Plan: | Reclamemast A4 Cronesteyn |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.OV00147-0201 |
Op 19 december 2023 is er een aanvraag ingediend voor het aanpassen van de reclamemast langs de A4. De aanpassingen betreffen het plaatsen van een groen scherm aan de reclamemast, grijs verven en het wijzigen van de wisselfrequentie van de reclamemast. Deze reclamemast staat aan de Willem van der Madeweg ter hoogte van het Heinekenpad. Eerder is er in juli 2008 een bouwvergunning verleend voor het bouwen van de reclamemast. In 2012 is er een aanvraag ingediend voor het plaatsen van ledschermen op de bestaande reclamemast. Deze vergunning is destijds ook verleend. Bij het indienen van de voorliggende aanvraag om de wisselfrequentie aan te passen van 10 naar 6 seconde bleek dat de vergunning die in 2008 is verleend niet is meegenomen in het vigerende bestemmingsplan 'A4/Cronesteyn' met de bestemming 'verkeer'. Hierdoor is de reclamemast wegbestemd.
Omdat de wisselfrequntie ook wordt aangepast kan er geen gebruik worden gemaakt van het overgangsrecht. Daarom is er voor gekozen om deze wijzigingen te vergunnen met toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), ook wel bekend als de uitgebreide Wabo-procedure.
Het vergunnen van de mast met de uitgebreide-waboprocedure is wenselijk omdat het wijzigen van de wisselfrequentie in lijn is met het 'Buitenreclamebeleid Leiden 2021'. Het bouwwerk zelf en gebruik (maken van reclame) maken geen onderdeel uit van deze Ruimtelijke Onderbouwing, omdat dit al is vergund in 2008.
De reclamemast staat ten zuidoosten van Leiden ter hoogte van de Willem van der Madeweg en het Heinekenpad. De mast staat langs de Rijksweg A4. Het projectgebied bestaat alleen uit de reclamemast.
Fig. 1.1 Locatie reclamemast gemeente Leiden
Fig. 1.2 Luchtfoto van locatie projectgebied gemeente Leiden
Voor het projectgebied, zoals aangegeven en toegelicht in paragraaf 1.2, vigeren op dit moment de volgende bestemmingsplannen:
Naam bestemmingsplan | Vastgesteld | Raad van State | |
A4/Cronesteyn | 30 mei 2013 | 23 juli 2014 | |
Parapluplan stedenbouwkundige bepalingen bouwverordening | 31 mei 2018 | n.v.t. | |
Parapluherziening Fietsparkeren | 18 februari 2021 | n.v.t. |
Op de locatie van de reclamemast is het bestemmingsplan 'A4/Cronesteyn' vigerend met de enkelbestemming 'verkeer'. Op deze locatie ligt ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5'. De aanvraag is niet passend binnen de bestemming 'verkeer' omdat een reclamemast niet passend is binnen de bestemmingsomschrijving artikel 9.1 en omdat de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter (artikel 9.2.2. sub b).
Fig. 1.3 Locatie verbeelding op de verbeelding van bestemmingsplan A4/Cronesteyn
In november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. In deze wet is de grondslag voor stedenbouwkundige bepalingen in de gemeentelijke bouwverordeningen komen te vervallen. Dit houdt in dat de dynamische parkeerregeling en de maximale toegestane bouwhoogte bepaling uit de Bouwverordening overgeheveld dienen te worden naar bestemmingsplannen. Hiertoe hadden gemeenten de gelegenheid tot uiterlijk 1 juli 2018.
Een deel van de bestemmingsplannen van de gemeente Leiden voorzag al in deze stedenbouwkundige bepalingen, maar een deel ook niet. Om de stedenbouwkundige bepalingen inzake de parkeerregeling en de bouwhoogte over te hevelen naar alle bestemmingsplannen in de gemeente Leiden, is het paraplubestemmingsplan stedenbouwkundige bepalingen bouwverordening op 31 mei 2018 vastgesteld.
Onderhavig plan is niet in strijd met het parapluplan stedenbouwkundige bepalingen en bouwverordening.
Het doel van de parapluherziening Fietsparkeren is het bieden van een eenduidige regeling ten aanzien van het aspect 'fietsparkeren' in de gemeente Leiden. Dit bestemmingsplan voorziet in het juridisch- planologisch regelen van de dynamische verwijzing van de parkeernormen in Leiden. Door in bestemmingsplannen een koppeling te leggen met deze beleidsregel, kunnen bij de toetsing van omgevingsvergunningen ook de fietsparkeernormen worden betrokken. Met deze parapluherziening wordt voor alle digitale bestemmingsplannen een koppeling met de fietsparkeernormen gelegd.
Onderhavig plan is niet in strijd met de parapluherziening Fietsparkeren.
De reclamemast staat ten zuidoosten van Leiden ter hoogte van de Willem van der Madeweg en het Heinekenpad. Ten noorden van de mast ligt het bedrijventerrein Roomburg. De mast staat langs de Rijksweg A4.
De A4 is een belangrijke weg in dit gebied en vormt samen met de A13 de hoofdverbinding tussen Rotterdam en Amsterdam. Hiermee is deze rijksweg van nationaal belang.
Op lokale schaal vormt het bovendien de grens tussen de gemeenten Leiden en Zoeterwoude. Tot voor kort kende de gemeente Leiden ter hoogte van Roomburg ook nog een stuk grondgebied aan de overzijde van de A4. Hier is de grens recent verlegd, zodat de betreffende gronden nu tot de gemeente Zoeterwoude behoren.
Langs de A4 ligt ter hoogte van de wijk Roomburg, de Willem van de Madeweg. Deze weg sluit aan op rijksweg 11 en de Hoge Rijndijk, die beide haaks op de A4 gesitueerd zijn en op hun beurt voor dwarsverbindingen tussen Leiden en Zoeterwoude zorgen. Beide wegen lopen parallel aan elkaar door in de richting van Alphen aan den Rijn. Direct langs rijksweg 11 loopt tevens de spoorlijn die een verbinding vormt tussen Leiden en Alphen aan de Rijn.
Het bedrijventerrein Roomburg is aangelegd in de jaren tachtig. Het betreft een modern bedrijventerrein met een heldere stedenbouwkundige opzet. Langs de A4 liggen vooral de representatieve ruimten en kantoren. De parkeerplaatsen liggen ook aan deze kant van het bedrijventerrein. De bebouwing op het bedrijventerrein is inidividueel en heeft een grote variatie in maat en schaal.
Deze reclamemast is passend in deze omgeving vanwege de ligging naast het bedrijventerrein Roomburg en de ligging langs de Rijksweg A4.
Het project bestaat uit het aanpassen van de reclamemast langs de A4. De aanpassingen betreffen het plaatsen van een groen scherm aan de reclamemast, grijs verven en het wijzigen van de wisselfrequentie van de reclamemast. De wijzigingen zijn conform het Buitenreclamebeleid Leiden 2021.
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan beleidsstukken van de provincie, de regio en de gemeente voor zover deze relevant zijn voor het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling.
Aangegeven wordt hoe het voorliggende plan past binnen de vigerende beleidskaders. Aangezien het plan geen raakvlakken heeft met ruimtelijk beleid op nationaal niveau (de omvang is te klein om daadwerkelijk op rijksbelangen van invloed te zijn), zullen nationale beleidsstukken niet worden genoemd in dit hoofdstuk.
Het provinciaal beleid is neergelegd in de Omgevingsvisie Zuid-Holland en de Omgevingsverordening Zuid-Holland. De visie is op 20 februari 2019 door de Provinciale Staten vastgesteld en op 1 april in werking getreden en volgt daarmee de Visie Ruimte en Mobiliteit uit 2014 op.
De Omgevingsvisie Zuid-Holland is het provinciaal beleidsplan van de fysieke leefomgeving. Hoofddoel van de Omgevingsvisie Zuid-Holland is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De sturingsfilosofie van de omgevingsvisie betreft:
Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Daarbij hanteert de provincie met het oog op de wisselwerking tussen gebiedskwaliteiten en ontwikkelingen de volgende uitgangspunten:
De reclamemast kan worden gezien als inpassen; sluit sterk aan bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap, dorp of stad. De impact op het gebied is klein.
Gelet op de kleine schaal en omvang van het plan heeft de ruimtelijke ontwikkeling nagenoeg geen effect op de relevante lagen uit de kwaiteitskaart van de provincie Zuid-Holland. Hierdoor ontstaat geen strijdigheid met het provinciaal beleid en past het plan binnen de provinciale Omgevingsvisie.
De provinciale Omgevingsvisie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
De Omgevingsverordening Zuid-Holland bevat concrete regels die bij de ruimtelijke ontwikkelingen in acht moeten worden genomen. In de Omgevingsverordening zijn de provinciale belangen uit de omgevingsvisie verder uitgewerkt in regels. Per 1 april 2019 is de verordening in werking getreden.
Gemeentelijke plannen zullen ook getoetst worden aan de provinciale regels: strijdigheid met deze regels betekent ook strijdigheid met provinciaal beleid.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen BSD. Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen BSD. De ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat het handelingskader. De provincie heeft de ladder voor duurzame verstedelijking ook opgenomen in de verordening, om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie.
De ladder zoals opgenomen in het Bro is een motiveringseis voor de toelichting van het bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Om een vrijblijvend karakter te vermijden, heeft de ladder zoals opgenomen in de verordening daarom niet alleen betekenis voor de toelichting van het bestemmingsplan maar ook voor de inhoud.
Ook voor de provinciale 'ladder' geldt dat deze per 1 juli 2017 een andere grondslag heeft, namelijk het per 1 juli 2017 gewijzigde Bro. Inhoudelijk is de toets niet wezenlijk veranderd.
Ruimtelijke kwaliteit
In de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening is een van de speerpunten het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. De provincie beschikt over een kwaliteitskaart met een bijbehorende uitwerking in richtpunten.
In artikel 6.2.2 van de Omgevingsverordening zijn voorwaarden opgenomen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit. Binnen dit kwaliteitsbeleid onderscheidt de provincie in de Omgevingsverordening twee beschermingscategorieën. Hier zijn onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ook ontwikkelingen mogelijk.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is vastgelegd in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder verplicht decentrale overheden ertoe om ruimtelijke plannen te toetsen aan indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voor woningbouwlocaties geldt dat vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op deze ontwikkeling.
Ruimtelijke kwaliteit
Uitgangspunt is een ontwikkeling die past binnen de gebiedsidentiteit, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen). De reclamemast sluit uit bij de bestaande gebiedsidentiteit.
Geconcludeerd wordt dat de ruimtelijke kwaliteit niet in het geding is.
De gemeenteraad heeft op 9 november 2021 de Omgevingsvisie Leiden 2040 versie 1.1 vastgesteld. Deze nieuwe 1.1 versie van de Omgevingsvisie borduurt voort op de waarden en verhaallijnen uit de eerdere visie 1.0. Deze versie van de Omgevingsvisie is concreter dan de vorige. Zo zijn er duidelijk keuzes gemaakt en zijn eerder ontbrekende onderwerpen (zoals bodem en mobiliteit) toegevoegd.
De Omgevingsvisie 1.1 is opgedeeld in vier thema's met bijbehorende stadskeuzes: groen-blauw raamwerk, aantrekkelijk vestigingsklimaat, duurzame mobiliteit en bodem als fundament. De stadskeuzes binnen de thema's geven richting aan toekomstige ontwikkelingen in Leiden. Voorbeelden van die stadskeuzes zijn:
Leiden is opgedeeld in drie leefmilieus. Per leefmilieu zijn gebiedsgerichte aandachtspunten en kenmerken geformuleerd die, samen met de stadskeuzes, helpen bij concrete projecten of gebiedsontwikkelingen.
Het plangebied waar de reclamemast staat wordt in de Omgevingsvisie beschreven als 'luw'. De Omgevingsvisie Leiden 2040 staat de uitvoering van dit plan niet in de weg.
Voor de kwaliteit van de openbare ruimte spelen functionele, esthetische, ruimtelijke en sociale aspecten een rol. Buitenreclamebeleid is beleid dat van invloed is op de uitstraling van de openbare ruimte. Reclame-uitingen staan in de openbare ruimte en dragen bij aan het beeld van de stad.
Wat is buitenreclame?
Reclame is het aanprijzen van of aandacht vestigen op goederen, diensten, activiteiten of namen etc. Buitenreclame is een vorm van reclame waaronder alle uitingen vallen met een ‘reclame karakter’ in de openbare ruimte én de reclame-uitingen op of aan een gebouw. Uitingen van buitenreclame zijn zichtbaar vanaf de openbare weg en gericht op personen die in de openbare ruimte aanwezig zijn. De uitingen zijn over het algemeen niet locatie- of bedrijfsgebonden en zijn aangebracht op speciaal voor dit doel bestemde reclamedragers.
Sponsoring van objecten in de openbare ruimte is een vorm van reclame, maar valt niet onder de definitie buitenreclame. Echter omdat deze sponsoring een zelfde uitstraling kan hebben op de openbare ruimte als buitenreclame zijn echter in dit beleid wel specifieke regels opgenomen voor sponsoring.
Relatie Modellenboek Gevelreclame
Reclame-uitingen aan het eigen pand, zoals een uithangbord van een winkel vallen niet onder dit beleid maar zijn geregeld in het Modellenboek Gevelreclame. Ook uitstallingen vallen niet onder dit beleid, deze zijn geregeld in de Verordening fysieke leefomgeving en in het Aanwijzingsbesluit 2:10 APV 2020.
Doelstelling buitenreclamebeleid
In de openbare ruimte spelen vele, soms tegenstrijdige belangen een rol. Dit is zowel bij het inrichten als bij het gebruik ervan het geval. Deze complexiteit vraagt om een gecoördineerd gemeentelijk beleid met integrale afweging waarin die veelheid en tegenstrijdigheid van belangen als het gaat om de plek van reclame in de openbare ruimte een plek hebben. Dit beleidsstuk geeft voor het onderwerp reclame in en gericht op de openbare ruimte de kaders waarbinnen reclame mogelijk is en aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan. Op basis van een viertal centrale doelstellingen wordt dit kader in deze nota verder uitgewerkt:
Het contracteren van diverse vormen van buitenreclame in de openbare ruimte zorgt voor inkomsten voor de gemeente. Deze inkomsten dienen ter verhoging van de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente in brede zin, zie hiervoor ook paragraaf 1.6 van het reclamebeleid. De gemeente streeft naar een zo beperkt mogelijk gebruik van regels, vergunningen en procedures.
Uitgangspunten beleid
Het reclamebeleid geeft een aantal uitgangspunten die relevant zijn voor het wijzigen van de wisselfrequentie van reclamemast langs de A4.
Lichthinder lichtreclame (inclusief digitale reclame)
Voor lichthinder heeft het reclamebeleid twee criteria opgenomen:
Dynamische reclame-uitingen
Digitale reclame-uitingen kunnen op diverse wijzen uitgevoerd worden: met stilstaand beeld, stilstaand beeld voorzien van animatie of met bewegend beeld (full motion). Leiden wil met dit beleid een kader scheppen waarbinnen digitale reclame wel mogelijk is maar waarbij recht gedaan wordt aan het historische karakter van de stad. Daarbij is het niet wenselijk dat door het toepassen van (dynamische) digitale reclame de druk op de openbare ruimte toeneemt. Daarom staan we digitale reclame slechts in beperkte mate toe. En daar waar het wordt toegestaan wordt dat met de nodige restricties gedaan. De volgende criteria zijn van toepassing:
Digitale reclame
Digitale technologie zal een steeds belangrijkere rol gaan spelen ook en vooral in reclame-uitingen in de openbare ruimte. Op dit moment is nog niet precies duidelijk hoe dat zich zal ontwikkelen, maar het reclamebeleid moet deze nieuwe vormen niet op voorhand uitsluiten. Leiden wil ruimte bieden aan ontwikkelingen in de markt maar is zich bewust van de impact op de openbare ruimte van digitale reclame-uitingen. Daarom kan dit slechts in beperkte mate worden toegestaan.
Een historische stad met een veelheid aan monumentale panden leent zich niet voor digitale en geanimeerde mogelijk zelfs schreeuwerige reclame. Daarom staat voorop dat digitale reclame-uitingen in beginsel geen plaats hebben in de historische binnenstad. De historische binnenstad is een door het rijk aangewezen beschermd stadsgezicht. Ook de Zuidelijke Schil is aangewezen beschermd stadsgezicht van de Zuidelijke Schil derhalve heeft digitale reclame daar geen plaats. Voor de overige zones waar wel reclame is toegestaan (zie hiervoor ook B.4) is voor nu het uitgangspunt dat digitale reclame-uitingen wel zijn toegestaan maar dat daar terughoudend mee omgegaan dient te worden. Dit zal zijn weerslag hebben op hoeveel locaties in die zones beschikbaar kunnen worden gesteld. Bij de afweging voor de aantallen en de locaties van deze uitingen speelt de impact op de verkeersveiligheid ook een nadrukkelijke rol. In die situaties waar digitale reclame-uitingen worden toegestaan gelden de volgende algemene uitgangspunten:
Reclamevormen
In het buitenreclamebeleid zijn ook reclamevormen opgenomen.De reclamemast langs de A4 wordt genoemd in het buitenreclamebeleid. Over reclamemasten is het volgende opgenomen:
'Primaire doel: genereren van inkomsten.
Deze reclamemasten hebben 2-3 grote verlichte reclamevlakken van elk ruim 100 m2 en worden voornamelijk gebruikt door adverteerders van nationale merken en diensten. Op dit moment is er in Leiden één reclamemast (locatie: A4/Roomburg). Een tweede reclamemast die stond aan de Plesmanlaan nabij de A44 is in verband met reconstructie van de weg, verwijderd. Gezien de strategische locatie van Leiden langs belangrijke snelwegen is het aantal van twee reclamemasten normaal te noemen, derhalve is het mogelijk dat in de toekomst, niet eerder dan na het gereedkomen van de Rijnlandroute een tweede reclamemast op of nabij voornoemde locatie terugkomt.'
Het wijzigen van de wisselfrequentie van 10 naar 6 seconden is passend binnen het reclamebeleid van gemeente Leiden. Het verven van de mast naar een grijze kleur is ook passend binnen dit beleid.
In dit hoofdstuk worden alleen de relevante omgevingsaspecten besproken. In het verleden is de reclamemast al vergund, maar wegbestemd in het vigerende bestemmingsplan ' A4/Cronesteyn'. Deze aanvraag betreft alleen het grijs verven van de reclamemast en het wijzigen van de wisselfrequentie van 10 naar 6 seconden.
Voor het beoordelen van de omgevingsaspecten is advies gevraagd bij de Omgevingsdienst West-Holland. Zij verwachten geen belemmeringen ten aanzien van de aspecten: geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bedrijven- en milieuzonering.
Met betrekking tot het omgevingsaspect 'Verkeer' is er advies gevraagd bij Rijkswaterstaat. In paragraaf 4.1 wordt dit omgevingsaspect besproken.
Volgens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) is Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het veilig en doelmatig gebruik van auto(snel)wegen. Afleiding kan een veilig gebruik in de weg staan. Tijdens de rijtaak wordt een weggebruiker geconfronteerd met visuele informatie, die deels wel en deels niet relevant is voor de rijtaak. In het laatste geval spreken we van ‘visuele afleiding’. Als de rijtaak eentonig is kan enige afleiding de rijtaak afwisselender maken, maar deskundigen zijn het erover eens dat de verkeersveiligheid in het geding komt als een object moeilijk te negeren is en/of de aandacht te lang vasthoudt. Met deze handreiking kunnen Rijkswaterstaat (op basis van de Wbr) en andere vergunningverlenende overheden (met name op basis van de Wabo) voor objecten langs auto(snel)wegen beoordelen in hoeverre de verkeersveiligheid in het geding is. Voor wat betreft commerciële uitingen wordt in deze handreiking vastgehouden aan het beleid dat eerder is vastgelegd: Verwijzingen zonder verkeersbelang, zoals reclameborden, zijn niet toegestaan binnen het beheergebied van de weg met enkele uitzonderingen zoals een bord met een vooraanduiding voor tankstations en de merkaanduiding.
Verantwoordelijkheden voor objecten langs auto(snel)wegen
Deze handreiking is van toepassing op autosnelwegen en autowegen en daarbij het gebied langs de weg waarbinnen objecten redelijkerwijs goed zichtbaar zijn voor bestuurders. De verantwoordelijkheid voor de vergunningverlening hangt af van de locatie: binnen of buiten het beheergebied van Rijkswaterstaat. Als Rijkswaterstaat inschat dat de verkeersveiligheid verslechtert door de plaatsing van een object binnen het beheergebied van de auto(snel)weg is dat een reden voor afwijzing van een Wbr-aanvraag. Om dat in te schatten wordt deze handreiking toegepast met uitzondering van verzorgingsplaatsen waar de Richtlijn Verzorgingsplaatsen wordt gebruikt. Buiten het beheergebied van de weg zijn gemeenten verantwoordelijk. Om verkeerskundige termen uit deze handreiking goed te interpreteren bevelen we gemeenten aan om contact op te nemen met Rijkswaterstaat voor beoordeling van vergunningsaanvragen voor objecten die op gebruikers van rijkswegen zijn gericht, met name waar het gaat om digitale reclameschermen. In het laatste geval is ook inzet van lichtexperts aan te bevelen. Qua taak- en verantwoordelijkheidsverdeling voor vergunningverlening gaat deze handreiking uit van de anno 2019 geldende wet- en regelgeving zoals de Wbr en de Wabo. Deze handreiking houdt geen rekening met andere zones, bijvoorbeeld vrijwaringzones, zones voor externe veiligheid, of een rooilijnenbeleid.
De handreiking 'Beoordelen van Objecten langs Auto(snel)wegen' bijlage I geeft criteria waaraan objecten langs de snelweg moeten voldoen. Bij Rijkswaterstaat is advies gevraagd voor deze aanvraag. Rijkswaterstaat heeft akkoord gegeven mits er wordt voldaan aan de handreiking (bijlage I). Een eventuele verbreding van de A4 is al ruimtelijke ingepast en voor het beheer en onderhoud worden ook geen obstakels voorzien.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Van deze laatstgenoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming wordt onder andere geregeld middels de Natura 2000-gebieden. In het kader van de Wnb moet uitgesloten worden dat significant negatieve effecten optreden in Natura 2000-gebieden. Hier kan sprake van zijn wanneer een ontwikkeling binnen een Natura 2000-gebied plaatsvindt, maar ook stikstofdepositie kan verslechterende gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Deze gevolgen kunnen significant zijn wanneer een plan, project of handeling leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die overbelast zijn. Voorheen gold hier de regeling Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) voor, maar naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (mei 2019) is deze regeling komen te vervallen. Als gevolg hiervan dient in Nederland voor elk project een stikstofdepositieberekening uitgevoerd te worden. Wanneer uit de rekenresultaten een hogere depositie dan 0,00 mol/ha/jaar volgt, kan al sprake zijn van een significant negatief effect.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.
Verordening uitvoering Wet natuurbescherming
Provincies zijn bevoegd om bij provinciale verordening vrijstelling te verlenen voor de groep 'Andere soorten', waardoor bij overtreding van de verbodsbepalingen de noodzaak tot ontheffing vervalt. Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland heeft deze verordening op 9 november 2016 vastgesteld.
Waar de verantwoordelijkheid voor de uitvoering voorheen grotendeels bij het Rijk lag, gaan de meeste verantwoordelijkheden vanaf 2017 naar provinciaal niveau gegaan. Vrijwel alle ontheffingsverlening, uitvoering van de wet en handhaving wordt sindsdien uitgevoerd door de provincies.
Ecologisch Beleidsplan Leiden (1998)
Het uitgangspunt van het Ecologisch Beleidsplan Leiden (EBL) is om de natuur mee te laten tellen als bewoner van de stad. Hierbij moeten de kansen om de natuur de stad in te halen optimaal worden benut en bedreigingen voor die natuur zoveel mogelijk worden beperkt, rekening houdend met de multifunctionaliteit van de stad en haar stedelijk groen.
De hoofddoelstellingen van het ecologisch beleidsplan zijn:
De planlocatie is geen onderdeel van het Groen-Blauw raamwerk van de gemeente Leiden.
Soortenbescherming
De lichtuitstraling van de reclamemast langs de A4 heeft effect op de omgeving. Omdat de reclamemast al meer dan 10 jaar op deze locatie staat heeft de omgeving zich hier op aangepast. Met voorliggende aanvraag wijzigt alleen de kleur van de mast en de wisselfrequentie van 10 naar 6 seconde. Hierdoor neemt de lichtintensiteit niet toe. Verder is de reclamemast in overeenstemming met de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr).
Gebiedsbescherming
Het wijzigen van de wisselfrequentie is niet aan te merken als bouwactiviteit. Er is derhalve geen sprake van stikstofdepositie.
Op grond van artikel 2.10, lid 1 onder c Wabo dient een omgevingsvergunning geweigerd te worden voor aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan en er geen vergunningverlening mogelijk is met toepassing van artikel 2.12 Wabo.
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend na het voeren van een procedure tot afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij gelden drie mogelijkheden:
Het plan is strijdig met het bestemmingsplan. Voor dit bouwplan is in het Besluit omgevingsrecht geen mogelijkheid opgenomen voor een buitenplanse afwijking.
Daarmee is de juiste juridisch-planologische procedure voor het mogelijk maken van het ingediende bouwplan, het verlenen van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o Wabo.
Het betreft een uitgebreide procedure. Dit houdt in dat het ontwerpbesluit met deze ruimtelijke onderbouwing zes weken ter inzage wordt gelegd voor het indienen van zienswijzen. Eenieder kan gedurende die termijn een zienswijze indienen. De zienswijzen worden beantwoord in een zienswijzennota. Als gevolg van ingediende zienswijzen kan een omgevingsvergunning worden geweigerd. De aanvrager kan dan een aangepaste aanvraag indienen.
Geven de zienswijzen geen aanleiding de omgevingsvergunning te weigeren, dan kunnen de indieners van de zienswijzen door de raadscommissie worden gehoord. De raadscommissie neemt een besluit op de zienswijzen en in voorkomende gevallen over het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen. Indien geen zienswijzen ingediend worden, kan direct na de ter inzage legging van het ontwerpbesluit een omgevingsvergunning verleend worden.
De omgevingsvergunning treedt in werking met ingang van de dag na afloop van de beroepstermijn van zes weken gerekend vanaf de dag na die waarop het besluit ter inzage is gelegd en nadat deze langs elektronische weg kenbaar is gemaakt. Tegen het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning kan rechtstreeks beroep worden aangetekend bij de rechtbank gedurende een termijn van zes weken na publicatie van de vergunning.
Bij de toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3º is in sommige gevallen een verklaring van geen bedenkingen vereist.
De Wabo biedt de raad op grond van artikel 6.5, derde lid Bor de mogelijkheid om een lijst van categorieën van gevallen vast te stellen, waarvoor een verklaring van geen bedenkingen van de raad niet is vereist. Met een dergelijke lijst kan de raad er voor zorgen dat het geen verklaring hoeft af te geven voor strijdige ruimtelijke activiteiten met een zeer beperkt planologisch belang, of activiteiten waarover de raad reeds eerder heeft besloten in de vorm van een gebiedsvisie, wijkontwikkelingsplan, stedenbouwkundig masterplan of soortgelijk ruimtelijk kader.
Op 17 november 2017 heeft de raad van Leiden besloten (RV 17.0100) een lijst met categorieën van gevallen vast te stellen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist. Deze lijst wordt periodiek herzien. Het planvoornemen betreft het realiseren van een reclamemast, zijnde een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Voor deze ontwikkeling is niet eerder een ruimtelijk kader vastgesteld. Daarmee voldoet het plan aan de in lid 7 genoemde uitzonderingsgrond. Het plan is daarmee niet VVGB-plichtig.
De aanvrager draagt de kosten voor de realisering van het project. De gemeente Leiden doet geen investeringen.
In artikel 6.12 lid 1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro. Het plan is niet aan te merken als een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Er hoeft derhalve geen exploitatieplan worden opgesteld.
Via een planschadeovereenkomst worden eventuele (planschade) kosten verhaald. Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
De plankosten worden in rekening gebracht op basis van de Legesverordening.
Bij het opstellen van deze ontwerp omgevingsvergunning hoort een belangenafweging. In zo'n belangenafweging worden alle belangen tegen elkaar afgewogen om uiteindelijk tot een besluit te komen. Gedurende een zienswijzentermijn kan eenieder zijn of haar belang bij het college kenbaar maken alvorens de een besluit wordt genomen over verlening van de omgevingsvergunning.
Via publicaties in de Staatscourant en de Stadskrant zal de termijn van terinzage legging van de ontwerp omgevingsverguning worden aangekondigd. Een ieder wordt tijdens deze periode van zes weken in de gelegenheid gesteld om een zienswijze tegen het voorgenomen plan kenbaar te maken.
De ontwerp omgevingsvergunning zal gedurende een termijn van zes weken voor zienswijzen ter visie worden gelegd. In die termijn kan eenieder een zienswijze met betrekking tot het ontwerp indienen. Op deze manier kunnen belangen die bij de uiteindelijke besluitvorming betrokken moeten worden ingebracht worden.
De beantwoording van eventuele zienswijzen vindt plaats in een zienswijzennota. Deze zienswijzennota vormt een onderdeel van het uiteindelijke besluit tot al dan niet verlening van de omgevingsvergunning.