direct naar inhoud van Artikel 3 Natuur
Plan: Natuurontwikkeling Bosweg Woerdense Verlaat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0569.bpNOWVbosweg1b-va01

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden;
  • b. de bescherming van de instandhoudingsdoelstellingen van de gebieden die zijn aangewezen in het kader van de vogel- en habitatrichtlijn;
  • c. plassen, poelen, meren, sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. extensief agrarisch medegebruik bestaande uit het weiden/houden van vee;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. recreatief en educatief medegebruik uitsluitend voor zover de gronden uit water bestaan, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "recreatief medegebruik";
  • h. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder vogelobservatieposten en steigers en aanlegplaatsen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de hoogte van een vogelobservatiepost zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
    • 2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande waarden ter plaatse van de bestemming;
  • b. gestreefd wordt naar het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend bebouwingsbeeld;
  • c. wordt voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
  • d. rekening wordt gehouden met milieuaspecten zoals hinder ten opzichte van omwonenden;
  • e. rekening gehouden wordt met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 8, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het (tijdelijk) opslaan van mest en/of overige landbouwproducten (o.a. maïs, kuilgras, hooi- en strobalen);
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het omzetten van gras- en/of schraalland ten behoeve van een permanent ander agrarisch gebruik;
  • d. het diepploegen, egaliseren en/of ophogen van gronden;
  • e. het dempen van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van het verbreden van bestaande en/of het aanleggen van nieuwe halfverharde en/of verharde wegen en paden;
  • h. het aanbrengen van beschoeiingen, steigers en aanlegplaatsen, indien de gronden op de verbeelding niet zijn voorzien van de aanduiding “steiger/aanlegplaats”.
3.5 Omgevingsvergunning met de activiteit werk(zaamheden) uitvoeren
3.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijk vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning met de activiteit werk(zaamheden) uitvoeren) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te doen uitvoeren:

  • a. het aanplanten en/of verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  • b. het ontgronden en/of af- en/of vergraven van gronden;
  • c. het graven, baggeren en/of verbreden van plassen, sloten en/of andere waterlopen en -partijen;
  • d. het aanbrengen van golfbrekers;
  • e. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen;
  • f. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen.
3.5.2 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning met de activiteit werk(zaamheden) uitvoeren mag alleen en moet worden geweigerd indien door de uitvoering van het werk en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, blijvend afbreuk wordt gedaan aan de basisfuncties (natuur en landschap) en door het stellen van voorwaarden hieraan niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

3.5.3 Uitzondering

Het verbod zoals bedoeld in artikel 3.5.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van dit plan.