Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Blokland 41-41a, Nieuwveen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0569.bpNWVBlokland41-va01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan Blokland 41-41a, Nieuwveen met identificatienummer NL.IMRO.0569.bpNWVBlokland41-va01 van de gemeente Nieuwkoop.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 archeologisch onderzoek:
het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
 
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.7 bedrijf aan huis:
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten en webwinkels.
 
1.8 beroep aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
 
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.11 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.15 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bestemd is om ter plaatse te functioneren.
 
1.18 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
 
1.19 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen en/of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.20 extensief recreatief medegebruik:
vormen van dagrecreatief medegebruik van gronden met een extensief karakter, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.
 
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.22 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.23 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, met uitzondering van een cateringbedrijf.
 
1.24 huishouden:
onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.
 
1.25 lichte horeca:
horecabedrijven die alleen overdag geopend zijn en slechts een beperkte hinder voor de omgeving veroorzaken.
 
1.26 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora- en fauna en de gestelde instandhoudingsdoelen.
 
1.27 nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.28 perceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.29 permanente bewoning:
het gebruik van een kampeermiddel of recreatiewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen, op een wijze die in gevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegeven noopt tot inschrijving van de bewoners in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Nieuwkoop, terwijl deze personen elders niet over een hoofdverblijf beschikken.
 
1.30 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.31 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
  
1.32 smartshop/growshop:
een bedrijf waar psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd.
 
1.33 steiger:
een bouwwerk, om:
  1. een pleziervaartuig of woonschip aan te leggen;
  2. als opstapplaats voor een (plezier)vaartuig of woonschip;
  3. als terrasuitbreiding.
1.34 voorgevel:
naar de weg (als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994) gekeerde gevel of gevels. Niet als voorgevel worden aangemerkt de gevel(s) die gekeerd zijn naar wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer, tenzij de hoofdontsluiting van het gebouw via deze weg voor langzaam verkeer loopt. Indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s).
 
1.35 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
 
1.36 webwinkel:
detailhandel waarvan de handel via internet verloopt.
 
1.37 woning:
een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij een overkapping zonder gevelvlak(ken) de neerwaartse projectie van het dakvlak.
 
2.5 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
2.6 maaiveld:
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.
 
2.7 peil:
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen langs een dijk: de gemiddelde hoogte van de bestaande weg op de dijk, ter plaatse van de naar de dijk gekeerde zijde van het gebouw;
  • voor oeverbeschoeiingen: de gemiddelde waterlijn;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
2.8 vloeroppervlak:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de instandhouding en ontwikkeling van natuur met ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwaarden;
  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden van de in artikel 9 lid 2 aangeduide landschapstypen;
  3. wegen en paden;
  4. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals sloten, greppels, watergangen, oppervlaktewaterberging, bruggen en duikers;
met daaraan ondergeschikt:
  1. extensief agrarisch beheer, bestaande uit het weiden van vee;
  2. extensief recreatief medegebruik;
  3. extensief medegebruik voor natuureducatie;
  4. met de daarbij behorende openbare voorzieningen voor het algemeen nut, zoals aanlegsteigers en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming als bedoeld in artikel 3 lid 1 gelden de volgende regels:
 
3.2.1 Gebouwen
op de gronden als bedoeld in artikel 3 lid 1 mogen geen gebouwen worden gebouwd;
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter;
  2. de lengte van een openbare aanlegsteiger mag niet meer bedragen dan 10 meter, de breedte niet meer dan 2 meter en de bouwhoogte niet meer dan 0,50 meter, gemeten vanaf de waterlijn.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
 
3.3.1 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Natuur' aangewezen gronden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder omgevingsvergunning of in afwijking daarvan: 
  1. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  2. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, en/of ophogen van gronden;
  3. het dempen, (ver)graven, verdiepen, waaronder baggeren, en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen;
  4. het omzetten van gras- en/of schraalland, anders dan voor graslandverbetering of herinzaai;
  5. het aanleggen, verharden en/of verbreden van paden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanbrengen van oeverbeschoeiing, aanlegsteigers en/of golfbrekers, voorzover deze geen bouwwerken zijn;
  7. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen;
  8. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen.
3.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in artikel 3 lid 4.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden: 
  1. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  2. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
3.4.3 Weigeringsgronden
De in artikel 3 lid 4.1 genoemde vergunning kan alleen worden verleend indien de in het eerste lid genoemde waarden alsmede de in artikel 9 lid 2 genoemde landschapswaarden of ecologische verbindingsfunctie niet onevenredig worden aangetast.
 
3.4.4 Advisering
Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag voor het dempen, (ver)graven, verdiepen, waaronder baggeren, en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen, wordt het bevoegde waterschap/hoogheemraadschap om advies gevraagd.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 100 m²;
  3. met de daarbij behorende tuinen en erven, parkeervoorzieningen, in- en uitwegen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, steigers en plankieren;
alsmede voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', een bed & breakfast en bijbehorende voorzieningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theehuis' lichte horeca in de vorm van een theehuis.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming als bedoeld in artikel 4 lid 1 gelden de volgende regels:
 
4.2.1 Algemeen
  1. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en geen hoofdgebouw;
4.2.2 Hoofdgebouwen
  1. de inhoud van een woning mag niet meer dan 750 m³ bedragen (exclusief vrijstaande bijbehorende bouwwerken);
  2. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter;
  3. bij een bestaande woning met een grotere inhoud dan 750 m³ die rechtmatig is gebouwd geldt deze inhoud als de maximaal toegestane inhoud, die bij herbouw ook mag worden teruggebouwd;
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  1. bijbehorende bouwwerken bij de woning dienen ten minste 1 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer dan 80 m² bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' gebruik kan worden gemaakt van de sloop/bonus-regeling als bedoeld in artikel 4 lid 2.4 en afwijkende oppervlakten mogelijk zijn;
  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een woning mag niet meer bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 meter;
  4. in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde onder b mogen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
4.2.4 Voormalig agrarisch bedrijf
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' kan gebruik worden gemaakt van een sloop/bonus-regeling om de hoeveelheid gebouwen te reduceren en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren, onder de volgende voorwaarden:
  1. de bestaande bebouwing die oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m² als bedoeld in artikel 4 lid 2.3 sub b te boven gaat, kan vervangen worden door nieuwbouw in een verhouding sloop : nieuwbouw = van 2 : 1 (bebouwd oppervlak);
  2. na gebruik van de sloop/bonus-regeling is ter plaatse het resterende oppervlak aan bijbehorende bouwwerken toegestaan.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor de voorgevel van de woning niet meer dan 1 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag achter de voorgevel van de woning niet meer dan 2 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag achter de voorgevel van de woning niet meer dan 5 meter bedragen;
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.3 sub b en een gezamenlijke oppervlakte van 100 m² aan bijbehorende bouwwerken toestaan, mits:
  1. de vergroting noodzakelijk is voor hobbymatige agrarische activiteiten of landschapsbeheer;
  2. het woon- en leefklimaat van derden daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
 
4.4.1 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik van een woning voor de huisvesting voor meer dan één huishouden, waaronder ook wordt verstaan kamergewijze bewoning, met dien verstande dat de woning met bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor mantelzorg;
  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met dien verstande dat de woning met bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor mantelzorg;
  3. het (mede)gebruik van de woning in het kader van kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis in de vorm van een seksinrichting, prostitutie, een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf, opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk.
4.4.2 Bed & breakfast
De gronden als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub d mogen worden gebruikt een bed & breakfast, mits het aantal kamers ten hoogste 10 bedraagt.
 
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in de woning en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning behouden blijft;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid in de categorieën 1 of 2 als vermeld in de Lijst van bedrijfstypen aan huis;
    2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid niet behorende tot de categorieën 1 of 2 als vermeld in de Lijst van bedrijfstypen aan huis, mits het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  3. de agrarische bedrijven in de omgeving daardoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  4. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  5. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  6. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij de woning;
  7. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 100 m².
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, waarbij de bestemming Waarde - Archeologie 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende enkelbestemmingen.
 
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Verbod
Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden.
 
5.2.2 Uitzonderingen
Het onder artikel 5 lid 2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:
  1. bebouwing (met een maximale bouwhoogte van 5 meter) die nodig is voor het archeologisch onderzoek, of;
  2. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 50 centimeter en waarvan de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500 m², of;
  3. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken
Het bevoegd kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in artikel 5 lid 2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorwaarden aan de omgevingsvergunning.
5.3.2 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 3.1, winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorwaarden in de omgevingsvergunning moeten worden opgenomen.
 
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunning
  1. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voorheen archeologische aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 2.500 m².
    1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. het heien van palen en slaan van damwanden.
  2. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
  3. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder a1 t/m a4 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
5.4.2 Uitzonderingen
Het verbod zoals bedoeld in artikel 5 lid 4.1 is niet van toepassing indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. de werken of werkzaamheden:
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Onderkeldering van gebouwen
Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:
  1. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  2. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
  3. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
7.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken voor de situering buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
 
7.3 Parkeren
7.3.1 Parkeerbeleid
Bij de bouw van gebouwen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de Nota parkeernormen gemeente Nieuwkoop 2021 of de rechtsopvolger(s) daarvan.
 
7.3.2 Afwijken van het parkeerbeleid
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 3.1 en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie en aannemelijk is gemaakt dat op een andere wijze in voldoende parkeerruimte is voorzien.
 
7.4 Dakkapellen
7.4.1 Dakkapellen op woningen
Voor het bouwen van dakkapellen op woningen gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan in totaal 50% van de oppervlakte van dat dakschild van de betreffende woning;
  2. het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van de woning;
  3. de buitenzijde van de zijkant van dakkapellen (zijwang) moet minstens op 50 cm afstand van de rand van het dakschild (of gemeenschappelijke erfgrens) van de betreffende woning zijn gelegen, tenzij de dakkapel samen met de buren wordt opgericht. In dit laatste geval moet de afstand van de rand van het dakvlak tot de zijde die niet vast zit aan de dakkapel van de buren worden verdubbeld tot 100 cm. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 cm bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 cm;
  4. de bovenkant van de verticale voorzijde van dakkapellen mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld; en
  5. dakkapellen waarvan de kozijnen geheel of gedeeltelijk in het verlengde van het gevellijngebied worden gebouwd mogen geen grotere breedte hebben dan 50% van de (bruto) gevelbreedte waarin de dakkapel is gelegen.
7.5 Bruggen
7.5.1 Bouwregels
De doorvaarthoogte van een brug dient ten minste 1,30 meter te bedragen.
 
7.5.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegde gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 5.1 en een afwijkende doorvaarthoogte toestaan voor een brug.
 
7.5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de verschijningsvorm en landschappelijke inpassing van een brug.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het (proef)boren en/of winnen van schaliegas;
  2. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
  5. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  6. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbare bedrijven;
  7. de opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  8. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming.
  9. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en wateren als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten;
  10. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn.
8.2 Parkeren
8.2.1 Parkeerbeleid
Bij functiewijzigingen waarvoor een omgevingsvergunning benodigd is dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de Nota parkeernormen gemeente Nieuwkoop 2021 of de rechtsopvolger(s) daarvan.
 
8.2.2 Afwijken van het parkeerbeleid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 2.1 en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie en aannemelijk is gemaakt dat op een andere wijze in voldoende parkeerruimte is voorzien.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Luchtvaartverkeerszone - 20Ke
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 20ke' geldt het vrijwaringsbeleid in de 20 Ke-zone rond Schiphol en zijn geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen en terreinen toegestaan zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, met uitzondering van:
  1. woningen die in het bestaand stads- en dorpsgebied liggen;
  2. nieuwe woningen buiten bestaand stads- en dorpsgebied als het betreft:
    1. woningbouw binnen de voormalige bebouwingscontour van de streekplannen uit 2003;
    2. de toevoeging van ten hoogste enkele woningen in reeds aanwezige lintbebouwing buiten bestaand stads- en dorpsgebied;
    3. de toevoeging van woningen volgens het principe ruimte-voor-ruimte;
    4. het omzetten van bedrijfswoningen naar burgerwoningen of plattelandswoningen;
  3. kwetsbare objecten waarvoor een verklaring van geen bezwaar is verleend.
9.2 Overige zone - landschapstypen
Voor de aangeduide landschapstypen gelden de volgende regels:
 
9.2.1 Landschapstypen en kernkwaliteiten
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype droogmakerij' is het beleid gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het diepe droogmakerijlandschap met de volgende kernkwaliteiten:
  1. grootschalig open landschap, de agrarisch bouwpercelen liggen als verdichte eilanden in de polder, de erven hebben over het algemeen een groot achterland, oude ontginningslinten hoger dan de omgeving, zichtlijnen vanuit en op het lint;
  2. lintbebouwing langs de oorspronkelijke ontginningsassen, boerderijstroken langs wegen en randen, verspreide boerderijen als eilanden in de polder;
  3. bomenrijen langs wegen, lijnbeplanting op de erfgrenzen, solitaire boerderijen, losse erfbeplanting, ontginningsassen.
9.2.2 Bescherming
In de bestemming 'Natuur' is aangegeven of er bij het verlenen van afwijkingen of omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, en/of bij wijziging van het bestemmingsplan aan het beleid onder artikel 9 lid 2 moet worden getoetst en op welke wijze dit moet geschieden.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of op de verbeelding:
  1. voor het afwijken van de voorgeschreven maatvoering, afmetingen, afstanden en percentages, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de kaart aangegeven maatvoering, afmetingen, afstanden en percentages;
  2. voor het overschrijden van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  3. voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een maximale oppervlakte van 30 m² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  4. voor de plaatsing van geluidschermen tot een hoogte van maximaal 8 meter;
  5. voor de plaatsing van vlaggenmasten tot een bouwhoogte van maximaal 8 meter;
  6. voor het toestaan van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 10 meter.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. het overschrijden van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. het wijzigen van de bijlagen bij deze regels, indien technologische ontwikkelingen, vernieuwde inzichten of ontwikkelingen in de wet- en regelgeving hiertoe aanleiding geven;
  3. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de regels, waarbij verwezen wordt naar of welke ontleend worden aan bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan worden gewijzigd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld met het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Blokland 41-41a, Nieuwveen.