Plan: | Naast Zoeterwoudsesingel 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.OV00082-0301 |
Op 23 december 2014 is bij de gemeente Leiden een aanvraag ingediend voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Het plan betreft de nieuwbouw van een woongebouw met 4 appartementen. Het woongebouw wordt geplaatst tegen een beschermd gemeentelijk monument met adres Zoeterwoudsesingel 2.
Het plangebied betreft het perceel aan de Zoeterwoudsesingel 2, kadastraal bekend onder gemeente Leiden sectie M nummer 5038.
De plancontour van de omgevingsvergunning is opgenomen als bijlage bij deze omgevingsvergunning.
Toetsing aan het bestemmingsplan:
Het bouwplan is geprojecteerd op gronden waarop het bestemmingsplan 'Zuidelijke Schil 2009' en het paraplu bestemmingsplan 'Archeologie' van toepassing zijn.
Vanuit het bestemmingsplan Zuidelijke schil gelden op de gronden de bestemmingen 'Woondoeleinden' (artikel 9) en 'Tuin' (artikel 16). En zijn de artikelen 7.4 dakterrassen en Artikel 25 'Beschermd Stadsgezicht' van toepassing.
Vanuit het paraplu bestemmingsplan Archeologie geldt op de gronden de dubbelbestemming waarde archeologie Waarde- Archeologie 5 geldt (gebied met een hoge archeologische verwachting buiten de singels).
Het plan is strijdig op de volgende punten:
Woondoeleinden (artikel 9):
Tuin (artikel 16):
Beschermd Stadsgezicht (artikel 25):
Waarde Archeologie 5:
Melding toevalsvondst:
Ingeval archeologische resten worden aangetroffen dient dit wel op grond van artikel 53 van de Monumentenwet onmiddellijk te worden gemeld aan de Minister van OC&W, door tussenkomst van Erfgoed Leiden en omstreken, tel. nr. 071-5167950. De vondst dient gedurende 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van de melding, ter beschikking te worden gesteld of gehouden voor wetenschappelijk onderzoek.
Waarneming archeologie:
Indien in het plangebied de bodem wordt verstoord, kan het ook voorkomen dat tijdens of na de werkzaamheden een archeologische waarneming plaatsvindt. Deze waarneming wordt verricht als onderdeel van de gemeentelijke onderzoeksagenda en wordt uitgevoerd door een archeoloog van de gemeente Leiden. De kosten van dit onderzoek komen niet voor rekening van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer dient op grond van artikel 57 van de Monumentenwet wel de gelegenheid te bieden tot het uitvoeren van deze werkzaamheden. De initiatiefnemer meldt de aanvang van de werkzaamheden dientengevolge uiterlijk drie weken van tevoren aan de gemeente Leiden.
Het perceel is gelegen in de bebouwingswand van de zuidelijke singel rond de binnenstad op de hoek van de Herenstraat. De Herenstraat is één van de voormalige uitvalswegen van de historische binnenstad naar het ommeland waar op organische wijze lintbebouwing langs is gegroeid. In de 19e eeuw is op organische wijze woonbebouwing langs de singel ontstaan, na de transformatie van de vestingwerken aan de buitenzijde tot singels. De singelrand is het overgangsgebied van de historische binnenstad naar de vooroorlogse uitbreidingswijken van de Zuidelijke Schil die eind 19e eeuw/begin 20e eeuw zijn ontwikkeld. Buiten de vestingswallen veranderde de bestaande bebouwing van karakter. Wonen werd een belangrijke functie naast bedrijven met woonhuizen langs de singel. De singelbebouwing is later aangevuld met de overige planmatige uitbreidingen. De straatwanden van de Zoeterwoudsesingel zijn pandsgewijs ontwikkeld als statige herenhuizen met een gemeenschappelijke architectonische uitwerking van de gevels.
Kenmerkend voor de singelbebouwing is plaatsing van de panden aanééngesloten in strakke rooilijnen, perceels-, pands- of bloksgewijs, ondiepe tuinen of stoepen als overgang tussen bebouwing en straat of direct aan de straat, aanééngesloten gevelwanden met open en dichte hoeken, twee tot drie bouwlagen met kap, architectonische detaillering met topgevels, lijstgevels met schilddaken en mansardekappen.
De singelstructuur is een combinatie van water, groen, wegen en bebouwing en bestaat uit twee begrenzingen, de binnenzijde aan de kant van de binnenstad en de buitenzijde aan de kant van de uitbreidingswijken.
De combinatie van water, wegen en bebouwing leidt tot een stedelijk profiel met smalle groene oevers en een aaneengesloten laanbeplanting. Het wegprofiel is stedelijk en begeleidt de laanbeplanting langs het water.
Het plan betreft de nieuwbouw van een woongebouw met 4 appartementen. Het woongebouw wordt geplaatst tegen een beschermd gemeentelijk monument met adres Zoeterwoudsesingel 2. Aan de achterzijde wordt voorzien in vier bergruimtes ten behoeve van de nieuwbouw. Tevens komt er een tuin als buitenruimte voor het appartement op de begane grond, een dakterras voor het appartement op de eerste verdieping en balkons voor de twee overige appartementen. De appartementen hebben een gebruiksoppervlakte van 60,1m², 65,9m², 65,9m² en 54,6m².
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan beleidsstukken van de provincie, de regio en de gemeente voor zover deze relevant zijn voor het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling.
Aangegeven zal worden hoe het voorgenomen bouwplan, past binnen de genoemde beleidskaders. Aangezien het plan geen raakvlakken heeft met ruimtelijk beleid op nationaal niveau (de omvang van het plan is te klein om daadwerkelijk op rijksbelangen van invloed te zijn), zullen nationale beleidsstukken niet worden genoemd in dit hoofdstuk.
In de Verordening Ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland, op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld, zijn de provinciale belangen uit de structuurvisie verder uitgewerkt in regels. Aan deze regels moeten ruimtelijke plannen van de gemeenten voldoen. Per 1 augustus 2014 is de Verordening in werking getreden. Gemeentelijke plannen zullen ook getoetst worden aan de provinciale regels: strijdigheid met deze regels betekent ook strijdigheid met provinciaal beleid.
Een speerpunt uit de Verordening Ruimte (volgt ook uit het Besluit ruimtelijke ordening) is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Hierin is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking'.
De 'stappen van de ladder' worden als volgt omschreven:
1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).
In juni 2014 is er een regionale woonnotitie opgesteld door Holland Rijnland. Hierin wordt inzicht gegeven hoe voldaan zal worden aan de provinciale vereisten voor een regionale woonvisie volgend uit de in de Verordening Ruimte opgenomen Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De in het plan opgenomen woningbehoefte (toevoeging van vier woningen) past binnen deze regionale afstemming van toe te voegen woningbouwprogramma's, onder categorie 1 diverse locaties in Leiden (trede 1). De behoefte kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden binnen bestaand stedelijk gebied (trede 2). Daarmee sluit het plan aan bij de uitgangspunten voor duurzame verstedelijking.
Het onderhavige plan ligt verder in een zone die in de Provinciale Verordening Ruimte is aangeduid als Limeszone vanwege de ligging in de grenszone van het Romeinse rijk, wat tot gevolg heeft dat alle bodemverstoringen groter dan 100m2 vergunningplichtig zijn. Het huidige plan heeft een oppervlakte van 136 m2 en daarom dienen er in principe voorwaarden te worden opgesteld die gericht zijn op het behoud van aanwezige archeologische waarden uit de Romeinse tijd.
In dit geval wordt een archeologisch onderzoek echter niet nodig geacht. Uit luchtfoto's blijkt namelijk dat circa 60 % van het terrein waar de appartementen zijn gepland tot 2008 bebouwd is geweest. Als gevolg van deze bebouwing zullen de eventueel aanwezige archeologische waarden reeds (gedeeltelijk) zijn aangetast. Tevens is op de locatie reeds in 2006 een milieukundig onderzoek uitgevoerd, waaruit blijkt dat achter deze bebouwing een ondergrondse tank aanwezig was. Bij het ingraven van deze tanks is naar verwachting reeds een deel van de ondergrond van het terrein verstoord. En tot slot blijkt uit de vergelijking van milieukundige boringen uit 2006 en 2015 dat dit perceel in de tussentijd is opgehoogd met een circa 0,7 m dikke zandlaag. Een groot deel van de ingrepen van de nieuwbouw zal zich beperken tot die recente zandlaag. Gelet op de in het verleden gedane onderzoeken / constateringen worden er aan de omgevingsvergunning geen nadere voorwaarden gesteld.
Op 17 december 2009 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2025 vastgesteld (RV09.0130). Deze structuurvisie is bij raadsbesluit van 1 december 2011 herzien (RV 11.0104). De structuurvisie bouwt voort op het Structuurplan Boomgaard van Kennis en de in 2004 vastgestelde Ontwikkelingsvisie: Leiden stad van ontdekkingen. Op de punten die niet in de structuurvisie zijn opgenomen, is de Boomgaard van Kennis van toepassing. Voor de overige aspecten is de structuurvisie is hiervan de ruimtelijke vertaling. Daarnaast is bij het opstellen van de structuurvisie gebruik gemaakt van de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland.
De prioriteiten die in de Regionale Structuurvisie voor Leiden zijn benoemd, vormen het uitgangspunt van de structuurvisie. De uitgangspunten van de structuurvisie zijn het bestaande beleid en de ambities en verwachtingen die in overleg met partijen en partners zijn geformuleerd. Dit heeft geleid tot een Structuurvisie met de volgende ambities:
Uit de structuurvisie blijkt dat Leiden een aantrekkelijk stad is om in te wonen, echter dat in Leiden de kwantiteit en de kwaliteit van het woningaanbod erg achter lopen bij de vraag. Uit de structuurvisie blijkt dat er een grote noodzaak bestaat om woningen te bouwen. Het bouwplan dat voorziet in vier appartementen is dan ook passend binnen de structuurvisie.
In dit hoofdstuk worden de in deze omgevingsvergunning gemaakte keuzes gemotiveerd. Per sectoraal onderwerp is een paragraaf opgenomen.
Monumentenverordening en monumentenlijst (2008)
De gemeente Leiden hanteert de Monumentenverordening 2008. Deze verordening geeft regels over hoe om te gaan met gemeentelijke monumenten.
Beschermd stads- of dorpsgezicht
Het beschermd Stadsgezicht Zuidelijke Schil wordt globaal begrensd door de binnenstad, de Hoge Rijndijk, de Burgravenlaan en de spoorlijn. Het gebied is op 13 april 2011 als beschermd stadsgezicht aangewezen.
Het stadsgezicht Zuidelijke Schil is cultuurhistorisch en stedenbouwkundig van belang als een - weliswaar niet geheel gaaf, maar uitstekend herkenbaar - voorbeeld van een in hoofdzaak in drie fasen tot stand gebracht stedelijk uitbreidingsgebied. De bebouwing en de opzet van het gebied geven de ontwikkeling van de woningbouw en de stedenbouw in de periode van 1850 tot 1940 goed weer.
Het pand aan de Zoeterwoudsesingel 2 ligt binnen het beschermd stadsgezicht 'Leiden Zuidelijke Schil'. Dit pand is een beschermd gemeentelijk monument. De Zoeterwoudsesingel is een 19de eeuwse singel met representatieve bebouwing met een vrijwel geheel aaneengesloten bebouwingswand. De bebouwing bestaat over het algemeen genomen uit herenhuizen van twee lagen onder een kap. Er is sprake van een rijke architectuur met een fijnzinnige detaillering. Zoeterwoudesingel 2 was in de 19e eeuw voorzien van een erker en een tuin aan de zijgevel. De erker is later vergroot en in 2008 gesloopt.
Het toevoegen van nieuwbouw ter plaatse van de voormalige erker zorgt voor het voortzetten van de gesloten singelbebouwing en is daarmee een positieve ontwikkeling. Doordat de nieuwbouw terug ligt ten opzichte van de rooilijn van het naastliggend monument en aan de voorzijde voorzien wordt van een groenstrook, zoals ook bij de terugliggende bebouwing Zoeterwoudsesingel 7 aanwezig is, wordt het monument en de bestaande singelbebouwing gerespecteerd.
De verfijnde architectonische uitwerking van de gevels harmonieert goed met de bestaande singelbebouwing. De gevelindeling met een vergrote kapverdieping en begane grond die opgezet is als plint is hierin ook passend. De overschrijding van de bouwhoogte is acceptabel, omdat de horizontale begrenzing van de gevel door de gootlijn nagenoeg aansluit op de aangrenzende gootlijn.
Het achtererf wordt voorzien van diverse bergingen, maar heeft geen grote bebouwingsoppervlakte. De bergingen worden gegroepeerd en er blijft een aaneengesloten tuin aanwezig. Daarmee blijft het binnengebied voldoende open en groen.
In december 2015 heeft de gemeenteraad het programma Leiden Duurzaam 2030: Een kansrijke, leefbare stad voor nu en straks vastgesteld. Het programma is voorzien van een budget waarmee de eigen duurzaamheidsagenda kan worden uitgevoerd: Duurzaamheidsagenda Leiden 2016-2020. Werken aan een Duurzaam Leiden 2030.
De doelen uit deze agenda zijn verder uitgewerkt in een werkplan voor de jaren 2016-2020 dat in mei 2016 is gepubliceerd (Werkplan Programma Duurzaamheid 2016-2020. We pakken door). In het werkprogramma worden de ambities voor de verschillende deelthema's verder uitgewerkt. Voor energie is vastgelegd hoeveel energie er per jaar gebruikt moet worden en hoeveel energie in 2020 bezuinigd wordt. Ook wordt besloten om de stad voor te bereiden op het veranderende klimaat door gerichte maatregelen te treffen in de ruimte.
Het bouwplan voldoet aan de gestelde EPG-EPC eisen vanuit het Bouwbesluit. Het beperkt aantal appartementen maakt grote aanvullende investeringen in duurzaamheid niet mogelijk. Door de relatief kleine gekozen toevoegingen zal er toch een hogere mate van duurzaamheid zijn dan strikt wordt voorgeschreven in het bouwbesluit.
Energie: Het platte dak van het gebouw zal worden voorzien van zonnepanelen ten behoeve van energieopwekking. Daarnaast zal de initiatiefnemer een hoge mate van domotica in het plan realiseren. Door de snelle ontwikkeling in deze markt is het financieel haalbaar om dit bij de vier appartementen te realiseren. Door bijvoorbeeld te werken met bewegingssensoren in algemene ruimtes, ´slimme´ meters, CO2 gestuurde ventilatie en douche wtw´s wordt een hoge mate van energiebesparing gerealiseerd.
Vergroening/klimaatadaptatie: Volgens het bestemmingsplan is het al mogelijk om in het plangebied te bouwen. In het plangebied heeft er tot 2008 een serre gestaan, deze is inmiddels gesloopt. De nieuwbouwontwikkeling heeft een iets ruimere omvang dat hetgeen het bestemmingsplan toestaat. Achterin worden de bergingen gegroepeerd om het binnengebied zoveel mogelijk open te houden. Er is in totaal geen sprake van een verhard oppervlak van meer dan 500 m2. Het project is in omvang te klein om een aparte hemelwaterafvoer naar de singel te bekostigen. Op het deel platte dak worden zonnepanelen gerealiseerd waardoor een groen dak op dit deel niet mogelijk is.
Circulaire economie: Om de appartementen te realiseren is er geen sloop of verbouw nodig. De nieuwbouw is volledig autonoom. Dit maakt het mogelijk om vanuit het bouwbestek een materialenpaspoort op te stellen. Door goede vastlegging van de gekozen materialen is een toekomstige verbouw of sloop beter te organiseren met het oog op hergebruik van materialen.
Het opstellen van de Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden is het directe gevolg geweest van een wijziging in de Flora- en faunawet in 2005. Deze wijziging maakte het mogelijk voor gemeenten om een Gedragscode op te stellen, waarna bij naleving van de Gedragscode niet langer ontheffingen van de Flora- en faunawet zouden hoeven worden aangevraagd. In de Gedragscode is in overleg met het toenmalige Ministerie van LNV een set van goedgekeurde maatregelen opgenomen om de bescherming van bedreigde soorten te garanderen.
Daarnaast zijn in de Gedragscode de gemeentelijke uitgangspunten in het kader van het 'Ecologische toetsingskader voor stedelijke projecten' (2003) verwerkt. De regels in de Gedragscode zijn gebaseerd op de metingen van het Stadsnatuurmeetnet. In de Gedragscode staat een overzicht van voorkomende bedreigde plant- en diersoorten in Leiden, en staan regels met betrekking tot het aanwijzen van alternatieve locaties voor habitats en herplanting van gekapte bomen.
Door het bureau IDDS is er een verkennend ecologisch onderzoek op locatie verricht d.d. 9 november 2015 op het vaststellen van potenties voor beschermde natuurwaarden en het eventueel voorkomen daarvan (bijlage bij de vergunning).
Dit onderzoek maakt voldoende aannemelijk dat de locatie niet gebruikt wordt door beschermde planten en diersoorten.
Vleermuizen verblijven in spouwmuren of gebouwen met een constante temperatuur liefst tussen de 4 en 8 graden. De zijmuur waartegen gebouwd gaat worden beschikt over één gat dat mogelijk toegang geeft tot de spouw. De invliegopening is te groot. De binnenruimte, de onderlinge afstand tussen de wanden waartussen de vleermuizen wegkruipen moet klein zijn. Voor kleine soorten, zoals gewone en ruige dwergvleermuis, is een binnenruimte van 1,7- 2 cm voldoende. Hierdoor is het van belang dat de invliegopening liefst niet wijder is dan 2cm voor dwergvleermuizen, om kans op predatie te voorkomen, breder mag wel. Gezien de ligging van deze muur met koude wind en regen en de lantaarnpaal op 4 meter afstand van het gat (vleermuizen hebben een donkere ruimte rondom de invliegopening nodig) mag niet verwacht worden dat er vleermuizen verblijven. De overige gevels in het plangebied zijn ongeschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen door het ontbreken van gaten. Bomen met holtes zijn niet aangetroffen.
Er zijn geen nesten gevonden van jaarrond beschermde vogels Voor de merel, roodborst, heggenmus geldt dat zij, net als alle vogels, bescherming genieten zodra ze nestelen. Bij het rooien van bomen en struweel moet verstoring van broedvogels (strikt beschermd) voorkomen worden. Dit kan door het verwijderen van beplanting buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor het broedseizoen geldt geen standaard periode. De periode verschilt per soort. Globaal betreft het de periode maart tot augustus. Indien werkzaamheden binnen dit seizoen gepland zijn, wordt aanbevolen deze pas uit te voeren indien vooraf is vastgesteld dat er geen verstoring van broedvogels zal plaatsvinden.
Tevens zal gewerkt worden volgens de Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden.
Op de locatie van het bouwplan liggen verschillende kabels en leidingen. Indien overlegd wordt met de betrokkenen van deze kabels en leidingen voor het eventueel verleggen van kabels en leidingen levert realisatie van het bouwplan geen belemmeringen op.
De Omgevingsdienst West Holland heeft het plan beoordeeld op de milieuaspecten bedrijven en milieuzonering, bodem, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. De aspecten bedrijven en milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid vormen in dit plan geen belemmering. Onderstaand wordt apart ingegaan op de aspecten bodem en geluid.
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door IDDS d.d. 23 februari 2015. Dit bodemonderzoek is opgenomen als bijlage bij de vergunning.
Uit het verkennend onderzoek blijkt dat de bovengrond over het gehele terrein heterogeen licht tot sterk verontreinigd is met lood. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. De verontreinigingssituatie komt overeen met de resultaten van de eerder uitgevoerde bodemonderzoeken.
De ondergrond en het grondwater zijn hooguit licht verontreinigd met de onderzochte parameters. Tijdens de veldwerkzaamheden heeft het onderzoeksbureau geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld en in de bodemmonsters.
Er is naar alle waarschijnlijkheid een ondergrondse tank aanwezig op het terrein. De positie van de ondergrondse tank is bekend, namelijk in de tuin achter het huis.
Op grond van de voornoemde constateringen is de locatie nog niet geschikt voor het geplande gebruik wonen met tuin. Aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde gesteld dat voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden een sanering moet worden uitgevoerd overeenkomstig een door de Omgevingsdienst West-Holland goed te keuren saneringsplan of BUS-melding (artikel 6.2c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)). Na het verkrijgen van instemming wordt voldaan aan artikel 6.2c van de Wabo en treedt de omgevingsvergunning pas in werking.
Bij het uitvoeren van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het volgende:
In het akoestisch rapport van IDDS d.d. 6 oktober 2015 is de geluidsbelasting op de gevels van de vier appartementen vanwege de Zoeterwoudsesingel, de Witte Singel, de Koepoortsbrug, de Jan van Houtkade en de Herenstraat, met aftrek van de wettelijke correctiefactor voor de betreffende wegen,inzichtelijk gemaakt, conform de voorschriften uit het Besluit geluidhinder (artikelen 5.4. lid 2 en 3.8 lid 4).
Uit het akoestish rapport blijkt dat, inclusief de aftrek van wettelijke correctiefactor, de voorkeurswaarde van de 48 dB ter plaatse van de 4 appartementen wordt overschreden door de Zoeterwoudsesingel, de Witte Singel, de Koepoortsbrug en de Jan van Houtkade. De maximale geluidbelasting, inclusief de aftrek van de wettelijke correctiefactor, ten gevolge van het wegverkeer bedraagt 61 dB voor deze binnenstedelijke situatie. Deze geluidbelasting voldoet aan de maximale ontheffingswaarde van de Wet geluidhinder van 63 dB. Wel zijn voor de appartementen de aanvullende voorwaarden uit het hogere waarden beleid van toepassing omdat de gevelbelasting hoger is dan 53 dB.
In het hogere grenswaarden besluit dat hiervoor apart wordt genomen worden de voorwaarden gesteld dat er zodanige bouwkundige maatregelen worden getroffen dat binnen de woning(en) een maximaal geluidniveau vanwege wegverkeerslawaai van maximaal 33 dB wordt bereikt.
Aan de te verlenen omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat middels bouwkundig akoestisch onderzoek voldaan wordt aan voornoemde binnenniveau van 33 dB waarbij de vereiste geluidwerende voorzieningen geen uiterlijke wijzigingen veroorzaken.
Het ontwerpbesluit hogere grenswaarden is gelijktijdig met de ontwerp omgevingsvergunning ter inzage gelegd.
Verschijningsvorm, bebouwingsvlak en rooilijnen
Stedenbouwkundig gezien is het een positieve ontwikkeling dat er volume wordt gerealiseerd op deze locatie. Na het verwijderen van een zijaanbouw aan de hoekwoning Zoeterwoudsesingel 2 is er een 'gat' ontstaan in de gevelwand en een te grote onderbreking tussen het ensemble Zoeterwoudsesingel 2 en het hoekpand met de Herenstraat. Continuïteit van de bebouwing is wenselijk om het ensemble Zoeterwoudsesingel 2-6 af te ronden, ook in aansluiting op de Herenstraat.
Aan de voorzijde wordt voldoende terugligging in acht genomen om de erker en zijgevel en gootlijst van het monument Zoeterwoudsesingel 2 te respecteren. De volumetoevoeging is daarmee geen voortzetting van het ensemble Zoeterwoudsesingel 2-7 (geen deel van de architectuureenheid) en maakt zich visueel-ruimtelijk los van het hoekpand met de Herenstraat/Zoeterwoudsesingel 1. Aan de voorzijde wordt een groene onbebouwde overgang tussen de openbare ruimte van de singel en de voorzijde van de woongebouw gecreeerd.
Door de klassieke driedeling plint-tussenfacade-top wordt aangesloten op de typologie van de singelbebouwing, de klassieke traditionele vormgeving en de materialisatie sluit aan op de historische architectuur van de bebouwing van de singelrand. De overschrijding in goothoogte is gering en draagt bij aan een evenwichtige gevelopbouw. Visueel is de begane grond verdieping hoger dan de 2 tussenliggende verdiepingen. Er is in de architectuur een visueel onderscheid tussen de plintetage en de 2 tussenverdiepingen die in gevelmaten lager zijn. De kap sluit in hoogte aan op de maat van de tussenverdieping. Met verhoging van de gootlijn wordt ook ruimtelijk visueel de decoratieve gootlijst van het aangrenzende monument gerespecteerd
Dakterras en balkons
Buitenruimtes dragen bij aan de verhoging van de woonkwaliteit. De benedenwoning is voorzien van een tuin, de eerste tussenwoning is voorzien van een dakterras en de andere tussenwoning en de woning in de kapverdieping zijn voorzien van balkons.
Voor het waarborgen van de privacy van de belendingen zijn de balkons en het dakterras van een zijafscherming voorzien. De buitenruimtes zijn niet zichtbaar vanuit de openbare ruimte en zullen niet leiden tot zichtbare verrommeling.
Erfbebouwing en woonvoorzieningen
Voor opslag, berging, plaatsing afvalcontainers en fietsen is in het bouwplan ruimte opgenomen. Er vindt geen onevenredige verdichting van het binnengebied plaats. De bijgebouwen zijn geordend in een lijnopstelling tegen de achterperceelsgrens en bedragen in totaal 43m2. Dit is in omvang minder dan 50 m2 en minder dan 30% in omvang van het erf.
Zon- en schaduwwerking
In schaduwdiagrammen zijn de gevolgen van het bouwplan ten opzichte van de toegestane bouwvolume volgens het bestemmingsplan uitgewerkt (zie bijlage bij de omgevingsvergunning). Het bouwplan heeft een noord-zuid oriëntatie met balkons aan de zuidzijde. Realisatie van het bouwplan zal schaduw tot gevolg hebben op de zijgevel van het hoekpand Zoeterwoudsesingel 1/Herenstraat 1 en 2. Dit is beperkt tot de ochtendsituatie. De extra schaduw die hier valt ten opzichte van de bouwmogelijkheid die het bestemmingsplan al toestaat is daarbij gering.
In de middagsituatie valt schaduw op de openbare ruimte van de Zoeterwoudsesingel. Tevens valt schaduw op de achtergevel van het hoekpand Herenstraat/Zoeterwoudsesingel en Herenstraat 1/2. De achtergevel van de verdiepingen en de kap van dit hoekpand ligt echter 2 meter terug ten opzichte van de gevel van de onderbouw die een gesloten karakter heeft. Tussen de nieuwe woning en de hoekwoning bevindt zich nog het achtererf van de hoekwoning dat dient als toegang naar bergingen maar is geen buitenruimte voor verblijf is.Daarmee is dan geen sprake van onevenredige afname van zon- en daglichttoetreding van de omliggende panden.
Het college heeft nieuwe beleidsregels voor haar gehele grondgebied, de 'Beleidsregels parkeernormen Leiden' vastgesteld. Daarin wordt onder andere bepaald waar in de gemeente voor parkeren betaald moet worden, waar een vergunning vereist is en welke normen worden gehanteerd voor de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen.
Om de behoefte aan autoparkeerplaatsen te berekenen gebruikt de gemeente Leiden als uitgangspunt de landelijke normen, de zogeheten ASVV normen van het CROW. Binnen de aangewezen restrictiegebieden kan bij een toename van de parkeerbehoefte gemotiveerd ontheffing van de parkeereis worden verleend. Het aantal parkeerplaatsen waarvoor een ontheffing mogelijk is, is afhankelijk van de ligging in de gemeente.
Bij de berekening van de parkeereis wordt altijd van de bestaande situatie uitgegaan als zijnde de nulsituatie, waarbij het uitgangspunt geldt dat de parkeersituatie niet mag verslechteren ten opzichte van die nulsituatie. Ook in gebieden waar het parkeeraanbod reeds ontoereikend is kunnen zodoende ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, omdat geborgd wordt dat de bestaande parkeersituatie niet verder verslechterd. Het bevoegd gezag kan daarnaast een ontheffing van de parkeereis verlenen voor projecten met een beperkt tekort op de parkeerbalans, wanneer parkeervoorzieningen in de directe omgeving van het projectgebied nog voldoende ruimte om het tekort op de maatgevende momenten op te vangen.
De aanvraag betreft de realisatie van vier nieuwe koopwoningen. De woningen bevinden zich in het gebied 'schil van Leiden'. Twee woningen hebben een bruto vloeroppervlakte tot 65 m2 en daarmee een vraag van 1,4 parkeerplaatsen (0,8 x 2 koopwoningen). De andere twee woningen hebben een bruto vloeroppervlakte tussen de 65 m2 en 90 m2 en daarmee een vraag van 2,8 parkeerplaatsen (1,4 x 2 koopwoningen). De totale parkeereis is 4 parkeerplaatsen.
In het gebied waar het bouwplan zich bevindt geldt er een parkeerrestrictie. Bewoners komen in beginsel in aanmerking voor een parkeervergunning. De parkeernota biedt de mogelijkheid om af te wijken van de parkeereis. Van belang is de parkeerdruk in het openbaar gebied in deze wijk op met name het maatgevend moment.
Uit de meest recente parkeerdrukmeting van Mobycon uit september 2014 blijkt dat in deze telwijk (60) de parkeerdruk op het maatgevend moment onder de 80% blijft, namelijk 77%. Op de overige telmomenten is de parkeerdruk lager. Wanneer de parkeereis van dit bouwplan in het openbaar gebied in deze wijk wordt opgelost, dan zal de parkeerdruk nog lager dan 80% blijven. Derhalve wordt voor dit bouwplan afgeweken van de parkeereis.
Met het Waterplan Leiden (2007) hebben de gemeente Leiden en het Hoogheemraadschap van Rijnland afgesproken om gezamenlijk knelpunten in het watersysteem efficiënter op te lossen, kansen te benutten en andere te inspireren om 'Leiden Waterstad' nog beter op de kaart te zetten.
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is de waterbeheerder van onder andere de gemeente Leiden en is belast met het waarborgen van de kwaliteit van het water en met de bescherming van waterbouwkundige werken. Zij toets aanvragen voor een omgevingsvergunning aan hun verordening, het Keur. Het Keur bevat regels voor de bescherming van o.a. waterkeringen, dijken en geeft het criterium voor watercompensatie.
Het Hoogheemraadschap hanteert bij nieuw ingediende plannen een oppervlaktecriterium van 500 m². Dit houdt in dat watercompensatie is vereist als sprake is van een nieuwe verharding van 500 m² of meer. Het verharde oppervlak dient dan binnen het plangebied of elders te worden gecompenseerd.
Aangezien dit project niet bij een waterbouwkundig werk ligt en geen sprake is van een (toename) van verhard oppervlak van meer dan 500 m², is watercompensatie niet vereist.
Het woonbeleid is neergelegd in de Nota Wonen 2020 rv 12.0111.
De drie hoofdopgaven voor het woonbeleid zijn: Een betere balans tussen vraag en aanbod, versterking van de kwaliteit en voldoende aanbod voor hen die niet op de particuliere markt terecht kunnen.
Dit is nodig om:
Het bouwplan bestaat uit nieuwbouw in een open ruimte aan een singel. Het gaat om een viertal appartementen in de koopsfeer, met ieder een eigen bergingsruimte. De oppervlakte van de woningen is voldoende. De appartementen beschikken over balkons of mogelijkheden in de zon te zitten. Er is een tekort aan woningen. Dit plan heeft voldoende woonkwaliteit om duurzaam te zijn in de toekomst, mede gelet op de ligging.
Op grond van artikel 2.10, lid 1 onder c Wabo dient een omgevingsvergunning geweigerd te worden voor aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning kan in dat geval slechts worden verleend na het voeren van een procedure tot afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij gelden drie mogelijkheden:
1. indien in het bestemmingsplan een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid wordt gegeven kan deze toegepast worden op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1° van de Wabo;
2. indien het bestemmingsplan geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheid biedt, maar bij algemene maatregel van bestuur afgeweken kan worden, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend na toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2° van de Wabo;
3. indien aan geen van bovenstaande voldaan kan worden, maar de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat, dan kan op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3° van de Wabo een vergunning worden verleend. Op deze procedure is afdeling 3.4 Awb van toepassing.
Bij de toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3º is in sommige gevallen een verklaring van geen bedenkingen vereist.
De Wabo biedt de raad op grond van artikel 6.5, derde lid Bor de mogelijkheid om een lijst van categorieën van gevallen vast te stellen, waarvoor een verklaring van geen bedenkingen van de raad niet is vereist. Met een dergelijke lijst kan de raad er voor zorgen dat het geen verklaring hoeft af te geven voor strijdige ruimtelijke activiteiten met een zeer beperkt planologisch belang, of activiteiten waarover de raad reeds eerder heeft besloten in de vorm van een gebiedsvisie, wijkontwikkelingsplan, stedenbouwkundig masterplan of soortgelijk ruimtelijk kader.
Op 2 december 2010 heeft de raad van Leiden besloten (RV 10.0122) een lijst met categorieën van gevallen vast te stellen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist.
Daarnaast heeft de raad ervoor gekozen de verklaring niet vereist te laten zijn wanneer:
Het onderhavige plan heeft betrekking op gronden binnen het beschermd stadsgezicht, waarbij de uiterlijke kenmerken van het pand aan de zijde gericht naar de openbare ruimte niet ongewijzigd blijft. Er komt namelijk nieuwbouw dat ook het aanzien richting de openbare ruimte veranderd. Derhalve is er een verklaring van geen bedenkingen vereist van de gemeenteraad. Indien er geen zienswijzen tegen het ontwerpbesluit en de ontwerpverklaring van bedenkingen wordt ingediend kan een verklaring van geen bedenkingen achterwege blijven.
Tijdens de zienswijzentermijn zijn zienswijzen ingediend. Derhalve is een verklaring van geen bedenkingen vereist door de gemeenteraad.
Het plan is strijdig met het bestemmingsplan Zuidelijke Schil. Voor dit bouwplan is in het Besluit omgevingsrecht geen mogelijkheid opgenomen voor een buitenplanse afwijking. Daarmee is de juiste juridisch-planologische procedure voor het mogelijk maken van het ingediende bouwplan, het verlenen van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o Wabo.
Het betreft een uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het ontwerpbesluit met deze ruimtelijke onderbouwing zes weken ter inzage wordt gelegd voor het indienen van zienswijzen. Iedereen kan gedurende die termijn een zienswijze indienen. De zienswijzen worden beantwoord in een zienswijzennota. Als gevolg van ingediende zienswijzen kan een omgevingsvergunning worden geweigerd. De aanvrager kan dan een aangepaste aanvraag indienen.
Geven de zienswijzen geen aanleiding de omgevingsvergunning te weigeren, dan kunnen de indieners van de zienswijzen door de raadscommissie worden gehoord. De raadcommissie neemt een besluit op de zienswijzen en over het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen. Indien geen zienswijzen ingediend worden, kan direct na de ter inzage legging van het ontwerpbesluit een omgevingsvergunning verleend.
De omgevingsvergunning treedt normaliter in werking de dag na afloop van de beroepstermijn of wanneer op een eventueel verzoek om voorlopige voorziening is besloten. Tegen het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning kan dan rechtstreeks beroep worden aangetekend bij de rechtbank gedurende een termijn van zes weken na publicatie van de vergunning.
In dit geval wordt de omgevingsverlening verleend onder de voorwaarde dat voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden een sanering moet worden uitgevoerd overeenkomstig een door de Omgevingsdienst West-Holland goed te keuren saneringsplan of BUS-melding (artikel 6.2c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)). Na het verkrijgen van instemming wordt voldaan aan artikel 6.2c van de Wabo en treedt dan pas de omgevingsvergunning in werking.
De aanvrager draagt de kosten voor het realiseren van het project. De gemeente Leiden zal geen investeringen doen.
In artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro. De bouw van één of meer woningen wordt aangemerkt als een bouwplan. Aangezien het in dit geval gaat om de bouw van vier woningen, zal een exploitatieplan moeten worden opgesteld. Indien echter de totale exploitatiebijdragen minder bedragen dan € 10.000,- kan een exploitatieplan achterwege blijven. In dit bouwplan blijven voornoemde kosten onder de €10.000,-. De plankosten worden derhalve in rekening gebracht op basis van de Legesverordening. Tussen de gemeente en de aanvrager van het plan is een planschadeovereenkomst afgesloten waarin mogelijke planschadekosten worden verhaald op de aanvrager.
Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
Het bevoegd gezag is op grond van artikel 6.18 Bor verplicht tijdens de voorbereiding van een omgevingsvergunning die wordt verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 Wabo, overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Op grond van artikel 3.1.1 Bro jo artikel 3.19 Wabo treedt de gemeente in vooroverleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland en op grond van artikel 6.12 Wabo met Gedeputeerde Staten en de Inspecteur.
Het Rijk en de Provincie Zuid-Holland hebben aangegeven dat zij alleen een bouwplan in vooroverleg willen als bij het bouwplan een Rijks- cq een provinciaal belang in het geding is. De aanvraag is wel voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap heeft aangegeven dat er geen waterhuishoudkundige belangen in het geding zijn. Hiermee is het Hoogheemraadschap akkoord met het plan.
De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot verlening van de omgevingsvergunning is gepubliceerd op donderdag 10 maart 2016. De stukken hebben aansluitend vanaf vrijdag 11 maart tot en met donderdag 21 april 2016 ter inzage gelegen in het Stadhuis en Stadsbouwhuis. Daarnaast was het plan digitaal raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website, via www.leiden.nl/ruimtelijkeordening.
Tijdens de zienswijzentermijn zijn 4 zienswijzen bij de gemeente binnengekomen. De zienswijzen zijn binnen de daarvoor gestelde termijn ingediend en zijn derhalve als ontvankelijk aangemerkt. Naar aanleiding van de informatieavond die heeft plaatsgevonden d.d. 24 januari 2017 en daaruit voortvloeiende aanpassingen op het bouwplan, hebben 2 indieners hun zienswijzen ingetrokken. Deze worden derhalve niet behandeld in de zienswijzennota. De overige 2 zienswijzen worden wel behandeld in de nota. Tevens is er een ambtelijke wijziging doorgevoerd.