direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wilgenrijk Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 4 februari 2014 heeft de gemeenteraad van Maassluis het bestemmingsplan Dijkpolder vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de eerste fasen van het nieuwe woongebied 'Wilgenrijk', bestaande uit maximaal 1.150 woningen, planologisch mogelijk in het Maassluisse gedeelte van de Dijkpolder. Dit aantal is gebaseerd op destijds geldende Provinciale woningbouwprognoses. Het noordelijke deel van de Dijkpolder behield daarbij een agrarische bestemming.

De huidige woningbouwprognose van de provincie Zuid-Holland geeft aan dat Maassluis behoefte heeft aan meer woningen. Dit blijkt ook uit de gemeentelijke Woonvisie. Deze extra behoefte is ook merkbaar in de ontwikkeling van Wilgenrijk, die voorloopt op de beoogde planning. De 1.150 woningen, die op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn, zijn deels gerealiseerd of zullen op korte termijn ontwikkeld gaan worden in het zuidelijke deze van het gebied Wilgenrijk. Dat betekent dat de planologische ruimte gebruikt is.

Voor deze ontwikkeling van de hele Dijkpolder heeft de gemeenteraad van Maassluis in 2012 het Masterplan Dijkpolder vastgesteld. Dit Masterplan gaat uit van een ontwikkeling van circa 1.750 woningen met mogelijkheden voor verdichting en verdunning. Naar aanleiding van de actuele woningbouwprognoses (grote woningbehoefte) is in 2020 nogmaals stedenbouwkundig en programmatisch kritisch gekeken naar de kwantitatieve én kwalitatieve mogelijkheden in de Dijkpolder. Hieruit blijkt dat in het gebied conform de eerder onderzochte mogelijkheden in het Masterplan ruimte is voor verdichting tot in totaal 1.875 woningen met, in afwijking van de eerdere plannen, een groter aandeel sociale woningbouw. Deze nieuwe woningen zullen in het noordelijke deel van de Dijkpolder gerealiseerd worden. Deze gebieden zijn in eigendom van twee verschillende partijen. Daarom zal dit gebied verdeeld worden over twee bestemmingsplannen: Bestemmingsplan Wilgenrijk Noord en bestemmingsplan Westgaag. Dit bestemmingsplan betreft het gebied Wilgenrijk Noord. Met dit bestemmingsplan worden 475 nieuwe woningen mogelijk gemaakt.

1.2 Begrenzing plangebied

Het bestemmingsplan Wilgenrijk Noord heeft betrekking op de gronden in het noorden van woongebied Wilgenrijk. In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0001.png"

figuur 1.1 ligging plangebied (bron: ArcGis)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Dijkpolder. Dit is vastgesteld door de gemeenteraad van Maassluis op 4 februari 2014. Ter plaatse van het plangebied gelden twee bestemmingen.

Voor het zuidelijk deel geldt de bestemming Woongebied. Binnen deze bestemming is de realisatie van een woongebied planologisch mogelijk. Voor het noordelijk deel geldt de bestemming Agrarisch. Deze bestemming is bedoeld voor grondgebonden veehouderij en akkerbouw en is destijds gekozen om de ontwikkeling van de woonwijk te faseren.

Verder gelden de volgende parapluherzieningen:

bestemmingsplan   vastgesteld  
Parapluherziening Parkeernormen   6 februari 2018  
Parapluherziening Overbewoning   13 oktober 2020  

De regels uit deze parapluherzieningen zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de inhoudelijke uitgangspunten van het bestemmingsplan beschreven.

2.2 Bestaande situatie

In de Dijkpolder in Maassluis wordt sinds 2014 gebouwd aan de woningbouwontwikkeling Wilgenrijk. Voor deze ontwikkeling heeft de gemeenteraad van Maassluis in 2012 het Masterplan Dijkpolder vastgesteld. Dit masterplan gaat uit van een hoofdstructuur die is gebaseerd op de ontginningsstructuur van de Hollandse Polders.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0002.png"

figuur 2.1 Masterplan Dijkpolder

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0003.png"

figuur 2.2 opzet linten (bron: Masterplan)

Het Masterplan gaat uit van een structurerend principe door het introduceren van drie nieuwe (ontginnings)linten. Achter de oorspronkelijke Weverskade wordt de 2e Weverskade (huidige straatnaam Blikveld) gerealiseerd. Hier worden de kwaliteiten van de bestaande Weverskade het gebied ingetrokken.

Ten oosten daarvan worden het Onderlint (huidige straatnaam Spiegeling) en het Bovenlint (huidige naam Verreweg) gerealiseerd. Het Onderlint loopt door het waterrijke deel van Wilgenrijk. Het is hiermee de meest letterlijke verwijzing naar een ontginningslint. Het Bovenlint wordt parallel aan de A20 aangelegd. In dit gebied ligt de nadruk op het groene karakter. Het onder- en bovenlint sluiten in het zuiden aan op de Cornelis van der Lelylaan. In het noorden worden deze verbonden, zodat deze ook de rondweg door het gebied vormen.

Met de verschillende linten neemt ook de gemiddelde woningdichtheid toe; aan de zijde van de bestaande Weverskade is de intensiteit het laagst, naar de A20 het hoogst. Tussen de A20 en de woonwijk wordt een geluidwal, de Parkwal, aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0004.png"

figuur 2.3 groen-blauwe structuur (bron: Masterplan)

Parallel aan de lintenstructuur is ook een groen-blauwe structuur ontworpen. Centraal door het gebied loopt de hoofdwaterstructuur. Vanuit deze structuur zijn de ontginningseilanden vormgegeven. De hoofdgroenstructuur loopt met name langs de Cornelis van der Lelylaan in het zuiden, over de Parkwal in het oosten en langs de noordzijde van het gebied. Door Wilgenrijk lopen diverse wandel- en fietspaden. De wandelpaden liggen onder andere op de geluidwal, die als park ingericht zal worden. De fietspaden sluiten aan op de hoofdfietsstructuur van Maassluis.

Woonmilieus

Het Masterplan gaat uit van groen en landelijk woonmilieu. Om dat te realiseren wordt uitgegaan van een gemiddelde woningdichtheid van 20 tot 25 woningen per hectare. Voor het plangebied van 75 hectare komt dit neer op een totaal van 1.500 tot 1.875 woningen. Het Masterplan gaat uit van een woongebied van 1.750 woningen. Ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan bleek dat er vanuit de Provinciale woningbouwprognoses slechts vraag was naar 1.150 woningen. Dit aantal is dan ook geborgd in het in 2014 onherroepelijk geworden bestemmingsplan Dijkpolder.

Sindsdien is de ontwikkeling van Wilgenrijk van start gegaan. Deze ontwikkeling is begonnen vanaf de Zuidzijde (de Cornelis van der Lelylaan). Inmiddels is ook een groot deel van de hoofdontsluitingsstructuur gerealiseerd en is het grootste deel van de Parkwal aangelegd en op hoogte.

Op dit moment (september 2022) zijn de 1.150 woningen die op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn gerealiseerd, in ontwikkeling of in voorbereiding. Gerealiseerd zijn onder andere deelgebieden Tweede Weverskade, Eiland, Kompas, Buitengoed en Rietkraag. De ontwikkeling Parksingel wordt momenteel ontwikkeld, evenals Goedland. De komende tijd is een aantal grotere ontwikkelingen op de percelen tegen de A20 en diverse kleinschaligere ontwikkelingen voorzien. Dat betekent dat er voor verdere ontwikkelingen geen planologische ruimte meer is.

In onderstaande afbeelding is een beeld gegeven van de laatste stand van de ontwikkeling Wilgenrijk (ijkmoment april 2021).

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0005.png"

figuur 2.4 Stand van zaken ontwikkeling (bron: Wilgenrijk).

2.3 Toekomstige situatie

Naar aanleiding van het succes van de ontwikkeling van Wilgenrijk en de toegenomen woningbouw is opnieuw gekeken naar de woningbouwaantallen. In Wilgenrijk zal de komende jaren een intensivering van het aantal woningen plaatsvinden. In totaal zullen 1.875 woningen gerealiseerd worden. In totaal zal daarmee circa 30% in het segment sociaal / middeldure huur gerealiseerd worden. De overige 70% zal in het vrije marktsegment aangeboden worden.

Dit bestemmingsplan voorziet in 475 nieuwe woningen in het gebied Wilgenrijk Noord. Dit betreft globaal het gebied ten oosten van de noordelijke ontsluitingsweg en het maatschappelijk voorzieningencluster. Wilgenrijk Noord wordt doorsneden door de (grotendeels al bestaande ringweg door Wilgenrijk. Door de goede ontsluiting kan de ontwikkeling in principe redelijk snel tot uitvoering worden gebracht.

In het bestemmingsplan wordt een hoogteaccent mogelijk gemaakt.

Uitgangspunt van de nieuwe ontwikkeling is een andere verdeling van sociale en vrije sectorwoningen. Het aandeel sociaal zal toenemen. Om dit in te kunnen passen is een studie naar verdichting uitgevoerd. Dit heeft geleid tot een concept, dat uitgaat van het realiseren van verdichtingsmogelijkheden op de lange lijnen van de centrale watergang en de 2e hoofdontsluiting. Op het kruispunt van deze lange lijnen, een prominente en zichtbare plek in het gebied, is een hoogteaccent voorzien. Dit bestemmingsplan maakt een hoogte van 34 mogelijk. Dit hoogteaccent en de verdichting leidt ook tot mogelijkheden voor het diversificeren van het woningbouwprogramma, bijvoorbeeld doordat extra appartementen mogelijk zijn. Hierdoor kunnen ook andere doelgroepen in het gebied komen wonen.

2.4 Beeldkwaliteitsparagraaf

Toetsingskader

In de provinciale Verordening Ruimte is bepaald dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit. In het licht van de Verordening kan deels worden gesproken van 'inpassen' (binnen de huidige woonbestemming) en deels van 'transformeren' (op de agrarische bestemming). In dat kader is artikel 6.9 lid 4 relevant. Dit lid schrijft onder andere voor dat een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beeldkwaliteitsparagraaf bevat. Deze paragraaf beschrijft dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:

Onderzoek en conclusie

Voor de ontwikkeling Wilgenrijk heeft de gemeenteraad op 31 januari 2012 het masterplan Dijkpolder vastgesteld. Dit Masterplan haalt de inspiratie voor de hoofdstructuur van het plan uit de ontginningsstructuur van de Hollandse polders. Het plan combineert de bestaande kwaliteiten, de ontstaansgeschiedenis en de woonkwaliteit. Ook in de beeldtaal is inspiratie gezocht in de polder. Elementen als onregelmatige kavels in een regelmatig patroon, knotwilgen, bomenlanen, bruggetjes, hekken, rietkragen en doorzichten worden toegepast in het nieuwe woongebied. Het Masterplan is vertaald in een separaat beeldkwaliteitsplan, dat toetsingskader is voor concrete plannen. Dit beeldkwaliteitsplan is door de gemeenteraad vastgesteld in augustus 2012.

De locatie grenst aan de bebouwingscontour die langs de A20 ligt. Door de barrière van de snelweg en de aanleg van een geluidswal zijn geen ruimtelijke effecten naar het buitengebied te verwachten. Behoud van de karakteristiek van Midden-Delfland, vastgelegd in het gebiedsprofiel Midden-Delfland, is hiermee geborgd. Om te borgen dat de geluidwal landschappelijk goed ingepast wordt is een variantenstudie uitgevoerd. Deze is in de bijlage bij deze toelichting opgenomen. Op basis van deze variantenstudie zal op basis van overleg met omwonenden bepaald worden aan welke variant uitvoering wordt gegeven.

Hoofdstuk 3 Beleidsmatige verantwoording

Met de voorliggende planherziening worden 475 extra woningen mogelijk gemaakt. Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch doorgang te laten vinden, wordt onderzocht of deze niet in strijd is met de verschillende beleidskaders. In dit hoofdstuk is getoetst aan het nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.

Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Bij de voorgenomen ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding. Het mogelijk maken van de nieuwe woningen past binnen het rijksbeleid.

Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor duurzame verstedelijking), artikel 3.1.6, lid 2

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is vastgelegd als procesvereiste in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Dit artikel bepaalt dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de behoefte daaraan moet worden beschreven. Bij stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, moet bovendien worden gemotiveerd waarom deze niet binnenstedelijk gerealiseerd kunnen worden.

Het toevoegen van meer dan 12 woningen of meer dan 500 m2 aan stedelijke functies wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Vertrekpunt bij de beoordeling of iets een nieuwe stedelijke ontwikkeling is, zijn de geldende planologische mogelijkheden.

Het toevoegen van 475 extra woningen is nu niet mogelijk en wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Uit jurisprudentie blijkt dat gronden met een agrarische bestemming niet binnen bestaand stedelijk gebied liggen.

Hierna is de woningbehoefte beschreven en de locatiekeuze gemotiveerd.

Beschrijving woningbehoefte

De provincie Zuid-Holland heeft onderzocht hoeveel extra woningen er in Zuid-Holland nodig zijn in de periode 2021 tot en met 2030 om in de verwachte vraag aan woningen te voorzien. Uit de provinciale woningbehoefteraming WBR 2021 blijkt dat in de periode 2021-2030 in de Rotterdamse regio behoefte is aan ruim 61.000 woningen. De nieuwe raming komt hoger uit dan die uit 2019, wat betekent dat er in de gemeente Maassluis ook meer woningen nodig zijn.

Voor deze extra woningen zijn inmiddels genoeg plannen. Belangrijk is wel dat meer plannen planologisch 'hard' gemaakt worden en sneller tot uitvoering komen. Wilgenrijk is een van de bekende plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0006.png"

Figuur 3.1: Gewenste Woningvoorraadtoename regio Rotterdam (bron: WBR 2021)

Nieuwe regionale woonvisie Regio Rotterdam 2021-2040 en geactualiseerde regionale afspraken

Er zijn meer woningen nodig, gelet op de druk op de woningmarkt. De regionale afspraken worden daarom geactualiseerd. In 2021 is een nieuwe Regionale woonvisie opgesteld. De regionale woonvisie duidt de kwalitatieve ambities. Het Regioakkoord focust zich op de kwantitatieve woningmarktopgaven en het Bouwmanifest is gericht op woningbouwversnelling. De regionale afspraken worden daarom geactualiseerd. Deze woningbouwontwikkeling wordt opgenomen op de planlijst van de Rotterdamse regio voor 2021.

Wilgenrijk is in de omgevingsverordening opgenomen in een lijst: Bijlage gegevens en criteria grote buitenstedelijke bouwlocaties (bruto 91 ha), zie onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0007.png"

En staat ook op kaart 19 Woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen van de omgevingsverordening (geconsolideerde versie 2021).

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0008.png"

figuur 3.2 kaart 19 Woningbouwlocaties

Woonvisie

In de woonvisie 2019-2024 is aangegeven dat de gemeente de ambitie heeft om de woningvoorraad te laten groeien tot 17.100 woningen in 2030, zoals genoemd in het regioakkoord. Dat betekent een uitbreidingstempo van zo’n 175 nieuwbouwwoningen per jaar gemiddeld. Met de regiogemeenten in de subregio Waterweg, de regio Rotterdam en de Provincie Zuid-Holland, zijn afspraken gemaakt over deze gewenste voorraadontwikkeling. De voorgenomen bouwinspanningen zijn afgestemd met de andere gemeenten in de regio en vastgelegd in een regioakkoord. De provincie Zuid-Holland onderschrijft dit programma.

Omdat de realisatie met veel (onzekere) factoren rekening moet houden, hanteert de gemeente een bandbreedte. Er is meer ruimte dan het programma waarmee wordt gerekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0009.png"

Figuur 3.3: Woningvoorraadontwikkeling (bron: Woonvisie 2019 - 2024)

Begin 2019 is er een potentiële bouwcapaciteit voor tenminste 3.500 woningen in het bouwprogramma. Een groot deel daarvan zit in goedgekeurde bestemmingsplannen. De extra bouwlocaties in ‘overige projecten’ (Spectrum, Spechtstraat, Kapelpolder en andere binnenstedelijke locaties die worden bekeken) zijn ook nodig om de recente bevolkingsprognose te kunnen opvangen (Primos 2018, woningvoorraad van 17.500 in 2030). In Wilgenrijk is gerekend met een capaciteit van in totaal 1.650 woningen. Dit is 500 meer dan in dit programma is opgenomen.

Motivering locatiekeuze

Het is niet mogelijk om de woningbehoefte geheel binnenstedelijk te realiseren, zeker omdat er ook grote vraag is naar grondgebonden woningen. Daarom is er voor gekozen om de Dijkpolder te ontwikkelen als woningbouwlocatie. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan in 2014 is besloten om de ontwikkeling te faseren, waarbij het noordelijk deel voorlopig de agrarische bestemming heeft gehouden. Inmiddels is de druk op de woningmarkt dusdanig, dat intensivering binnen de woonbestemming en uitbreiding noodzakelijk zijn.

Conclusie

Met de realisatie van de 475 extra woningen wordt tegemoet gekomen aan de vraag naar woningen in Maassluis en in de regio. Er is sprake van een behoefte, waaraan met dit bestemmingsplan invulling wordt gegeven.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland (2020)

De provincie zet in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder. Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte.

De provincie heeft in haar visie opgenomen dat vraag en aanbod van woningen kwantitatief en kwalitatief in balans moeten zijn. Met behulp van woonmilieus wordt de (ruimtelijke) kwaliteit van verschillende typen wijken en buurten onderscheiden. Hiermee kunnen gemeenten sturen op de kwaliteit van de nieuw geplande en bestaande woon/leefomgevingen om zo het kwalitatieve aanbod in balans te brengen met de kwalitatieve vraag.

Omgevingsverordening Ruimte (actualisering 2020)

In samenhang met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke plannen. Voor de beoogde ontwikkeling zijn de onderstaande artikelen relevant.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

De kwaliteitskaart waarnaar in artikel 6.9 lid 3 sub 1 wordt verwezen is de kaart die bij de Omgevingsvisie hoort en is opgebouwd uit vier lagen: de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschapen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving. Het plangebied is op de laag van de stedelijke occupatie nog niet aangemerkt als 'steden en dorpen'. Dit wordt bijgewerkt nadat de locatie bouwrijp is. Het noordelijk deel met de agrarische bestemming is nog geen onderdeel van het stads en dorpsgebied. Voor dit gebied is een beeldkwaliteitparagraaf noodzakelijk. Hierop wordt in paragraaf 2.4 ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0010.png"

Figuur 3.4: Laag van de stedelijke occupatie

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

In artikel 6.10 schrijft voor dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  • b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II en wordt rekening gehouden met de voor deze locaties opgenomen gegevens en criteria in(...);

De ontwikkeling is in paragraaf 3.1 getoetst aan de ladder. De woningbehoefte is regionaal afgestemd en de locatie Dijkpolder is ook opgenomen op kaart 19. Daarmee is de ontwikkeling in lijn met artikel 6.10'.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Maassluis 2012-2025 (2012)

Het integrale beleid dat is verwoord in de structuurvisie 2012-2025 is niet gewijzigd na de vaststelling van bestemmingsplan Dijkpolder in 2014. De woningbouwlocatie is hierin opgenomen. Voor de Dijkpolder zal overwegend sprake zijn van het woonmilieu 'suburbaan exclusief', met accenten van 'suburbaan grondgebonden' Dit sluit aan op de visie van de Stadsregio Rotterdam en de gemeente Maassluis. Er wordt uitgegaan van wonen in een relatief lage dichtheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0011.png"

figuur 3.5 Structuurvisie Maassluis

Woonvisie 2020 - 2024

In de Woonvisie 2020-2024 staat waar Maassluis nu staat en waar de gemeente op het gebied van wonen de komende jaren naartoe wil.

De woonvisie 2020-2024 bouwt logisch voort op eerdere documenten:

  • De ruimtelijke structuurvisie 2012-2025
  • Het coalitieakkoord 2018-2022 “Samen Maassluis. Investeren in een duurzame stad”
  • Regioakkoord Nieuwe Woningmarktafspraken Regio Rotterdam 2018-2030

De woonvisie maakt inzichtelijk dat bijsturing nodig is om op de 7 grote opgaven resultaat te boeken. De gemeente stuurt dus bij, in het besef dat ook in het eindbeeld van 2030 nog 95% van de huidige woningen er staat en de grote nieuwbouwlocaties in handen zijn van private bedrijven waarmee in het verleden al contracten zijn gesloten. Het bijsturen van de woningmarkt is dus te vergelijken met het bijsturen van een olietanker: de marges zijn smal, een koerswijziging kost veel energie en wordt pas op termijn zichtbaar.

De 7 speerpunten zijn:

1 Passend huisvesten

  • Nieuwbouw meer richten op €180.00 - €220.000 en € 220.000 - €320.000.
  • Aanbod betaalbare koop (met verkoop regulerend beding) uitwerken voor € 180.000 - €220.000.
  • Minimum omvang sociale huur voorraad is 33%, ombuigingen in bouwprogramma noodzakelijk.
  • Sociale voorraad uitbreiden tot 6020 woningen in 2030.
  • Menging en betaalbaarheid garanderen met doelgroepenverordening.

2 Doorstroming en woonruimtebemiddeling

  • Meer doorstroming door het bouwprogramma vooral te richten op appartementen en grondgebonden woningen voor senioren.
  • Voorrang voor doorstromers die een eengezinswoning achterlaten.
  • Labelen van schaarse segmenten voor knelgroepen.
  • Doorstroom ouderen naar passende levensloopbestendige woningen bevorderen.
  • Toepassen directe aanbieding bij knelgroepen en personen ‘tussen wal en schip’.

3 Bouwen, bouwen, bouwen

  • Verhoging van het jaarlijkse bouwprogramma naar gemiddeld 175 woningen.
  • Woningvoorraad tenminste 17.100 woningen in 2030.
  • Nieuwe locaties vinden voor 400 à 500 woningen (binnenstedelijk, herbestemming).
  • De herstructurering van Sluispolder-west en de Burgemeesterswijk afronden.
  • Nieuwbouw op Het Balkon, Wilgenrijk, de Kade en overige locaties.

4 Maassluis duurzamer maken

  • Opstellen van een warmtetransitievisie.
  • Samen optrekken bij het klimaatadaptief maken en de warmtetransitie in de sociale huur voorraad.
  • Stimuleren en faciliteren in de particuliere sector met ‘no-regret’ maatregelen.

5 Wonen met begeleiding en zorg

  • Wonen in de woonservices zones bevorderen.
  • Ouderen bewust maken van tijdig nadenken over huisvesting op oude dag (Wooncoach, campagne).
  • ‘Verzorgd wonen plus’ uitbreiden, voor Maassluisse ouderen.

6 Leefbaarheid in wijken en buurten bevorderen

  • Sociale cohesie bevorderen, onder meer via het programma ‘de wijk op maat’.
  • Stevige samenwerking met betrokken partijen bij aanpakken overlast.
  • Overbewoning tegengaan.

7 Tijdelijk wonen

  • Segment pauzewoningen uitbreiden.
  • Kopen om te verhuren terugdringen ten behoeve van de leefbaarheid in bestaande wijken.
  • Verkennen of short-stay woonruimte voor arbeidsmigranten dichtbij werkgelegenheid mogelijk is.

Toetsing en conclusie

Dit bestemmingsplan maakt extra woningen in de ontwikkeling Wilgenrijk mogelijk. Het geeft direct invulling aan de speerpunten 1, 2 en 3 en past daarmee binnen het beleid van de gemeente Maassluis.

Hoofdstuk 4 Verantwoording omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Het vigerende bestemmingsplan gaat uit van 1.150 nieuwe woningen, die in het zuidelijk deel van de Dijkpolder gerealiseerd kunnen worden. Voor dat bestemmingsplan is een m.e.r.-beoordeling opgesteld door RBOI- Rotterdam (d.d. 8 februari 2013, kenmerk 120503.16789.01). Deze m.e.r.-beoordeling was gebaseerd op het Masterplan, en ging uit van een totaal van 1.750 woningen. Uit deze beoordeling bleek dat de realisatie van 1.750 woningen ruimtelijk inpasbaar is.

Het uitgangspunt is nu om in de Dijkpolder 1.875 woningen te realiseren. Daarvoor worden 2 nieuwe bestemmingsplannen opgesteld. Deze plannen maken dus 125 extra woningen mogelijk ten opzichte van de situatie die is onderbouwd in de m.e.r.-beoordeling. In deze milieuparagrafen is de uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling onderbouwd.

4.2 Milieueffectrapportage

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten

Onderzoek en conclusies

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de gedeeltelijke herziening van een bestemmingsplan waarbij het aantal mogelijke woningen (1.150) wordt vergroot met 475 en het oppervlak woningbouwgebied wordt vergroot. Deze ontwikkeling past binnen de kaders van de m.e.r.-beoordeling, die in het kader van het geldende bestemmingsplan is uitgevoerd. Als het gebied Westgaag wordt ontwikkeld, zal dit aantal vergroot worden. Daarom is een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd, waarin is gekeken naar de effecten van de gehele ontwikkeling.

4.3 Verkeer

Ontsluiting

Het gebied Wilgenrijk is in de bestaande situatie via de recent aangelegde Cornelis van der Lelylaan aangesloten op de Westlandseweg. De Westlandseweg vormt onderdeel van de hoofd ontsluitingsstructuur van Maassluis. Ze geeft verbinding met de andere wijken, het centrumgebied en de voorzieningenclusters. De Westlandseweg sluit zowel via de Laan 1940-1945 in het zuiden als via de Maasdijk / Coldenhovelaan in het noorden aan op de snelweg A20. Daarmee is Wilgenrijk goed aangesloten op het lokale en het nationale wegennet.

In de toekomstige situatie zal een tweede ontsluiting gerealiseerd worden die aantakt op de nieuw vorm te geven kruising van de Maasdijk / Westlandseweg met de Doctor Jan Schoutenlaan. De aansluiting van uit de Dijkpolder is op basis van dit bestemmingsplan mogelijk. De woningen die op basis van dit bestemmingsplan gerealiseerd zullen worden, zullen vooral via deze toegang afgewikkeld worden.

Door Wilgenrijk lopen diverse fietsroutes. Deze takken aan op het fietsnetwerk binnen Maassluis. Voorzieningenclusters, zoals het de dependance van het Franciscus met naastgelegen huisartsenpraktijk en winkelcentrum Koningshoek, liggen (afhankelijk van de locatie in Wilgenrijk) op circa 1 kilometer. Het centrum van Maassluis ligt op circa 2 kilometer. Deze voorzieningenclusters zijn daarmee goed en veilig bereikbaar per fiets.

Aan de zuidzijde van Maassluis ligt de Hoekse Lijn. Deze maakt onderdeel uit van het metronetwerk van de Rotterdamse regio. Op circa 500 meter van Wilgenrijk liggen twee metrostations, Maassluis-West en Steendijkpolder. Deze stations zijn ook goed bereikbaar met de fiets. Bij de stations zijn fietsenstallingen aanwezig. Ook zijn deze stations te voet bereikbaar. Verder ligt er aan de Westlandseweg, nabij de Dijkpolder, een bushalte aanwezig. Deze geeft verbindingen met metrostation Maassluis Centrum en met het Westland.

Afwikkeling

In de m.e.r.-beoordeling uit 2013 zijn de verkeersprognoses voor 2025 gehanteerd. Voor dit bestemmingsplan worden de verkeersprognoses voor 2030 gehanteerd. In dat verkeersmodel is met een toename van 1.750 woningen in het gebied Wilgenrijk rekening gehouden. Dit sluit aan op het Masterplan en de m.e.r.-beoordeling uit 2012.

In het geldende bestemmingsplan zijn echter maar 1.150 woningen mogelijk gemaakt. Het onderhavige bestemmingsplan maakt 475 extra woningen mogelijk. Maassluis heeft een sterk stedelijk profiel. Het plangebied ligt in 'rest bebouwde kom'. Dat leidt tot een verkeersgeneratie van (afhankelijk van het type woning) van 5 tot 8 verkeersbewegingen per woning. Deze ontwikkeling leidt daarmee tot circa 3.000 voertuigbewegingen. Dit aantal valt dus binnen de bandbreedte van de m.e.r.-beoordeling en binnen het aantal waar het verkeersmodel van uitgaat. De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk maakt kan dus afgewikkeld worden via het bestaande en nieuw aan te leggen wegennet. Dit is immers gedimensioneerd op 1.750 woningen.

Als het gebied Westgaag ontwikkeld wordt, wordt het aantal van 1.750 woningen overschreden. In de m.e.r.-beoordeling, die in het kader van de doorontwikkeling van Wilgendijk opgesteld is en onder dit bestemmingsplan ligt, is daarom beoordeeld. Dit leidt niet tot knelpunten in de afwikkeling als de ontsluiting van de wijk op de juiste manier wordt vorm gegeven.

Parkeren

Bij de nieuwe woningen moet voldaan worden aan de parkeernormen zoals gesteld door de gemeente Maassluis. Dat is geborgd in deze regels. Het parkeren vindt grotendeels plaats in parkeerkoffers en op eigen terrein. De parkeerkoffers liggen in openbaar gebied.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

In de beoogde situatie worden extra woningen gerealiseerd in een gebied dat al voor de functie wonen is onderzocht. Hiermee wordt een milieugevoelige en functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In het gebied zullen voornamelijk woningen gerealiseerd worden. Omdat het plangebied ingesloten ligt tussen een bestaande woonwijk en een agrarisch gebied, wordt het plangebied getypeerd worden als 'rustige woonwijk'.

In het vigerende bestemmingsplan is het aspect bedrijven en milieuzonering onderzocht. Met dit bestemmingsplan worden 475 extra woningen in het plangebied toegestaan. Uit het bestemmingsplan Wilgenrijk blijkt dat er twee bedrijventerreinen zijn welke tot milieuhinder zouden kunnen leiden.

Ten noorden van het plangebied ligt het bedrijventerrein Transportcentrum A20. Dit bedrijf is met name gericht op de logistieke sector, zoals transportbedrijven. De afstand tot dit bedrijventerrein bedraagt ruim 200 meter. Er zijn op het bedrijventerrein geen bedrijven of bestemmingen aanwezig met een richtafstand die tot of over het plangebied reikt. Het bestemmingsplan leidt dus niet tot beperkingen voor de bedrijven op dit terrein. Anderzijds zorgen de bedrijven niet voor een aantasting van het woongenot.

Nabij het zuidelijke deel van het plangebied bevindt zich de werklocatie van de Lely Agri Groep. De bedrijfsactiviteiten worden volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' ingeschaald in categorie 4.1. Met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat het bedrijf Lely kan worden getypeerd als een categorie 3.2-bedrijf (verwezen wordt tevens naar de mer-beoordeling bij het bestemmingsplan Wilgenrijk). Hiervoor geldt een richtafstand van 100 m. Ook aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.

Conclusie

Er wordt aan de richtafstanden voldaan. Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven belemmerd en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.5 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.

Het Bouwstoffenbesluit en het Besluit Bodemkwaliteit stellen verder regels hoe om te gaan met vrijkomende grond- en materiaalstromen en hoe deze toe te passen.

Onderzoek

De gemeente Maassluis heeft in het verleden een bodemkwaliteitskaart opgesteld en breidt deze momenteel uit door ook het gebied Dijkpolder hierin op te nemen. Uit de werkzaamheden ten behoeve van de bodemkwaliteitskaart (inclusief historisch bodemonderzoek) blijkt dat de bodemkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de nieuwe functie wonen en de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat.

Conclusie

Het aspect bodem staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.6 Water

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Gemeente

  • Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024 (GRP)

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 5 (WBP 5) beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop, de waterveiligheid, het waterbeheer, de waterkwaliteit en het zuiveren van afvalwater. Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtige manier zijn afgewogen.

De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:

  • In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden.
  • Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afvalwatersysteem.
  • Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven.
  • Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen.

Gemeentelijk rioleringsplan 2020-2024

Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024 (GRP) is een belangrijk instrument voor de invulling van de gemeentelijke watertaken. Het GRP is een traditioneel beheerplan, aangevuld met:

  • Een uitgebreide technische beschrijving (het Basis Rioleringsplan);
  • Een beleidsvisie;
  • Een afsprakenkader binnen de waterketen.

Het afvalwatersysteem van Maassluis zal worden ontwikkeld tot een toekomstbestendig, robuust en flexibel systeem. Hiervoor is een nieuwe visie uitgewerkt die bestaat uit het verder ontvlechten van schone en vuile waterstromen en tegelijkertijd een veelvoud aan bergingsvoorzieningen (waterbuffers).

Deze voorzieningen of buffers worden gekoppeld aan het gemeentelijk hemelwatersysteem, dat het water verdeelt naar plekken waar schoon hemelwater het beste kan worden gebruikt of opgeslagen voor toekomstig gebruik. Hiervoor hanteert Maassluis de visie van 'Rainproof'. Het gemeentelijk doel is om alle wateroverlast bij een bui 08 (19,8 mm in 60 minuten) te voorkomen. Dit betekent concreet dat:

  • in 2050 50% van Maassluis afgekoppeld dient te zijn: de neerslag die op verharde terreinen valt minstens 50% niet in het gemengde riool mag komen;
  • elk huis moet voorzien worden van een buffer voor regenwateropvang.

Waterhoudhuishoudkundig plan Wilgenrijk 2014

In 2013 – 2014 zijn voor voor het gehele gebied Wilgenrijk in samenwerking tussen de ontwikkelaar Wilgenrijk, Hoogheemraadschap en gemeente Maassluis een waterhuishoudkundig plan en een rioolplan opgesteld. Beide maken deel uit van het beleid van het Hoogheemraadschap. Het rioolplan ook van het gemeentelijk beleid. In principe geldt dit waterhuishoudkundig plan als uitgangspunt. Wel gelden een aantal aanvullende uitgangspunten, waaronder:

  • In het bestemmingsplan Dijkpolder is het ABC-beleid toegepast, waaruit een norm volgt van 325 m3 per hectare. Dit beleid geldt niet meer. De gevolgen van toenemende verharding worden inmiddels met de watersleutel benaderd of op basis van de huidige normen in een waterhuishoudingsplan onderzocht;
  • Inmiddels dient ook rekening met meer en hevigere neerslag door klimaatverandering gehouden te worden;
  • De gemeente Maassluis heeft tegenwoordig het Rainproof-beleid, waaruit eisen voor klimaatadaptieve en waterrobuuste nieuwbouw volgen;
  • Steeds meer gebiedspartners binnen de Provincie Zuid-Holland hebben het Convenant Klimaatadaptief Bouwen ondertekend. Uit dit convenant volgen eveneens richtlijnen voor klimaatadaptieve en waterrobuuste nieuwbouw.

Huidige situatie

Het plangebied maakt onderdeel uit van de ontwikkeling Wilgenrijk in Maassluis. Voor de ontwikkeling is een waterhuishouding plan opgesteld waar er ruimschoots aan de bergingsnorm wordt voldaan.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Over het algemeen bestaat de bodem uit slappe, samendrukbare klei- en veenlagen tot een diepte van circa 19 m beneden maaiveld. Daaronder bevindt zich pleistoceen zand. Het plangebied betreft een kwelgebied. De hoeveelheid bedraagt circa 0,5 mm per dag. De gemiddelde stijghoogte in het eerste watervoerende pakket bedraagt circa NAP -0,5 m en maximaal circa NAP 0 m.

Waterkwantiteit

Het plangebied is gelegen in de Dijkpolder. Conform de Legger van Hoogheemraadschap van Delfland zijn in het plangebied secundaire watergangen aanwezig, zie figuur 4.1. De beschermingszone van een secundaire watergang betreft 1,5 meter. Binnen deze beschermingszones gelden conform de Keur van Hoogheemraadschap van Delfland beperkingen voor bouwen en aanleggen ter bescherming van en om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden. De afgelopen jaren is het watersysteem al aangepast conform het Waterhoudhuishoudkundig plan Wilgenrijk 2014. De legger komt daardoor niet meer overeen met de werkelijke situatie. De legger zal t.z.t. aangepast worden aan het Waterhuishoudkundig plan c.q. de werkelijke situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0012.png"

Figuur 4.1 Uitsnede Legger Hoogheemraadschap van Delfland met plangebied

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ten westen van het plangebied ligt de watergang Nieuwe Water en ten noorden van het plangebied de Westgaag/Spartelvaart. Deze watergangen maken deel uit van Delflands boezem. De Weverskade en de Westgaag/Spartelvaart zijn aangemerkt als KRW-waterlichaam.

Veiligheid en waterkeringen

In het noorden en ten westen van het plangebied bevindt zich de kern- en beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

De bestaande gebouwen zijn aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.

Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie zullen 475 woningen in het plangebied gerealiseerd worden.

Bodem en grondwater

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.
De ontwikkeling maakt geen functies mogelijk, die een negatieve impact hebben op (de kwaliteit van) de bodem of het grondwater. In het gebied komen uitsluitend woningen en ondersteunende functies. Voor nieuwbouw wordt voldoende drooglegging (minimaal 0,6 meter) aangehouden.

Waterkwantiteit

Om de kans op wateroverlast te verkleinen is het van belang om ervoor te zorgen dat het watersysteem optimaal functioneert en goed wordt onderhouden. Hiervoor hanteert Hoogheemraadschap van Delfland het standstill beginsel. Dit houdt in dat de kans op wateroverlast niet mag toenemen als gevolg van een ingreep in het watersysteem of een handeling die invloed heeft op het functioneren van het watersysteem. De beoogde ontwikkeling zal leiden tot een toename van het verhard oppervlak, waardoor met de beoogde ontwikkeling niet voldaan wordt aan het standstill beginsel. In het bestemmingsplan Wilgenrijk is berekend dat een wateroppervlak benodigd is van circa 7 ha. In het stedelijk ontwerp is uitgegaan van 9,5 ha water (8,2 ha nieuw en 1,3 ha bestaand). Dit is bepaald voor de situatie met 1.750 woningen.

Het watersysteem in de ontwikkeling Wilgenrijk Noord wordt gerealiseerd conform het oorspronkelijke Waterhuishoudkundig plan Wilgenrijk 2014, en getoetst aan de huidige normen van het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Maassluis. Ter borging hiervan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In bijlage 2 is onderbouwd dat het oorspronkelijk waterhuishoudkundig plan voldoet. Hiermee is aangetoond dat kan worden voldaan aan de voorwaarden van de voorwaardelijke verplichting.

Waterkwaliteit

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterveiligheid

Binnen het plangebied ligt een kern- en beschermingszone van de waterkering. Dit bestemmingsplan maakt op deze gronden een geluidwal mogelijk. Uiteindelijke toetsing aan werken in de waterkering, vindt plaats in het watervergunningproces bij Delfland. Het ontwerp, de aanleg en de uitvoering van de eventuele geluidwal zullen daartoe met Delfland afgestemd worden.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Conclusie

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen worden afgestemd met het Hoogheemraadschap.

4.7 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling of voortoets de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;

het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en

de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming en soortenbescherming

Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen ligt op circa 4,6 kilometer. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland/Natuurnetwerk Zuid-Holland. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNN bevindt zich op een afstand van minimaal 850 meter (figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0013.png"

Figuur 4.2 Ligging plangebied t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: Provincie Zuid-Holland)

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Voor het onderzoeken van de mogelijke effecten op het nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied is voor de gebruiksfase een AERIUS-berekening uitgevoerd (zie bijlage 3 voor de memo en bijlage 4 en voor de berekening). Uit de verschilberekening blijkt dat er geen sprake is van een depositie hoger dan 0,00 mol N/ha/jr voor de gebruiksfase. Op basis van de berekening zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in de gebruiksfase uitgesloten. De ontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming

Soortenbescherming

Om de mogelijke effecten van het plan op beschermde soorten te onderzoeken, is in het bestemmingsplan Dijkpolder een ecologische quickscan uitgevoerd. Hieruit blijkt dat:

  • voor de kleine modderkruiper de Flora- en faunawet geen belemmering vormt, aangezien er voldoende geschikt leefgebied beschikbaar blijft en voor het verplaatsen van de soort een ontheffing zal worden verkregen of gewerkt zal worden met een goedgekeurde gedragscode;
  • het bestaande foerageergebied van vleermuizen niet of nauwelijks wordt aangetast door de ontwikkeling. De nieuwe groene en waterrijke inrichting van het plangebied leidt bovendien tot een aanzienlijke toename van hoogwaardig foerageergebied. De (mogelijk) te slopen bebouwing en eventueel te kappen bomen langs de Weverskade herbergen geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Negatieve effecten op vleermuizen zijn niet aan de orde;
  • met betrekking tot de vaste verblijfplaatsen van huismus, gierzwaluw, kerkuil en buizerd overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen. Voor huismus en gierzwaluw zal de nieuwe bebouwing voorzien worden van vogelvriendelijke eigenschappen, zoals speciale dakpannen en nestkasten. Voor de kerkuil en buizerd zullen in de directe omgeving van het plangebied nieuwe nestkasten resp. kunstnesten worden aangeboden. Daarnaast zal door een aangepast beheer van gronden het voedselaanbod voor beide soorten sterk worden verbeterd (zie Bijlage 4 van het bestemmingsplan Wilgenrijk). Op deze manier wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen en zal de gunstige staat van instandhouding van de soorten niet in gevaar komen. De Flora- en faunawet staat derhalve de uitvoering van het plan niet in de weg.

De woningen zullen in het plangebied gerealiseerd worden dat onderzocht is in het kader van het bestemmingsplan Dijkpolder. Het plangebied zal niet vergroot worden en momenteel vinden er al werkzaamheden plaats. Nieuw ecologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Conclusie

De Flora- en faunawet staat derhalve de uitvoering van het plan niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden.

4.8 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

In de m.e.r.-beoordeling uit 2013 is het gehele plangebied Dijkpolder onderzocht op effecten op landschap, cultuurhistorie en archeologie. De enige wettelijke wijziging betreft het opgaan van de Monumentenwet in de Erfgoedwet per 1 juli 2016, maar dit levert geen inhoudelijke wijzigingen op.

Wel heeft de gemeenteraad van Maassluis de archeologische beleidskaart vastgesteld. De bijbehorende maatregelenkaart gaat voor het gebied uit van 2 verschillende verwachtingen:, archeologisch waardevol gebied 3 en archeologisch waardevol gebied 5.

Bij deze verwachtingswaarden hoort een aanlegvergunningenstelsel:

archeologisch waardevol gebied 3: voor ontwikkelingen met een oppervlakte van 50 m2 en meer en er sprake is dat de grond 40 cm en dieper wordt geroerd;

archeologisch waardevol gebied 5: voor ontwikkelingen met een oppervlakte van 200 m2 en meer en er sprake is dat de grond 40 cm en dieper wordt geroerd.

Het nieuwe archeologiebeleid is verwerkt in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0014.png"

figuur 4.3 maatregelenkaart

4.9 Geluid

4.9.1 Wegverkeerslawaai

In het plangebied Wilgenrijk Noord worden nieuwe grondgebonden woningen en (incidenteel) gestapelde woningen mogelijk gemaakt. Daarbij wordt op één locatie een hoogteaccent van 10 bouwlagen mogelijk gemaakt. Omdat het plangebied in de onderzoekszone van gezoneerde wegen ligt (A20, Westlandseweg/ Maasdijk) is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 5). Daarbij is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook gekeken naar enkele niet-gezoneerde wegen (Westgaag, Dr. Jan Schoutenlaan, parallelweg Maasdijk en de noordelijke aansluiting van het plangebied).

Uit onderzoek naar de geluidsituatie ter plaatse van het plangebied Wilgenrijk Noord blijkt het volgende:

  • Ten gevolge van het verkeer op de A20, Westlandseweg/Maasdijk en de noordelijke aansluiting wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden;
  • Ten gevolge van het verkeer op de Westgaag, Dr. Jan Schoutenlaan en de parallelweg Maasdijk wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde;
  • Ten gevolge van de interne ringstructuur (niet gezoneerd) wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden;
  • Door de realisatie van een geluidwal kan een aanvaardbaar geluidklimaat worden gerealiseerd. Als ook het terrein ten noorden van het plangebied wordt ontwikkeld voor woningbouw dan zal door de aanleg van een geluidwal aldaar het akoestische klimaat in Wilgenrijk Noord verder verbeteren.
  • Het toepassen van geluidreducerend asfalt op de noordelijke aansluiting is een effectieve maatregel om de geluidbelasting te reduceren.
  • Toetsing aan het gemeentelijk geluidbeleid zal bij de aanvraag omgevingsvergunning moeten plaatsvinden;
  • Voor de borging van de resultaten van het akoestisch onderzoek is het noodzakelijk om aanduidingen op de verbeelding op te nemen
  • Voor grondgebonden en gestapelde woningen is het laten vaststellen van hogere waarden noodzakelijk.

Geluidbron   Geluidsituatie   Type woning   Aantal woningen  
A20 met geluidwerende voorziening langs noordzijde plangebied1   53 dB   grondgebonden en gestapeld hele plangebied   475  
Westlandseweg/ Maasdijk   58 dB   grondgebonden   100  
    gestapeld   25  
Noordelijke aansluiting (zonder asfaltmaatregel)   55 dB en lager   grondgebonden   20  

tabel 4.1 hogere waarden

4.9.2 Industrielawaai

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen de geluidzone van industrieterrein Maasvlakte-Europoort. Volgens de Wet geluidhinder mag de geluidbelasting van alle bedrijven samen op een gezoneerd industrieterrein, buiten de zone, niet hoger zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Voor nieuwe woningen andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone is akoestisch onderzoek nodig. Bij een geluidbelasting hoger dan 50 dB(A) kan door het college van burgemeester en wethouders (B&W) een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot, behoudens enkele uitzonderingen, maximaal 55 dB(A) voor woningen.

Op grond van artikel 163 van de Wet geluidhinder dienen burgemeester en wethouders van de gemeente waarin een industrieterrein geheel of in hoofdzaak is gelegen ervoor te zorgen dat er voldoende informatie beschikbaar is over de geluidruimte binnen de zone. De DCMR Milieudienst Rijnmond (hierna: de DCMR) is namens het bevoegd gezag belast met het zonebeheer van het industrieterrein Maasvlakte-Europoort.

Regionaal Afsprakenkader

Voor industrieterrein Maasvlakte-Europoort is door de betrokken gemeenten, de Provincie Zuid-Holland, de DCMR, het Havenbedrijf Rotterdam en Deltalinqs een convenant afgesloten. In dit convenant, het Regionaal Afsprakenkader Geluid & Ruimtelijke Ontwikkeling (RAK), dat is ondertekend op 8 juli 2015, zijn afspraken gemaakt over onder andere de wijze waarop wordt omgegaan met woningbouw binnen de invloedsgebieden van de gezoneerde industrieterreinen. invloedsgebied; door de transformatie is sprake van woningbouw binnen het invloedsgebied.

Het RAK wijst een bepalingsmethode aan voor de geluidbelasting ten gevolge van het industrieterrein. In bijlage 5 van het RAK zijn zogenaamde geluidcontouren opgenomen. Deze geluidcontouren zijn afgebeeld op een topografische ondergrond, waardoor de geluidbelasting kan worden afgelezen. In het plangebied liggen de geluidcontouren op korte onderlinge afstand, waardoor het aflezen van de kaart niet nauwkeurig is. Om deze reden heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond de geluidcontouren waarop de afbeeldingen zijn gebaseerd digitaal aangeleverd. Deze geluidcontouren zijn ingelezen in een rekenmodel met behulp van het programma Geomilieu. In dit programma is tevens het plangebied ingevoerd. Op deze wijze kunnen de woningen nauwkeurig worden afgebeeld binnen de geluidcontouren. In onderstaande figuur is het plangebied met RAK-contouren weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.BPWilgenNoord-Va01_0015.png"

figuur 4.4 ligging plangebied binnen RAK

De geluidbelasting op de eerste tot en met de derde bouwlaag is gelijk aan de hoogste waarde van de geluidcontouren waartussen de planlocatie is gelegen. In dit geval is dat dus 49 dB(A). Voor de vierde, vijfde en zesde bouwlaag geldt een toeslag van 1 dB op de afgelezen waarde. Daar komt de belasting op 50 dB(A). Vanaf de zevende bouwlaag bedraagt de toeslag 2 dB. Op die verdiepingen bedraagt de geluidbelasting 51 dB(A). Dat betekent dat voor de woningen op de 7e tot de 10e verdieping hogere waarden verleend moeten worden. Op dit moment wordt uitgegaan van 6 woningen per laag. Dat betekent dat voor 24 woningen hogere waarden verleend moeten worden.

Geluidbron   Geluidsituatie   Type woning   Aantal woningen  
Maasvlakte - Europoort   51 dB en lager   gestapelde woningen 7e tot 10e etage   24  

4.9.3 Cumulatie

Als gevolg van het wegverkeer op de A20, Maasdijk/Westlandseweg, Noordelijke aansluiting en het industrieterrein Maasvlakte-Europoort wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. In de Wgh is aangegeven dat bij de besluitvorming rond hogere grenswaarden ook cumulatie in acht dient te worden genomen. Om die reden is de cumulatie van de geluidbelasting als gevolg van alle wegen en het industrieterrein binnen het plangebied inzichtelijk gemaakt.

Bij de cumulatie wordt de hoogst berekende geluidbelasting van de afzonderlijke bron exclusief aftrek artikel 110g Wgh als maatgevend gehanteerd. Indien de gecumuleerde geluidbelasting niet meer dan 1 dB bedraagt ten opzichte van de geluidbelasting van de hoogst maatgevende bron, kan worden opgemaakt dat cumulatie van het geluid niet waarneembaar is voor het menselijk gehoor.

In onderstaande tabel is de hoogst berekende geluidbelasting van de afzonderlijke maatgevende bron exclusief aftrek artikel 110g Wgh weergegeven. De geluidbelasting op de westelijke en noordelijke gevel van het hoogteaccent is maatgevend. Ook is in de tabel de gecumuleerde geluidbelasting van alle bronnen samen weergegeven (weg en industrie). Uit de beoordeling blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting niet zorgt voor een toename van meer dan 1 dB ten opzichte van de hoogst berekende geluidbelasting. De gecumuleerde geluidbelasting staat het verlenen van hogere waarden daarom niet in de weg.

Tabel 4.3 Gecumuleerde geluidbelasting ten opzichte van de maatgevende bron (exclusief aftrek artikel 110g Wgh)

Hoogte1   IL   IL*   VL2   Lcum   dLcum tov VL  
    [dB(A)]   [dB]   [dB]   [dB]   [dB]  
1e t/m 3e bouwlaag   49,00   50,00   63,003   63   0  
4e t/m 6e bouwlaag   50,00   51,00   58,004   59   1  
7e bouwlaag en hoger   51,00   52,00   58,004   59   1  

1hoogteaccent

2 hoogste geluidbelasting van maatgevende bron

3geluidbron Westlandseweg/Maasdijk

4 geluidbron A20

4.10 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Langs het plangebied bevindt zich de A20 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Parallel aan de A20 ligt een gasleiding. Voor de A20 geldt geen relevante PR 10-6-contour buiten de weg. Er geldt geen veiligheidszone en er wordt geen plasbrandaandachtsgebied voorgeschreven. Wel reikt het invloedsgebied tot over het plangebied. De PR 10-6-contour en de belemmeringenzone van de buisleiding raken niet het plangebied. Wel ligt het plangebied in het invloedsgebied. Voor beide risicobronnen is een QRA uitgevoerd waarbij een ruim aantal woningen is meegenomen. In het onderzoek zijn de 1.750 woningen van de m.e.r.-beoordeling voor Wilgenrijk meegenomen. Ook is er een verantwoording opgesteld. Het uitvoeren van nieuwe QRA's of het opstellen van een nieuwe groepsverantwoording is derhalve niet nodig.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.11 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

In het plangebied van dit bestemmingsplan worden 475 extra woningen gerealiseerd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de A20 direct ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in de 2020; 24,5 µg/m³ voor NO2, 18 µg/m³ voor PM10 en 10,2 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,3 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan maakt extra woningen in het gebied Wilgenrijk mogelijk. Het plangebied valt deels over de bestemming Woongebied, deels over de bestemming Agrarisch. In het nieuwe bestemmingsplan is gekozen voor twee bestemmingen, namelijk Groen en Woongebied 1. In dit hoofdstuk wordt de juridische regeling van deze bestemmingen beknopt toegelicht.

5.2 Algemeen

Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Één van de begrippen is geluidzone - industrie. Over het gebied ligt de geluidzone van industrieterrein Botlek-Pernis. Deze geluidzone dient in het bestemmingsplan geborgd te worden. Dat is gedaan door de aanduiding op de verbeelding op te nemen en een verwijzing naar dit begrip te maken.

Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.3 Bestemmingsregels

Agrarisch

Een strook met de bestemming Agrarisch is opgenomen in het gebied ten noorden van het plandeel Wilgenrijk. Deze bestemming is meegenomen, om hier de mogelijkheid te bieden om een geluidwal te realiseren. Daarmee kan in het plangebied een voldoende akoestisch klimaat gerealiseerd worden.

Groen

In het plangebied ligt een deel van de Parkwal. Dit deel heeft nu de bestemming Agrarisch. Met dit bestemmingsplan krijgt dit deel van de wal een groenbestemming. Dat betekent dat deze gronden, naast het gebruik als geluidwal, ook gebruikt mogen worden voor groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden. Bovendien zijn kleinschalige recreatieve voorzieningen toegestaan. Deze dragen bij aan de attractiviteit van het park dat hier gerealiseerd gaat worden.

Verkeer

Ter plaatse van deze bestemming is de 2e ontsluiting van de Dijkpolder beoogd. Binnen deze bestemming is ook de aansluiting op de Westlandseweg planologisch mogelijk gemaakt.

Woongebied - 1

Deze bestemming maakt de ontwikkeling van een woongebied mogelijk. Er is gekozen om gebruik te maken van de naam Woongebied-1, om het onderscheid met de woonbestemming in het bestemmingsplan Dijkpolder te verduidelijken. Juridisch is de opzet van de regel nagenoeg identiek.

Binnen deze bestemming zijn in totaal 475 woningen toegestaan. Voor de bouw van deze woningen zijn diverse bouwregels opgenomen, onder andere het aantal woningen die op een perceel gerealiseerd mogen worden, de afstand van hoofdgebouwen tot zijdelingse perceelsgrenzen en de goot- en nokhoogte van hoofdgebouwen.

Ter plaatse van de woningen is een goed akoestisch klimaat gewenst. Uit berekeningen blijkt dat daarvoor de geluidwal gerealiseerd moet worden, aangezien er op dit moment sprake is van een geluidlek in de noordzijde van het gebied. Op de gronden waar dit aan de orde is, ligt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1'. Aan deze aanduiding is een voorwaardelijke verplichting gekoppeld. Daarin is opgenomen, dat woningen in dit gebied pas in gebruik genomen mogen worden, als akoestische maatregelen zijn getroffen. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is, waardoor het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

Om de hoofdstructuur van het gebied planologisch te borgen is met aanduidingen aangegeven waar de hoofdontsluitings- en hoofdwaterstructuur beoogd is. Deze aanduiding is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Verder is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die borgt dat het in gebruik nemen van de woningen uitsluitend is toegestaan als er tussen de initiatiefnemer en het Hoogheemraadschap van Delfland een waterhuishoudkundig plan is overeengekomen en de uitvoering hiervan geborgd is.

Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologie - 5

Deze dubbelbestemmingen beschermen de mogelijk aanwezige archeologische waarde ter plaatse op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde archeologische beleidskaart. Het gebied dat het bestemmingsplan omvat, betreft grotendeels een gebied met een hoge archeologische verwachting mede gebaseerd op cultuurhistorie. Voorts een gebied met een middelhoge archeologische verwachting). Op de geactualiseerde waarde- en verwachtingenkaart, bijlage bij de archeologische beleidskaart, is dit in kleur aangegeven.

Hiervoor geldt dat archeologisch onderzoek is vereist wanneer er sprake is van locaties met

  • een oppervlakte van 50 m2 en meer en er sprake is dat de grond 40 cm en dieper wordt geroerd. (archeologisch waardevol gebied 3)
  • een oppervlakte van 200 m2 en meer en er sprake is dat de grond 40 cm en dieper wordt geroerd. (archeologisch waardevol gebied 5) .

5.4 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat de bepaling 'Overschrijding bouwgrenzen'. Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Bovendien is een regeling opgenomen waarmee wordt geborgd dat voldoende parkeren wordt geregeld.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn vormen van gebruik genoemd die strijdig zijn met dit bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is bepaald dat de realisering van geluidgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' uitsluitend is toegestaan indien voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Werking wettelijke regelingen

Dit artikel bepaalt dat waar in dit bestemmingsplan verwezen wordt naar wettelijk regelingen, deze gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

5.5 Overgangs- en slotregels

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid Artikel 17 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid Artikel 18 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.

Slotregel

De slotregel beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 6.12) staat dat de gemeente verplicht is om een exploitatieplan vast te stellen voor de gronden waar een aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het Bro staat wat wordt verstaan onder een aangewezen bouwplan. Het gaat daarbij om: de bouw van één of meer woningen, één of meer hoofdgebouwen, uitbreiding van het hoofdgebouw met ten minste 1.500 m², functieverandering naar woningen voor ten minste 10 woningen, of functieverandering naar horeca of kantoor voor ten minste 1.500 m². Daarbij geldt een verhaalbare kostendrempel van € 10.000,-, waarbij bij de verhaalbare kosten geen fysieke werken als kostenpost mogen worden opgevoerd.

In het kader van dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan op te stellen voor dit bestemmingsplan. Er is tussen de grondeigenaar/initiatiefnemer en de gemeente een anterieure overeenkomst opgesteld. In deze anterieure overeenkomst zijn onder meer afspraken gemaakt tussen de gemeente en de eigenaar van de gronden over de plankosten en de benodigde aanpassingen aan de infrastructuur. Hierin is opgenomen dat de kosten voor de ontwikkelingen in dit plan niet ten laste komen van de gemeente.

De initiatiefnemer heeft aangegeven dat de ontwikkeling financieel uitvoerbaar is.

6.2 Overleg ex. artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Met diverse overlegpartners heeft een informeel vooroverleg plaatsgevonden. Zo hebben met de gemeente Westland diverse (bestuurlijke) overleggen plaatsgevonden, om de verschillende belangen op elkaar af te stemmen.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen.

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 1 april 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn zeven zienswijzen ingediend. De zijn samengevat en beantwoord in een nota zienswijzen. Deze is opgenomen in Bijlage 6. Naar aanleiding van de zienswijzen is de toelichting op een aantal punten aangevuld. Ook is in de regels een onderdeel toegevoegd, namelijk een voorwaardelijke verplichting voor de uitvoering van de geluidwal. Een overzicht van de doorgevoerde wijzigingen is opgenomen in de Staat van wijzigingen.

Na deze fase wordt het bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.