Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Herenweg 300, Noordwijkerhout
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0575.BPBGHerenweg300NWH-ON01

Regels

 
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1. Plan
het bestemmingsplan Herenweg 300, Noordwijkerhout met identificatienummer NL.IMRO.0575.BPBGHerenweg300NWH-ON01 van de gemeente Noordwijkerhout.
 
2. Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
3. Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
4. Aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in vorm en bouwkundig opzicht te onderscheiden en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
5. Aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel. Onder een aan huis verbonden beroep valt wel internetverkoop, maar geen webwinkel.
 
6. Archeologisch onderzoek
een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
7. Archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
8. Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
9. Bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
 
10. Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan tot stand zijn gekomen of zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
11. bestaand gebruik
legaal gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
 
12. Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
13. Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
14. Bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
15. Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
16. Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
17. Bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
 
18. Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
19. Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
20. Bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
21. Dakkapel
een ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten.
 
22. Detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
 
23. Erker
een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel, in één bouwlaag.
 
24. Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
25. Hoofdgebouw
gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
26. Huishouden
persoon of groep van personen, die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
 
27. Kantoor
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
28. Kap
een constructie van één of meerdere schuine dakvlakken ter afdekking van een gebouw.
 
29. Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
 
30. Maaiveld
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.
 
31. Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
32. Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en met ten hoogste aan één zijde een gesloten wand.
 
33. Peil
a. voor gebouwen binnen 10 m uit de kant van de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
b. voor overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijke voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
 
34. Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-porno-grafische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seks-bioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
35. Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
36. Voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van het bestaande voorste gebouw tot de weg.
 
37. Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
38. Woning of wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden
 
39. Wonen
Het gehuisvest zijn in een woning / wooneenheid of ander daartoe bedoeld object.
 
40. Zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
1. Afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2. Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
3. Breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
 
4. Dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
5. Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, danwel de snijlijn van het dakvlak en de gevellijn. Indien zich op een dakschild één of meerdere dakkapellen of dakopbouwen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 60% van de breedte van de gevel waarop het betreffende dakschild rust, is de gootlijn van de dakkapel c.q. dakopbouw bepalend voor de goothoogte.
 
6. Inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
7. Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
8. Vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
 
9. Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, fundering, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch-Bollenteelt-Bollenzone1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een bollenteeltbedrijf, met dien verstande dat bollenteelt door middel van kweektunnels uitsluitend is toegestaan:
    1. binnen de bouwvlakken;
    2. buiten de bouwvlakken, uitsluitend in de periode van oktober tot en met maart;
en tevens voor:
  1. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorischewaarden,indevormvan:
    1. bollenvelden;
    2. grootschaligeopenheid;
    3. kenmerkendelandschapsstructuur;
    4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels,geriefhoutbosjes enoverigegroenvoorzieningen;
  2. de bij deze bestemming behorende voorzieningen met dien verstande groen, water opperceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen entoegangswegen;
 metdaaraanondergeschikt:
  1. aan-huis-gebondenberoepenenkleinschaligebedrijfsmatigeactiviteiten;
  2. de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aanbebouwingengronden,dieingebruikmogenwordengenomentendienstevandenevenfunctie.
  
Tabel 3.1
 
nevenfunctie
 
maximaalaantalm²
 
gronden in gebruik voornevenfunctie
bestaande bebouwing in gebruikvoor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van eigen agrarische producten(eventueel be- ofverwerkt)
-
100
opslag en stalling van agrarische producten in debestaandebebouwing
-
500
agrarischnatuur-enlandschapsbeheer
allegronden
100
-=nietvantoepassing.
 
3.2 Bouwregels 
  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    1. gebouwen;
    2. bouwwerken,geen gebouwen zijnde.
  2. Voor het bouwen geldt het volgende:
    1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen wordengebouwd;
      • bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
    3. op de gronden welke niet zijn gelegen binnen het bouwvlak of niet zijn gelegen terplaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwenzijnde' mogen uitsluitend terreinafscheidingen, windschermen en rolkassen worden gebouwd, mits de rolkassen een basis hebben binnen het bouwvlak;
  3. Overigens geldt het volgende:
 
 
max.oppervlak
max.inhoud
max.goothoogte
max.bouwhoogte
bedrijfswoning
(inclusiefaan-uitbouwen,
aangebouwde
bijgebouwen)
-
750 m³
4,5 m
8 m
vrijstaande bijgebouwenenoverkappingen
50 m²
-
4,5 m
8 m
bedrijfsgebouwen, géénglas of ondersteunendglaszijnde
250 m² per ha duurzaam ingebruikt zijnde teeltgrond meteen maximumvan3.000m²*
indien de gronden zijngelegen ter plaatse van deaanduiding 'maximumbebouwd oppervlak m²' danmag de oppervlakte nietmeerbedragen dan is
aangegeven.
-
8 m, dan wel niet meerdan is aangegeven terplaatse van deaanduiding 'maximumgoothoogte (m),maximum bouwhoogte(m)'
10 m, dan wel niet meerdan is aangegeven terplaatse van de aanduiding'maximumgoothoogte(m), maximumbouwhoogte(m)'
ondersteunendglas
3.000m²
-
6 m
8 m, tenzij de bestaandebouwhoogte meerbedraagt, in welk geval debestaandebouwhoogte
geldt
kweektunnels
-
-
-
1,8 m
windschermen
-
-
-
2 m
erf- ofterreinafscheidingen:
voordevoorgevelrooilijn
buitenbouwvlakken
overigeplaatsen
-
-
-
  
1 m
m
m
overige
bouwwerken,geengebouwzijnde
-
-
-
3 m
-=nietvantoepassing.
  
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid3.2 onder b, met inachtneming van het volgende: 
  1. overschrijdingvanhetbouwvlakisalleentoelaatbaar,voorzovereendoelmatigebedrijfsvoeringdit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van hetbouwvlakvanwegedemilieuwetgevingof het dierenwelzijnisvereist;
  2. hetbouwvlakmageenmaligwordenoverschredenmetnietmeerdan25m,metdienverstandedathetmaximum oppervlak vande overschrijdingtenhoogste100m²bedraagt;
  3. vandebevoegdheidtotafwijkenwordtuitsluitendgebruikgemaaktindiendeomliggendeagrarischebedrijvennietonevenrediginhunbedrijfsvoeringwordenbeperkt;
  4. erdientvoorzientewordenineenadequatelandschappelijkeinpassingwaarbijdebestaandenatuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 3.1 nietonevenredigwordenaangetast;
  5. de afwijking of de bevoegdheid wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijkeovereenkomstisgeslotenoverdeaanleg,hetbeheerenhetonderhoudvandelandschappelijkeinpassingen de bollencompensatie. 
3.3.2 Ten behoeve van vergroten goot- en bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder c, teneinde de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en/of kassen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te vergroten met maximaal 10%, met inachtneming van het volgende:
  1. een grotere goot- en bouwhoogte is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 3.1 nietonevenredigwordenaangetast. 
3.4 Specifiekegebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: 
  1. de teelt van ruw voeder anders dan gras ten behoeve van de eenjarige wisselteelt als onderdeel van het bollenteeltbedrijf, is niet toegestaan;
  2. het is verboden de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -bouwwerken, geen gebouwen zijnde' te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen;
  3. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  4. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  5. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
  6. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gezamenlijk bedraagt ten hoogste 30%van de vloeroppervlakte van de betrokken bedrijfswoning met een maximum van 50m²;
  7. wonen anders dan het bepaalde in lid 3.1 is niet toegestaan;
  8. onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik van gronden enbouwwerken ten behoeve van het vergroten van het oppervlak en/of de inhoud van verwarmdondersteunend glas, indien dit leidt tot een toename van de ammoniakemissie van het bedrijf tenopzichtevan de bestaandesituatie;
  9. In afwijking van het bepaalde in lid 3.4 onder h is een toename van de ammoniakemissie weltoegestaan wanneer het project of de handeling, waar de aanvraag om omgevingsvergunning opziet, een stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied die afzonderlijk en - ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichtingals bedoeld in artikel 1.1, derde lid van de Wet milieubeheer - in cumulatie met andere projectenof handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting, in de periode waarvoor het programma alsbedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998 geldt, niet een waardeoverschrijdt die is vastgesteld bij de algemene Maatregel van Bestuur als bedoeld in artikel 19kh, zevende lid, onder a, onder 1 van de Natuurbeschermingswet 1998.
3.5 Afwijkenvandegebruiksregels 
3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 3.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:
  1. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits onmiddelijk grenzend aan eenbouwvlak;
  3. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  4. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  5. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  6. in afwijking van sub a en e geldt dat buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie 'handels- enexportbedrijf' wel is toegestaan mits de opslag plaatsvindt binnen het bouwvlak en achter devoorgevelrooilijn;
  7. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/ofverkeersaantrekkendewerking;
  8. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  9. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  10. horeca is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  11. de nevenfunctie bed&breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning;
  12. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500m² en mag er niet meer dan 4.000m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  13. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
 
Tabel 3.2
nevenfunctiebijafwijking
maximaalaantalm²
 
gronden in gebruik voornevenfunctie
bestaande bebouwing in gebruik voornevenfunctie
agrarischhandels-enexportbedrijf
 
200
agrarischhulp-ennevenbedrijf
-
200
agrarischloonbedrijf
-
200
diensten
allegronden
100
opslag en stalling van niet-agrarischeproducten
-
500
kano-, (roei- of elektrische) boot- offietsenverhuur
-
100
wandel- of ruiterpaden over hetboerenland
-
-
bed&breakfast
-
maximaal 3 kamers en 6 personen in dewoning
bezoekerscentrum
-
100
socialefunctie
-
200
-=nietvantoepassing.
 
3.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 3.1 en 3.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 3.1 en 3.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.5.1.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor:
  1. onoverdekte zwembaden, tennisbanen en bijbehorende voorzieningen voor zover het gronden betreft die achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van meer dan 5 m uit de perceelsgrens zijn gelegen, met dien verstande dat het oppervlak voor een tennisbaan niet meer dan 325 m² mag bedragen;
  2. onoverdekte paardenbakken met een maximaal oppervlak van 800 m²;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': garages en bergplaatsen ten behoeve van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met dien verstande dat per woning ten hoogste één onoverdekt zwembad, één tennisbaan en één onoverdekte paardenbak is toegestaan.
 
4.2 Bouwregels
  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. Voor het bouwen geldt het volgende:
    1. de oppervlakte van een onoverdekt zwembad mag ten hoogste 100 m² bedragen en de bouwhoogte van het zwembad mag ten hoogste 0,5 m bedragen;
    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
      • 1 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke zijn gelegen op de gronden voor de voorgevel;
      • 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke zijn gelegen op de overige gronden.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 1 per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden';
  2. onoverdekte zwembaden, tennisbanen en bijbehorende voorzieningen voor zover het gronden betreft die achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van meer dan 5 m uit de perceelsgrens zijn gelegen, met dien verstande dat het oppervlak voor een tennisbaan niet meer dan 325 m² mag bedragen;
  3. onoverdekte paardenbakken, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 800 m²;
    2. de afstand tot woningen van derden niet minder dan 25 m mag bedragen;
    3. lichtmasten niet zijn toegestaan;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water op perceelsniveau en toegangswegen. 
met dien verstande dat per woning ten hoogste één onoverdekt zwembad, één tennisbaan en één onoverdekte paardenbak is toegestaan.
 
5.2 Bouwregels
  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    1. woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
    2. onoverdekte zwembaden;
    3. onoverdekte paardenbakken;
    4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. Voor het bouwen geldt het volgende:
    1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de hoofdgebouwen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd;
    2. het oppervlak van een zwembad mag ten hoogste 100 m² bedragen en de bouwhoogte van het zwembad mag ten hoogste 0,5 m bedragen;
    3. bijgebouwen en aan- en uitbouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    4. de diepte van een aan- of uitbouw, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw, mag ten hoogste 2,5 m bedragen;
    5. indien de gebouwen niet in de erfscheiding worden gebouwd, dient de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 m te bedragen;
overigens geldt het volgende:
  
 
max.oppervlak
max.inhoud
max.goothoogte
max.bouwhoogte
woning (inclusief aan-
uitbouwen,
aangebouwdebijgebouwen)
-
750 m³, tenzij anders isaangegeven ter plaatsevan de aanduiding'maximum inhoudsmaatwoning'
Niet meer dan isaangegeven ter plaatsevan de aanduiding'maximum goothoogte(m), maximum
bouwhoogte(m)'
Niet meer dan isaangegeven ter plaatsevan de aanduiding'maximum goothoogte (m),maximumbouwhoogte
(m)'
vrijstaande bijgebouwenenoverkappingen
50m2
-
4 m
8 m
overigegebouwenter
plaatse van de aanduiding'kantoor'
50m2
-
-
-
erf- of
terreinafscheidingen:
-voordevoorgevel
- buiten bouwvlakken -overigeplaatsen
-
-
-
  
m
m
2 m
overige
bouwwerken,geengebouwzijnde
-
-
-
3 m
-=nietvantoepassing
 
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 m².
Artikel 6 Waarde – Archeologie - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ´Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden
 
6.2 Bouwregels
 
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  1. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. het bepaalde onder a onder 1 en 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
 
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 30 centimeter;
  2. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen dieper dan 30 centimeter;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 centimeter;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
6.3.2 Uitzondering op verbod
De onder sublid 6.3.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, die:
  1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;
  3. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  5. een bodemverstoring betreffen van maximaal 100 m²;
  6. op archeologisch onderzoek gericht zijn. 
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder sublid 6.3.1 wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken niet onevenredig worden geschaad. De aanvrager van de omgevingsvergunning dient een inventariserend archeologisch onderzoek uit te voeren en een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent, wint zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
  
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van de regels en de verbeelding uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot het hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen die direct aan het hoofdgebouw worden aangebouwd, mits:
    1. de diepte niet meer dan 1/3 van de diepte van de voortuin bedraagt, tot een maximum van 1,5 m;
    2. de breedte niet meer dan 40% van de voorgevelbreedte of de volle breedte van het bestaande raamkozijn bedraagt;
    3. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen die direct aan het hoofdgebouw worden aangebouwd, mits de overschrijding niet meer dan 1 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt;
  3. terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 m.
 
8.2 Bestaande maten
  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  1. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  2. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

8.3 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen is enkel toegestaan onder bedrijfswoningen en woningen, niet zijnde aan- en uitbouwen;
  2. de bouw van de ondergrondse ruimte behorende bij en dienstbaar aan de woning is uitsluitend toelaatbaar voor zover het zich binnen het bouwvlak een woning bevindt;
  3. de ondergrondse ruimten bestaan uit ten hoogste één bouwlaag;
  4. de bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  5. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar direct onder de woning waarbij de ondergrondse ruimte niet voorbij de buitenmuren van de woning komen;
  6. de inhoud van ondergrondse ruimten worden niet meegerekend bij de maximale inhoudsmaat van de woning;
  7. het kunstmatig verhogen van het peil rond de woning is niet toegestaan.
8.4 Afstanden tot zijerfscheidingen
  1. Gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
  2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in onder a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
    1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
    2. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
    3. de goothoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
8.5 Woningen en kassen
  1. Tussen kassen op gronden met de bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1', en woningen (inclusief aan- en uitbouwen) die niet tot het eigen glastuinbouw- of bollenteeltbedrijf behoren, dient - afhankelijk van de situatie op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan - ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden:
     
    situatie
    minimaleafstand
    uitbreidingvanbestaandglastuinbouwbedrijfenbestaandewoning
    10 m
    bestaandglastuinbouwbedrijfennieuwewoning
    25 m
    bestaandglastuinbouwbedrijfenuitbreidingbestaandewoning
    25 m
     
  2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a, voor zover een kortere afstand - gelet op de milieuvergunning en de daaraan verbonden voorschriften - uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
  1. Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
    2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
    3. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
    4. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
    5. als plaats voor het (laten) landen of opstijgen van ultralight-vliegtuigen;
    6. voor groeps- en natuurkamperen;
    7. als seksinrichtingen.
  2. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. speelautomatenhallen;
    3. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet.
  3. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning is niet toegestaan;
  4. Het gebruik van bedrijfswoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden is niet toegestaan. 
9.2 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in de lid 9.1 wordt niet verstaan:
  1. vormen van gebruik als bedoeld in lid 9.1 onder a en b, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbij behorende bestemmingsomschrijving(en) en/of de overige regels mag worden gebruikt, mits niet buiten bouwvlak en mits in geval van opslag de stapelhoogte niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de betrokken bestemming(en);
  3. de stalling van ten hoogste één toercaravan of boot op het bij een woning behorend bouwvlak;
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Overige zone – Hogeveensepolder
10.2.1 Omschrijving
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Hogeveensepolder' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de Hogeveensepolder;
  2. Bij de toepassing van een afwijking bij een omgevingsvergunning of een wijzigingsbevoegdheid uit de regels van dit plan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Hogeveensepolder' moet worden voldaan aan de ontwerpprincipes, zoals vastgesteld in de Landschapsvisie Hogeveensepolder die als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels.
 
10.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Op en onder de in lid 10.1.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. het aanleggen van hout- en windsingels, hagen en bomenrijen ter flankering van bebouwing, de golfbaan, de ecologische verbindingszone en wegen;
    2. het aanleggen van fiets- en wandelpaden, wegen, passeerstroken, een parkeergelegenheid of overige terreinen die al dan niet tijdelijk openstaan voor (gemotoriseerd) verkeer;
    3. het aanleggen van overige erfverhardingen buiten het bouwvlak;
    4. het roeren van gronden dieper dan 2,5 meter onder het maaiveld, met dien verstande dat voor de aanleg van een gemaal een diepte van 5 meter onder het maaiveld van toepassing is;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    1. het normale onderhoud van wegen, water, groenvoorzieningen en tuinen;
    2. werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van werkzaamheden aan watergangen ten behoeve van de ontwikkeling en realisering van de Landschapsvisie Hogeveensepolder;
    3. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  3. De omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang ten aanzien van de herstructurering van de Hogeveensepolder, zoals vastgesteld in de Landschapsvisie Hogeveensepolder wordt geschaad.
  4. Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van de herstructurering van de Hogeveensepolder voorschriften worden verbonden betreffende de verplichting tot het treffen van maatregelen teneinde te voorkomen dat de herstructurering wordt belemmerd.
  5. Alvorens over te gaan tot de verlening van een vergunning als bedoeld onder a wint het college van burgemeester en wethouders advies in bij de provincie en het hoogheemraadschap. 
10.1.3 Wijzigingsbevoegdheid
Verleggen van watergangen en agrarische gronden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het verleggen danwel verbreden van agrarische gronden en watergangen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. het verleggen danwel verbreden van watergangen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Hogeveensepolder';
  2. het verleggen van de gronden heeft tot doel te komen tot een optimale verkaveling in aansluiting op de in deze herverkaveling betrokken bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1', 'Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 1' Agrarisch - Glastuinbouw - Bolenzone 1' en 'Water';
  3. de te wijzigen bestemmingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Hogeveensepolder' niet in omvang af- of toenemen;
  4. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden (natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie en hydrologie) en functies;
  5. er is een positief advies ontvangen van de waterbeheerder.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Waarde – Archeologie - 1
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemmingen Waarde -Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
 
12.2 Wijzigen naar water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemmingen zoals opgenomen in Hoofdstuk 2 te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan de waterbeheerder of contractueel afspraken zijn gemaakt over de wateraanleg;
  2. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
  3. wijziging wordt niet toegepast alvorens, mits noodzakelijk, een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de bollengrondcompensatie.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
  1. van een omgevingsvergunning voor bouwen, een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering en/of een in dit plan opgenomen wijziging moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de vigerende Nota Parkeernomen 2020 van de Gemeente Noordwijk dan wel de opvolger daarvan.
  2. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan;
    1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
    2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.
  3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  5. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken 
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld met het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  
14.2 Overgangsrecht gebruik 
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde het eerste lid na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan “Herenweg 300, Noordwijkerhout”.