direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitenplaats Grotenhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0553.lgachterwegzuid56-vax1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitenplaats Grotenhof van de gemeente Lisse.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0553.lgachterwegzuid56-vax1 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroepen

een dienstverlenend beroep zoals op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, geen detailhandel en prostitutie zijnde, dat in  een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van die woning, waarbij de woning  in overwegende mate de woonfunctie behoudt en deze beroepen  een ruimtelijke  uitstraling hebben  die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 aansluitend terrein

het terrein dat op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt zodat een uitbreiding van, of een bijgebouw bij, een woongebouw of ander gebouw gerealiseerd moet worden binnen dergelijke - ten behoeve van bebouwing - begrensde gronden.

1.8 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.9 archeologisch deskundige

een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.

1.12 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.20 bijgebouw

een vrijstaand gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.25 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig is, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.26 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.27 nutsvoorzieningen

infrastructurele voorzieningen, zoals gas, water, elektriciteit, telecommunicatie, openbaar vervoer en waterstaat en voorzieningen ten behoeve van afvalverzameling.

1.28 overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.29 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.31 parkeervoorzieningen

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.32 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

1.33 perceelsgrens

een grenslijn tussen percelen onderling.

1.34 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.35 voorgevellijn

de voorgevel van de woning en de (denkbeeldige) lijn in het verlengde hiervan (exclusief vooruitbouwen, cq. erkers).

1.36 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.37 woning

een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.38 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 afstand tot zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 diepte van een gebouw

van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergronds gelegen (deel van het) gebouw.

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

- voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

- voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak).

2.10 Uitzondering bij wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. herstel, behoud, bescherming en beheer van waardevolle natuur- en landschapselementen in de vorm van geriefhoutbosjes, houtwallen, houtsingels, laanbeplantingen, natuurvriendelijke oevers en bermen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.

3.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen.

3.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien deze werkzaamheden geen onevenredige belemmering vormen voor het kunnen blijven functioneren van de gronden als migratieroute en leefgebied van diverse aanwezige diersoorten.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. terreinafscheidingen, bijgebouwen en overkappingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument': ten behoeve van de bescherming en instandhouding van cultuurhistorische waarden;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals paden, in- en uitrit, de entree, de pilasters, erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, voor de voorgevellijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, elders bedraagt ten hoogste 2,25 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de hoogte van het toegangshek en de pilaar bij de entree van het perceel ten hoogste 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik geldt de volgende regel:

  • het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. recreatievaart;
  • d. oevers en ondergeschikte groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt de volgende regel:

  • op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding worden gebouwd.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen en daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen en tuinen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. er wordt ten hoogste één woning gebouwd;
  • b. het hoofdgebouw wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. dakkapellen zijn toegestaan voor zover:
    • 1. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt, en;
    • 5. ze zijn voorzien van een plat dak.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik geldt de volgende regel:

  • het gebruik van gedeelten van de woning voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen is toegestaan, voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 25% van het totale vloeroppervlak van het hoofdgebouw bedraagt, tot een maximum van 60 m²;
    • 3. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 5. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
    • 6. er geen detailhandel activiteiten zijn.

Artikel 7 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bepaling, ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluiten bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd indien bij de betrokken bestemming behorende bouwvoorschriften in acht worden genomen en:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het bouwen van een bouwwerk, een rapport heeft overlegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarde, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteit niet wordt geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het bouwen van een bouwwerk, voorschriften te verbinden, gericht op;
    • 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden, zoals alternatieve funderingsmethoden of beschermende bodemlagen;
    • 2. het doen van archeologische opgravingen;
    • 3. begeleiding van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  • c. het bepaalde in lid 2 onder a en b is niet van toepassing indien;
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
    • 2. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 50 cm onder maaiveld (peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
    • 3. het te bouwen oppervlak een omvang heeft dat kleiner is dan 100 m2.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen van gronden, alsmede het graven of afgraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

7.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het bepaalde als bedoeld in lid 7.3.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 50 cm onder het maaiveld;
  • b. het gebied van de werken een omvang heeft dat kleiner is dan 100 m2.
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • e. de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend indien;

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden;
    • 2. het doen van archeologische opgravingen;
    • 3. begeleiding van de werken door een archeologische deskundige.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van Burgemeester en wethouders is bevoegd met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. vlakken met de bestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is.;
  • b. op gronden alsnog de aanduiding 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' te leggen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's, overstekken en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

9.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouw van ondergrondse ruimten is uitsluitend behorende bij en dienstbaar aan een woning is toelaatbaar voorzover zich op het bouwvlak een woning bevindt;
  • b. voor het bouwen van ondergrondse ruimten behorende bij en dienstbaar aan een woning geldt het volgende:
    • 1. de bouwdiepte mag niet meer dan 3,3 m beneden peil bedragen;
    • 2. ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toelaatbaar onder de woning;
    • 3. de ondergrondse ruimte mag uitsluitend vanuit de binnenzijde van het gebouw waaronder het wordt gerealiseerd toegankelijk zijn.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. vergroting van het bouwvlak met ten hoogste 10%;

De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

12.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van hoofdstuk 2 paragraaf 5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. de ruimte tussen bouwwerken;
  • b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van het bepaalde in dit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Buitenplaats Grotenhof'.