30 m voor een rustige woonwijk en 10 m voor gemengd gebied. In dit geval is sprake van een gemengd gebied. Wanneer in een gemengd gebied minimaal 10 m wordt aangehouden tussen woningen en kassen/bedrijfsgebouwen, zal ter plaatse van de woningen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Aangezien de woning op een afstand van 155 m ten opzichte van het naastgelegen bedrijfsgebouw wordt gebouwd zal worden voldaan aan deze richtafstand. Daarom is ter plaatse van de beoogde woning sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Omliggende gronden van het plangebied zijn bestemd voor bollenteelt. Het gebruiken van de burgerwoning heeft mogelijk gevolgen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de omliggende gronden.
RESULTATEN ONDERZOEK
Onderzoek is uitgevoerd naar deze gevolgen, zie bijlage 4. Dit houdt in dat de bedrijfsvoering van de teler niet mag worden belemmerd door de woonlocatie (woning met tuin) en dat ter plaatse van de woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig dient te zijn. in beginsel dient geen rekening te worden gehouden met de omzetting van bestaand gebruik van een agrarisch bedrijf en/of de agrarische gronden naar nieuw agrarisch gebruik in de toekomst. Gezien voornoemde reden wordt de eigenaar van perceel 2878 perceel niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd door de woning. Het perceel is ingericht als weiland voor paarden.
Uit onlangs uitgebrachte onderzoek van het RIVM blijkt dat er geen gezondheidsproblemen naar voren zijn gekomen die samenhangen met het wonen in de nabijheid van bollenteelt. Dit is door de Ctgb bevestigd. Dit komt mede omdat telers in de regel niet spuiten bij harde wind of een windrichting richting woningen. Om eventuele drift of andere kansen op aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen in (de tuin van) de woning zoveel als mogelijk uit te sluiten wordt geadviseerd om een in de winter groenblijvende haag aan te planten, dan wel aan te vullen aan de zuid- en oostelijke zijde van de woning. Hoewel er reeds een haag met schutting aanwezig zijn is deze niet overal even hoog. Ondanks het feit dat er in de bollenteelt neerwaarts wordt gespoten, wordt ter overweging geadviseerd een groene haag van tenminste twee meter hoogte aan te planten. Omdat groene hagen een driftreducerende werking hebben kan op deze manier (vrijwel) uitgesloten worden dat er gewasbeschermingsmiddelen in de tuin van de woning terecht kunnen komen. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden wordt geconcludeerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
CONCLUSIE
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
In deze paragraaf wordt getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.
VERKEER
Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de realisatie van een woning aan de Leidsevaart 52 te Noordwijkerhout. De locatie wordt ontsloten door de Leidsevaart, welke in noordelijke richting via de Delfweg aansluit op de provinciale weg N206. De verkeersgeneratie van een woning zal relatief lager zijn dan van een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning, omdat de agrarische bedrijfsgerelateerde verkeersbewegingen staken en de bewoningssituatie onveranderd blijft. Er worden geen aanpassingen verricht op de bestaande autoverkeersontsluiting.
PARKEREN
Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Op basis van de CROW publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' nr. 317 is de parkeernorm 2,0-2,8 parkeerplaats per woning. Op eigen terrein is voldoende ruimte om in de parkeerbehoefte te voorzien.
CONCLUSIE
Het aspect 'verkeer' vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
In bijlagen C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planm.e.r.-plichtig, projectm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
ONDERZOEK EN CONCLUSIE
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). Een enkele woning valt niet onder de definitie van D11.2. een stedelijke ontwikkeling. Er is geen vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.
In geval van nieuwbouw dient overeenkomstig het landelijk beleid en het gemeentelijk beleid duurzaam te worden gebouwd. Als duurzaamheid aan het begin van het project wordt meegenomen, is het veel eenvoudiger dan dat het later moet worden ingepast. Duurzame maatregelen maken de woningen comfortabeler en resulteren in een betere toekomstwaarde. Naast de wettelijke eisen ten aanzien van energie (EPC/BENG) en materialen (MPG) wordt tevens geadviseerd een GPR gebouw berekening uit te voeren.
Het plan is een particulier initiatief dat zal worden uitgevoerd en beheerd voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn aan het plan geen financiële consequenties verbonden. Het plan is uitvoerbaar.
Ten behoeve van het bestemmingsplan zal initiatiefnemer met de gemeente een anterieure overeenkomst sluiten. Door middel van deze overeenkomst is geregeld dat de kosten die verband houden met het bestemmingsplan voor rekening zijn van initiatiefnemer.
Het plan zal op gebruikelijke wijze zes weken ter inzage worden gelegd. Gedurende deze zes weken heeft een ieder de gelegenheid om een zienswijze op het plan naar voren te brengen.
Het bestemmingsplan ‘Leidsevaart 52’ bestaat uit drie delen: een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het vigerende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.
Voorliggend bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de realisatie van een burgerwoning. Daarbij zijn de (bouw)mogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan zoveel mogelijk gerespecteerd. Het plan sluit aan bij de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen. Op de verbeelding is tevens een aanduiding opgenomen met het oog op het aanwijzen van het gebied Hogeveense Polder waarop een specifieke regeling in de regels van toepassing is. Deze aanduiding krijgt in de regels een juridische betekenis.
Het digitale plan Leidsevaart 52 is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand (GML-bestand NL.IMRO.0575.BPBGLeidsevaart52-ON01) met bijbehorende regels. Dit bestemmingsplan is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar. Het geeft de bestemming en de bebouwingsmogelijkheden van de gronden aan.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De regels zijn, overeenkomstig de SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
De toelichting van een bestemmingsplan heeft geen bindende werking en maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. De toelichting heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Het bestemmingsplan voorziet in een aantal regels. Hieronder volgt een korte toelichting op deze regels.
BESTEMMING 'AGRARISCH - BOLLENTEELT - BOLLENZONE 1'
De gronden die zijn bestemd als 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1' mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een bollenteeltbedrijf. Bollenteelt door middel van kweektunnels is uitsluitend in de periode van oktober tot en met maart toegestaan. Op deze gronden mogen uitsluitend kweektunnels, erf- of terreinafscheidingen en windschermen worden gebouwd.
BESTEMMING 'WONEN'
De gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn bestemd voor wonen en een aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Ook is een onoverdekte paardenbak en zwembad, één tennisbaan en bijbehorende voorzieningen toegestaan.
Op de gronden bestemd als 'Wonen' mag een woning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Daarnaast mag een onoverdekt zwembad, een onoverdekte paardenbak en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
BESTEMMING 'TUIN'
Binnen de bestemming 'Tuin' is het toegestaan om naast een tuin een onoverdekte paardenbak en zwembad, één tennisbaan en bijbehorende voorzieningen te realiseren. Ten behoeve van deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
DUBBELBESTEMMING 'WAARDE - ARCHEOLOGIE 2'
De gronden in het plangebied hebben een hoge archeologische verwachtingswaarde. In de bestemmingsomschrijving is geregeld dat de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de bodem. Voor het plangebied geldt een vergunningsverplichting bij werkzaamheden waarbij de grond dieper dan 0,3 m en groter dan 500 m2 wordt verstoord.