Plan: | Partiële herziening steigers Greveling |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0553.BPGreveling-onx1 |
In Lisse ligt de Greveling, een watergang die in verbinding staat met de Ringvaart Haarlemmermeer. Langs de Greveling liggen diverse woningen. Ook bevindt zich er een roeivereniging.
Verschillende woningen en de roeivereniging hebben steigers in de Greveling liggen. Deze steigers vallen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Lisse Dorp 2010'. Op grond van dat bestemmingsplan zijn binnen de Greveling echter geen steigers toegestaan. Er geldt een uitzondering voor één steiger die wel is toegestaan, namelijk de steiger van de roeivereniging. Deze steiger ligt in werkelijkheid echter niet goed in het aanduidingsvlak, waardoor deze ook in strijd is met het vigerende bestemmingsplan. Aan de Greveling, binnen het bestemmingsplan 'Kruishoorn, fase 1' ligt ook een nieuwbouwlocatie waar de ontwikkelaar nieuwe steigers wil aanleggen.
Om de situatie met de bestaande steigers, de foutief bestemde steiger en de nieuw te realiseren steigers juridisch-planologisch vast te leggen wordt met het voorliggende plan in een herziening van de bestemmingsregeling voorzien. Binnen deze herziening worden alle situaties in één bestemmingsplan vastgelegd.
Het plangebied bevindt zich aan de Greveling in Lisse (figuur 1.1). De Greveling bevindt zich ten zuiden van de Grevelingstraat en ten noorden van de Bachstraat. De roeivereniging met steiger bevindt zich naast jongerencentrum De Greef, tegen het westen van het plangebied. Aan de noordoostzijde bevinden zich woningen die met hun achterzijde aan de Greveling liggen. Aan de oostelijke punt bevindt zich de nieuwbouwlocatie Turfstekerskade, waar nieuwe woningen aan de Greveling worden gerealiseerd.
Figuur 1.1 Luchtfoto plangebied
Het plangebied ligt binnen drie verschillende bestemmingsplannen, namelijk 'Lisse Dorp 2010' (inclusief herzieningen), 'Kruishoorn, fase 1' en 'ELKA-terrein'. Het grootste deel van het plangebied ligt binnen het eerstgenoemde bestemmingsplan. Alleen de meest oostelijke zijtak aan de noordzijde van de Greveling ligt binnen het bestemmingsplan 'Kruishoorn, fase 1'. Een smalle strook aan de noordzijde van de Greveling ligt binnen het bestemmingsplan 'ELKA-terrein'.
Een uitsnede van de vigerende bestemmingsplannen wordt weergegeven in figuur 1.2. Voor het plangebied is in beide bestemmingsplannen de enkelbestemming 'Water' van toepassing, met een functieaanduiding 'steiger' ter plaatse van de steiger van de roeivereiging.
Figuur 1.2 Uitsnede vigerende bestemmingsplan 'Lisse Dorp 2010'
Verder gelden in het plangebied de volgende bestemmingsplannen:
In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op beoogde herziening. Hoofdstuk 3 omvat de juridische planbeschrijving. Hoofdstuk 4 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk worden de herzieningen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan beschreven.
Langs de noordelijke oever van de Greveling liggen aan de Visserskade en Mandenmakerskade bestaande woningen die met het achtererf aan het water grenzen. Ook zijn er met het nieuwbouwplan aan de Turfstekerskade diverse nieuwbouw woningen beoogd die aan het water zullen grenzen.
Meerdere van de bestaande woningen hebben een steiger in de Greveling liggen of hebben de wens om een steiger in de Greveling aan te leggen. Daarnaast zijn er in de nieuwbouwontwikkeling ter plaatse van de Turfstekerkade steigers in de Greveling voorzien. Enkele van deze bestaande en toekomstige steigers zijn toegestaan op basis van een omgevingsvergunning, maar geen van allen zijn mogelijk op grond van de vigerende bestemmingsplannen.
Het is wenselijk om al deze steigers eenduidig juridisch-planologisch toe te staan en te reguleren. Hierom is in deze voorliggende herziening een strook langs de noordelijke oever opgenomen met de aanduiding 'steiger - 1'. Binnen deze aanduiding wordt geregeld dat per woonperceel evenwijdig aan de oeverlijn één steiger is toegestaan.
Er zijn een aantal regels aan de aanleg en het gebruik van deze steigers verbonden. Deze voorwaarden komen voort het Steigerbeleid Grevelingen, Turfstekerskade (zie bijlage 1). Dit is een toevoeging aan het kruimelbeleid van de gemeente Lisse. De voorwaarden uit dit steigerbeleid komen voort uit een onderzoek naar de veiligheid van roeiers op de Greveling (zie bijlage 2). Dit onderzoek is opgesteld om de gevolgen van de aanleg van steigers aan de Turfstekerskade in kaart te brengen.
Ter plaatse van de Scheepmakerskade, ten noorden van de Greveling, bevindt zich een appartementengebouw. Aan de oever van de Greveling naast dit gebouw bevinden zich een aantal steigers die dwars op de oever liggen (zie figuur 2.1).
Figuur 2.1 Luchtfoto steigers appartementengebouw Scheepmakerskade (Bron: Cyclomedia)
Net als bij de overige steigers aan de noordzijde van de Greveling geldt dat deze niet juridisch-planologisch mogelijk zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan. Afwijkend van de overige steigers aan deze zijde van de Greveling liggen deze steigers haaks op de oever. Omdat dit niet mogelijk is op basis van de aanduiding 'steigers - 1' is hiervoor een separate aanduiding opgesteld, namelijk 'steigers - 2'. Binnen deze aanduiding zijn de steigers op de bestaande locatie met de bestaande afmetingen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. In figuur 2.2 staan de aanduidingen voor de steigers weergegeven.
Figuur 2.2 Aanduidingen steigers Scheepmakerskade
Ter plaatse van de Ringvaartzijde, in het noordoosten van de Greveling, ligt het appartementengebouw Cascade. Aan de oever van de Greveling bevindt zich een steiger met meerdere aanlegplaatsen (zie figuur 2.3).
Figuur 2.3 Luchtfoto steiger appartementengebouw Cascade (Bron: Cyclomedia)
Deze steigers zijn, net als de steigers aan de Scheepmakerskade, niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Ook deze steiger wordt in deze herziening met de bestaande afmetingen aangeduid als 'steigers - 2'. Op deze manier is de steiger juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. In figuur 2.4 staat de aanduiding voor de steiger weergegeven.
Figuur 2.4 Aanduiding steiger Cascade
In het vigerende bestemmingsplan Lisse Dorp 2010 is binnen de enkelbestemming 'Water' een functieaanduiding opgenomen voor een steiger. Zoals weergegeven in figuur 2.5 ligt in de werkelijke situatie deze steiger niet binnen deze aanduiding, maar direct ten noorden hiervan. De steiger is hierdoor op grond van het vigerende bestemmingsplan juridisch-planologisch niet toegestaan.
Om deze steiger juridisch-planologisch te legaliseren is in voorliggend bestemmingsplan ter plaatse van de steiger de aanduiding 'steiger - 2' opgenomen. Binnen deze aanduiding is de huidige afmeting en gebruik van de bestaande steiger toegestaan. In figuur 2.6 is de nieuwe aanduiding voor de steiger weergegeven.
Figuur 2.5 Luchtfoto steiger en aanduiding 'steiger' op verbeelding van bestemmingsplan 'Lisse Dorp 2010'
Figuur 2.6 Aanduiding 'steiger' op verbeelding van voorliggende herziening
In de uiterste punt van de Greveling, tussen de Ruishornlaan en het (voormalig) ELKA-terrein ligt in de bestaande situatie een steiger. Deze ligt voor een deel binnen het bestemmingsplan 'Lisse Dorp 2010' en voor een deel binnen het bestemmingsplan 'ELKA-terrein' . Deze steiger wordt evenals de andere bestaande steigers in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd als 'steiger-2'.
Verder ligt langs de Ruishoornlaan een deel groen, dat in het bestemmingsplan 'Lisse Dorp 2010' als 'Water' is bestemd Ook ligt er hier in het bestemmingsplan 'ELKA-terrein' water dat als 'Groen' is bestemd. In deze herziening zijn de bestemmingen van deze gronden aangepast zodat ze aansluiten op de werkelijke situatie. Hiermee wordt een representatief beeld gegeven.
In het deel van de Greveling langs de Ruishoornlaan staat tevens een meerpaal. Deze bestaande meerpaal is in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd.
Figuur 2.6 Luchtfoto situatie rond Kruishoornlaan
Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke aangelegenheden. Het planvoornemen omvat hier het juridisch-planologisch vastleggen van steigers in de Greveling. Er is geen beleid op rijks-, provinciaal, regionaal of gemeentelijk niveau dat, gezien de aard van het plan, een belemmering vormt voor het planvoornemen.
In het kader van deze partiële herziening vindt geen toetsing plaats aan de relevante milieuaspecten. De ontwikkelingsmogelijkheden zijn reeds getoetst aan de relevante milieuaspecten bij opstelling van de vigerende bestemmingsplannen 'Lisse Dorp 2010', 'Kruishoorn, fase 1' en 'ELKA-terrein'.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient te worden onderbouwd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Gezien de aard van het plan, die zich beperkt tot het juridisch-planologisch vastleggen en reguleren van steigers in de Greveling, is alleen het aspect water relevant. Het waterschapsbelang is geborgd doordat steigers in deze hoofdwatergang moeten voldoen aan de zorgplicht van de waterbeheerder (Hoogheemraadschap van Rijnland).
Deze partiële herziening bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen en uitgangspunten die aan deze partiële herziening ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
In dit hoofdstuk zijn regels gegeven voor de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen, zoals die zijn aangegeven op de verbeelding. Per bestemming zijn in de bestemmingsomschrijving de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Daarnaast is per bestemming bepaald welke vormen van bebouwing zijn toegestaan. De verschillende bestemmingen bevatten, indien nodig, specifieke gebruiksregels. Per bestemming is daarnaast bepaald in welke gevallen burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bestemmingsplan. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen.
Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier onder meer een regeling die beperkte afwijkingen in de maatvoering bij de uitvoering van bouwplannen mogelijk maakt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 van de regels bevat twee artikelen. In het eerste artikel is het overgangsrecht opgenomen, zoals dat ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Het tweede artikel bevat de slotregel. In de slotregel is aangegeven hoe de regels kunnen worden aangehaald.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
De gronden met de bestemming Groen zijn bestemd voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Het is niet mogelijk op deze gronden gebouwen op te richten. Bouwen van andere bouwwerken is mogelijk, tot een maximum bouwhoogte van 5 m voor speeltoestellen, 8 m voor lichtmasten en 1 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Via een afwijkingsbevoegdheid kan die laatste maat verhoogd worden naar 3 m.
Er zijn nadere eisen opgenomen aan de hoogte, de situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van ecologische waarden en fauna
De waterpartijen, kaden en oevers zijn bestemd als Water. Het bouwen van andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming is toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 3,0 m. Uitsluitend binnen de de aanduiding 'specifieke vorm van water - meerpaal' is een meerpaal toegestaan. Binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van water - steiger 1' en 'specifieke vorm van water - steiger 2' is toegestaan dat er steigers gerealiseerd mogen worden.
De aanduiding 'specifieke vorm van water - steiger 1' geldt ter plaatse van bestaande en nieuwe locaties van steigers. Steigers binnen deze aanduiding dienen te voldoen aan een aantal bouwregels. Ten behoeve van deze aanduiding is een specifieke regeling opgenomen om te voorkomen dat er ligplaatsen voor woonboten, bedrijfsvaartuigen en passagiersvaartuigen ontstaan. Tevens is bepaald dat een ligplaats niet mag worden verhuurd of in gebruik gegeven aan een ander dan de bewoner(s) van de aangrenzende woning.
De aanduiding 'specifieke vorm van water - steiger 2' geldt ter plaatse van bestaande steigers in het plangebied. Binnen deze aanduiding zijn de steigers op de bestaande locatie met de bestaande afmetingen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd, dat inzicht gegeven moet worden in de (economische) uitvoerbaarheid van een project. Afdeling 6.4 Wro schrijft voor dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen.
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen bouwplannen mogelijk gemaakt. Het is daarom niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.
Vooroverleg
Het plan is conform artikel 3.1.1 Bro aan de wettelijke (voor)overlegpartners toegestuurd. Er zijn geen inhoudelijke vooroverlegreacties ontvangen.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan ligt gedurende een periode van 6 weken ter inzage. Tijdens deze periode is het voor eenieder mogelijk om mondeling of schriftelijk een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan te geven. Mogelijke zienswijzen worden behandeld in deze paragraaf.