Plan: | Bernisseweg, Geervliet |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0568.BNSGRVDRP022013-1000 |
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het verruimen van het profiel voor de Bernisseweg te Geervliet. De gemeente heeft geconstateerd dat deze weg vaker dan andere wegen verzakt en als gevolg hiervan ook te kampen heeft met beschadiging van de bestrating. Om die reden wordt de naastgelegen sloot verlegd. In samenhang hiermee wordt ook een strook parkeerplaatsen aangelegd.
Omdat deze ingreep niet volledig binnen de bestemming Verkeer uit het vigerende bestemmingsplan past, dient deze bestemming te worden verruimd. Dit wijzigingsplan voorziet in deze juridische aanpassing en vormt de bijbehorende onderbouwing.
De Bernisseweg ligt aan de zuidrand van Geervliet. Het betreft het meest oostelijke deel van de Bernisseweg, tussen de Polderlaan en de Griendweg. De ligging van de weg is in figuur 1.1 weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Google Maps)
Het wijzigingsgebied wordt op zo'n manier begrensd dat het uitsluitend dat deel omvat waar de vigerende bestemming de nieuwe inrichting niet mogelijk maakt. Daarbij wordt opgemerkt dat de nieuwe inrichting voor een groot deel al binnen de huidige verkeersbestemming past. Het wijzigingsgebied zal zodoende een aanvulling vormen op het vigerende bestemmingsvlak 'Verkeer - Verblijfsgebied' ter plaatse.
Het vigerende bestemmingsplan is het plan 'Geervliet' van de gemeente Bernisse. Dit plan is vastgesteld op 11 december 2012. Figuur 1.2 bevat een uitsnede van de plankaart ter plaatse van het wijzigingsgebied. De huidige situatie is deels tot Verkeer en deels tot Water bestemd.
Figuur 1.2 Vigerende bestemmingsplankaart met de locatie van het wijzigingsgebied
Het doel van dit wijzigingsplan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de aanpassing van het profiel van de Bernisseweg. Het betreft een wijzigingsplan op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In dat artikel is beschreven dat burgemeester en wethouders binnen de in een bestemmingsplan aangegeven regels een plan kunnen wijzigen. Na toetsing aan de wijzigingsregels kan dan een planwijziging plaatsvinden.
Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een plankaart. De toelichting is als volgt opgebouwd:
Na de toelichting volgen de regels en de plankaart.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke wijziging.
Huidige situatie
De huidige inrichting van de Bernisseweg is weergegeven in figuur 2.1. De Bernisseweg kent aan één zijde bebouwing in de vorm van woonhuizen, deze vormen ter plaatse de afronding van de kern Geervliet. Aan de andere kant, langs de zuidzijde, ligt direct langs de weg een sloot.
Hoewel geen parkeervakken zijn ingericht, mag ter plaatse ook geparkeerd worden.
Figuur 2.1 Aanzicht vanaf kruispunt Bernisseweg - Polderlaan (bron: Google Maps).
Toekomstige situatie
Een schematische weergave van de nieuwe inrichting is weer gegeven in figuur 2.2.
Het profiel van de weg zelf verandert niet, maar langs de weg wordt een strook met parkeerplaatsen aangelegd. Hiermee ontstaat een vrije rijweg.
De parkeerplaatsen zijn geprojecteerd over de huidige sloot. Deze wordt om die reden omgelegd. De kop van de sloot, bij de Polderlaan, blijf daarbij ongewijzigd. Enkele meters vanuit dat punt wordt de sloot verlegd tot net voor de Griendweg. Vanaf dat punt volgt de sloot weer haar oorspronkelijke profiel.
Figuur 2.2 Schematische weergave nieuwe situatie
De ingreep betreft uitsluitend een beheermaatregel voor het openbaar gebied. Er ontstaan geen nieuwe bouwmogelijkheden en ook worden er geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Er zijn zodoende geen relevante ruimtelijke beleidskaders. Met name gelet op de omlegging van de watergang zijn er wel sectorale beleidskaders waar rekening mee gehouden dient te worden. Deze komen in hoofdstuk 4 aan bod.
Het vigerende bestemmingsplan Geervliet kent een algemene wijzigingsbevoegdheid waarmee bestaande bestemmingsvlakken met ten hoogste 3 m worden aangepast. Op basis van de bijbehorende voorwaarden, die hierna worden aangehaald, wordt gewaarborgd dat sprake blijft van een goede ruimtelijke ordening.
De betreffende wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 28 van het vigerende bestemmingsplan en luidt als volgt:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde realisering en/of plaatsing van bestemmingen of bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat:
Bij de toetsing aan deze wijzigingsbevoegdheid is in eerste instantie van belang of de beoogde ontwikkeling past binnen de kaders waarvoor de wijzigingsbevoegdheid is bedoeld.
Uit de aanhef van de wijzigingsbevoegdheid blijkt dat sprake dient te zijn van het ruimtelijk of technisch beter verantwoord realiseren en/of plaatsen van bestemmingen of bouwwerken. In dit geval gaat het om een bestaande inrichting die zowel ruimtelijk als technisch verbeterd wordt. Door verlegging van de watergang wordt verzakking van de weg tegengegaan. Daarnaast worden parkeerplaatsen aangelegd, zodat niet langer op straat geparkeerd hoeft te worden. Op dit punt wordt dus voldaan aan de wijzigingsbevoegdheid.
Vervolgens dient aan de afzonderlijke voorwaarden voldaan te worden. Deze worden hieronder behandeld.
Gelet op de aard van de aanpassing, kan geen beoordeling op basis van ruimtelijk beleid worden gemaakt. Van groter belang zijn in dit geval de wijzigingsregels uit het vigerende plan, die het kader vormen voor de wijziging van de bestemmingslegging. Hierover wordt geconcludeerd dat de nieuwe inrichting en daarmee de nieuwe bestemmingslegging past binnen deze voorwaarden.
Naast het algemene beginsel dat een wijzigingsplan inzichtelijk moet maken dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening, worden diverse sectorale aspecten ook specifiek aangehaald in de wijzigingsregels van het vigerende plan. In dit hoofdstuk worden om die reden de relevante sectorale aspecten beschreven. Gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke aanpassing, wordt voor alle aspecten volstaan met een beknopte paragraaf.
Normstelling en beleid
Met de Wet op de archeologische monumentenzorg is de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem vastgelegd. Om hier uitvoering aan te geven, is gemeentelijk archeologiebeleid opgesteld met een bijbehorende beleidskaart. Hierin worden archeologische (verwachtings)waarden gezoneerd en wordt per zone een beschermingsregime vastgelegd.
Onderzoek en conclusie
Op basis van de archeologische beleidskaart, is in het moederplan ter plaatse een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Deze voorziet in bescherming tegen ingrepen vanaf 200 m2 en die tevens dieper dan 40 cm onder het maaiveld reiken. De dubbelbestemming wordt ook in dit wijzigingsplan opgenomen. Bij daadwerkelijke ingrepen die de genoemde maatvoeringen overschrijden, zal zodoende een archeologisch rapport nodig zijn. Hiermee is het archeologisch belang voldoende verankerd.
Normstelling en beleid
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied
Onderzoek en conclusie
De beoogde situatie voorziet in dezelfde functies als die nu aanwezig zijn, te weten verkeer en water. Het enige verschil is de gewijzigde inrichting. Omdat, los van de inrichting, het gebruik van de gronden als openbaar gebied niet wijzigt en beide inrichtingsvormen (verkeer en water) geen milieugevoelige functie betreffen, is het aspect bodem in dit geval niet in het geding.
Toetsingskader
Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Onderzoek
Met de beoogde ontwikkeling worden geen milieugevoelige functies mogelijk gemaakt, noch worden nieuwe bedrijfsmogelijkheden geboden. Aan onderlinge afstanden tussen milieuhinderlijke en milieugevoelige functies in de omgeving verandert zodoende niets. Dit aspect is om die reden niet in het geding.
Normstelling en beleid
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het wijzigingsgebied vormt geen onderdeel van en ligt niet in de nabijheid van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen dan ook worden uitgesloten.
Soortenbescherming
Met de aanpassing van de bestaande inrichting zijn geen sloop- of kapwerkzaamheden gemoeid. Wel wordt een bestaande sloot waarin beschermde diersoorten aanwezig kunnen zijn deels verlegd. De diersoorten die mogelijk aanwezig zijn, betreffen licht beschermde soorten (tabel 1 van de Flora- en faunawet) zoals amfibieën en de matig beschermde kleine modderkruiper (tabel 2 Ffw).
Voor tabel 1-soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw. Met betrekking tot de kleine modderkruiper wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode (Unie van Waterschappen), zodat aanwezige dieren voorafgaand aan de werkzaamheden worden verplaatst. Dit wordt als voorwaarde opgenomen in het aanbestedingstraject. Overtreding van de Flora- en faunawet is daarmee uitgesloten. Daarbij speelt mee dat de sloot wordt verlegd, waardoor de soorten ook in de toekomstige situatie voldoende leefgebied hebben.
Conclusie
Het aspect ecologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Onderzoek en conclusie
Het plan maakt geen nieuwe (bedrijfs)inrichtingen mogelijk. Er ontstaan zodoende geen nieuwe activiteiten die gevolgen hebben voor de externe veiligheid. Ook is geen sprake van een weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan zodoende niet in de weg.
De aanpassing van de inrichting heeft feitelijk alleen betrekking op de langs de weg gelegen watergang en een nieuwe strook parkeerplaatsen. Het profiel van de weg zelf wijzigt niet. Ook worden geen nieuwe verbindingen tot stand gebracht die kunnen leiden tot andere of nieuwe verkeersstromen.
De verkeersgeneratie, verkeersafwikkeling en de ontsluiting zijn zodoende niet in het geding. Met de specifieke inrichting van een parkeerstrook langs de weg zal zowel de parkeergelegenheid als de bereidbaarheid van de Bernisseweg verbeteren.
Er is sprake van een 30 km/h-weg. Er is geen sprake van een reconstructie van een weg in het kader van de Wet geluidhinder. Er is daarom geen akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai nodig.
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
Onderzoek en conclusie
In de paragraaf 4.7 is aangegeven dat met de ingreep geen wijziging van de verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling aan de orde is. In het verlengde daarvan heeft het plan evenmin invloed op de luchtkwaliteit.
Beleid en normstelling
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Voor een toename aan verhard oppervlak boven diverse drempelwaarden moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.
Onderzoek en conclusie
Het plan voorziet in een gedeeltelijke verlegging van de bestaande watergang en de aanleg van parkeerplaatsen.
Bij de verlegging van de watergang wordt de bestaande watergang deels gedempt. Dezelfde oppervlakte wordt op korte afstand nieuw aangelegd en sluit aan op het verdere profiel van de bestaande watergang. Hiermee blijft sprake van één samenhangend waterysteem van dezelfde oppervlakte. Per saldo verdwijnt er als gevolg hiervan geen oppervlaktewater.
Wel neemt de toename verhard oppervlak toe als gevolg van de aanleg van de parkeerplaatsen. Deze oppervlakte bedraagt een kleine 200 m2. Hiermee blijft de toename onder de drempelwaarde van 500 m2 waarboven compensatie nodig zou zijn.
Het aspect water staat de uitvoering van het plan zodoende niet in de weg.
Dit hoofdstuk beschrijft de juridische regeling van het wijzigingsgebied zoals deze luidt nadat het wijzigingsplan in werking is getreden.
Dit wijzigingsplan maakt na vaststelling integraal onderdeel uit van het plan 'Geervliet' van de gemeente Bernisse. Dit betekent dat alle algemene bepalingen en bestemmingen die in het vigerende bestemmingsplan van toepassing zijn (zoals bijvoorbeeld de begripsbepalingen, de wijze van meten en de overgangsbepalingen) ook voor het voorliggende plan gelden. Ook de bestemmingsregels voor de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Waarde - Archeologie 3' uit het moederplan zijn van toepassing.
Voor de uitleg van de planregels wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Geervliet'.
De procedure en de uitvoering van het project worden geheel door de gemeente verzorgd. Zodoende zijn er geen kosten die op derden verhaald kunnen worden. Voor het project is gemeentelijk budget vrijgemaakt. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid aangetoond.
Vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkeling en de geringe maatschappelijke gevoeligheid van de beoogde ontwikkeling is afgezien van een afzonderlijke inspraakprocedure.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft zoals wettelijk voorgeschreven voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode hebben belanghebbenden de mogelijkheid gehad om een zienswijze tegen het plan in te dienen. Er is 1 zienswijze ingediend. Deze heeft niet tot aanpassing van het wijzigingsplan geleid.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het wijzigingsplan tijdens de voorbereiding van het plan voorgelegd aan de wettelijke overlegpartners.
Er is een reactie ontvangen van het waterschap Hollandse Delta. Deze reactie is hieronder samengevat en beantwoord.
Samenvatting reactie
Het waterschap kan instemmen met de te nemen maatregelen. Voor de uitvoering van werken aan het watersysteem moet vooraf een watervergunning bij het waterschap worden gevraagd.
Gemeentelijk commentaar
Hiervan nemen wij kennis.