Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Reconstructie Simon Smitweg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0547.BPsimonsmitweg-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan Reconstructie Simon Smitweg met identificatienummer NL.IMRO.0547.BPsimonsmitweg-VA01 van de gemeente Leiderdorp;

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Verbeelding:

De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 Aanbouw:

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 Afwijken van de bouwregels en/of gebruiskregels:

Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.8 Archeologisch deskundige:

Professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.9 Archeologisch onderzoek:

Diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.10 Archeologisch rapport:

In rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.11 Archeologische verwachting:

1.12 Archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.13 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 Bebouwingspercentage:

Een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;

1.15 Beperkt kwetsbaar object:

  1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen en -terreinen, zwembaden en speeltuinen;
  2. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  3. kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  4. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  5. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.16 Bestaand:

  1. bij bebouwing: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat en is gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de planregels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat en is vergund met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of kan worden gebruikt, dan wel nadien kan worden gebruikt krachtens een vergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de planregels anders is bepaald.

1.17 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.18 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 Bijgebouw:

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.21 Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is;

1.22 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 Bouwperceelgrens:

Een grens van een bouwperceel;

1.24 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.25 Bouwvlakgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.26 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 Erftoegangsweg:

Een weg met een verblijfsfunctie, bestemd voor het toegankelijk maken van percelen. Binnen de bebouwde kom is de maximum snelheid 30 km/h;

1.28 Erotisch getinte vermaaksfunctie:

Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.29 Evenement:

Een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak van maximaal 7 dagen die in de openbare ruimte wordt gehouden;

1.30 Extensieve recreatief medegebruik:

Recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen;

1.31 Gebiedsontsluitingsweg:

Een weg die zowel doorstroming als uitwisselen tot doel heeft met veelal een scheiding van snel- en langzaamverkeer (parallelle fietspaden) en gelijkvloerse kruisingen. Binnen de bebouwde kom is de maximum snelheid 50km/h;

1.32 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 Gebruiken:

Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.34 Gebruiken:

Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.35 Geluidsgevoelige functies:

Bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.36 Geluidgevoelige gebouwen:

Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.37 Gemeentelijk archeologische deskundige:

Professioneel archeoloog optredend voor de gemeente die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.38 Geluidsbelasting vanwege wegverkeer:

De gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode ( Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.39 Hogere grenswaarde:

Een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.40 Hoofdgebouw:

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.41 Kwetsbaar object:

  1. woningen, hieronder begrepen woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
    3. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.42 Landschapswaarde:

De aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur;

1.43 LPG-doorzet:

De doorzet van LPG in m3 per jaar;

1.44 Maatvoeringsgrens:

De grens van een maatvoeringsvlak;

1.45 Maatvoeringsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.46 Nadere eis:

Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.47 Normaal onderhoud, gebruik en beheer:

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.48 Nutsvoorziening:

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.49 Omgevingsvergunning:

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.50 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 

1.51 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.52 Peil:

  1. or een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
 

1.53 Prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.54 Rijstrook:

Onderdeel van de rijbaan, begrensd door de lengtemarkering;

1.55 Seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 

1.56 Uitvoeren:

Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.57 Wijziging:

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

Tussen de zijdelingse grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 Goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 De horizontale diepte van een gebouw:

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.5 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 De oppervlakte van een overkapping:

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. voet- en fietspaden;
  4. speelvoorzieningen;
  5. extensief dagrecreatief medegebruik;
  6. straatmeubilair;
  7. nutsvoorzieningen
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, paden en verhardingen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt maximaal 10 m;
  2. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 5 m;
  3. de bouwhoogte van bruggen, dammen en duikers bedraagt maximaal 3 m;
 

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. groenvoorzieningen;
  4. straatmeubilair;
  5. speeltoestellen;
  6. nutsvoorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
  1. geluidgevoelige functies als bedoeld in artikel 1.35;
  2. kwetsbare objecten.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toevoegen of verwijderen van aanduidingen ten behoeve van het toestaan of verwijderen van maatschappelijke voorzieningen die als geluidsgevoelige functie of kwetsbaar object zijn aangemerkt, mits:
  1. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  2. de Omgevingsdienst om advies is gevraagd.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, evenals een verticaal geluidsscherm.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan met uitzondering van erfscheidingen en een verticaal geluidsscherm;
  2. de hoogte van erfscheidingen bedraagt 1 m;
  3. de hoogte van een verticaal geluidsscherm bedraagt 5 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 
voor nieuwe erkers met inachtname van de volgende voorwaarden:
  1. de oppervlakte bedraagt maximaal 5 m2;
  2. de bouwhoogte is maximaal eerste bouwlaag van het aangrenzende hoofdgebouw plus 0,3 m;
  3. de diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
  4. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m;
  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de privacy en bezonning van belendende percelen;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. erftoegangswegen;
  2. gebiedsontsluitingswegen ter plaatse van de Simon Smitweg, Willem-Alexanderlaan en Persant Snoepweg, waarbij het aantal rijstroken maximaal 2 bedraagt exclusief opstelstroken;
  3. wandel- en fietspaden;
  4. parkeer-, groen- en speel- en geluidwerende voorzieningen, waaronder gebouwde parkeer- en geluidwerende voorzieningen'waarbij geluidwerende voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening';
  5. straatmeubilair en afvalverzamelingsvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. in- en uitritten;
  8. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de bouwhoogte van bruggen bedraagt maximaal 8 m;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 m;
  3. de bouwhoogte van bruggen, dammen en duikers bedraagt maximaal 3 m;
  4. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt maximaal 3 m, met dien verstande dat gebouwde geluidwerende voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'geluidwerende voorzieningen'. 

6.3 Specifieke gebruiksregels

 
6.3.1 Stikstofemissie
Werkzaamheden ten behoeve van de reconstructie van de Simon Smitweg zijn slechts toegestaan voor zover er gebruik gemaakt worden van machines met bouwjaar van 2015 of recenter en stageklasse IV. Indien oudere machines worden gebruikt, mag de maximale stikstofemissie per jaar niet bedragen dan 1.450 mol/ha/jr.
6.3.2 Groencompensatie
Tot een strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik van gronden met de bestemming Verkeer zonder dat de compenserende groen maatregelen als opgenomen in bijlage 1 bij deze regels zijn getroffen en in stand worden gehouden, met uitzondering van een periode van 3 jaar voor de uitvoering/ aanleg daarvan, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
6.3.3 Binnenwaarde geluid
Tot een strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik van gronden met de bestemming Verkeer, ten tijde van openstelling van de weg voor tweerichtingsverkeer, zonder dat voldaan wordt aan de binnenwaarde van 33 dB als bedoeld in artikel 3.3 van het Bouwbesluit, voor de woningen zoals benoemd in tabel 2 van het Akoetisch onderzoek reconstructie Simon Smitweg, dGmr, 23 juni 2020, met uitzondering van de adressen Hofje van Holtant 1 en 1 a en de Hoogmadeseweg 72, en uitgaande van de waarden voor de toekomstige geluidsbelasting zoals benoemd in voornoemde tabel met uitzondering van de hier toegepaste aftrek ex art 110g Wgh.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maximaal het aantal woningen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen';
  2. aan huis verbonden beroep in de woning, c.q. aan- of uitbouw, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlakte van de gebouwen;
  3. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. groenvoorzieningen;
  5. straatmeubilair;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. een geluidsscherm ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen -  geluidsscherm'.
met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, tuinen en erven, wegen en paden.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidsscherm' mag de maixmale bouwhoogte worden overschreden ten behoeve van een geluidsscherm van maximaal 3 m.
 
7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. meer dan 50% van de in artikel 7 lid 1 bedoelde gronden voor zover gelegen buiten het bouwvlak blijft onbebouwd;
  2. de hoogte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,3 m;
  3. de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  4. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,3 m en niet meer dan 3 m.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan met uitzondering van erfscheidingen;
  2. de hoogte van erfscheidingen bedraagt maximaal 2 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1 Dakterrassen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.2 voor het realiseren van een dakterras, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. het dakterras mag uitsluitend worden gerealiseerd op een aan- of uitbouw aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
  2. het dakterras wordt omsloten door een hekwerk waarvan de maximale bouwhoogte de oorspronkelijke bouwhoogte van het platte dak van het gebouw + 1,5 m bedraagt;
  3. het dakterras is bereikbaar via een deur vanuit een ruimte op de 1e of 2e verdieping (2e of 3e bouwlaag) van een woning;
  4. de bouwmogelijkheid leidt niet onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy).

7.4 Specifieke gebruiksregels

De gronden met de bestemming Wonen en voor zover voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen -  geluidsscherm' mogen slechts als zodanig worden gebruikt indien
  1. een geluidsscherm op het dak is gerealiseerd en in stand wordt gehouden zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels;
  2. een verticaal geluidsscherm parallel aan de zuidoostgevel van het aangrenzend gebouw is gerealiseerd en in stand wordt gehouden zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels;
  3. de 2e verdieping en het dak van de zuidoostgevel 'doof' worden gerealiseerd en in stand worden gehouden zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.5.1 Afwijking aan huis verbonden bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 1  voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf waarbij geldt dat:
  1. bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. de activiteit alleen in de woning of aan- en uitbouw mag worden uitgeoefend;
  3. buitenopslag niet is toegestaan;
  4. geen detailhandel of horeca is toegestaan met uitzondering van een Bed & Breakfast van maximaal 10 bedden;
  5. er geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving mag optreden;
  6. er geen onevenredige druk op de bestaande parkeermogelijkheden bij de woning en in de omgeving van de woning mag ontstaan;
  7. de vloeroppervlakte van de gebouwen voor maximaal 30% gebruikt mag worden voor het aan huis verbonden bedrijf.

Artikel 8 Leiding - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. een ondergrondse hoofdtransport waterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – water';
  2. het beheer en onderhoud van de leiding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen binnen de belemmeringenstrook geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8 lid 2 voor het toestaan van de in artikel 8 lid 1 genoemde functies en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die functies, mits:
  1. de veiligheid van de in de belemmeringenstrook gelegen leiding niet in het geding is;
  2. advies is verkregen van de leidingbeheerder.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente opslag van goederen.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van werken, geen bouwwerken zijnde, en werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 8 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  5. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
8.5.2 Weigering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
8.5.3 Verlening
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
8.5.4 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
  3. werkzaamheden die krachtens wet- of regelgeving vrijgesteld zijn, zoals bijvoorbeeld graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarde. Secundair zijn de gronden bestemd voor de doeleinden van de onderliggende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

Op de in artikel 9 lid 1  bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 9 lid 2  voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen onder de voorwaarde, dat:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een ontheffing in redelijkheid niet kan worden geweigerd; bij de afweging van de ontheffing geven burgemeester en wethouders toepassing aan de criteria als genoemd in artikel 9 lid 4;
  2. alvorens de ontheffing te verlenen wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de provinciaal archeoloog; bij een negatief advies, wordt de ontheffing slechts verleend nadat van gedeputeerde staten schriftelijk de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van de ontheffing geen bezwaar hebben;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a en b kan de ontheffing worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 9 lid 4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4.1 Verbod
Het is verboden op de in artikel 9 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:
  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  3. uitvoeren van grondbewerkingen die tevens een terreinoppervlak vanaf 100 m² beslaan;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. het aaleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
9.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 9 lid 4.1  is niet van toepassing
  1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  3.  indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden
9.4.3 Toelaatbaarheid
Het bepaalde in artikel 9 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de onder a genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
9.4.4 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 9 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.4.5 Rapportage
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
9.4.6 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 9 lid 4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologisch deskundige.

Artikel 10 Waarde - Archeologie -middelhoge trefkans

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - middelhoge trefkans 'aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen binnen de belemmeringenstrook geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve/dienste van de leiding.
 
10.2.1 Eisen bij omgevingsvergunning:
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, betreffende de gronden als bedoeld in artikel 10 lid 1 kan in het belang van de archeologische monumentenzorg bij het indienen van de aanvraag om een omgevingsvergunning worden bepaald dat, alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
10.2.2 Voorwaarden bij omgevingsvergunning:
Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 10 lid 2.1  blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het Burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen; of
  3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.2.3 Uitzondering:
Het bepaalde in artikel 10 lid 2 geldt niet voor:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing;

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Overschrijding bouwgrenzen:

12.1.1 Ondergeschikte bouwdelen:
De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
  1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voor zover zij de grens van een weg niet overschrijden;
  2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt;
  3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
    1. 4,20 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijweg;
    2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1 genoemde strook;
  4. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  5. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  6. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van een weg;
12.1.2 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties:
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

12.2 Ondergronds bouwen:

12.2.1 Ondergrondse bouw:
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bestaande, bovengronds gelegen gebouwen;
  2. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.
12.2.2 Afwijken ondergrondse bouw:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 onder a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bestaande, bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 0,1 meter beneden peil;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelgrens mag worden gebouwd;
  3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

 

13.1 Toegelaten overschrijdingen:

Tot een strijdig gebruik wordt niet gerekend de overschrijding van een gebruik van gronden met de bestemming Groen, Maatschappelijk, Tuin en Wonen ten behoeve van verkeersdoeleinden tot een maximale breedte van 1 m.

13.2 Strijdig gebruik:

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemene afwijking:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van:
  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen, zijnde, wordt vergroot tot maximaal 6 m.

14.2 Voorwaarden afwijking:

Afwijking als bedoeld in artikel is slechts toegestaan, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Parkeren

  1. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken, anders dan bestaand gebruik, zonder dat op het desbetreffende bouwperceel voldoende parkeerplaatsen ten dienste van de zich daar bevindende functies zijn aangelegd en in stand worden gehouden;
  2. een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw bedoeld voor wonen of een ander soort verblijf van mensen op een bouwperceel wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat voldoende parkeerplaatsen zullen worden aangelegd en in stand gehouden;
  3. of sprake is van voldoende parkeerplaatsen wordt bepaald overeenkomstig het 'Addendum Parkeerbeleidsplan', of de rechtsopvolger daarvan, met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen naar boven wordt afgerond naar het eerstvolgende hele getal;
  4. bij functiewijziging dient opnieuw getoetst te worden aan het gemeentelijk parkeerbeleid het 'Addendum Parkeerbeleidsplan', of de rechtsopvolger daarvan;
  5. parkeerplaatsen ten dienste van de zich op een bouwperceel bevindende functie worden aangelegd op het bouwperceel waarop die functie zich bevindt of in de directe omgeving;
  6. de afmetingen van een parkeerplaats dienen te voldoen aan het parkeerbeleid.

16.2 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16 lid 1, mits aangetoond dat:
16.2.1 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16 lid c, mits aangetoond dat:
  1. de te vestigen functie een andere/verminderde behoefte aan parkeerplaatsen kent vanwege onder andere exploitatie, arbeidsintensiteit, aandeel bezoekers en-/of vervoersmanagement, en/of;
  2. sprake is van de mogelijkheid dat voor een functie beschikbare parkeerplaatsen in de openbare ruimte voor meer dan één functie kunnen dienen, en/of;
  3. sprake is van beschikbare alternatieve vervoerswijzen op korte afstand van de te vestigen functie en hiervan wordt door een substantieel aandeel van de gebruikers van die functie gebruikgemaakt.
16.2.2 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16 lid 1 sub d mits:
  1. geen sprake is van een onevenredige toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied, en;
  2. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid, en;
  3. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken:

 
17.1.1 Algemeen:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
17.1.2 Afwijking:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 17 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 17 lid 1 met maximaal 10%;
17.1.3 Uitzondering:
artikel 17 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

17.2 Overgangsrecht gebruik:

17.2.1 Algemeen:
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
17.2.2 Strijdig gebruik:
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 17 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
17.2.3 Onderbroken gebruik:
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 17 lid 2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
17.2.4 Uitzondering:
artikel 17 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Reconstructie Simon Smitweg'
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering
  
De  burgemeester,         de griffier,
    
………………                 ………………