Plan: | De Verwondering Zuidereiland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0569.wpNWVverwZueiland-va01 |
De woningbouwlocatie 'De Verwondering' is een uitbreidingswijk bij de kern Nieuwveen. Voor 'De Verwondering' is in 2012 een stedenbouwkundig plan gemaakt. Beoogd wordt een woonplek met een uitgesproken identiteit, waar verwezen wordt naar wonen in een landelijk gebied. De verschillende eilanden binnen het plan (Noordereiland, Parkeiland en Zuidereiland) krijgen alle drie een andere landschappelijke inrichting. Het bestemmingsplan 'De Verwondering' is op 25 april 2013 vastgesteld.
De gemeente Nieuwkoop wil nu het Zuidereiland gereed maken voor uitgifte. Om dit mogelijk te maken moet er een wijzigingsplan vastgesteld worden voor enkele wijzigingsgebieden uit het bestemmingsplan 'De Verwondering'. Dit wijzigingsplan heeft betrekking op wijzigingsgebied 1, wijzigingsgebied 2, wijzigingsgebied 4, wijzigingsgebied 6 en wijzigingsgebied 7, waarin wijziging van de huidige agrarische bestemming naar de bestemmingen water, wonen, maatschappelijk, recreatie en sport zijn toegestaan.
Voor het Zuidereiland is een uitwerking van het stedenbouwkundig plan gemaakt (Stedenbouwkundig plan Noorder- en Zuidereiland, Vollmer & Partners, 31 oktober 2017; vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2017); deze is als bijlage 1 opgenomen bij deze toelichting. Beoogd wordt de bouw van een woongebied met 37 woningen en maatschappelijke voorzieningen c.a. Om deze nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, moeten ze planologisch-juridisch worden geregeld in een wijzigingsplan ex artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening.
Het plangebied wordt gevormd door het grootste deel van het Zuidereiland van 'De Verwondering', alleen de ontsluitingsweg richting de Schilkerweg is er geen onderdeel van. Het plangebied is ca. 5,6 ha groot.
Ligging plangebied (wijzigingsgebieden rood omkaderd met nummering) bron: Google earth
Aan de noordzijde wordt de grens gevormd door de watergang die het Zuidereiland scheidt van het Parkeiland. Ten oosten ligt de watergang die de grens vormt met de bestaande bebouwing van Nieuwveen. Ten zuiden van het plangebied ligt een watergang met daarachter de weiden van een agrarische bedrijf. Aan de westzijde ligt een watergang met daarachter de golfbaan. Middendoor het plangebied ligt de Laan der Verwondering, de ontsluitingsweg voor 'De Verwondering'.
De gronden in het wijzigingsplan zijn onderdeel van het vigerende bestemmingsplan 'De Verwondering', hierna wel het 'moederplan' genoemd. Het vigerende bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Nieuwkoop op 25 april 2013.
In het vigerende bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'Agrarisch'. Het bouwen van 37 woningen, maatschappelijke voorzieningen en een watergang is in strijd met deze bestemming. Voor het plangebied is echter een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen die realisatie van de bestemmingen water, wonen, maatschappelijk, recreatie en sport mogelijk maakt mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan (oranje omkaderd) met nummering diverse wijzigingsgebieden
Voor wijzigingsgebied – 1 kan de bestemming gewijzigd worden in de bestemmingen 'Woongebied - 2' en 'Maatschappelijk'. In wijzigingsgebied – 2 zijn de bestemmingen 'Woongebied - 2', 'Maatschappelijk', 'Recreatie' en/of 'Sport' mogelijk. Voor de wijzigingsgebieden – 4 en 6 kan de bestemming gewijzigd worden naar 'Woongebied - 2' en voor wijzigingsgebied – 7 naar de bestemming 'Water'.
In de navolgende hoofdstukken worden de volgende onderwerpen behandeld:
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied. Eerst komt de beschrijving van de huidige situatie aan bod, daarna wordt ingegaan op de aanleiding voor de ontwikkeling, het programma en de inrichting.
Het plangebied ligt ten westen van de bebouwde kom van Nieuwveen. Het gebied was in gebruik voor agrarische doeleinden. Met het vaststellen van het bestemmingsplan 'De Verwondering' op 25 april 2013 is het in gebruik nemen van het gebied als woongebied mogelijk gemaakt (na gebruikmaking van de gegeven wijzigingsbevoegdheden).
De ontwikkeling van het project 'De Verwondering' hangt samen met de sanering en transformatie van het glastuinbouwgebied de Noordse Buurt. In samenspraak met de provincie Zuid-Holland en het Rijk zijn in 2009 ten behoeve van de financiële uitvoerbaarheid afspraken gemaakt over de realisatie van 430 woningen binnen de gemeentegrenzen van Nieuwkoop. Hiervoor zijn in de Structuurvisie Nieuwkoop 2040 zogenaamde sleutelprojecten vastgelegd, waarin de realisatie van de woningen is opgenomen. Het Rijk heeft voor het sleutelproject 'De Verwondering' toegestaan dat maximaal 100 woningen worden gerealiseerd. In het bestuurlijk overleg tussen gemeente, provincie en rijk van 15 juni 2009 is afgesproken dat het aantal te bouwen woningen op deze locatie buiten de provinciale rode contour binnen de 20 Ke-zone maximaal 100 mag bedragen.
Het stedenbouwkundig plan voor 'De Verwondering' richt op wonen op een plek met een uitgesproken landelijke identiteit. De verschillende eilanden (Noordereiland, Parkeiland, Zuidereiland) krijgen alle drie een andere landschappelijke inrichting. Voor een verdere beschrijving van het planconcept voor 'De Verwondering' wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van de toelichting bij het 'moederplan'.
Inmiddels is de waterstructuur rond de eilanden gegraven. De ontsluitingsweg, de Laan der Verwondering, is grotendeels aangelegd en de bomen hierlangs zijn geplant. Op het Parkeiland is een groot deel van de woningen gebouwd. Het Zuidereiland bestaat nu uit grasland.
Het wijzigingsgebied gezien vanaf Parkeiland, bron: Google streetview
In de fasering van 'De Verwondering' was het Zuidereiland als laatste voorzien. Daarom en om flexibiliteit in het plan te houden is er in het 'moederplan' gekozen voor het opnemen van wijzigingsbevoegdheden voor het Zuidereiland in plaats van een rechtstreekse bestemming. Het aantal woningen dat hier gebouwd kan worden is afhankelijk van de ontwikkelingsrichting van het Parkeiland en het Noordereiland. Dit vanwege het maximum van 100 woningen dat gerealiseerd mag worden in het plangebied 'De Verwondering' (zie voorgaande onder 2.1). Inmiddels is de invulling van het Parkeiland vrijwel gereed en ook voor het Noordereiland is het woningaantal bekend. Daarmee zijn er 37 woningen mogelijk binnen de wijzigingsbevoegdheden voor het Zuidereiland. Naast de invulling van het Zuidereiland met woningen is er in de wijzigingsgebieden ook ruimte voor maatschappelijke functies.
Er is voor het Zuidereiland een uitwerking van het stedenbouwkundig plan gemaakt (Stedenbouwkundig plan Noorder- en Zuidereiland, Vollmer & Partners, 31 oktober 2017), zie bijlage 1. Voor het Zuidereiland blijft de bestaande indeling in twee eilanden met de strook water ertussen bestaan. Ook de ligging van de hoofdontsluiting, de Laan der Verwondering, is een vaststaand gegeven. In de uitwerking is gekeken naar een nieuwe verkaveling en ontsluitingsstructuur op deze twee eilanden. Het programma voor het wonen op het Zuidereiland bestaat geheel uit vrije kavels, waar bewoners hun eigen woning kunnen realiseren. Dit kunnen zowel vrijstaande woningen als twee-onder-een-kapwoningen zijn. In totaal komen er 37 woningen op het Zuidereiland. Hiervan zullen er vier op grond in eigendom van een particulier gerealiseerd worden, de overige 33 worden op grond van de gemeente gerealiseerd.
Naast de woningen wordt er op het Zuidereiland ruimte gereserveerd voor de ontwikkeling van maatschappelijke voorzieningen: een grote voorziening aan de noordoostkant en twee kleinere voorzieningen aan de zuidwestzijde bij de entree langs de Laan der Verwondering.
Voor deze verschillende functies moet rekening worden gehouden met het inpassen van het parkeren volgens de recente normen. Er wordt gerekend met de meest recente (door de gemeenteraad in 2015 vastgestelde) parkeernormen om te voldoen aan de toegenomen parkeervraag sinds 2012.
Stedenbouwkundig plan Zuidereiland, bron: Vollmer & Partners
Diversiteit is het kenmerk van het Zuidereiland. Doordat er op het Zuidereiland meerdere functies voorkomen, ontstaat er hier een gevarieerder beeld dan op de andere twee eilanden. Door de brede waterstrook die het Zuidereiland in tweeën deelt ontstaan er verschillende clusters die hun eigen eenheid vormen. Ten opzichte van de andere twee eilanden met hun grotere doorlopende structuren, heeft het Zuidereiland meerdere, kleinere woonbuurtjes, elk op hun eigen eiland.
Bij aankomst vanaf de Schilkerweg ligt er aan de zuidoostkant een groepje van drie woningen die met hun voorzijde naar de weg liggen. Zij vormen zo de entree tot de woonwijk van 'De Verwondering'. Aan de zuidwestzijde wordt het beeld bepaald door de toekomstige maatschappelijke voorzieningen. Hierachter ligt een woonbuurtje gegroepeerd rond een centraal groen plein. Na de brede watergang die het Zuidereiland in tweeën deelt, komt men uit bij de volgende twee sferen. Aan de noordoostzijde wordt rekening gehouden met de ruimte die nodig is voor de ontwikkeling van een maatschappelijke voorziening, zoals bijvoorbeeld een school. Deze zal het beeld van dit deel van het eiland bepalen. Aan de noordwestkant bevindt zich een volgend woonbuurtje met ruime kavels. Ook deze liggen aan het water en rond een centraal groen parkje.
Aansluiting met de omgeving is er door een wandel- en fietsverbinding te leggen met de Roggeveldweg, op de plaats waar er vanuit het bestaande dorp zicht is op het Zuidereiland. Alle woningen zijn gelegen aan het water en aan het groen, waardoor er vanuit de woning ook een verbinding ontstaat met de omgeving.
In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van het beleidskader van rijk, provincie en gemeente.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) betreft een actualisatie van het ruimtelijke en het mobiliteitsbeleid. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De SVIR zet een selectief ruimtelijk beleid neer dat meer overlaat aan provincies en gemeenten. Minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Het Rijk laat de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan de provincies. De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders.
Van belang voor het onderhavige plangebied is met name het Luchthavenindelingbesluit (LIB). Er is inmiddels een wijzigingsbesluit Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) geluid en externe veiligheid. De nieuwe regels zijn per 1 januari 2018 in werking getreden. In paragraaf 4.1 wordt hier nader op ingegaan.
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 17 december 2011 in werking getreden. Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om een aantal nader genoemde nationale belangen. In het plangebied zijn geen expliciet aangewezen nationale belangen aan de orde.
Het plan is in overeenstemming met het nationaal ruimtelijk beleid.
De Visie ruimte en mobiliteit (VRM) is een structuurvisie op provinciaal niveau en bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit is vastgesteld op 9 juli 2014.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.
De (VRM) bestaat uit meerdere onderdelen: de Visie, het Programma ruimte, het Programma mobiliteit, en de Verordening ruimte.
Programma ruimte
Het Programma ruimte is een uitwerking van de VRM. Het programma beschrijft de operationele doelen en geeft aan welke instrumenten (realisatiemix) worden ingezet om die doelen te bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie.
Programma mobiliteit
Het Programma mobiliteit is ook een uitwerking van de VRM. Het programma beschrijft de operationele doelen en concrete maatregelen. Het programma mobiliteit kent een grotere dynamiek dan de Visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.
Verordening ruimte
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan een verordening er een is. De Verordening ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 regels opgenomen over (onder meer) de ruimtelijke kwaliteit.
De Actualisering 2016 van de VRM is op 14 december 2016 vastgesteld door Provinciale Staten en op 12 januari 2017 in werking getreden. Hiermee zijn wijzigingen doorgevoerd in de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma ruimte, de Verordening ruimte 2014 en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De Actualisering 2016 heeft betrekking op onder meer de 3 ha-kaart (zie hieronder) en de actualisering van de regionale visies voor wonen.
Bij het opstellen van het 'moederplan' is getoetst aan het provinciaal beleid. Hierbij is het gehele plan 'De Verwondering' akkoord bevonden. Dit wijzigingsplan voldoet aan de regels zoals die zijn aangegeven bij de aanduidingen 'Wro-zone - wijzigingsgebied – 1, 2, 4, 6 en 7'.
Volgens de Verordening ruimte moeten nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) van meer dan 3 ha in het door Provinciale Staten (PS) vastgestelde Programma ruimte staan. Bij de meest recente actualisatie staat 'De Verwondering' op de 3 ha-kaart. Hiermee is er in het nieuwe vastgestelde beleid geen verandering ten aanzien van de ontwikkeling van 'De Verwondering'.
De provinciale woonvisie is in juli 2014 opgegaan in de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). In het nieuwe beleid zijn de vereisten, waaraan een regionale woonvisie moet voldoen, verder verduidelijkt. Om beleidsmatig de basis te bieden voor de volgende ronde van actualisering van de regionale woonvisies, is het nodig de teksten hierover in het Programma ruimte aan te passen.
Gedeputeerde Staten hebben de regionale woonvisies, waaronder de woonagenda van de regio Holland Rijnland, aanvaard tot 1 juli 2017. Vóór die tijd is aan de regio's gevraagd de visies te actualiseren. Bij deze actualisering zet de provincie in op een doorontwikkeling van de regionale woonvisies, samen met de gemeenten en regio's, om ze kwalitatiever en integraler te maken. De actualisering van de regionale woonvisies leidt tot mutaties op de 3 ha kaart in het Programma ruimte. Op de 3 ha kaart en de bijbehorende tabellen staan stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 ha buiten bestaand stads- en dorpsgebied aangeduid. 'De Verwondering' staat op de meest recente versie hiervan. Hiermee is er in het nieuwe vastgestelde beleid geen verandering ten aanzien van de ontwikkeling van 'De Verwondering'.
De oorspronkelijke aanleverdatum voor de geactualiseerde regionale woonagenda was uitgesteld tot 31 december 2017. De nieuwe regionale woonagenda wordt in 2018 aangeboden aan de provincie. Totdat de provincie de nieuwe RWA en planlijst heeft aanvaard, moeten gemeenten alle nieuwe plannen afzonderlijk afstemmen met de provincie. Het plan 'De Verwondering' is geen nieuw plan omdat de ontwikkeling al stond opgenomen op de door de provincie aanvaarde planlijst 2016.
Het plan is in overeenstemming met het provinciale ruimtelijk beleid.
Elke zes jaar leggen waterschappen het beleid en de aanpak die noodzakelijk zijn om de watertaken goed te kunnen uitvoeren, vast in een zogeheten waterbeheerplan. Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan (WBP5) Waardevol Water vastgesteld. In dit plan geeft Rijnland aan wat de ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Daarmee realiseert Rijnland de ambities dat hun gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samenwerken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Sinds 1 juli 2015 heeft Rijnland een nieuwe Keur. Bij het opstellen van deze Keur heeft Rijnland een andere aanpak gebruikt. Er gelden minder regels voor burgers, bedrijven en Rijnland. Dit houdt in dat er gebroken is met de gangbare manier van regulering waarbij als uitgangspunt werd gehanteerd: alle handelingen in het watersysteem zijn zonder vergunning verboden. Het uitgangspunt van deze Keur is 'ja, tenzij': in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. Indien dat het geval is, zijn er nadere regels voor die handelingen vastgesteld. Nadere regels zijn voorschriften van een algemene regel of voorwaarde waaronder een vergunningplichtig(e) werk of handeling wordt toegestaan.
Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten. De zorgplicht geldt voor eenvoudige werkzaamheden met weinig risico. In de Algemene regel staan voorwaarden voor activiteiten met een beperkt risico. In de Beleidsregel staan voorwaarden voor activiteiten met een groter risico.
Riolering afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat ontstaan en verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt. Afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater. Huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd. Ander afvalwater wordt, zo nodig na zuivering bij de bron, hergebruikt danwel, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu gebracht.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor Hemelwater
Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen.
Voor de verantwoording van de inpassing in het beleid van Rijnland wordt verwezen naar hoofdstuk 5. Het plan is in overeenstemming met het beleid van het hoogheemraadschap.
Op 16 juli 2009 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Nieuwkoop 2040 vastgesteld. In de structuurvisie wordt de kern Nieuwveen aangemerkt als een woonkern type A. De A kernen zijn de grotere dorpen van de gemeente. Ze beschikken over een voorzieningenaanbod met winkels, recreatieve attracties en sportaccommodaties. Nieuwveen ligt op de overgang van het deelgebied 'het dynamische noordwesten' en het middengebied, maar wordt gerekend tot het dynamische noordwesten. In de structuurvisie is aangegeven dat dit deel van de gemeente zich gaat ontwikkelen als het gedeelte met de meeste dynamiek. De woningbouw en bedrijvigheid krijgen hier voorrang. De provinciale rode contouren van Nieuwkoop, Nieuwveen en Noorden worden "opgerekt" ter bekostiging van de natuurontwikkeling en versterking van de leefbaarheid van deze dorpen.
Naast dynamiek in het noordwesten zal er zeker ook aandacht zijn voor landschappelijke inpassing van de diverse activiteiten. Dit betreft ook de overgangen van bebouwd naar open gebied. Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) en het Groenbeheerplan zorgen voor de uitwerking van dit beleid.
In 2016 heeft een herijking van de structuurvisie plaatsgevonden. Hierin wordt teruggeblikt naar de doelen uit de structuurvisie en welke hiervan behaald zijn. In de herijking wordt gekeken welke doelen tot 2040 gelijk blijven en welke ambities bijgesteld moeten worden. Wat betreft woningbouw wordt hierin geconcludeerd dat vastgehouden wordt aan het realiseren van de 430 woningen buiten de provinciale rode contour voor het transformeren van de Noordse Buurt, waaronder maximaal 100 in het gebied 'De Verwondering'.
Met dit wijzigingsplan wordt een verdere ontwikkeling van 'De Verwondering' mogelijk gemaakt, waarmee bijgedragen wordt aan de versterking van de leefbaarheid van Nieuwveen en aan de realisatie van het gestelde doel van de 430 woningen.
Het 'moederplan' voor 'De Verwondering' is gebaseerd op de Woonvisie uit 2011. Hierin maakt 'De Verwondering' onderdeel uit van de 430 extra woningen die in de gemeente Nieuwkoop gerealiseerd mogen worden.
Op 6 oktober 2016 is de nieuwe Woonvisie 2016 – 2025 vastgesteld door de gemeenteraad. In de woonvisie worden drie thema's benoemd.
Om een aantrekkelijke gemeente te blijven, is een vitale dorpenstructuur van groot belang. Een divers aanbod van voorzieningen draagt bij aan het hoogwaardige leefklimaat. De levensvatbaarheid van het voorzieningenaanbod is afhankelijk van een gemengde bevolkingssamenstelling. Daarom richt het eerste thema zich op het aantrekken van jonge gezinnen, behouden van jongeren en een gevarieerd aanbod voor elke gezinsomvang.
Het moet voor iedereen mogelijk zijn om in Nieuwkoop te blijven wonen. Hiervoor zijn woningen nodig voor elke portemonnee.
Nieuwkoop is een fijne gemeente om in te wonen. Ook als je ouder wordt of als er een zorgbehoefte ontstaat. De veranderingen in de zorg en de vergrijzing hebben samen een effect op de woningmarkt. Het derde thema gaat over langer thuis wonen, levensloop bestendige woningen en over beschikbare ondersteuning voor mensen die dit nodig hebben.
De Woningbehoefteraming (WBR) 2016, opgesteld door de Provincie Zuid-Holland, laat zien dat in de gemeente Nieuwkoop tot en met 2025 een behoefte is aan ongeveer 1.100 woningen. Het huidige bouwprogramma in de gemeente is ruim 800 woningen. Dit laat zien dat de vraag naar woningen (1.100) groter is dan het aanbod (800). De behoefte aan/ de ruimte voor nieuwe plannen wordt zoveel mogelijk benut door samen met andere partijen de verschillende volkshuisvestelijke opgaven, te realiseren. Daarbij blijft het de voorkeur om nieuwbouw te realiseren in de grotere kernen en binnen het bestaande stads- en dorpsgebied.
Naast de woningen ten behoeve van de groei van de eigen bevolking voorziet de gemeente in de (boven)regionale opgave met de bouw van 330 woningen boven de behoefteraming. De opgaven samen betekenen een bouwopgave van 1.430 (1.100 + 330) woningen tot en met 2025.
Een belangrijke opgave voor de gemeente is de sanering van het (voormalig) glastuinbouwgebied Noordse Buurt. Om deze opgave mogelijk te maken, ontwikkelt de gemeente Nieuwkoop 430 woningen boven de behoefteraming. Op dit moment is het grootste gedeelte van de Noordse Buurt gesaneerd. De 430 woningen worden vooral toegevoegd aan de grotere woonkernen Nieuwveen, Nieuwkoop, Ter Aar en Langeraar. Dit sluit aan bij het ABC-kernenbeleid. Het toevoegen van de woningen bij de grotere kernen versterkt de vitaliteit en het draagvlak voor voorzieningen. Een deel van de projecten is in volle gang. Er zijn op dit moment ongeveer 100 woningen gerealiseerd in de dorpen Nieuwveen en Ter Aar. De komende jaren start de bouw van de resterende 330 woningen. Verwacht wordt dat alle 330 resterende woningen zijn gerealiseerd voor 2025.
Met dit wijzigingsplan wordt een verdere ontwikkeling van 'De Verwondering' mogelijk gemaakt, waarmee bijgedragen wordt aan de realisering van het woonbeleid.
De gemeenten Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Rijnwoude, hebben gezamenlijk een Regionaal Landschaps Ontwikkelings Plan (LOP) opgesteld. Het LOP is een beleidskader voor het behoud van bestaande landschappelijke kwaliteiten. Samengevat komt die neer op: “wees zuinig op de karakteristieke landschappen en waarborg de kwaliteit ervan voor de toekomst”. Het Landschaps Ontwikkelings Plan is een uitwerkingsplan van de gemeentelijke Structuurvisie Nieuwkoop 2040. De raad heeft het Visiedeel van het LOP vastgesteld op 25 juni 2009. Het Uitvoeringsprogramma van het LOP is op 17 december 2009 door de raad vastgesteld.
In het LOP is de kwaliteit en samenhang van het landschap in de Rijn- en Veenstreek onderzocht. Die kwaliteit en samenhang zitten vooral in de grote landschappelijke eenheden. Droogmakerijen en aaneengesloten veenweidegebied vormen met elkaar een heldere hoofdstructuur. Openheid en vergezichten maken die hoofdstructuur zichtbaar. Akkerbouw en melkveehouderij kunnen in deze grote eenheden goed uit de voeten. Versnippering is niet gewenst, stelt het LOP. Zichtlijnen moeten zoveel mogelijk intact blijven. Dit betekent dat toevoegingen aan het landschap bij voorkeur aan de randen van deze landschappelijke eenheden plaatsvinden en zoveel mogelijk worden gebundeld.
In het LOP zijn inrichtingsprincipes en bijbehorende voorbeelden opgenomen voor de gewenste beeldkwaliteit van bebouwing. Zorgvuldige aandacht voor de beeldkwaliteit is noodzakelijk om de landschappelijke kwaliteit te waarborgen. De randen van nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen, boerderijen en kassen vallen in het open landschap van de Rijn- en Veenstreek extra op. In het verleden is vaak geen rekening gehouden met het verkavelingspatroon of met de richting van het landschap. Ook de aankleding laat te wensen over. Harde overgangen zijn het gevolg. Het LOP laat zien dat een betere landschappelijke inpassing mogelijk is. (Streekeigen) beplanting speelt daarbij vaak een rol. De inrichtingsprincipes zijn ook toepasbaar op nieuwe bebouwing. Een beter aanzien van het gebied vergroot op zijn beurt weer de aantrekkelijkheid voor inwoners en recreanten. Het LOP wil een streefbeeld en toetsingskader zijn voor het formuleren van beeldkwaliteit.
In het stedenbouwkundig ontwerp voor 'De Verwondering' is hiermee rekening gehouden door een groene overgang naar het landschap te maken en de richting van de verkaveling te laten passen bij het omliggende landschap. Door middel van de aanduiding "specifieke vorm van woongebied - tuin oeverzone" langs de randen van de kavels met het water (die aldus niet worden beschouwd als "erfgebied" in de zin van het Besluit omgevingsrecht), waarbinnen geen gebouwen zijn toegestaan, wordt dit in het wijzigingsplan geborgd.
Voor het plangebied zijn in het LOP geen specifieke kaders en uitgangspunten vermeld, hiervoor gelden de algemene beleidsuitgangspunten.
Het plan geeft inzicht in de huidige en de gewenste beeld- en onderhoudskwaliteit, de hierbij passende maatregelpakketten (regulier en cyclisch beheer), hoe te komen tot de gewenste onderhoudskwaliteit en de financiële onderbouwing. De groenvisie vormt de basis voor herstructurering, werkplannen en beleidskeuzen voor groen. De gemeente kan hiermee doelgericht en efficiënt beheer uitvoeren. Dit is zichtbaar aan de kwaliteit van het groen(onderhoud) en aan het benodigde budget.
Voor 'De Verwondering' is van belang dat de overgang van het buitengebied naar de bebouwde kom zacht wordt vormgegeven, waarbij landschappelijke inpassing plaatsvindt met groen dat belevingswaarde heeft en past bij het karakter van landschap en locatie. Met deze aspecten is expliciet rekening gehouden.
Ook in de uitwerking van het Zuidereiland dat met dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt hier rekening mee gehouden. Door de aanduidingen "specifieke vorm van woongebied - natuurvriendelijke oever" en "specifieke vorm van woongebied - tuin oeverzone" langs de randen van de kavels aan het water, waarbinnen geen gebouwen zijn toegestaan, wordt dit in het wijzigingsplan geborgd; deze stroken behoren niet tot het "erfgebied" als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht.
Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) vastgesteld. In dit plan geeft de gemeente haar visie op het verkeer en vervoer in de gemeente Nieuwkoop voor de komende tien jaar met een doorkijk naar 2040.
De gemeente Nieuwkoop heeft enerzijds te maken met (economische) ontwikkelingen in de regio/Randstad en maakt anderzijds deel uit van Het Groene Hart. In de structuurvisie 2040 heeft de gemeente verwoord hoe zij de positie van de eigen gemeente ziet in die context. Een van de onderdelen die nu verder uitgewerkt is, is de visie op het verkeer en vervoer.
Het vastgestelde GVVP is de basis om vorm te geven aan de invulling van de concrete maatregelen. Deze zullen bestaan uit een aantal uitwerkingsplannen waarbij concrete (verkeers-) maatregelen worden voorgesteld ten gunste van de toekomstige bereikbaarheid en veiligheid en leefkwaliteit in de gemeente Nieuwkoop. Ook is aangegeven welke zaken hoge prioriteit hebben.
De voor dit plangebied relevante aandachtspunten voor de gewenste situatie van de verkeersstructuur uit het GVVP zijn:
Voor de ontwikkeling van 'De Verwondering' wordt een verkeersstructuur met 30 km/u wegen en een 50km/u weg (in casu de centrale Laan der Verwondering) gerealiseerd, waarmee verkeersonveilige conflictpunten tussen verschillenden modaliteiten worden voorkomen. De aan te leggen wegen behoren tot de laagste klassen van het wegennet (erftoegangswegen en langzaam verkeer route). Het gebied wordt op twee manieren voor auto's ontsloten, deze wegen zijn ook voor de hulpdiensten in geval van calamiteiten bruikbaar. Het Zuidereiland past hierbinnen. Daarmee past het plan in de doelstellingen van het GVVP.
De parkeernormen in het 'moederplan' voor 'De Verwondering' zijn nog gebaseerd op de notitie gemeentelijk parkeerbeleid (vastgesteld 8 mei 2008).
Op 17 september 2015 is een nieuwe beleidsnotitie 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' door de gemeenteraad vastgesteld. In de praktijk bleken de normen die gesteld zijn in 2008 niet langer een uitkomst te bieden voor het vaststellen van het vereiste aantal parkeerplaatsen. Een herziening van de parkeernormering was daarom gewenst. Het nieuwe parkeerbeleid moet bijdragen aan de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en het voorkomen van parkeeroverlast in de kernen van de gemeente Nieuwkoop. De gemeente wil dit onder meer bereiken door de parkeernormen actueel te houden en hanteerbare beleidsuitgangspunten te formuleren voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente teneinde parkeerproblemen in nieuwe woonwijken te voorkomen.
In dit wijzigingsplan wordt rekening gehouden met de nieuwe parkeernormen. De beleidsnotitie 'Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015' is opgenomen als bijlage 1 bij de regels van het wijzigingsplan.
De gemeente Nieuwkoop wil graag een duurzame gemeente zijn, waarin niet alleen aandacht is voor het 'hier' en 'nu', maar ook voor het 'daar' en 'later'. Duurzaamheid houdt in dat bij alle ontwikkelingen, beleid, plannen en activiteiten gezocht wordt naar een optimale balans tussen leefbaarheid, ecologie en economie. Duurzaamheid houdt ook solidariteit in. Solidariteit tussen huidige en toekomstige generaties. In de duurzaamheidsagenda geeft de gemeente aan welke maatregelen zij neemt op het gebied van duurzaamheid en welke resultaten zij behaalt.
Op 11 juni 2015 heeft de gemeenteraad de duurzaamheidsagenda 2015-2018 vastgesteld. In de Duurzaamheidsagenda wordt op een gestructureerde manier inzicht gegeven in de stand van zaken op het gebied van duurzaamheid. Daarnaast is deze agenda bedoeld om bewustwording te creëren, partijen bij elkaar te brengen en elkaar te inspireren.
De duurzaamheidsagenda van 2015-2018 is opgesteld aan de hand van vier thema's die vanuit drie pijlers uit het Energieakkoord zijn afgeleid:
'De Verwondering' komt in de duurzaamheidsagenda niet expliciet voor, maar duurzaam onderhoud en beheer behoren wel tot de doelen. Bij alle nieuwbouwprojecten wordt ingezet op zo veel mogelijk duurzame ontwikkeling en duurzaam bouwen en landschappelijke inpassing van de randen van de bebouwing. In het ontwerp voor 'De Verwondering' is hier expliciet rekening mee gehouden. De dragers in de duurzaamheidsvisie die voor het plan is opgesteld zijn groen en water. Ook in het ontwerp voor het Zuidereiland dat met dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt, is hier rekening mee gehouden.
Discussienota Gasloze nieuwbouw Nieuwkoop 2018
De ambitie is om gasloos te bouwen. Het Zuidereiland wordt gasloos ontwikkeld met de kanttekening dat er nog een keuze gemaakt moet worden over de uiteindelijke energie/verwarmingsoplossing. Er staan twee mogelijke varianten open: één waarbij op kavelniveau een individuele oplossing moet worden gerealiseerd of één waarbij er een collectieve oplossing wordt gerealiseerd met een warmtenet. Er zijn naar verwachting geen grote technische verschillen tussen de varianten omdat in beide gevallen op individueel kavelniveau een warmtepomp benodigd is om de woning te verwarmen. De onderzoeken hiervoor lopen nog. Om deze reden wordt de verkoop - na het onherroepelijk worden van de vaststelling van het wijzigingsplan - pas gestart tot hierin meer zekerheid kan worden gegeven naar de aspirant-kopers. Naar verwachting zal deze keuze in 2018 gemaakt zijn. De marketingactiviteiten met betrekking tot het Zuidereiland zijn inmiddels gestart. De keuze voor een bepaald energie/verwarmingssysteem heeft geen gevolgen voor de inhoud van het wijzigingsplan.
Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijk ruimtelijk beleid.
In dit hoofdstuk worden de onderzoeken voor het wijzigingsplan behandeld. Voor zover de resultaten nog van toepassing zijn, worden de onderzoeken uit het 'moederplan' overgenomen. Indien noodzakelijk is er een nieuw onderzoek uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn beschreven in de Brief Beoordeling milieuaspecten van de Omgevingsdienst West-Holland (d.d. 12 januari 2018, zaaknummer 20170766590). Deze brief is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting van dit wijzigingsplan.
Het rijksbeleid voor Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de wet Luchtvaart (‘Wijzigingswet’, 2003). De ruimtelijke consequenties van de Wijzigingswet staan in het Luchthavenindelingbesluit (LIB). Het LIB is een algemene maatregel van bestuur waarin beperkingen worden gesteld aan het gebruik van gronden en de bouwmogelijkheden vanwege externe veiligheid en geluid in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol. In het LIB zijn twee gebieden vastgesteld: het luchthavengebied en het beperkingengebied. Binnen het beperkingengebied worden verschillende deelgebieden onderscheiden met specifieke regels. Deze regels moeten door gemeenten in acht worden genomen bij de vaststelling van bestemmingsplannen.
Met de herziening van het LIB die per 1 januari 2018 in werking is getreden wordt een extra deelgebied toegevoegd: een afwegingsgebied voor externe veiligheid en geluid (nu bekend als het ‘20Ke-gebied’). In dit gebied mogen gemeenten op basis van een eigen integrale afweging omgevingsvergunningen afgeven voor de bouw van nieuwe woningen binnen het bestaand stedelijk gebied. Buiten het bestaand stedelijk gebied blijven nieuwe woningbouwlocaties niet toegestaan. Verder worden met de herziening de ruimtelijke regels over externe veiligheid en geluidhinder verduidelijkt en vereenvoudigd. Met deze wijzigingen krijgen gemeenten meer eigen afwegingsruimte en verantwoordelijkheid voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Contour Schiphol
Het plangebied Zuidereiland valt grotendeels binnen het ruimtelijk afwegingsgebied (voorheen 20Ke), De regels zijn erop gericht om enerzijds voldoende ruimte te laten voor de ontwikkeling van de mainport Schiphol en anderzijds om (woningbouw)ontwikkelingen mogelijk te maken. Beide zijn van nationaal belang. Tegelijkertijd zal terughoudendheid betracht moeten worden wat betreft woningbouwmogelijkheden op plaatsen in de omgeving van de luchthaven waar dat uit een oogpunt van geluid en groepsrisico minder wenselijk is. Tevens wordt hiermee woningbouw vermeden op plaatsen waar dat ook omwille van het gebruik van Schiphol niet wenselijk is. Dit sluit aan bij het gehanteerde principe om zo min mogelijk over dichtbebouwd stedelijk gebied te vliegen. Vanwege bovenstaande dient het gebied buiten het bestaand stedelijk gebied (BSG) gevrijwaard te blijven van nieuwe woningbouwlocaties. Dit rijkskader laat de provincie afwegingsruimte om beperkt woningen in het buitengebied toe te staan binnen door de provincie gestelde voorwaarden. Gemeenten zijn binnen BSG verantwoordelijk voor een zorgvuldige ruimtelijke ordening zoals vastgesteld in de Wet ruimtelijke ordening. Daarbij houden de gemeenten in de planvorming rekening met de geluidproductie en het risico die de vliegroutes van en naar Schiphol met zich meebrengen, nu, en voor zover te voorzien, in de toekomst. Gemeenten dragen er ook zorg voor dat (toekomstige) bewoners in een zo vroeg mogelijk stadium deugdelijk en objectief worden geïnformeerd over geluidbelasting en mogelijke hinder door vliegtuiggeluid vanwege de nabijheid van de luchthaven Schiphol.
In het 'moederplan' wordt aangegeven dat het Rijk en de provincie Zuid-Holland voor 'De Verwondering', gelegen binnen de 20 Ke contour van Schiphol, een uitzondering hebben gemaakt en hebben toegestaan dat buiten de oude provinciale rode contour maximaal 100 woningen mogen worden gebouwd (zie ook de voorgaande paragraaf 2.1). Het voorliggende wijzigingsplan betreft een reeds sinds 2013 geprojecteerde woningbouwlocatie.
20 Ke contour Schiphol (paars) met rood omlijnd de locatie "Zuidereiland"
Risicoprofiel
In de nabijheid van Schiphol bestaat er een verhoogde kans op een vliegtuigongeval met dodelijke slachtoffers op de grond. Gemeenten binnen het totale afwegingsgebied dienen daarom voorbereid te zijn op de risico’s van een vliegtuigongeval.
De Veiligheidsregio Hollands Midden is wettelijk verplicht eenmaal in de vier jaar een risicoprofiel vast te stellen. Een van de risico’s waar de veiligheidsregio (en dus ook de gemeente Nieuwkoop) mee geconfronteerd kan worden is een vliegtuigongeval op haar grondgebied. De veiligheidsregio geeft aan dat er voor vliegtuigongevallen afspraken zijn gemaakt met de veiligheidsregio Kennemerland waar Schiphol onder valt. De gevolgen van een vliegtuigongeval kunnen binnen het beschikbare potentieel van de Veiligheidsregio Hollands Midden samen met de veiligheidsregio Kennemerland worden opgevangen.
Rekenschap conform "Beleidsregel wonen en vliegen 20 Ke-contour Schiphol"
Voor zover een bestemmingsplan nieuwe woningen toestaat op de gronden binnen de 20 Ke-contour, wordt in de toelichting van dat plan rekenschap gegeven van het feit dat op de betreffende locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die ertoe hebben geleid om op de desbetreffende locatie nieuwe woningen te bestemmen.
De 20 Ke-contour is een planologische contour bedoeld om terughoudendheid te betrachten voor wat betreft woningbouw buiten bestaand stads- en dorpsgebied. Deze terughoudendheid is enerzijds ingegeven vanuit het oogpunt van de bescherming van mensen tegen vliegtuiggeluid, en anderzijds om voldoende ruimte te laten voor (toekomstige) ontwikkelingen (zoals veranderingen in aanvliegroutes) van de mainport Schiphol. De locatie De 'Verwondering-Zuidereiland' valt grotendeels binnen de 20Ke-contour van Schiphol.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben bij besluit van 23 mei 2017 de “Beleidsregel wonen en vliegen 20 Ke-contour Schiphol” vastgesteld. Deze "Beleidsregel wonen en vliegen 20 Ke-contour Schiphol" is een verdere uitwerking van de regel (zoals die in de Verordening is opgenomen) om rekenschap te geven van bouwen in geluidbelast gebied. Tegelijkertijd vragen Gedeputeerde Staten aan de gemeenten binnen de 20 Ke-contour dat zij ook een eigen beleidsregel vaststellen waarin voornoemde afspraken zijn uitgewerkt.
De gemeenteraad heeft deze beleidsregel op 11 mei 2017 vastgesteld. De beleidsregel is met ingang van 26 mei 2017 in werking getreden. Met deze beleidsregel heeft de gemeente aangegeven op welke wijze rekenschap wordt gegeven in bestemmingsplannen over (bijvoorbeeld) de geluidsbelasting van nieuwe woningen en indien nodig maatregelen om het geluidsniveau binnen de woning te verminderen. Er wordt extra aandacht besteed aan de afweging van de belangen die met de beoogde woningbouw binnen 20 Ke contour zijn gemoeid. Er wordt een afweging gemaakt waarbij de lokale leefbaarheid en vitaliteit een belangrijke rol spelen.
Er kan op de volgende wijze rekenschap van de keuze van de onderhavige locatie voor de realisering van woningen worden gegeven:
Allereerst kan worden benadrukt dat het voorliggende wijzigingsplan betrekking heeft op de reeds in 2013 geprojecteerde woningbouwlocatie 'De Verwondering'.
Er kan verder op worden gewezen dat in Structuurvisie Nieuwkoop 2040 is vermeld dat een gericht woningbouwbeleid een evenwichtige bevolkingsopbouw moet stimuleren om aldus het draagvlak voor voorzieningen te ondersteunen. Dit betreft met name de grotere kernen, zoals Nieuwveen.
De ontwikkeling van het project 'De Verwondering' hangt samen met de sanering en transformatie van het glastuinbouwgebied de Noordse Buurt. In samenspraak met de provincie Zuid-Holland en het Rijk zijn in 2009 ten behoeve van de financiële uitvoerbaarheid afspraken gemaakt over de realisatie van 430 woningen binnen de gemeentegrenzen van Nieuwkoop. Hiervoor zijn in de Structuurvisie Nieuwkoop 2040 zogenaamde sleutelprojecten vastgelegd, waarin de realisatie van de woningen is opgenomen. Het Rijk heeft voor het sleutelproject 'De Verwondering' toegestaan dat maximaal 100 woningen worden gerealiseerd. In het bestuurlijk overleg tussen gemeente, provincie en rijk van 15 juni 2009 is afgesproken dat het aantal te bouwen woningen op deze locatie buiten de provinciale rode contour binnen de 20 Ke-zone maximaal 100 mag bedragen. Er kan op worden gewezen dat het in 2013 vastgestelde 'moederplan De Verwondering' reeds door middel van de wijzigingsbevoegdheid voorziet in de realisering van woningen op het Zuidereiland.
De gemeente zal in de informatievoorziening bij de nieuw bewoners benadrukken dat het plangebied zich geheel bevindt op een door vliegtuiggeluid belaste locatie. In dat verband kan er volledigheidshalve nog op worden gewezen dat de Omgevingsdienst West-Holland (ODHW) de cumulatieve geluidbelasting van de beoogde woningen in het naastgelegen woongebied 'Teylerspark' heeft berekend. Er is daar sprake van een cumulatief geluidniveau (Lden) van 59 dB. Dit is vergelijkbaar met het cumulatief geluidbelasting op de locatie Zuidereiland. Dit heeft tot gevolg dat extra aandacht besteed zal moeten worden aan de geluidwering van de gevels.
Het Luchthavenindelingbesluit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is onderzoek noodzakelijk naar de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De bodem in dit plangebied is in 2012 onderzocht als onderdeel van het bestemmingsplan 'De Verwondering'. In dit onderzoek zijn slechts lichte verontreinigingen in de grond en het grondwater aangetroffen.
Voor een bodemonderzoek geldt een geldigheidstermijn van 5 jaar. Het bovengenoemde bodemonderzoek is opgesteld in mei 2012 en is daarmee verouderd. Een actualiserend onderzoek was daarom nodig. Gezien de gunstige uitslag van het bodemonderzoek in 2012 kon het actualiserend onderzoek beperkt blijven tot het meest beïnvloedbare deel van de bodem, te weten de bovengrond. Hierbij is gebruik gemaakt van het rapport “Milieukundig bodemonderzoek het Zuidereiland, Nieuwbouwlocatie 'De Verwondering' te Nieuwveen” van Adviesbureau Adverbo met rapportnr. 17.10.1036.0838 d.d. 22 augustus 2017. Deze is als bijlage 3 toegevoegd bij deze toelichting. Uit de chemische analyses blijkt dat de bovengrond niet of licht is verontreinigd. Het onderzoeksbureau heeft geen bodemvreemde en/of asbestverdachte bestanddelen waargenomen op het maaiveld en in de bodemmonsters. De resultaten geven geen aanleiding voor vervolgstappen.
Op grond van de combinatie van de onderzoeksresultaten uit 2012 en de hierboven beoordeelde recente resultaten zijn er milieuhygiënisch geen belemmeringen om het plan te realiseren.
Per 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De Wamz is een wijzigingswet die geleid heeft tot wijzigingen in onder andere de Monumentenwet 1988 (Mw'88). In de Mw'88 is opgenomen dat de gemeenteraad bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Om dit goed te kunnen doen, moet men over kennis over het bodemarchief beschikken.
Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden (art. 3.1.6, Besluit ruimtelijke ordening). Hiertoe moet in de toelichting van het plan een afweging worden opgenomen over het voorkomen van cultuurhistorische waarden in het gebied en de wijze waarop deze cultuurhistorische waarden - indien noodzakelijk - in het plan worden geborgd.
Voor het bestemmingsplan 'De Verwondering' is een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Voor de betreffende rapporten wordt verwezen naar het 'moederplan'. Dit onderzoek is ook van toepassing op het plangebied van dit wijzigingsplan. Uit deze onderzoeken is gebleken dat er geen archeologische resten in de bodem te verwachten zijn. Voor het Zuidereiland is daarom in het voorliggende wijzigingsplan geen dubbelbestemming voor archeologische waarden opgenomen.
Ter volledigheid is het plan ook getoetst aan de Cultuurhistorische atlas van de provincie Zuid-Holland, zie bijlage 2 Brief Beoordeling milieuaspecten van de Omgevingsdienst West-Holland onder het kopje Archeologie. De Atlas van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur is door Provinciale Staten op 14 december 2016 vastgesteld en van kracht sinds 12 januari 2017. Deze actualisatie betreft in hoofdzaak het onderwerp archeologie, te weten de bekende archeologische terreinen en de verwachte archeologische waarden
De gemeente Nieuwkoop heeft een eigen archeologisch beleid dat is vastgelegd in de Erfgoedverordening Nieuwkoop 2016. In dit gemeentelijk beleid wordt aangehaakt bij de voormalige provinciale archeologische waardenkaart die tot 12 januari 2017 een andere indeling kende (zeer grote kans, redelijk tot grote kans, kleine kans en geen enkele kans). Inmiddels kent de Cultuurhistorische atlas van de provincie slechts de waardering hoog. Na raadpleging van de Cultuurhistorische Atlas blijkt dat het plangebied gedeeltelijk is gelegen in gronden met een hoge verwachting op het aantreffen van archeologie. Desondanks blijkt uit eerdere onderzoeken dat er geen archeologische resten zijn te verwachten. Gelet op de Erfgoedverordening Nieuwkoop 2016 hoeft er geen aanvullend vooronderzoek te worden uitgevoerd.
Het aspect archeologie/cultuurhistorie levert geen belemmering op voor het wijzigingsplan.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar en daggemiddelde) van belang. In Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen indien:
Niet in betekenende mate
Projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden zoals opgenomen in Bijlage 2 van de Wet milieubeheer. In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd dat een ruimtelijke ontwikkeling die minder dan 1% van de grenswaarde bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) 'niet in betekenende mate' is. Dit komt overeen met een maximale toename van 0,4 µg/m3 voor de concentraties fijn stof en stikstofdioxide. In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn concrete situaties opgenomen die 'niet in betekenende mate' zijn. Blijft de ontwikkeling binnen de in deze regeling opgenomen grenzen, dan is het project per definitie 'niet in betekenende mate' en hoeft er geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden. Voor de ontwikkeling van woningen, geldt dat bij de realisatie van minder dan 500 woningen (met één ontsluitingsweg) het project per definitie niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In het bestemmingsplan 'De Verwondering' wordt aangegeven dat het project geen relevante gevolgen zal hebben voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving, aangezien slechts maximaal 166 woningen worden gerealiseerd. Dit aantal ligt ruim onder het in het besluit NIBM genoemde aantal van 500 woningen. De 37 woningen die met dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt, maken daar onderdeel van uit. Er is met betrekking tot de luchtkwaliteit sprake van een goed woon- en leefklimaat. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. De situatie met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling is voor de luchtkwaliteit ongewijzigd. De luchtkwaliteit is volgens de NSL-monitoringstool ten opzichte van 2013 nog iets verbeterd. Er is daarom geen aanleiding om opnieuw onderzoek te doen naar de luchtkwaliteit.
Voor de maatschappelijke voorzieningen is nog geen exacte invulling, waardoor nog niet bekend is wat de verkeersaantrekkende werking zal zijn. Er kan daarom nog geen uitspraak worden gedaan of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij/in de nieuwe woningen als gevolg van de maatschappelijke voorzieningen. Dit zal in een later stadium van de planvoorbereiding worden bezien. Maatschappelijke voorzieningen gelden niet als NIBM-project. De luchtkwaliteit ter plekke van de nieuwe woningen moet nog worden getoetst aan de hand van de verkeersgeneratie van het plan. De verwachting is dat de grenswaarden niet worden overschreden.
Het plan voldoet als woningbouwlocatie aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Er zijn geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit. Voor wat betreft de maatschappelijke voorzieningen is er in een later stadium nog wel onderzoek naar de luchtkwaliteit noodzakelijk, om te beoordelen of, als gevolg van de invulling van de maatschappelijke voorzieningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nieuwe woningen. De verwachting is dat de grenswaarden niet worden overschreden.
Met betrekking tot geluid is de Wet geluidhinder het belangrijkste toetsingskader. In de Wet geluidhinder zijn voorkeurswaarden en grenswaarden opgenomen waaraan geluidgevoelige bestemmingen mogen worden blootgesteld. Onder geluidgevoelige bestemmingen worden onder meer verstaan: woningen, maar ook scholen en ziekenhuizen.
Voor het bestemmingsplan 'De Verwondering' is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Voor het desbetreffende rapport wordt verwezen naar het 'moederplan'. Het doel van het onderzoek is inzichtelijk te maken waar geluidgevoelige bestemmingen vanuit akoestisch oogpunt gerealiseerd kunnen worden zonder ontheffing, met ontheffing en waar niet gebouwd mag worden. Dit wordt middels geluidcontouren ten gevolge van wegverkeerslawaai vanwege de Schilkerweg en Oude Nieuweveenseweg inzichtelijk gemaakt. Tevens ligt het plangebied binnen de invloedsfeer van de Hazeweg/Roggeveldweg.
Het plangebied Zuidereiland ligt binnen de geluidszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh) van de Schilkerweg. De overige wegen rond het plangebied Zuidereiland hebben geen geluidszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh), omdat de maximumsnelheid op die wegen maximaal 30 km/uur bedraagt.
Het akoestisch onderzoek uit het 'moederplan' is opgesteld in 2012 en heeft als toekomstig peiljaar 2022. Voor de beoordeling van een nieuw plan is de toekomstige situatie na 10 jaar van belang. Omdat het plan nu pas in procedure gaat dient het akoestisch rapport op dit punt formeel geactualiseerd te worden, zie bijlage 2 Brief Beoordeling milieuaspecten van de Omgevingsdienst West-Holland onder het kopje Geluid. Hierbij is gebruik gemaakt van de Regionale verkeers- en milieukaart Holland Rijnland (RVMK). Dit is een gekoppeld verkeers- en milieumodel. Met het verkeersmodel worden verkeersstromen gesimuleerd van verschillende toekomstscenario’s. Op basis van deze simulaties kan in het milieumodel de geluidsbelasting worden berekend van het wegverkeer en kunnen de milieukundige effecten bepaald worden van verkeers- en RO-beleid. De meest recente versie van het verkeersmodel van de RVMK Holland Rijnland is versie 3.1 van januari 2017.
Bij de beoordeling van de uitgangspunten voor de berekeningen blijkt dat er in het rapport van het akoestisch onderzoek en in de RVMK zijn verschillende verkeersintensiteiten gehanteerd.
De verkeersintensiteiten uit het rapport (peiljaar 2022) en uit de RVMK v3.1 (peiljaar 2030) zijn niet gelijk, maar gelet op het verschil in peiljaren ontlopen deze elkaar niet veel. Het verschil in verkeersintensiteiten maakt het niet nodig om een nieuw akoestisch onderzoek uit te voeren. Uit de rekenresultaten blijkt dat de berekende geluidbelasting vanwege het verkeer op de Schilkerweg ten hoogste 46 dB, incl. aftrek ex art. 110g Wgh bedraagt. Het verschil in gehanteerde verkeersintensiteiten is niet zodanig groot dat dit ter plaatse van het plangebied zal leiden tot een overschrijding van de voorkeurswaarde van 48 dB als bedoeld in de Wgh.
De berekeningsresultaten worden getoetst aan de volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geldende grenswaarden. Wanneer de in de Wgh gestelde grenswaarden worden overschreden, dient beoordeeld te worden of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn en/of er een hogere grenswaarde moet worden vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.
Op basis van het in 2012 uitgevoerde akoestisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat de voorkeurswaarde van 48 dB als gevolg van het verkeer op de Schilkerweg als op de wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur niet wordt overschreden.
De centraal door het plangebied lopende weg ‘Laan der Verwondering’ wordt vormgegeven als 50 km/uur weg. Derhalve heeft die weg ingevolge de Wet geluidhinder een geluidzone en zal er dus voor wat betreft geluidgevoelige bestemmingen (woningen en bepaalde matschappelijke functies zoals onderwijsgebouwen) aan weerszijden van de weg in beginsel moeten worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Uit akoestisch onderzoek (zie bijlage 4) is gebleken dat niet overal aan deze voorkeursgrenswaarde wordt voldaan.
Er is dan ook voor een aantal woningen en voor geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen een hogere grenswaarde (tot maximaal 53 dB) aangevraagd. Het "Ontwerpbesluit Wet geluidhinder wijzigingsplan De Verwondering Zuidereiland te Nieuwveen" heeft met ingang donderdag 6 september 2018 gedurende vier weken ter inzage gelegen. Er zijn gedurende die termijn geen zienswijzen ingediend. De Omgevingsdienst West-Holland heeft bij besluit van 31 oktober 2018 (namens burgemeester en wethouders van Nieuwkoop) een hogere waarde van 53 dB vastgesteld voor 30 woningen en 3 maatschappelijke bestemmingen aan weerszijden van de Laan der Verwondering (zie bijlage 5).
Op de verbeelding is een gebiedsaanduiding "geluidzone - weg" opgenomen overeenkomend met de 53 dB contouren aan weerszijden van de Laan der Verwondering. In de regels is bepaald dat binnen deze gebiedsaanduiding geen woningen en geen geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen mogen worden gerealiseerd.
Voorafgaande aan de vaststelling van het voorliggende wijzigingsplan is voor een aantal woningen en maatschappelijke voorzieningen een hogere grenswaarde geluid vastgesteld. Aldus wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.
Het aspect geurhinder is onder te verdelen in agrarische geurhinder en industriele geurhinder.
In de Wet geurhinder en veehouderij en in het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn eisen opgenomen om gevoelige functies te beschermen tegen overmatige geurhinder van agrarische activiteiten. De Wet geurhinder en veehouderij biedt gemeenten ook de mogelijkheid om afwijkende normen voor haar grondgebied vast te stellen. Van deze mogelijkheid heeft de gemeente Nieuwkoop gebruikt gemaakt. De keuze en motivatie voor de afwijkende normering is beschreven in de Geurgebiedsvisie Nieuwkoop. Op 12 december 2013 zijn de normen door de gemeenteraad vastgesteld in de Verordening geurhinder en veehouderij Nieuwkoop 2013.
Het aspect industriele geurhinder heeft betrekking op geurhinder van niet-agrarische bedrijven. De eisen met betrekking tot dit type geurhinder is onder meer geregeld in het Activiteitenbesluit dan wel in een milieuvergunning.
Agrarische geurhinder
Op circa 42 meter van het plangebied (afstand plangebied – bouwvlak) is een agrarisch bedrijf aanwezig, Ancora Imparo BV (Schilkerweg 23). Dit bedrijf heeft geen geurcontour. Daarnaast zijn in de omgeving van het plangebied geen agrarische bedrijven met een geurcontour bekend, die relevant zijn voor de planologische ontwikkeling.
Industriële geurhinder
Ten opzichte van de beschrijving in het 'moederplan' zijn de geurcontouren van de Afvalwaterzuiveringsinstallatie Nieuwveen (AWZI) aan de Schoterweg 3 gewijzigd. Inmiddels is er een aanpassing van de installatie geweest, waardoor de geurcontouren in omvang zijn afgenomen. Daarnaast is ook het toetsingskader gewijzigd. Het toetsingskader voor geurhinder voor AWZI’s is nu vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het verleden lag het plangebied al buiten de geurcontouren van de AWZI. In de nieuwe situatie met de kleinere contouren blijft dit het geval. Hieronder is de oude situatie uit 2006 weergegeven in de linker figuur (afbeelding 4.1a) en de gewijzigde situatie in de rechter figuur (afbeelding 4.1b). Afbeelding 4.1b geeft de thans vergunde situatie weer. Er is verder geen aanleiding voor nader onderzoek voor het aspect geurhinder.
Geurcontour AWZI te Nieuwveen, bron Omgevingsdienst West-Holland
Het aspect geur leidt niet tot een belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe functies (en bij de uitbreiding van bestaande functies) is met het oog op eventuele milieuhinder afstemming tussen nieuwe en bestaande functies van belang. Bestaande hindergevoelige en hinderveroorzakende functies mogen niet worden beperkt als gevolg van een nieuwe functie. Om milieuhinder te voorkomen zijn voor de meeste functies hinderzones vastgesteld. Een algemeen gehanteerde leidraad ter bepaling van de onderling afstand tussen functies is de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' (2009). De afstanden die hierin zijn opgenomen, zijn gebaseerd op de hinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Voor het bestemmingsplan 'De Verwondering' heeft de Omgevingsdienst West-Holland destijds in opdracht van de gemeente het milieuaspect bedrijven en milieuzonering onderzocht. Het ontwerp voor 'De Verwondering' is destijds zodanig aangepast dat er geen woningen binnen de hindercontouren van de verschillende inrichtingen zijn gelegen.
Voor het voorliggende wijzigingsplan heeft de Omgevingsdienst West-Holland de recente stand van zaken voor het milieuaspect bedrijven en milieuzonering bekeken, zie bijlage 2 Brief Beoordeling milieuaspecten van de Omgevingsdienst West-Holland onder het kopje Milieuzonering. Daaruit blijkt dat:
Golf & Countryclub, Golfpad 1 te Nieuwveen
De meest nabijgelegen bedrijvigheid is het golfterrein van Golf & Countryclub Liemeer, Golfpad 1 te Nieuwveen. Het betreft hier een activiteit milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 m voor het aspect geluid. De meest nabijgelegen woningen komen op ruim 10 m van de grens van het golfterrein te liggen. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand van de VNG-publicatie.
Bedrijventerrein Schoterhoek I en II (inclusief AWZI)
Het bedrijventerrein ligt ten zuiden van het plangebied (ten zuiden van de Schilkerweg) en bestaat uit twee delen: Schoterhoek I gelegen in het plangebied bestemmingsplan ‘Kern Nieuwveen, Zevenhoven en Noordeinde’ en Schoterhoek II gelegen in het plangebied bestemmingsplan ‘Schoterhoek II’. Op Schoterhoek I zijn bedrijven met een maximale milieucategorie 4.2 toegestaan. Op Schoterhoek II zijn bedrijven toegestaan met een maximale milieucategorie 3.2. Volgens de VNG-publicatie gelden voor bedrijven met een milieucategorie 3.2 een richtafstand van 100 m. Voor bedrijven met een milieucategorie 4.2 geldt een richtafstand van 300 m. Aan deze richtafstanden wordt voldaan tot de grens van het plangebied. Op het bedrijventerrein zijn geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. Voor wat betreft de AWZI op het perceel Schoterweg 3 wordt verwezen naar paragraaf 4.6 ("Geur").
Ancora Imparo BV, Schilkerweg 23, Nieuwveen
Dit betreft een akkerbouwbedrijf en ligt ten zuiden van het plangebied. Er is een loods aanwezig waarin landbouwproducten (zoals aardappels) worden opgeslagen. Deze loods wordt geventileerd door middel van ventilatoren die gesitueerd zijn aan de kant van de toekomstige woningen. De afstand vanaf de loods tot aan de grens van het plangebied Zuidereiland bedraagt circa 98 m. De loods is het meest nabijgelegen punt van de inrichting tot de grens van het plangebied. Het overige deel van het perceel bestaat uit landbouwgrond. Het bouwvlak van het bedrijf nadert de plangrens echter tot circa 42 m. Het bedrijf valt in milieucategorie 2 en hiervoor geldt een richtafstand van 30 m. Er wordt voldaan aan de richtafstand.
Maatschappelijke voorzieningen
In het plangebied Zuidereiland zijn drie vlakken opgenomen waarbinnen maatschappelijke voorzieningen mogelijk worden gemaakt. De invulling hiervan is nog niet bekend. Bij maatschappelijke voorzieningen is het aspect geluid het meest relevant. Omdat de exacte invulling van zowel de functies als de situering nog niet bekend zijn, is niet in te schatten wat de akoestische effecten zijn op de nieuw te realiseren woningen en of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit moet in een later stadium nader worden onderzocht. Bij de invulling van de maatschappelijke voorzieningen moet rekening worden gehouden met de nieuw te realiseren woningen op het Zuidereiland en met de reeds bestaande woningen aan de oostzijde van het plangebied.
Drift van gewasbeschermingsmiddelen
Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door landbouwgrond met agrarische bestemming (perceel achter Schilkerweg 23). Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen heeft een nadelig effect op bewoners. De gronden zijn op dit moment nog in agrarisch gebruik, maar er wordt op deze gronden geen gebruik gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen. Drift van gewasbeschermingsmiddelen speelt zodoende geen rol.
Er zijn verder geen bedrijven die een belemmering vormen voor het plan.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan. Voor wat betreft de invulling van de vlakken met de bestemming 'Maatschappelijk' in het plangebied dient bij de exacte invulling rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van woonfuncties in het plangebied zelf maar ook met de woonfuncties buiten het plangebied. Wanneer er meer duidelijkheid is over de exacte invulling, moet worden onderzocht of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nieuwe en bestaande woningen of dat maatregelen moeten worden getroffen.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs).
Uit de risicokaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat in de omgeving van het plangebied een hoge druk aardgasleiding, eigendom van de N.V. Nederlandse Gasunie, is gelegen. De desbetreffende leiding heeft een invloedsgebied van 140 meter. Binnen deze zone van 140 meter mogen geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Daarnaast kan over de Schilkerweg (N462) vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden.
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen andere transportassen voor gevaarlijke stoffen, noch planologisch andere relevante leidingen. Het plan ligt niet in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd.
Uitsnede risicokaart (wijzigingsgebieden rood omkaderd) bron: www.risicokaart.nl
Binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgasleiding worden geen kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Voor het vervoer gevaarlijke stoffen over de weg geldt dat de Schilkerweg niet is opgenomen op de risicokaart. Dit betekent dat het aantal transporten met gevaarlijke stoffen over deze weg beperkt is en voornamelijk bestaat uit lokaal bestemmingsverkeer.
Om een schatting te maken van de hoogte van de risico's is gebruik gemaakt van de vuistregels van de Handleiding Risicoanalyse transport (HART).
Plaatsgebonden risico
Volgens de vuistregels van HART hebben de betrokken wegen geen plaatsgebonden risicocontour PR=10-6.
Groepsrisico
Het groepsrisico ligt op basis van de vuistregels van HART lager dan 0,01 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Op grond van artikel 8, 2e lid van het Besluit externe veiligheid transportroutes is een (uitgebreide) groepsrisicoverantwoording niet nodig.
Toetsing gemeentelijk beleid
In paragraaf 4.2.1 van de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid zijn de volgende voor dit plan relevante uitgangspunten opgenomen:
Het plan voor het Zuidereiland voldoet aan deze uitgangspunten. Er worden geen nieuwe risicobronnen mogelijk gemaakt, het groepsrisico van de relevante risicobronnen is (veel) lager dan de oriëntatiewaarde en er worden binnen het invloedsgebied van risicovolle activiteiten geen bestemmingen mogelijk gemaakt die specifiek bestemd zijn voor verminderd zelfredzame personen.
Toetsing provinciaal beleid
Volgens het provinciaal beleid moet in principe voldaan worden aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Een overschrijding van de oriëntatiewaarde is alleen mogelijk indien het aannemelijk is dat door het treffen van maatregelen het groepsrisico op termijn teruggebracht wordt tot onder de oriëntatiewaarde.
De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. Gelet op de omgeving is een overschrijding voor de toekomst niet te verwachten. Er wordt voldaan aan het provinciaal beleid.
Het aspect externe veiligheid leidt niet tot een belemmering voor het plan.
Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht. De Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet worden in deze wet geïntegreerd. In de Wnb is zowel de soortbescherming van wilde flora en fauna geregeld als de gebiedsbescherming die veelal voortkomt uit bepalingen van de Europese Habitatrichtlijn (HRL) en Vogelrichtlijn (VRL). De provincies zijn, op enkele uitzonderingen na, het bevoegd gezag van de wet. De provincies organiseren de ontheffingsverlening en handhaving.
Ruimtelijke ontwikkeling en (her)inrichting zoals het bouwen van woningen of het dempen van wateren kan beschadiging of vernieling tot gevolg hebben van de voortplantings- en rustplaatsen van de in het gebied voorkomende (beschermde) soorten. Dit hangt af van de fysieke uitvoering daarvan en de periode waarin het project plaatsvindt. In bepaalde gevallen moet dan ontheffing voor de Wnb verkregen worden. De vraag of de ontheffing kan worden verleend zal worden beoordeeld door het bevoegde gezag (veelal de provincie waarin het plangebied is gelegen).
De Wnb regelt ook de gebiedbescherming van Natura 2000 gebieden en gebieden binnen het Natuurnetwerk Nederland. De provincies kunnen ook andere gebieden aanwijzen vanwege landschappelijke en/of natuurlijke waarden.
Een belangrijke bepaling van de Wnb is de zorgplicht die stelt dat “een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild levende dieren en planten kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.”
Er is een nieuw onderzoek uitgevoerd voor de nieuwe Wet Natuurbescherming, deze zijn beschreven onder het kopje Ecologie in de Brief Beoordeling milieuaspecten van de Omgevingsdienst West-Holland. Deze brief is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting van dit wijzigingsplan.
Resultaten Gebiedsbescherming - Natura 2000-gebieden
Op ongeveer 4,6 km afstand van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck. Dit Natura 2000-gebied is een stikstofgevoelig gebied, wat inhoudt dat verwarming van de nieuwe woningen mogelijk kan leiden tot significantie negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. Verwarming van de woningen, veroorzaakt gezamenlijk met verkeersbewegingen van/naar deze woningen verbrandingsgasemissies, die stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden kunnen veroorzaken. Met behulp van het programma AERIUS-calculator is een indicatieve stikstofberekening uitgevoerd (zie bijlage 6, Aerius berekening Zuidereiland). Uit de indicatieve stikstofberekening volgt dat er geen Natura 2000-gebieden in de omgeving aanwezig zijn waar de drempelwaarde voor stikstof (0,05 mol/hectare/jaar) wordt overschreden. Het aspect stikstofdepositie levert geen belemmering op.
Resultaten Gebiedsbescherming - overige beschermde gebieden
Er liggen geen NNN-gebieden of strategische reserveringen natuur in het plangebied. Tevens ligt het plangebied niet in een provinciaal belangrijk weidevogelgebied. Verdere toetsing aan het provinciale natuurbeleid is niet noodzakelijk.
Resultaten Soortenbescherming
Voor het bestemmingsplan 'De Verwondering' is destijds een Natuurtoets uitgevoerd. Voor het desbetreffende rapport wordt verwezen naar het 'moederplan'. Naar aanleiding van de resultaten van deze natuurtoets is in 2013 een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet aangevraagd voor de rugstreeppad. Vanwege het gegeven dat de natuurtoets uit 2012 verouderd is (de houdbaarheid van een ecologische quickscan is gesteld op drie jaar), is door het adviesbureau Van der Goes en Groot in augustus 2017 een nieuwe ecologische quickscan uitgevoerd (zie bijlage 7, Ecologische quickscan 2017). Naar aanleiding van de resultaten uit de Ecologische quickscan 2017, is aansluitend een nader soortgericht onderzoek uitgevoerd naar de rugstreeppad (zie bijlage 8, Inventarisatie Rugstreeppad 2017). Uit deze onderzoeken is gebleken dat in het plangebied tijdens de verschillende veldbezoeken diverse rugstreeppadden zijn gezien en enkele bastaardkikkers en gewone padden zijn vastgesteld.
Op grond van de aangetroffen aantallen en frequentie waarmee de dieren werden gevonden, wordt geconcludeerd dat de rugstreeppad in de huidige situatie regelmatig gebruik maakt van het plangebied. Voor de beschermde rugstreeppad geldt dat negatieve effecten kunnen optreden.
Het plangebied is inmiddels binnen de looptijd van de verleende ontheffing (tot 24 juli 2018) "leeg" gemaakt en onbereikbaar gemaakt voor de padden. Er is dan ook geen reden om een nieuwe ontheffing aan te vragen.
Bij wijze van compensatie worden in de nabijheid van het plangebied paddenpoelen gerealiseerd met natuurvriendelijke oevers en naastgelegen vergraafbare puin- en zandwallen.
De aangetroffen bastaardkikker en gewone pad behoren tot de beschermde soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Voor deze soort gelden geen verbodsbepalingen als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing is voor deze soorten niet nodig.
Zorgplicht maatregelen
Er moet rekening worden gehouden met de zorgplicht ex artikel 1.11 Wnb. Deze zorgplicht geldt voor alle aanwezige soorten. Dit houdt in dat bij menselijk handelen voldoende zorg in acht wordt genomen voor beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Ook mag men het welzijn van dieren niet onnodig aantasten en dieren onnodig laten lijden. Om invulling te geven aan de zorgplicht moeten de maatregelen, zoals gesteld in paragraaf 6.3 van de Ecologische quickscan 2017 als de zorgplichtmaatregel zoals gesteld in paragraaf 4.2 van de Rapportage rugstreeppad 2017 worden opgevolgd. Deze maatregelen zijn hieronder samengevoegd:
Het aspect gebiedsbescherming levert geen planologische belemmeringen op.
In algemene zin kan worden opgemerkt dat in ieder geval rekening moet worden gehouden met de zorgplicht uit de Wnb.
Voor het aspect soortenbescherming geldt dat er geen (nieuwe) ontheffing ingevolge de Wet natuurbescherming (Wnb) noodzakelijk is vanwege het verdwijnen van leefgebied van de rugstreeppad. Er wordt compenserend leefgebied ingericht in de nabijheid van het plangebied.
Verkeersgeneratie
Voor het bestemmingsplan 'De Verwondering' is destijds een rapportage van de verkeersgeneratie gemaakt. Voor het desbetreffende rapport wordt verwezen naar het 'moederplan'. In de berekening van de verkeersgeneratie is er toen rekening gehouden met de ontwikkeling van de 166 woningen, maar wordt ook gerekend met de destijds opgenomen wijzigingsbevoegdheid waarmee de ontwikkeling van maatschappelijke voorzieningen mogelijk is gemaakt.
Het effect van de verkeersgeneratie van 'De Verwondering' op de direct omliggende wegen is verkeerskundig acceptabel geacht. Dat geldt dan ook voor de woningen en de maatschappelijke voorzieningen die met dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt.
Parkeren
In de Notitie Parkeerbeleid 2015 zijn de meest recente parkeernormen opgenomen. In het stedenbouwkundig plan voor het Zuidereiland (zie bijlage 1 bij de toelichting) is conform deze normen gerekend met 2,5 parkeerplaats per woning voor vrijstaande koopwoningen en 2,4 parkeerplaats per woning voor twee-onder-een-kapwoningen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van 'De Verwondering' is de realisatie van parkeren op eigen erf voor vrijstaande woningen en tweekappers. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het theoretisch aantal parkeerplaatsen en de werkelijke situatie. Hiervoor is in de parkeernotitie een berekeningsaantal van 1,8 benoemd voor een garage met dubbele oprit (min 4,5 m. breed). Bij de uitwerking van de plannen is dit meegenomen. Hiermee voldoen de woningen aan de parkeernormen uit de nieuwe notitie.
Voor de maatschappelijke voorzieningen die op het Zuidereiland zullen komen, geldt dat er op het eigen kavel voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd moet worden. Deze parkeernorm is afhankelijk van de precieze functie die er uiteindelijk op die plek komt en zal op een later moment bepaald worden.
Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het wijzigingsplan.
Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Een belangrijk nieuw element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de "gevalsdefinities" (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving was vereist. Vroeger kon worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en er dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was. Onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Deze motivering moet op basis van dezelfde criteria als de m.e.r.-beoordeling; dat is de ''vormvrije m.e.r.-beoordeling'.
Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage inwerking getreden. Deze wijziging heeft onder meer tot gevolg dat het bevoegd gezag ook bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling hierover een expliciet besluit moet nemen: het m.e.r.-beoordelingsbesluit.
Het wijzigingsplan 'De Verwondering - Zuidereiland' voorziet in de realisatie van 37 nieuwe woningen. Een dergelijke ontwikkeling wordt genoemd in de D-lijst 11.2 ('De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'). Er wordt hier een minimum aantal van 2000 woningen genoemd. Een plan met maximaal 37 woningen moet echter ook op nadelige milieueffecten beoordeeld worden. Dit houdt in dat er een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden. De vormvrije m.e.r.-beoordeling moet zijn opgesteld op basis van de criteria die zijn te vinden in bijlage III van de Europese Richtlijn 2011/92/EU.
Voor het bestemmingsplan 'De Verwondering' is destijds een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Voor het desbetreffende rapport wordt verwezen naar het 'moederplan'. Deze beoordeling is ook van toepassing op het plangebied van dit wijzigingsplan. De toetsing aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn leidde tot de conclusie dat voor de meeste thema's belangrijke nadelige milieugevolgen ten gevolge van de beoogde ontwikkeling zijn uit te sluiten.
Met dit wijzigingsplan worden woningen mogelijk gemaakt waarvoor in het 'moederplan' in de vormvrije m.e.r.-beoordeling geconcludeerd is dat er geen sprake is van belangrijke negatieve effecten. Daarmee geldt ook voor dit wijzigingsplan dat significant negatieve effecten uitgesloten kunnen worden.
Op basis van de Implementatiewet herziening m.e.r.-richtlijn dient het bevoegd gezag (het college van burgemeester en wethouders) over dit plan (bij de vaststelling ervan) een m.e.r.-beoordelingsbesluit te nemen.
In het kader van het 'moederplan' is de watertoets doorlopen. De randvoorwaarden en uitgangspunten die in het kader van de watertoets zijn verzameld zijn vastgelegd in de waterparagraaf in dat bestemmingsplan. Sinds 1 november 2003 is de watertoets een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan. Het doel van het watertoetsproces is om in een zo vroeg mogelijk stadium rekening te houden met water in ruimtelijke plannen en besluiten. In de startovereenkomst Waterbeleid voor de 21e eeuw en in het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben de gezamenlijke overheden bepaald dat water een sturend principe moet zijn in de ruimtelijke ordening.
Verantwoordelijk voor het waterbeheer in het plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland. Via vergunningverlening en handhaving stelt het hoogheemraadschap eisen aan activiteiten die het watersysteem in dit beheersgebied kunnen beïnvloeden. De basis hiervoor is de zogenoemde Keur: een set van gebods- en verbodsbepalingen. Het 'moederplan' is getoetst aan de bepalingen en uitgangspunten die staan beschreven in de 'Handreiking Watertoets', d.d. december 2011. Sinds 1 juli 2015 heeft Rijnland een nieuwe Keur, die na een grootschalige dereguleringsslag tot stand is gekomen. Er gelden minder regels voor burgers, bedrijven en Rijnland. Het uitgangspunt van deze Keur is 'ja, tenzij': in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald.
Huidige situatie
De gehele locatie 'De Verwondering' heeft een oppervlakte van circa 20 hectare. De locatie is gelegen tussen eerdere dorpsuitbreidingen (oostelijk) en de recent aangelegde golfbaan (westelijk). Het plangebied bevindt zich binnen de polder Nieuwkoop. Het hoogheemraadschap hanteert een streefpeil van NAP -6,30m. Het gebied had een agrarische functie en watert af door middel van een stelsel van poldersloten in zuidelijke richting.
Toekomstige situatie
Voor de gehele 'Verwondering' bestaat de ontwikkeling uit de realisatie van maximaal 166 woningen inclusief de bijbehorende infrastructuur.
De realisatie van het Zuidereiland maakt onderdeel uit van de ontwikkeling van 'De Verwondering'. Het betreft 37 van de 166 woningen. Daarmee zijn de uitkomsten van de watertoets die voor het 'moederplan' gedaan zijn ook van toepassing voor het Zuidereiland. Aangezien hiervoor een positief advies ontvangen is en door de deregulering er inmiddels minder regels in de Keur staan, kan dit ook als een positief advies voor het Zuidereiland gezien worden.
Berging
De realisering van de gehele 'Verwondering heeft een toename van circa 39.335 m² verhard oppervlak tot gevolg. Uitgaande van het uitgangspunt van het waterschap dient er 15% compenserend water gerealiseerd te worden (5.900 m²). Het bestaande oppervlaktewater in het plangebied wordt uitgebreid van ca. 4.020 m² naar 34.165 m² (toename: 30.145 m²) door middel van het verruimen van de bestaande waterlopen. Hiermee wordt ruim voldoende compenserend water gerealiseerd.
Afwatering
Het hoogheemraadschap heeft in het informele wateradvies de voorkeur aangegeven voor de afwatering van het plangebied naar het westen (richting het watersysteem van de golfbaan). Het water hoeft in dat geval niet eerst via een stuw naar beneden gestort te worden en vervolgens via het kleine gemaal langs de Nieuweveenseweg weer in het hoofdwatersysteem van de polder gepompt te worden. Dit gemaal en het aanvoerstelsel zijn nu niet ingericht op de afvoer van een woonwijk. Het realiseren van de afwatering in westelijke richting is een duurzamere oplossing dan aanpassen van het gemaal en het ontvangende watersysteem ten zuiden van het plangebied.
Daarnaast geeft het hoogheemraadschap aan dat de afwatering in het gebied veel zal verbeteren als het water in het plangebied op hetzelfde waterpeil wordt aangelegd als het hoofdwatersysteem van de polder (NAP -5,92 m). Het voordeel daarvan is dat het waterbezwaar over een groter gebied gespreid kan worden, waardoor er kleinere peilstijgingen optreden. Het zou een nog grotere verbetering zijn als ook de bestaande watergangen in Nieuwveen met het plangebied gekoppeld kunnen worden en in westelijke richting kunnen gaan afwateren.
Om verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater te voorkomen is het van belang om zo min mogelijk uitlogende of anderszins uitspoelende bouwstoffen toe te passen waardoor het afstromende hemelwater wordt vervuild.
In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig. Direct ten noorden van het plangebied, maar buiten het gebied van het wijzigingsplan, is wel een waterkering (de Hogendijk) gelegen.
Hoogheemraadschap van Rijnland streeft naar het afkoppelen van afstromend regenwater van schoon verhard oppervlak. Binnen het plangebied zal een gescheiden rioleringsstelsel worden aangelegd. Het regenwater kan geloosd worden op het omringende oppervlaktewater. Het rioleringsstelsel dient nader uitgewerkt te worden door de gemeente Nieuwkoop.
In de nieuwe situatie is sprake van nieuw oppervlaktewater. Het hoogheemraadschap en de gemeente zullen nadere afspraken maken over het beheer en onderhoud hiervan.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan. Wel zal ten aanzien van een aantal thema's nog nader onderzoek, dan wel een verdiepingsslag worden uitgevoerd.
Het wijzigingsplan is opgezet volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012). Het vaststellen van een digitale versie is per 1 januari 2010 verplicht. De digitale versie is de juridisch bindende versie.
Het wijzigingsplan 'De Verwondering Zuidereiland' bestaat uit een verbeelding, de regels (inclusief bijlagen) en een toelichting (met bijlagen). De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.
Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/GBKN ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het wijzigingsplan 'De Verwondering Zuidereiland' zijn opgebouwd conform de door het SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en ten slotte de overgangs- en slotregels. Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regels van het 'moederplan'.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken waarop hieronder wordt ingegaan:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In de inleidende regels bevatten de noodzakelijke begripsbepalingen die worden gebruikt in de regels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen (artikel 1). Ook is omschreven hoe er gemeten dient te worden (artikel 2). Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten, wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In de artikelen 3 - 5 is, per artikel, een bestemmingsomschrijving gegeven en zijn de bouw- en gebruiksregels opgenomen.
Bestemming "Maatschappelijk" (artikel 3)
De bestemming Maatschappelijk is toegekend aan de gronden die ingericht worden voor maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen, kerken en zorginstellingen. In de bouwregels zijn regels opgenomen over het bebouwingspercentage, bouwhoogten e.d. Geluidgevoelige maatschappelijke functies zijn niet toegestaan binnen de op de verbeelding opgenomen gebiedsaanduiding "geluidzone - weg". Met de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - natuurvriendelijke oever" langs de randen van de bestemmingsvlakken waar deze grenzen aan water, wordt de aanleg en instandhouding van rietkragen mogelijk gemaakt. Ter plekke van die aanduiding zijn geen bouwwerken en geen verhardingen toegestaan.
Bestemming "Water" (artikel 4)
Voor de delen van het plangebied waar water een cruciaal onderdeel uitmaakt van het stedenbouwkundige plan is de bestemming Water opgenomen. Dit betreft de grote watergangen die de indeling van het gebied medebepalen. Binnen deze bestemming is ook de aanleg en instandhouding van rietkragen toegestaan.
Bestemming "Woongebied - 2" (artikel 5)
Er zijn alleen bestemmingsvlakken aangewezen en geen bouwvlakken. Per bestemmingsvlak is op de verbeelding het maximum aantal woningen aangegeven. Alleen vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen zijn binnen deze bestemming toegestaan. Woningen zijn niet toegestaan binnen de op de verbeelding opgenomen gebiedsaanduiding "geluidzone - weg". Beroepen aan huis worden toegestaan, mits ondergeschikt aan de woonfunctie en met voldoende parkeergelegenheid. Met de aanduiding "specifieke vorm van woongebied - natuurvriendelijke oever" wordt de aanleg en instandhouding van rietkragen mogelijk gemaakt. Ter plekke van die aanduiding is geen bebouwing en geen verharding toegestaan. Met de aanduiding "specifieke vorm van woongebied - tuin oeverzone" (met een breedte van 6 meter) wordt een goede overgang naar het landschap geborgd doordat uitsluitend vlonders, terrassen en en keerwanden zijn toegestaan. De aldus aangeduide gronden zijn geen "erfgebied" in de zin van het Besluit omgevingsrecht. Er is geen beeldkwaliteitsplan opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
De algemene regels omvatten een anti-dubbeltelregel (artikel 6), algemene bouwregels (artikel 7), algemene gebruiksregels (artikel 8), algemene aanduidingsregels (artikel 9), algemene afwijkingsregels (artikel 10), algemene wijzigingsregels (artikel 11) en algemene procedureregels (artikel 12).
Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich voordoen indien een deel van het bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximum bebouwingspercentage was betrokken, wederom nu ten behoeve van de berekening van het maximum bebouwingspercentage van een ander bouwperceel wordt betrokken.
Algemene bouwregels (artikel 7)
Onder de algemene bouwregels zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van dakkapellen en ondergeschikte bouwdelen. Het gaat om algemene regels die van toepassing zijn op het gehele wijzigingsplan. Bouwen is uitsluitend toiegestaan als wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernota.
Algemene gebruiksregels (artikel 8)
De algemene gebruiksregels gaan in op algemeen strijdig gebruik. Dit gaat om strijdig gebruik dat de verschillende bestemmingen overstijgt. Daarnaast is een regeling omtrent parkeren opgenomen, welke voorschrijft dat bestemmingen alleen mogen worden benut indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Algemene aanduidingsregels (artikel 9)
In de algemene aanduidingsregels is de gebiedsaanduiding "geluidzone - weg" opgenomen. Binnen deze zone zijn geen geluidgevoelige functies toegestaan.
Algemene afwijkingsregels (artikel 10)
Hierin is specifiek vermeld welke afwijkingen van het wijzigingsplan zijn toegestaan.
Algemene wijzigingsregels (artikel 11)
Dit artikel vermeldt welke algemene wijzigingen ten opzichte van het wijzigingsplan zijn toegestaan.
Algemene procedureregels (artikel 12)
Dit artikel vermeldt welke procedure moet worden doorlopen als er gebruik wordt gemaakt van de nadere eisen die zijn opgenomen in hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) van de regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 13)
Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de regels van dit wijzigingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.
Slotregel (artikel 14)
In de slotregel wordt aangegeven hoe het wijzigingsplan aangehaald kan worden (titel van het wijzigingsplan). De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.
Een wijzigingsplan is bindend en geldt voor iedereen, dus zowel voor burgers als voor de overheid. Een ieder kan hieruit aflezen welke bouw- en gebruiksmogelijkheden voor de gronden gelden en wat er juridisch-planologisch gezien is toegestaan. De gemeente kan naleving van het wijzigingsplan afdwingen en optreden tegen strijdig gebruik van gronden en vanwege de bouwregels.
Omdat voorzien wordt in de realisatie van een 'bouwplan', moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
In artikel 6.12, lid 1, Wet ruimtelijke ordening wordt gesteld dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt de definitie gegeven van een bouwplan. In artikel 6.12, lid 2, van de Wet ruimtelijke ordening wordt vermeld dat "in afwijking van het eerste lid de gemeenteraad, bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, een projectbesluit of een besluit als bedoeld in artikel 3.40, eerste lid, kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is".
De gronden binnen het wijzigingsplan zijn grotendeels in eigendom van de gemeente. Alleen vier kavels aan de zuidwestzijde zijn in particulier bezit.
De gemeente bepaalt de fasering en verdere uitwerking van het bouwplan, maakt de gronden bouw- en woonrijp en geeft de gronden uit voor realisatie van woningbouw. De dekking van de kosten vindt plaats door de uitgifte van gronden.
Er is voor wat betreft de vier particuliere kavels geen sprake van te verhalen gemeentelijke kosten. Voor eventuele tekorten op de grondexploitatie treft de gemeente een voorziening. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee niet nodig.
Er is voor eventueel te betalen vergoedingen van planschade in de grondexplotatie (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2017) een voorziening getroffen.
Geconcludeerd kan worden dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is.
Het maatschappelijke draagvlak van het wijzigingsplan wordt getoetst door middel van wettelijk vooroverleg en de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan voor zienswijzen.
Wijzigingsplannen vallen onder de overlegverplichting uit art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het ontwerp wijzigingsplan is op 13 augustus 2018 ten behoeve van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro, verzonden aan de volgende betrokken bestuurlijke instanties: provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap van Rijnland en de Veiligheidsregio Hollands Midden.
De provincie heeft per email van 31 augustus 2018 laten weten geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het (ontwerp)wijzigingsplan.
Rijnland heeft bij email van 23 augustus 2018 laten weten geen bezwaar te hebben tegen de planontwikkelingen. Wel wordt erop gewezen dat voor de water gerelateerde aspecten de Keur (Waterwet) van Rijnland 2015, alsmede bijbehorende uitvoeringsregels, van toepassing zijn. Dit betreft bijvoorbeeld regels ten aanzien van de toename aan verhard oppervlak, het graven of dempen van oppervlaktewater, werken in of nabij de kern- en beschermingszones van waterkeringen of oppervlaktewater of in kwelgevoelig gebied. Daarvoor dient een vergunning/melding op grond van de Waterwet te worden aangevraagd/gedaan bij Rijnland.
Reactie gemeente:
De reactie zal ter harte worden genomen.
De Veiligheidsregio constateert in zijn brief van 19 september 2018 dat in de buurt van het plangebied een hogedruk aardgasleiding ligt met een invloedsgebied van 140 meter. Er zijn evenwel geen kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van die gasleiding geprojecteerd. Het wijzigingsplan laat hier ook geen ruimte voor. Verder wordt opgemerkt dat er geen risicobronnen in of buiten het plangebied zijn die relevant zijn voor het plangebied.
In samenspraak met de gezamenlijke hulpdiensten (politie, de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio en de brandweer) wordt voorts het volgende opgemerkt:
Gelet op het voorgaande wordt geadviseerd bij de aanvraag van de vergunning(en):
Reactie gemeente:
De reactie zal ter harte worden genomen.
In artikel 3.9a van de Wro is aangegeven dat op de voorbereiding van een wijzigingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het college van burgemeester en wethouders het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken, voor een periode van zes weken ter inzage dient te leggen. Het ontwerp van het wijzigingsplan heeft met ingang van 6 september 2018 gedurende zes weken te inzage gelegen. Gedurende die termijn konden belanghebbenden bij het college zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan naar voren brengen.
Er zijn zienswijzen ingediend betreffende de bestemming "Maatschappelijk" voor de noordoostelijkje hoek van het plangebied en betreffende de inrichting van de sloot langs de oostelijke zijde van het plangebied.
Voor de beantwoording van de zienswijzen wordt verwezen naar de Nota van beantwoording zienswijzen die als bijlage 9 aan deze toelichting is toegevoegd. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven het wijzigingsplan gewijzigd vast te stellen.