Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Dirkzwagerstraat
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0556.BP82Dirkzwagerstr-Va01

Regels

1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
Plan:
het bestemmingsplan "Dirkzwagerstraat" met identificatienummer NL.IMRO.0556.BP82Dirkzwagerstr-Va01 van de gemeente Maassluis.
 
Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
Verbeelding:
de digitale plankaart.
 
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
 
Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar – ingevolge de regels – regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft.
 
Aan huis gebonden beroepen:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
Achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
 
Antennedrager:
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
 
Antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
Archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
 
Archeologisch deskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen professioneel archeoloog, die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma’s van eisen op te stellen en te toetsen.
 
Archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
 
Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
Bebouwingspercentage:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak; dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd.
 
Bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximaal 1 week) met het serveren van ontbijt. Een Bed&Breakfast is gevestigd in een woonhuis of bestaand bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren / beheerders van het betreffende huis en bijgebouw. Onder Bed&Breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoengebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
 
Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
 
Bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
Bouwaanduidingen:
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
 
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
Bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
Dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
 
Dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
Dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
Dove gevel:
a.
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
b.
een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m2.
 
Erker:
een uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een woning deeluitmakend van het hoofdgebouw.
 
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
Geluidsgevoelige objecten:
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 
Geluidszone - industrie:
een geluidzone als bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende geluidzones:
a.
geluidzone - industrie 1: Kapelpolder;
b.
geluidzone - industrie 2: Botlek - Pernis;
c.
geluidzone - industrie 3: Europoort - Maasvlakte.
 
Hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
Horecabedrijf:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
 
Huishouden:
één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven.
 
Kantoor:
een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
Maaiveld:
de hoogte van het terrein nadat het gereed gemaakt is voor bebouwing.
 
Normaal onderhoud, gebruik en beheer:
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten, dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
 
Nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
Overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
Peil:
a.
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
b.
in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
 
Praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
 
Scheidingslijn:
een op de plankaart aangegeven onderbroken lijn binnen een bestemmingsvlak of binnen een bouwvlak met ter weerszijden daarvan verschillende regels.
 
Tuin:
terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.
 
Voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
Voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
 
Waarde - Archeologie - 6:
gronden met een onbekende archeologische verwachting, zoals bedoeld op de archeologische beleidskaart gemeente Maassluis 2014.
 
Wgh-inrichtingen:
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
 
Woning / Wooneenheid:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
 
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
 
2.1
Afstand
 
De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
2.2
Bouwhoogte van een antenne-installatie
a.
Ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
b.
Ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
 
2.3
Bouwhoogte van een bouwwerk
 
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4
Breedte, lengte en diepte van een gebouw
 
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.5
Goothoogte van een bouwwerk
 
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.6
Inhoud van een bouwwerk
 
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.7
Oppervlakte van een bouwwerk
 
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.
 
2.8
Vloeroppervlakte
 
De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
b.
geluidswerende voorzieningen;
c.
bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
 
3.2
Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a.
op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
 
1.
van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied
1 m
 
2.
van erf- en terreinafscheidingen elders
2,5 m
 
3.
van lichtmasten en vlaggenmasten
6 m
 
4.
van vrijstaande antenne-installaties anders dan ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast
15 m
 
5.
van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes
5 m
 
6.
van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, die op of aan bouwwerken worden gebouwd
5 m
 
7.
van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd
3 m
 
8.
van geluidswerende voorzieningen
8 m
 
9.
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
2,5 m
 
Artikel 4 Tuin
 
4.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
 
4.2
Bouwregels
 
Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
 
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor de volgende bepaling geldt:
a.
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
 
1.
erf- en terreinafscheidingen
1 meter
 
2.
overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
2,5 meter
 
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
 
5.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
b.
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, fietsenstallingen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en kunstobjecten.
 
5.2
Bouwregels
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvoor de volgende bepaling geldt:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt niet meer dan 3 meter.
Artikel 6 Wonen
 
6.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
b.
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen.
 
6.2
Bouwregels
6.2.1
Hoofdgebouwen
 
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
het aantal woningen binnen het gehele plangebied mag niet meer dan 31 bedragen;
b.
hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
c.
de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer, dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
d.
ter plaatse van de aanduiding ‘dove gevel’ dienen woningen met een dove gevel gerealiseerd te worden, met dien verstande dat:
  • de gevel gericht op de blauwe lijn in de volgende afbeelding alleen ter hoogte van de begane grond als doof uitgevoerd moet worden;
  • de gevel gericht op de rode lijn in de volgende afbeelding zowel ter hoogte van de begane grond, als ter hoogte van de 1e verdieping als doof uitgevoerd moet worden;
  • de gevel gericht op de bruine lijn in de volgende afbeelding alleen ter hoogte van de 1e verdieping als doof uitgevoerd moet worden.
 
 
  

 
6.2.2
Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a.
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b.
het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt niet meer dan 50% van het achtererfgebied tot een maximum van 50 m², met dien verstande dat in ieder geval 20 m² is toegestaan.
  
6.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
a.
van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied
 
 
1.
voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn
1 meter
 
2.
achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn
2 meter
b.
van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar gebied
2 meter
c.
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
2,5 meter
 
6.3
Specifieke gebruiksregels
6.3.1
Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
 
Op de gronden met de bestemming Wonen is - in samenhang daarmee - ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
a.
het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
b.
ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
c.
de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  
6.3.2
Voorwaardelijke verplichting geluidsgevoelige functies
 
Geluidsgevoelige objecten mogen pas in gebruik worden genomen, indien tussen deze geluidsgevoelige objecten en het bedrijfsterrein ten noordoosten van het plangebied de in volgende afbeelding opgenomen geluidswerende voorzieningen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden:
 
 
6.4
Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1
Bed & Breakfast
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 ten behoeve van de uitoefening van een bed & breakfast. Hierbij gelden voorwaarden, zoals vastgelegd in de beleidsnotitie “Bed & Breakfast 2015”. Indien deze beleidsnotitie gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient rekening gehouden te worden met de wijziging.
  
6.4.2
Realisatie en instandhouding geluidswerende voorzieningen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.3.2, indien het industrieterrein Kapelpolder gedezoneerd is en akoestisch gezien geen verplichting meer bestaat om de geluidswerende voorzieningen te realiseren en in stand te houden.
 
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 6
 
7.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde – Archeologie - 6’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
7.2
Bouwregels
7.2.1
Algemeen
 
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in 7.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.
  
7.2.2
Relatie met enkelbestemmingen
 
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
  
7.2.3
Uitzonderingen
 
Het bepaalde in 7.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
a.
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b.
een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 200 m²;
c.
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 1 meter beneden maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
 
7.3
Afwijken van de bouwregels
a.
Bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in 7.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken en ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
b.
Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
c.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
 
1.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
 
2.
de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Erfgoedwet;
 
3.
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
7.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1
Verbod
 
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie - 6’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a.
het ophogen en ontgraven van de bodem;
b.
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c.
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d.
het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het hoogheemraadschap;
e.
het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
f.
het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
g.
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
h.
het aanleggen van bos of boomgaard;
i.
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
j.
het scheuren van grasland;
k.
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  
7.4.2
Uitzonderingen
 
Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a.
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij 7.2 in acht is genomen;
b.
een oppervlakte beslaan van niet meer dan 200 m2;
c.
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
d.
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
 
7.4.3
Voorwaarden voor omgevingsvergunning
 
De werken en werkzaamheden, zoals in 7.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
a.
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
b.
vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt dat:
 
1.
de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
 
2.
er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
 
3.
de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad;
c.
voor zover de in 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kan het bevoegd gezag aan de vergunning de volgende voorschriften verbinden:
 
1.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
 
2.
de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Erfgoedwet;
 
3.
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
d.
alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 7.4.1, wint het bevoegd gezag advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
 
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1
Overschrijding bouwgrenzen
 
Bouwvlakken mogen in afwijking van hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
a.
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, liftschachten, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
b.
tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
c.
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
 
9.2
Ondergeschikte bouwonderdelen op dak van gebouwen
 
Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden worden niet meegerekend bij de bepaling van de bouwhoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, mits:
a.
de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten niet meer dan 3,5 meter bedraagt;
b.
de oppervlakte van deze bouwwerken niet meer dan 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.
 
9.3
Parkeren, laden en lossen
9.3.1
Parkeren
 
Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de 'Beleidsregels Parkeren Maassluis 2012'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd dient rekening te worden gehouden met de wijziging.
  
9.3.2
Laden en lossen
 
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de voorwaarden, zoals vastgelegd in de 'Beleidsregels Parkeren Maassluis 2012'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd dient rekening te worden gehouden met de wijziging.
  
9.3.3
Afwijken
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.3.1 en 9.3.2:
a.
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
b.
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
 
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
  
10.1
Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:
a.
het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
b.
het gebruik als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun persoonlijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
c.
het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, een prostitutiebedrijf daaronder mede begrepen;
d.
het gebruik van bouwwerken als belhuis/internetcafé.
 
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1
Geluidzone – industrie 1, 2 en 3
 
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie 1', 'geluidszone - industrie 2' en 'geluidszone - industrie 3' gelden de volgende regels:
a.
geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding zijn uitsluitend toegestaan indien voldaan kan worden aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen;
b.
in afwijking van het bepaalde in 11.1 onder a zijn geluidsgevoelige objecten toegestaan voor zover de geluidsbelasting beneden de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is gelegen;
c.
het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 onder a voor het toestaan van geluidsgevoelige objecten met een geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A) mits voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
 
12.1
Afwijkmogelijkheden
 
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:
a.
afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
b.
overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
c.
het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
 
13.1
Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.
  
13.2
Archeologische waarde
 
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door voor één of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 6 geheel of gedeeltelijk te wijzigen, indien:
a.
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b.
het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
c.
op grond van nader archeologisch onderzoek de gronden ter plaatse een hogere archeologische verwachting blijken te hebben.
Artikel 14 Overige regels
 
14.1
Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
14.2
Voorwaardelijke verplichting inzake watercompensatie
 
Uitbreiding van het bebouwd en/of verhard oppervlak binnen de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen mag uitsluitend plaatsvinden conform de gestelde waterbergingsnorm van het Hoogheemraadschap van Delfland. Alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, dient het bevoegd gezag instemming van het Hoogheemraadschap van Delfland te verkrijgen over de wijze waarop de benodigde watercompensatie vormt wordt gegeven.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
   
15.1
Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  
15.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  
15.1.3
Het bepaalde in 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
15.2
Overgangsrecht gebruik
15.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  
15.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  
15.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in het 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  
15.2.4
Het bepaalde in 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 16 Slotregel
     
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan " Dirkzwagerstraat", gemeente Maassluis.