direct naar inhoud van Regels
Plan: Crematorium Duin- en Bollenstreek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0553.bpachterwegzuid62-vax1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Crematorium Duin- en Bollenstreek met identificatienummer NL.IMRO.0553.bpachterwegzuid62-vax1 van de gemeente Lisse;

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 Aanduidingvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidinggrens;

1.7 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij bijbehorende bevestigings-constructie;

1.8 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 Bedrijfswoning/dienstwoning

Eén woning in of bij een gebouw dan wel op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of personen, wiens of wier huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.11 Begane grond

De bouwlaag van een gebouw waarvan het vloeroppervlak nagenoeg gelijk is aan het maaiveld;

1.12 Bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.13 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

1.14 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak;

1.17 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, zijnde de eerste bouwlaag, en met uitzondering van onderbouw en zolder;

1.18 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel;

1.20 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijde, zijn toegelaten;

1.21 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 Bijgebouw

Een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.23 Carport

Een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een woning, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto's;

1.24 CROW-richtlijnen

Richtlijnen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek;

1.25 Crematorium

Inrichting voor lijkverbranding, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals aula voor uitvaartdiensten, wachtruimten, ondersteunende horeca, e.d.;

1.26 Consumentenvuurwerk

Vuurwerk dat bestemd en toegestaan is voor particulier gebruik;

1.27 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 Deskundige

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen;

1.29 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond;

1.30 Escortbedrijf

Het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

1.31 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.32 Erfbebouwing

De gezamenlijke aanbouwen, uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen op een perceel (bijbehorende bouwwerken);

1.33 Functie

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan;

1.34 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 Gebruiken

Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.36 Geluidsbelasting vanwege een weg

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoelt in de Wet geluidhinder;

1.37 Geluidsgevoelige bestemmingen

Woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder andere onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen) en geluidsgevoelige terreinen (onder andere woonwagenstandplaatsen);

1.38 Geluidszoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.39 Geluidshinderlijke inrichtingen

Bedrijven, zoals bedoeld in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;

1.40 Goede ruimtelijke ordening

Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening wanneer de relevante sectorale aspecten, zoals geluid, ecologie, archeologie, water, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, externe veiligheid, verkeersontsluiting en milieuhinder niet het ruimtelijk besluit in de weg staan;

1.41 Hoofdgebouw

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.42 Hoogtescheidingslijn

Een op de kaart aangegeven lijn, die de scheiding vormt tussen gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende hoogten zijn toegelaten;

1.43 Horizontale diepte van een gebouw

De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.44 Kap

Een constructie van één of meer dakvlakken;

1.45 Normaal onderhoud, gebruik en beheer

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.46 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, openbaar vervoer en waterstaat en voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalverzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.47 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op tenminste 1,75 m beneden peil;

1.48 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.49 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.50 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.51 Ondersteunende horeca:

Een horecafunctie welke naar aard en uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie of -bestemming en ten dienste staat van die hoofdfunctie.;

1.52 Overkapping

Een bouwwerk geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.53 Parkeervoorzieningen

Elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van al dan niet gemotoriseerd verkeer;

1.54 Peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 meter uit de weg grenst: - de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: - de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: - het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.55 Perceelgrens

Een grenslijn tussen percelen onderling;

1.56 Platte afdekking

Een horizontaal vlak bovenop een gebouw dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat;

1.57 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.58 Prostitutiebedrijf

Een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt;

1.59 Seksinrichting

Een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikel, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.60 Terrein

Een stuk grond van enige omvang;

1.61 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.62 Voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.63 Voorgevellijn

De voorgevel van de woning en de (denkbeeldige) lijn in het verlengde hiervan.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 Afstand

Afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.1.2 Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

De kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk;

2.1.3 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel

De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.1.4 Bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
2.1.5 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;

2.1.6 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.7 Goothoogte van een gebouw

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.8 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.9 Oppervlakte van een bouwwerk
  • a. voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak);
2.1.10 Vloeroppervlakte

De gebruiksoppervlakte volgens NEN2580;

2.1.11 De oppervlakte van een overkapping

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk - Crematorium

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Crematorium' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een crematorium, waarbij maximaal 1.250 crematies per jaar mogen plaatsvinden;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

bij deze bestemming behorende:

  • c. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting, waaronder beplanting ten behoeve van landschappelijke inpassing;
  • d. paden en wegen;
  • e. parkeervoorzieningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten' parkeervoorzieningen niet zijn toegestaan;
  • f. bouwwerken en voorzieningen, zoals urnenmuren, ovens, nutsvoorzieningen en erfverhardingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bouwvlak mag worden bebouwd met ten hoogste het op de verbeelding aangegeven 'maximum bebouwingspercentage';
  • d. ovens dienen te worden gebouwd op minimaal 50 meter van woningen.
3.2.2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen het bouwvlak als het bestemmingsvlak toegestaan. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' bijgebouwen en overkappingen niet zijn toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 150 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag ten hoogste 5 m bedragen;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van urnenmuren mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

De gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen slechts als crematorium in gebruik worden genomen, indien:

  • a. het terrein landschappelijk zorgvuldig is ingepast en als zodanig in stand wordt gehouden, overeenkomstig de als bijlage bij deze regels bijgevoegde “inrichtingsschets”, met dien verstande dat het gebruik wel is toegestaan voor een periode van 1 jaar vanaf oplevering van het crematorium met het oog op de benodigde tijd voor aanleg en aangroei van de beplanting;
  • b. er op de gronden als bedoeld in artikel 3.1 tenminste 100 parkeerplaatsen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Maatschappelijk zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen, (ver)graven, vergroten of herprofileren van sloten, watergangen en open water;
  • b. het ontginnen, ophogen, afgraven of egaliseren van gronden;
  • c. uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm (ook diepwoelen en draineren);
  • d. verwijderen van opgaande beplanting;
  • e. beplanten van gronden met opgaande beplanting (m.u.v. erfbeplanting);
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. aanleg van wandelpaden;
  • h. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
3.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van artikel 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen.

3.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast en een beplantingsplan is ingediend waaruit dit blijkt.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen alsmede voor een carport ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport'.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat een carport alleen mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 'carport';
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. in afwijking van sub b mag de hoogte van een toegangspoort maximaal 3 m bedragen.
  • d. de hoogte van de carport bedraagt maximaal 4 m en de oppervlakte maximaal 50 m2.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen en toegangswegen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
  • c. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt 1;
  • d. overigens geldt het volgende:

  max. inhoud / oppervlakte    max. goothoogte    max. bouwhoogte    
woning (inclusief aan- uitbouwen)     750 m³ *   de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte     10 m    
bijgebouwen en overkappingen bij overige woningen     50 m2 **     3 m   6 m    

* inclusief het aantal m3 dat op de bijbehorende gronden met de bestemming Wonen - Erf is gebouwd.

** inclusief het aantal m2 dat op de bijbehorende gronden met de bestemming Wonen - Erf is gebouwd.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Wonen - Erf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50 m2, inclusief het aantal m2 dat op de bijbehorende gronden met de bestemming Wonen is gebouwd;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden tenminste 3 m achter de voorgevel gebouwd;
  • d. de diepte van een aanbouw aan de achtergevel bedraagt ten hoogste 2,5 m, gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • e. indien aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet in de erfscheiding worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de erfscheiding tenminste 1 m;
  • f. overigens geldt het volgende:
  max. goothoogte     max. bouwhoogte    
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen     3 m     6 m    
erf- of terreinafscheidingen   -     2 m    
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde     -     3 m    

- = Niet van toepassing.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de goot- en boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  • c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 5.2 ten aanzien van de maximale inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en bijgebouwen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingen, de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen de fundering van gebouwen toegestaan;
  • b. de bouwdiepte van kelders en andere ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden als opslag voor consumentenvuurwerk;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • e. een gebruik van gronden als bedrijfswoning/dienstwoning.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
10.2

Afwijking als bedoeld in artikel 10.1 is slechts toegestaan, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Crematorium Duin- en Bollenstreek' van de gemeente Lisse.