direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijzigingsplan Zuidhoek, 1e wijziging
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0569.wpNKPzuidhoek-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het Wijzigingsplan Zuidhoek, 1e wijziging' met identificatienummer NL.IMRO.0569.wpNKPzuidhoek-va01 van de gemeente Nieuwkoop.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en bijlagen).

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.6 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.8 beeldkwaliteitplan

Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan en als onderdeel onlosmakelijk verbonden met dit wijzigingsplan, zoals opgenomen als bijlage bij de regels: Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR).

1.9 beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis

Het uitoefenen van een beroep aan huis of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen terrein, waarbij de aard en de omvang van de beroepsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is en geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.10 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.14 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.15 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bestemd is om ter plaatse te functioneren.

1.20 doorgeschoten kap

Een zadeldak dat aan de ene zijde van de woning reikt tot de verdiepingsvloer van de tweede verdieping en aan de andere zijde tot aan de verdiepingsvloer van de eerste verdieping of een dak dat bijvoorbeeld is doorgetrokken tot over het terras en zo beschutting vormt.

1.21 doorzalend dak

Een dak waarvan de dakschilden een (lichte) knik naar binnen maken (het tegenovergestelde van een mansardekap).

1.22 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 halfvrijstaande woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van maximaal twee aaneengebouwde

woningen.

1.24 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.25 lessenaarsdak

Een schuin dak, hellend in één vlak.

1.26 mansardedak

Een dak met gebroken, naar buiten geknikte vlakken.

1.27 maaiveld

De gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het wijzigingsplan.

1.28 ondergeschikte functie

Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.29 onderkomens

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan de bestemming onttrokken, voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, als ook tenten.

1.30 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één eigen wand, of omsloten door maximaal twee niet-eigen wanden, en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport.

1.31 peil
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • Voor oeverbeschoeiingen: de gemiddelde waterlijn.
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.32 perceel

Een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en de openbare registers de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik en dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.

1.33 samengestelde kap

Een kap die is samengesteld uit een combinatie van twee of meer kapvormen.

1.34 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.35 straatmeubilair

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verblijf op de openbare weg en/of ten behoeve van de inrichting van het openbare verblijfsgebied, zoals zitbanken, afvalbakken, reclamezuilen, fonteinen, hekwerken.

1.36 vlinderdak

Dak waarbij twee hellende dakvlakken met overhangende randen onder dezelfde hoek naar beneden lopen en een kiel vormen.

1.37 vlonder

Civielkundige constructie, zoals een houten plank, die doorgang verschaft naar water.

1.38 voorgevel

Naar de weg (als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994) gekeerde gevel of gevels. Niet als voorgevel worden aangemerkt de gevel(s) die gekeerd zijn naar wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer, tenzij de hoofdontsluiting van het gebouw via deze weg voor langzaam verkeer loopt. Indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s).

1.39 voorgevelrooilijn

De (binnen het bouwperceel denkbeeldig doorgetrokken) lijn door een voorgevel(s) van het hoofdgebouw. Hierbij blijven ondergeschikte bouwdelen als erkers, portalen, aan- en uitbouwen buiten beschouwing. Deze zijn niet bepalend voor  de ligging van de voorgevelrooilijn.

1.40 vrijstaande woning

Een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.41 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.42 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

1.43 zadeldak

Een dak met twee dakschilden die aan de bovenzijde die bij de nok samenkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij een overkapping zonder gevelvlak(ken) de neerwaartse projectie van het dakvlak.

2.6 De vloeroppervlakte

De (gebruiks)vloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen
  • b. het bevorderen en behouden van een hoge beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR), hoofdstukken 1-3, zoals opgenomen in Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR) behorende bij deze regels;

met de daarbij behorende:

c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1. Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn en binnen een afstand van 3,5 m van de gronden met de bestemmingen "Verkeer", "Groen" en/of "Water" mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte in overige gevallen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de regels van het Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR), hoofdstukken 1-3, zoals opgenomen in Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR) behorende bij deze regels.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een strijdig gebruik, zoals bedoeld in art. 2.1, lid 1 onder c Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van de

gronden ten behoeve van:

  • a. erf;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting.

Artikel 4 Tuin - Oeverzone

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Oeverzone' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. oeverzones, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. het bevorderen en behouden van een hoge beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR), hoofdstukken 1-3, zoals opgenomen in de Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR) behorende bij deze regels;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder terrassen en vlonders.
4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend terrassen, vlonders en keerwanden zijn toegestaan;
  • b. de breedte van een vlonder, gemeten haaks op de richting van de waterloop mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;
  • c. de breedte van een terras, gemeten haaks op de richting van de waterloop mag niet meer dan 3,6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een keerwand mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • e. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan de regels van het Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR), hoofdstukken 1-3, zoals opgenomen in Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR) behorende bij deze regels.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een strijdig gebruik, zoals bedoeld in art. 2.1, lid 1 onder c Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van de

gronden ten behoeve van:

  • a. erf;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting.

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, inclusief bedrijfs- of beroepsuitoefening aan huis;
  • b. het bevorderen en behouden van een hoge beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR), zoals opgenomen in Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR) behorende bij deze regels;

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen en erven;
  • f. water.
5.2 Bouwregels

Op en in de gronden mag gebouwd worden, mits de bebouwing voldoet aan de beeldkwaliteitseisen uit de hoofdstukken 1-3, onderdeel Beeldkwaliteit Architectuur (BKP AR), zoals vastgelegd in Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR) en met inachtneming van de volgende voorwaarden:

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn uitsluitend halfvrijstaande woningen;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte mag niet meer dan 72 m2 per woning bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,2 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 12,0 meter bedragen;
  • f. de kaprichting van het hoofdvolume dient parallel aan de straatrichting te zijn;
  • g. het gebouw moet worden voorzien van een zadeldak, lessenaarsdak, mansardedak, doorzalend dak of doorgestoken kap, danwel samengestelde kap, bestaande uit een van de vorige typen, waarbij de aangegeven hoofdrichting zichtbaar blijft door een verschil in bouwhoogte;
  • h. de dakhelling van het hoofdgebouw en een eventuele dakkapel mag niet meer en niet minder dan 25 danwel 57 graden bedragen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veranda' een hoofdgebouw slechts mag worden gebouwd, indien is verzekerd dat aan het hoofdgebouw een veranda wordt gebouwd met een oppervlakte van ten minste 10 m2.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. toegestaan zijn uitsluitend aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 4,2 meter bedragen, indien het bouwwerk zich bevindt aan de langszijde van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 6,5 meter bedragen, indien het bouwwerk zich bevindt aan de kopse zijde van het hoofdgebouw;
  • f. het bouwwerk moet worden voorzien van een lessenaarsdak, indien het bouwwerk zich bevindt aan de zijde parallel aan de nokrichting van het hoofdgebouw;
  • g. de dakhelling mag niet minder en niet meer dan 25° bedragen, indien het bouwwerk zich bevindt aan de straatzijde.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de goothoogte van een veranda mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een veranda moet gelijk zijn aan de goothoogte van het hoofdgebouw.

5.2.4. Parkeren

Voor het parkeren gelden de volgende regels:

  • a. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • b. het aantal parkeerplaatsen, exclusief de parkeerplaats in de garage, mag niet minder dan 1 bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken.

Artikel 6 Wonen - 8

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 8' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, inclusief bedrijfs- of beroepsuitoefening aan huis;
  • b. het bevorderen en behouden van een hoge beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR), zoals opgenomen in Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR) behorende bij deze regels;

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen en erven;
  • f. water.
6.2 Bouwregels

Op en in de gronden mag gebouwd worden, mits de bebouwing voldoet aan de beeldkwaliteitseisen uit de hoofdstukken 1-3, onderdeel Beeldkwaliteit Architectuur (BKP AR), zoals vastgelegd in Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Architectuur (BKP AR) en met inachtneming van de volgende voorwaarden:

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn uitsluitend vrijstaande woningen;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de inhoud mag niet meer dan 1200 m3 bedragen, inclusief de bijbehorende bouwwerken;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6,0 meter bedragen, met dien verstande dat in afwijking hiervan de goothoogte van een hoofdgebouw met een volledig plat dak niet meer dan 7,5 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 9,0 meter bedragen, met dien verstande dat in afwijking hiervan de goothoogte van een hoofdgebouw met een volledig plat dak niet meer dan 7,5 m mag bedragen;
  • f. het gebouw moet worden voorzien van een zadeldak, lessenaarsdak, mansardedak, vlinderdak, plat dak, doorzalend dak of doorgestoken kap, danwel samengestelde kap, bestaande uit een van de vorige typen, waarbij de aangeven hoofdrichting zichtbaar blijft door een verschil in bouwhoogte.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. toegestaan zijn uitsluitend aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat in afwijking hiervan de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk met een volledig plat dak niet meer dan 4 m mag bedragen ;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen, met dien verstande dat in afwijking hiervan de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk met een volledig plat dak niet meer dan 4 m mag bedragen.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de goothoogte van een veranda mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een veranda moet gelijk zijn aan de goothoogte van het hoofdgebouw.

6.2.4. Parkeren

Voor het parkeren gelden de volgende regels:

  • a. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • b. het aantal parkeerplaatsen, exclusief de parkeerplaats in de garage, mag niet minder dan 2 bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik, zoals bedoeld in art. 2.1, lid 1 onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van:

  • a. een seksinrichting;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, werktuigen en machines of onderdelen daarvan, vaten, kisten, en dergelijke goederen;
  • c. het opslaan van (onklare) voer- en/of vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • d. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • f. het ontgronden, afgraven, indrijven van voorwerpen en anderszins uitvoeren van grondbewerkingen in afwijking van de voorwaarden en uitgangspunten voor de eindsituatie in de provinciale beschikking op grond van de Wet bodembescherming.
8.2 Beroeps- of bedrijfsuitoefening

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits:

  • a. wonen de hoofdfunctie blijft in de woning;
  • b. het ruimtebeslag van ondergeschikte betekenis is, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot een maximum van 100 m² mag worden aangewend ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • c. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door degene die in de desbetreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • d. er uitsluitend activiteiten plaatsvinden van bedrijfstypen in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 2 Lijst van bedrijfstypen opgenomen bedrijfstypen en de daarmee gelijk te stellen activiteiten;
  • e. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein wordt opgelost en er ter plaatse geen onevenredige aantasting van de parkeer- en/of verkeerssituatie optreedt.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsregels

Indien niet op grond van andere regels afgeweken kan worden van de planregels, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de planregels voor:

  • a. het afwijken van de in het wijzigingsplan voorgeschreven bouwhoogte, goothoogte, breedte-, diepte-, oppervlakte- en inhoudsmaten met ten hoogste 10%;
  • b. geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen en differentiatiegrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad;
  • c. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen een doorsnede hebben van ten hoogste 2 meter; en de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privégebruik en 30 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
  • d. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, onder- en bovengrondse afvalcontainers, en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte hebben dan 3 meter en geen grotere oppervlakte hebben dan 20 m2;
  • e. de bouw van straatmeubilair, zoals toestellen en draagconstructies voor reclame doeleinden en voorwerpen van beeldende kunst, alsmede vitrines, kiosken of vergelijkbare verkoopgelegenheden, zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte hebben dan 3 meter en geen grotere oppervlakte hebben dan 20 m2;
  • f. voor de bouw van bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren, bruggen, verkeersgeleiders en wegverlichtingsapparatuur;
  • g. overschrijdingen van de krachtens de regels in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen.

9.2 Voorwaarden

De in lid 9.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van antennes, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

Artikel 10 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in Hoofdstuk 2 van deze planregels gelden de volgende procedureregels:

  • a. het ontwerp-besluit ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer huis-aan-huis-, dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. indien tegen het ontwerp-besluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende wijzigingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan "Zuidhoek, 1e wijziging"

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 17 november 2015 (nummer 15.22352)  
         
 
         
         
         
  G. Slooters     F. Buijserd    
  secretaris     burgemeester