Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Hogedijk 39 te Zevenhoven
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0569.wpNWVZHhogedijk39-va01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan Hogedijk 39 te Zevenhoven met identificatienummer NL.IMRO.0569.wpNWVZHhogedijk39-va01 van de gemeente Nieuwkoop.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het landelijk gebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur en op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur, met als kenmerkende werkzaamheden cultuurtechnische werken, grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.
 
1.7 agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
 
1.8 agrarisch bouwperceel
een aaneengesloten terrein waarbinnen bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, een bedrijfswoning met bijbehorend erf en tuin, andere bouwwerken zoals hooibergen, voersilo’s, kuilvoerplaten, biomassavergistingsinstallaties, mestopslag, erfverharding, parkeervoorzieningen en erfbeplanting zijn geconcentreerd.
 
1.9 archeologisch onderzoek
Het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
 
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.11 bebouwingsgrens
De op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.
 
1.12 bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
1.13 bedrijf aan huis
Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten en webwinkels.
 
1.14 bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
 
1.15 beroep aan huis
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
 
1.16 bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen
De totale (grond)oppervlakte aan bedrijfsgebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen.
 
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.19 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw.
 
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.23 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.25 cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historischgeografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
 
1.26 dagrecreatie
Vormen van recreatie waarbij geen recreatief nachtverblijf toegelaten is.
 
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen en/of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.28 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden.
 
1.29 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
 
1.30 extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.
 
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.32 gedeeltelijk vernieuwen
Het op onderdelen vernieuwen of aanpassen van een bouwwerk, zonder dat deze wordt vergroot of in fasen geheel wordt afgebroken en herbouwd.
 
1.33 grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf dat voor de bedrijfsvoering in overwegende mate afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond welke tot dat bedrijf behoort zoals een akkerbouwbedrijf en een grondgebonden veehouderij, met uitzondering van glastuinbouw, sierteelt, fruit- en boomteelt en bosbouw.
 
1.34 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.
 
1.35 kampeerboerderij
Agrarisch bedrijf waar gelegenheid wordt geboden tot recreatief nachtverblijf in de vorm van medegebruik van agrarische bedrijfsgebouwen en/of een kampeerterrein.
 
1.36 kampeermiddelen
Tent, tentwagen, kampeerauto of caravan bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf.
 
1.37 kampeerterrein
Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
 
1.38 kamperen bij de boer
Terrein bij een agrarisch bedrijf waar gelegenheid wordt geboden tot recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen.
 
1.39 kantoor
Het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden of het eigen bedrijf.
 
1.40 landschappelijke waarden en kenmerken:
Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
 
1.41 mantelzorg
Intensieve zorg of ondersteuning die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met behulp van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal medisch-adviseur kan worden aangetoond.
 
1.42 (mest)bassin
Een reservoir voor de opslag van dunne mest in de vorm van bijvoorbeeld een foliebassin of mestsilo.
 
1.43 (buiten)opslag:
Bedrijfsactiviteiten gericht op op- en overslag, be- en verwerking en hergebruik van bouw-, grond-, hulp- en afvalstoffen of (agrarische) producten.
 
1.44 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één eigen wand, of omsloten door maximaal twee niet-eigen wanden, en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport.
 
1.45 paardenbak
Al dan niet omheinde gronden, voorzien van bewerkte/aangepaste bodem waar training en africhting van paarden alsmede het berijden van paarden plaatsvindt.
 
1.46 paardenfokkerij:
Een grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden, het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij, en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm.
 
1.47 paardenhouderij:
Een bedrijf dat is gericht op het houden, africhten en trainen van paarden.
 
1.48 perceelsgrens
Een grens van een bouwperceel.
 
1.49 recreatief medegebruik:
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
 
1.50 plattelandswoning
Een woning die voorheen een agrarische (aanverwante) bedrijfswoning was, maar is afgesplitst van het agrarisch (aanverwante) bedrijf om gebruikt te worden als woning voor personen die niet meer functioneel verbonden zijn met het agrarisch (aanverwante) bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde.
 
1.51seksinrichting:
Een ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.52 voorgevellijn:
Naar de weg (als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994) gekeerde gevel of gevels. Niet als voorgevel worden aangemerkt de gevel(s) die gekeerd zijn naar wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer, tenzij de hoofdontsluiting van het gebouw via deze weg voor langzaam verkeer loopt. Indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s). 
 
1.53 voorgevelrooilijn:
Langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.
 
1.54 woning:
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
 
1.55 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat boven de goothoogte geen platte daken zijn toegestaan.
 
2.2 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 De hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
 
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij een overkapping zonder gevelvlak(ken) de neerwaartse projectie van het dakvlak.
 
2.6 De oppervlakte van een woonschip
De neerwaartse projectie van het dakvlak, vermeerderd met steigers en plankieren boven de waterlijn.
 
2.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
2.8 Maaiveld
De gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het
bestemmingsplan.
 
2.9 Peil
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • Voor gebouwen langs een dijk; de gemiddelde hoogte van de bestaande weg op de dijk, ter plaatse van de naar de dijk gekeerde zijde van het gebouw.
  • Voor oeverbeschoeiingen: de gemiddelde waterlijn.
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
2.10 Vloeroppervlak
De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. land- en tuinbouw op open grond, met uitzondering van bosbouw;
  2. dierenweide;
met de daarbij behorende:
  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in artikel 11.2 aangeduide landschapstypen;
  2. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals sloten, greppels, watergangen, oppervlaktewaterberging, bruggen en duikers;
  3. wegen, toegangen, ontsluitingsmogelijkheden en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
  2. op deze gronden mag niet ondergronds worden gebouwd;
  3. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 1 meter bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.3.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder omgevingsvergunning of in afwijking daarvan:
  1. het aanplanten van bebossing en/of opgaande beplanting ten behoeve van erfbeplanting, landschappelijke inpassing, windhagen of een schuilgelegenheid voor vee;
  2. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en/of ophogen van gronden;
  3. het dempen, (ver)graven, verdiepen, waaronder baggeren, en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen;
  4. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  5. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
  6. het aanleggen van drainage;
  7. het wijzigen van de grondsamenstelling;
3.3.2 Uitzonderingen
Het in 3.3.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:
  1. die worden uitgevoerd binnen het agrarische bouwvlak;
  2. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  3. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
3.3.3 Weigeringsgronden
De in 3.3.1 genoemde vergunning kan alleen worden verleend, indien de volgens het eerste lid en artikel 11.2 te beschermen landschapstypen of ecologische verbindingsfunctie, of het – voor zover van toepassing - op de verbeelding aangeduide 'overige zone-weidevogelgebied', niet onevenredig worden aangetast.
 
3.3.4 Advisering
Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag voor het dempen, (ver)graven, verdiepen, waaronder baggeren, en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen, wordt het bevoegde waterschap/hoogheemraadschap om advies gevraagd.
 
Artikel 4 Bedrijf
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven in de categorieën 1 t/m 3.1 van de 'Staat van bedrijfstypen' in Bijlage 1;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch aanverwant bedrijf ', tevens een agrarisch aanverwant bedrijf’ in de vorm van een loon-, grondwerk- en cultuurtechnisch bedrijf;
  3. met daaraan ondergeschikte bedrijfsgebonden kantoorruimte tot een maximum van 30% van de vloeroppervlakte van het desbetreffende bedrijf;
  4. het wonen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening, indien de bedrijfswoning ten tijde van de ter inzage legging van het vastgesteldbestemmingsplan, ter plaatse legaal aanwezig was;
  5. al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 100m²;
  6. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 100 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
  7. met de daarbij behorende bebouwing, terreinen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen en andere voorzieningen;
  8. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals sloten, greppels, watergangen, waterberging, bruggen en duikers;
  9. nutsvoorzieningen;
4.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen ten behoeve van de in het eerste lid genoemde bestemmingsomschrijvingen gelden de volgende bouwregels:
 
4.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen mag niet worden vergroot;
  3. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan de bestaande goothoogte bedragen en de bouwhoogte niet meer dan de bestaande bouwhoogte.
4.2.2 Bedrijfswoning
  1. per bedrijf is maximaal het aantal bedrijfswoningen toegestaan, dat ter plaatse legaal aanwezig was ten tijde van de terinzagelegging van het vastgesteldbestemmingsplan;
  2. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen (exclusief vrijstaande bijbehorende bouwwerken);
  3. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter;
  4. bij een bestaande bedrijfswoning met een groter bouwvolume dat rechtmatig is gebouwd, geldt dit grotere bouwvolume als het maximale bouwvolume dat bij herbouw ook mag worden terug gebouwd.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
  1. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning dienen ten minste 1 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de (bedrijfs-) woning te worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer dan 80 m² bedragen;
  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  
 
  
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 4.2.1, onder b, en een eenmalige uitbreiding van het gezamenlijke volume van de bestaande bedrijfsgebouwen toestaan met maximaal 10%;
  2. lid 4.2.1, onder b, en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch aanverwant bedrijf' een uitbreiding met 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen toestaan voor agrarisch aanverwante bedrijven, mits:
    1. de verplaatsing naar een bedrijventerrein niet reëel is;
    2. de ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast;
  3. lid 4.2.1, onder c, en een goothoogte van maximaal 6 meter toestaan en/of een bouwhoogte van maximaal 15 meter;
  4. lid 4.2.4, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toestaan, met een maximale bouwhoogte van 10 meter, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden daardoor niet onevenredig worden belemmerd.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één woning, met dien verstande dat de (bedrijfs)woning met bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor mantelzorg;
  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met dien verstande dat de (bedrijfs)woning met bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor mantelzorg;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
4.4.2 Bed & breakfast
Een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor een bed & breakfast, mits maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bouwwerken hiervoor wordt aangewend.
 
4.4.3 Agrarisch aanverwante bedrijven
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch aanverwant bedrijf' is buitenopslag toegestaan tot een hoogte van maximaal 4 meter indien buitenopslag een inherent onderdeel is van de bedrijfsvoering.
 
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.5.1 Niet-agrarische bedrijven
Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1, en een bedrijf toestaan dat niet is genoemd in Bijlage 1 of dat in de tabel is genoemd in de naast hogere categorie, maar naar de aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met het volgens deze tabel ter plaatse rechtstreeks toegelaten bedrijf.
 
4.5.2 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie van de (bedrijfs-) woning behouden blijft;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfstypen aan huis' (bijlage 2 bij deze regels);
    2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid niet behorende tot de categorieën 1 of 2 als vermeld in de 'Lijst van bedrijfstypen aan huis'(bijlage 2 bij deze regels), mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert, tevens de gebruiker van de (bedrijfs-) woning is;
  3. de agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  4. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  5. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  6. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij de (bedrijfs-) woning;
  7. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs-) woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 100 m².
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.6.1 Wijzigen naar wonen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Bedrijf' wijzigen naar de bestemming 'Wonen', zo nodig in combinatie met 'Tuin - Onbebouwd' (zonder bouwvlak),'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden', 'Natuur' en/of 'Water' voor:
  1. het omzetten van de bedrijfswoning naar een burgerwoning en het bedrijfsbouwvlak naar een woonperceel, eventueel met tuin en aangrenzende agrarische gronden, mits:
    1. het voortzetten van een duurzame bedrijfsvoering ter plaatse niet langer reëel is;
    2. de bestaande agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
    3. in de woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
    4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer dan 80 m² bedragen;
    5. bij vervangende nieuwbouw van de voormalige bedrijfswoning de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
      1. de bouwregels van de woonbestemming in acht worden genomen;
      2. kan worden voldaan aan het bepaalde in de Weg geluidhinder, indien de woning niet op de locatie van de voormalige bedrijfswoning wordt opgericht;
  2. de bouw van een compensatie woning (ruimte voor ruimte) op een woonperceel in ruil voor de sloop van de voormalige bedrijfsgebouwen, mits:
    1. het voortzetten van een duurzame bedrijfsvoering ter plaatse niet langer reëel is;
    2. de bestaande agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
    3. in de woning een voldoende woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
    4. in ruil voor de sloop van 1.000 m² voormalige bedrijfsgebouwen ten hoogste 1 compensatie woning is toegestaan, mits:
      1. alle resterende voormalige bedrijfsgebouwen worden gesaneerd, inclusief verhardingen buiten het bouwperceel;
      2. de nieuwe woonpercelen landschappelijk worden ingepast.
    5. bij de sloop van een meervoud van 1.000 m² voormalige bedrijfsgebouwen, nooitmeer dan 3 nieuwe woningen per locatie kunnen worden toegevoegd, mits:
      1. alle resterende voormalige bedrijfsgebouwen worden gesaneerd, inclusief verhardingen buiten het bouwperceel;
      2. de bestaande woning wordt herbestemd;
      3. de nieuwe woonpercelen landschappelijk worden ingepast;
    6. kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.
4.6.2 Vormaanpassing bestemmingsvlak
en de vorm van het bestemmingsvlak aanpassen, mits:
  1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet wordt vergroot;
  2. de vormverandering noodzakelijk is voor de toegelaten bedrijfsvoering;
  3. de te beschermen landschapstypen en ecologische verbindingsfunctie van de aangrenzende agrarische gronden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  4. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 5 Tuin
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofgebouwen;
  2. bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde, indien deze bouwwerken ten tijde van de ter inzage legging van het vastgesteldbestemmingsplan, ter plaatse aanwezig waren;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. ontsluitingswegen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. waterlopen en waterpartijen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Gebouwen
Op, in of boven deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
 
5.2.2 Erkers
Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
  1. de diepte van een erker bedraagt maximaal 1,5 meter;
  2. de breedte van een erker mag maximaal tweederde van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw bedragen, waaraan/-in de erker wordt gesitueerd;
  3. op één hoek van het hoofdgebouw is een hoekerker toegestaan, mits de diepte aan de zijgevel maximaal 1,5 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt;
  4. de goothoogte van een erker bedraagt maximaal de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw;
  5. de bouwhoogte van een erker is ten hoogste gelijk aan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met de helft van de hoogte van de tweede bouwlaag.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 2 meter, met uitzondering van:
    1. pergola's en kinderspeelwerktuigen, waarvan de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. verlichting, vlaggenmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter, met uitzondering van:
    1. pergola's en overig tuinmeubilair, erf- en terreinafscheidingen daaronder niet begrepen, waarvan de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. verlichting, vlaggenmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.
5.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende enkelbestemmingen.
 
6.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
6.2.1 Verbod
Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 2' mede bestemde gronden.
 
6.2.2 Uitzonderingen
Het onder 6.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:
  1. bebouwing (met een maximale bouwhoogte van 5 meter) die nodig is voor het archeologisch onderzoek, of;
  2. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 50 centimeter en waarvan de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500 m², of;
  3. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
6.3.1 Afwijken
Het bevoegd kan in de omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 6.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften aan de vergunning.
6.3.2 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking, winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften in de omgevingsvergunning moeten worden opgenomen.
 
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.4.1 Omgevingsvergunning
  1. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voorheen archeologische aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 2.500 m².
    1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. het heien van palen en slaan van damwanden;
  2. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
  3. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a t/m f zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
6.4.2 Uitzonderingen
Het verbod zoals bedoeld in artikel 6.4.1 is niet van toepassing indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. de werken of werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, waterhuishouding en waterstaat, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' voorrang heeft op de andere daar voorkomende enkelbestemmingen.
 
7.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
7.2.1 Verbod
Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterkering' mede bestemde gronden.
 
7.2.2 Uitzonderingen
Het onder 7.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing (met een maximale bouwhoogte van 4 meter) ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering.
 
7.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 7.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
  1. de bouw verenigbaar is met de belangen van de betreffende leiding;
  2. de veiligheid van de waterstaat en/of waterkering niet wordt geschaad;
  3. de beheerder van de waterkering daarover om advies is gevraagd.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.4.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder een omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden :
  1. het afgraven of ophogen van gronden;
  2. het egaliseren van gronden;
  3. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  4. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties;
  5. het aanleggen van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  7. het aanleggen, vergraven verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
7.4.2 Uitzonderingen
Het in 7.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
  1. die tot het normale beheer en onderhoud van de gronden en desbetreffende leiding worden gerekend;
  2. die noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend;
  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reds een vergunning was verleend.
7.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien door uitvoering van de werken of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterstaat en/of de waterkering en de beheerder van de waterkering daarover om advies is gevraagd.
  
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Onderkeldering van gebouwen
 
Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:
  1. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  2. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
  3. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd;
  4. de onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan.9
9.2 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken voor de situering buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.
 
9.3 Dakkapellen
 
9.3.1 Dakkapellen op woningen (ook bedrijfswoningen)
  1. De gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan in totaal 50% van de oppervlakte van dat dakschild van de betreffende woning;
  2. en het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van de woning;
  3. en de buitenzijde van de zijkant van dakkapellen (zijwang) moet minstens op 50 cm afstand van de rand van het dakschild (of gemeenschappelijke erfgrens) van de betreffende woning zijn gelegen tenzij de dakkapel samen met de buren wordt opgericht. In dit laatste geval moet de afstand van de rand van het dakvlak tot de zijde die niet vast zit aan de dakkapel van de buren worden verdubbeld tot 100 cm. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 cm bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 cm;
  4. en de bovenkant van de verticale voorzijde van dakkapellen mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld;
  5. en dakkapellen waarvan de kozijnen geheel of gedeeltelijk in het verlengde van het gevellijngebied worden gebouwd mogen geen grotere breedte hebben dan 50% van de (bruto) gevelbreedte waarin de dakkapel is gelegen.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
10.1 Strijdig gebruik
 
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het (proef)boren en/of winnen van schaliegas;
  2. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
  3. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  4. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbare bedrijven;
  5. de opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  6. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming.
  7. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en wateren als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten;
  8. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
 
11.1 Luchtvaartverkeerszone - 20Ke
 
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 20Ke' geldt het vrijwaringsbeleid in de 20-Ke zone rond Schiphol, en zijn geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen en terreinen toegestaan zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, met uitzondering van:
  1. woningen die in het bestaand stads- en dorpsgebied liggen;
  2. nieuwe woningen buiten bestaand stads- en dorpsgebied als het betreft:
    1. woningbouw binnen de voormalige bebouwingscontour van de streekplannen uit 2003;
    2. de toevoeging van ten hoogste enkele woningen in reeds aanwezige lintbebouwing buiten bestaand stads- en dorpsgebied;
    3. de toevoeging van woningen volgens het principe ruimte voor ruimte;
    4. het omzetten van bedrijfswoningen naar burgerwoningen of plattelandswoningen.
  3. kwetsbare objecten waarvoor een verklaring van geen bezwaar is verleend. 
11.2 Overige zone - landschapstypen
 
Voor de aangeduide landschapstypen gelden de volgende regels:
11.2.1 Landschapstypen en kernkwaliteiten
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype droogmakerij' is het beleid gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het diepe droogmakerijlandschap met de volgende kernkwaliteiten:
    1. grootschalig open landschap, de agrarisch bouwpercelen liggen als verdichte eilanden in de polder, de erven hebben over het algemeen een groot achterland, oude ontginningslinten hoger dan de omgeving, zichtlijnen vanuit en op het lint;
    2. lintbebouwing langs de oorspronkelijke ontginningsassen, boerderijstroken langs wegen en randen, verspreide boerderijen als eilanden in de polder;
    3. bomenrijen langs wegen, lijnbeplanting op de erfgrenzen, solitaire boerderijen, losse erfbeplanting ontginningsassen.
11.2.2 Bescherming
In de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' is aangegeven of er bij het verlenen van afwijkingen of omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, en bij wijziging van het bestemmingsplan aan het beleid onder 11.2 moet worden getoetst en op welke wijze dit moet geschieden.
  
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of op de verbeelding:
  1. voor het toelaten van bedrijven die vallen in een toegelaten categorie, maar die niet voorkomen op de Staat van bedrijfsactiviteiten van dit bestemmingsplan;
  2. voor het toelaten van bedrijven die vallen in een naast hogere categorie, maar waarvan de activiteiten naar aard en omvang vergelijkbaar zijn met bedrijven in de lagere toegestane categorie;
  3. voor het afwijken van de voorgeschreven maatvoering, afmetingen, afstanden en percentages, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de kaart aangegeven maatvoering, afmetingen, afstanden en percentages;
  4. voor het overschrijden van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  5. voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een maximale oppervlakte van 30m² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  6. voor de plaatsing van geluidschermen tot een hoogte van maximaal 8 meter;
  7. voor de plaatsing van vlaggenmasten tot een bouwhoogte van maximaal 8 meter;
  8. voor het toestaan van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximale bouwhoogte van 10 meter.
4 Overgangs- en slotregels
   
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld met het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hogedijk 39 te Zevenhoven’.