direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Conditionerende werkzaamheden project OBSP: opbrengen zand/vellen bomen
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.OV00026-0302

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 18 september 2013 is bij de gemeente Leiden een aanvraag binnengekomen om conditionerende werkzaamheden uit te voeren vooruitlopend op de realisatie van het project Ontsluiting Leiden Bio Science Park (OBSP). De werkzaamheden – die bestaan uit het opbrengen van een zandpakket en het vellen van bomen - zijn bedoeld voor het aanleggen van een tijdelijke omleidingsweg en het creeren van werkruimte voor de definitieve infrastructuur. De werkzaamheden worden uitgevoerd in een strook aan de noordzijde van de Plesmanlaan, tussen de Einsteinweg en de oprit naar de A44. In verband met de nodige zettingstijd dient dit pakket vroegtijdig te worden aangebracht.

De conditionerende werkzaamheden zijn noodzakelijk om tijdig met de realisering van de nieuwe infrastructuur in de vorm van een ongelijkvloerse kruising te starten.

1.2 Begrenzing projectgebied

De aanvraag betreft het gebied direct ten noorden van de huidige Plesmanlaan te Leiden. In de bijlage is de begrenzing van het projectgebied (grens omgevingsvergunning) weergegeven.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het projectgebied, zoals aangegeven in paragraaf 1.2, is het bestemmingsplan 'Leeuwenhoek Station 1992' van kracht.

Het projectgebied van de aanvraag omgevingsvergunning heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemmingen 'Groenvoorzieningen', 'Sport en recreatie' en 'Hoogwaardige bedrijven, wetenschapspark'. Tevens is in de regels een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor het rooien, vellen en beschadigen van bomen van op de verbeelding aangeduide 'zo mogelijk te handhaven waardevolle bomen(groep) en/of bomenrij'.

De werkzaamheden ten behoeve van de voorbereiding van (tijdelijke) infrastructurele werken zijn op grond van de verschillende artikelen niet in overeenstemming met het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.OV00026-0302_0001.png"
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 1992


Daarnaast hebben de gronden - op grond van het bestemmingsplan Archeologie - de medebestemming 'Terrein met hoge archeologische verwachting' (archeologische waarde 3 en archeologische waarde 5).

Voor het projectgebied van deze aanvraag omgevingsvergunning is tevens een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding (ontwerp bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en Station, april 2013). Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt begrensd door de snelweg A44, Wassenaarseweg , Albinusdreef, Sandifortdreef, Stationsplein en de Plesmanlaan. Dit nieuwe bestemmingsplan is onderdeel van de actualiseringsopgave van de Leidse bestemmingsplannen en is uitsluitend gericht op het vastleggen van de bestaande situatie. Het projectgebied van nu voorliggende aanvraag valt binnen de grenzen van dit nieuwe bestemmingsplan.

De gronden waar de werkzaamheden zijn voorzien, hebben in dit in voorbereiding zijnde bestemmingsplan, de bestemming “Groen”, “Sport”, "Verkeer" en “Bedrijf -2”. Met uitzondering van de bestemming Verkeer zijn de werkzaamheden in strijd met de genoemde bestemmingen.

Met de aanvraag van 18 september 2013 wordt een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) voor het het rooien, vellen en beschadigen van bomen (ex artikel 2.1 lid 1 onder b Wabo) verzocht. Voorts wordt een omgevingsvergunning (ex artikel 2.1. lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 jo. artikel 2.12 lid 2 Wabo) verzocht om af te wijken van diverse bepalingen van het bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 1992 en van de regels van het in procedure zijnde bestemmingsplan LBSP en Station (2013).

Tevens worden een omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 onder b Wabo voor het verstoren van gronden met een hoge archeologische verwachting en een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van bomen ex artikel 2.2 lid 1 onder g Wabo aangevraagd. De motivering en afweging van bovengenoemde omgevingsvergunningen is opgenomen in voorliggende ruimtelijk onderbouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.OV00026-0302_0002.png"

Uitsnede verbeelding ontwerpbestemmingsplan Leiden Bio Science Park (2013)

Naam bestemmingsplan   Ontwerp   Vastgesteld   Goedkeuring   Onherroepelijk  
Leeuwenhoek Station 1992     29-06-1993   22-02-1995   09-10-1995  
Leiden Bio Science Park   april 2013        
Archeologie     02-12-2010   Nvt   22-02-2011  

Voor het gehele project OBSP (de uiteindelijke ongelijkvloerse kruising) – inclusief de gronden die onderdeel uitmaken van voorliggende aanvraag – zal een separaat bestemmingsplan worden opgesteld. Vooruitlopend op de start van de formele procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening wordt een Integraal Ruimtelijk Planologisch Kader (IRPK) in de inspraak gebracht.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de omgevingsvergunning

2.1 Beschrijving van het projectgebied

Geschiedenis  
De Plesmanlaan vormt de scheiding tussen het Morskwartier en het Leiden Bio Science Park. Het Morskwartier is vanaf de Middeleeuwen ontgonnen. Tot circa 1920 is dit gebied voornamelijk als akker en weiland in gebruik geweest. Middels het uitbreidingsplan “Noord-West 1933” is vanaf de jaren '30 van de twintigste eeuw het gebied verder verstedelijkt. Anders dan nu het geval, was voor de huidige Plesmanlaan toentertijd geen grote afwikkelingsfunctie voorzien. In het plangebied zijn geen verwijzingen naar het verleden te vinden. De omliggende gronden hebben geen bijzondere stedenbouwkundige inrichting. Alleen in het terrein aan de westzijde van de Haagse Schouwweg is naast de begraafplaats Rhijnhof nog iets van het oorspronkelijke kavelpatroon herkenbaar.

De gronden in het projectgebied zijn op dit moment in gebruik als groen, (buiten)sport en kenniscentrum/onderwijs (LBSP).

2.2 Beschrijving van het project

Algemeen
Aan de westzijde van Leiden vinden in de komende jaren belangrijke stedelijke ontwikkelingen plaats. Daarbij is het de ambitie van de gemeente Leiden om haar positie als kennisstad verder uit te bouwen. De verbetering van de bereikbaarheid maakt hiervan onlosmakelijk deel uit. Een belangrijk speerpunt in de stedelijke ontwikkeling van Leiden West vormt de uitbreiding van het Leiden Bio Science Park met bedrijven, onderzoek- en onderwijsfaciliteit, woningen en maatschappelijke voorzieningen. Het Leiden Bio Science Park speelt landelijk, maar ook internationaal mee in de top van de life science parken.

De stedelijke ontwikkelingen in Leiden en in het bijzonder de verdere ontwikkeling van het Leiden Bio Science Park (LBSP) vergen aanpassing en verbetering van de bestaande infrastructuur om de bereikbaarheid op de korte, middellange en lange termijn te garanderen.

Een voorwaarde om de ontwikkelpotentie van het LBSP te kunnen benutten is dat er een nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Plesmanlaan naar het LBSP wordt aangelegd en dat de doorstroming van het verkeer op de Plesmanlaan wordt verbeterd. Dit vormt de essentie van de opgave van het project OBSP. De capaciteit van de huidige Plesmanlaan en aansluitende wegen is te beperkt, waardoor het verkeer nu - en ook in de toekomst - onvoldoende kan doorstromen wat een toename van de files in aantal, lengte en duur tot gevolg heeft.

Doelstelling en resultaat project Ontsluiting Bio Science Park

Het project Ontsluiting Bio Science Park (OBSP) kent de volgende drie hoofddoelstellingen:

  • Het realiseren van een ongelijkvloerse kruising op het knooppunt Plesmanlaan – Haagse Schouwweg/Ehrenfestweg met een volwaardige ontsluiting van het LBSP ter plaatse van de Ehrenfestweg;
  • Het realiseren van een duurzame verkeersoplossing met een verbeterde verkeersafwikkeling voor het gemotoriseerd verkeer, het Openbaar Vervoer en het langzaam verkeer binnen plangebied en op het knooppunt Plesmanlaan – Haagse Schouwweg/Ehrenfestweg in het bijzonder;
  • Het verbeteren van de kwaliteit en belevingswaarde bij de inrichting van het projectgebied waarbij rekening wordt gehouden met de toekomstige herinrichting van de Plesmanlaan als 'entree van de stad'.

Voor het realiseren van bovengenoemde doelstellingen dient een integraal ontwerp voor de verkeerskundige reconstructie en herinrichting van het knooppunt, de kruispunten Plesmanlaan/Einsteinweg en Haagse Schouwweg/Dr. Lelylaan en de hierop aansluitende wegen te worden gerealiseerd, dat is toegerust op de toekomstige verkeersfunctie en verkeersbelasting. Het ontwerp dient in verkeerskundig, civieltechnisch, stedenbouwkundig en landschappelijk goed inpasbaar te zijn en dient in technisch en financieel opzicht zo efficiënt mogelijk gerealiseerd te kunnen worden.

Uitgangspunt voor de verkeerskundige (her)inrichting is het bieden van voldoende capaciteit, veiligheid, kwaliteit en comfort aan alle verkeersdeelnemers op en rond alle weggedeelten en kruispunten in het projectgebied.

Middels een Europese aanbesteding nodigt de gemeente Leiden geïnteresseerde marktpartijen uit om hun kennis en ervaring in te brengen om te komen tot een goede verkeersoplossing.

Voorkeursvariant
De belangrijkste verschillen in de huidige en toekomstige situatie ontstaan met name door een vergroting van de verkeerstromen die grotendeels te wijten is aan de areaaluitbreiding van de gebiedsontwikkeling van het Leiden Bio Science Park. Door de geplande aanleg van een nieuwe volledige ontsluitingsweg wordt een aanzienlijke verkeerstroom toegevoegd op het kruispunt Haagse Schouwweg. Daarnaast wordt de huidige verkeerstroom over de N206 door de aanleg van de Rijnlandroute buiten Leiden omgeleid. Tegelijkertijd wordt een toename van de bestemmingsverkeer via de knoop Leiden West verwacht. Op de Plesmanlaan betekent dit dat over circa 20 jaar sprake zal zijn van een toename van circa 50% ten opzichte van de huidige situatie terwijl de verkeersintensiteiten op de Haagse Schouwweg en de Dr.Lelylaan nauwelijks toenemen.

Voor het bepalen van de keuze van de uitvoeringsvariant zijn – op basis van verkeerskundig onderzoek - verschillende oplossingsvarianten in beeld gebracht en getoetst aan criteria (verkeerskundige functionaliteit, stedenbouwkundige kwaliteit en technisch-financiele haalbaarheid). Voor een weergave van dit afwegingsproces wordt kortheidshalve verwezen naar het Integraal Ruimtelijk Planologisch Kader (IRPK) dat als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing is gevoegd.

Uit de variantenanalyse is naar voren gekomen dat de bovengrondse varianten stedenbouwkundig onwenselijk zijn. Van de ondergrondse varianten scoort een rechte tunnel op alle aspecten beter dan een boogvormige variant. De rechte tunnel in de Plesmanlaan is als voorkeursvariant gekozen en wordt als uitgangspunt voor de verdere uitwerking van het ontwerp en de realisatie van het project OBSP gehanteerd.

Voor de ontwikkeling van het project OBSP zal – zoals hierboven reeds aangegeven - een apart bestemmingsplan worden opgesteld, dat nauw verweven zal zijn met het aanbestedingsproces.


Bestuurlijke besluitvorming
De opdracht voor het project Ontsluiting Bio Science Park is in december 2009 vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders en is uitgewerkt in het kaderbesluit dat in december 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad van Leiden (Rv. 10.0123). Hierin is de opgave voor het project OBSP gedefinieerd en zijn de middelen geregeld voor de voorbereiding en begeleiding van de aanbesteding betreffende OBSP, deelproject 1 – aanleg ongelijkvloerse kruising.

Vervolgens heeft het college van B&W in mei 2012 ingestemd met de start van de aanbestedingsprocedure van het project onder voorbehoud van vaststelling van de tracékeuze door de Provincie Zuid-Holland. Daags na de vaststelling van de tracékeuze door de Provinciale Staten van Zuid Holland is op 28 juni 2012 de aankondiging van de aanbesteding gepubliceerd en is de eerste fase van de aanbesteding – de selectiefase – gestart. In oktober 2012 heeft het college van B&W het selectiebesluit genomen en daarmee het resultaat van de selectiefase vastgesteld en vier marktpartijen geselecteerd voor deelname aan de volgende fase van de aanbesteding, de dialoogfase. Hierover heeft het college van B&W op 27 augustus 2013, en de raad op 10 oktober 2013, een besluit genomen.

Aanvraag omgevingsvergunning
De nu voorliggende aanvraag omgevingsvergunning betreft het opbrengen van een zandpakket ten behoeve van een tijdelijke omleidingsweg aan de noordzijde van de huidige Plesmanlaan die in gebruik zal zijn gedurende de uitvoering van het project OBSP. Tevens wordt hiermee werkruimte voor het maken van de nieuwe hoofdinfrastructuur gerealiseerd.

Opgemerkt wordt dat deze aanvraag niet het feitelijk gebruik van de tijdelijke omleidingsweg zelf omvat, maar uitsluitend de activiteit opbrengen van een zandpakket (bouwrijp maken). Voor het daadwerkelijk aanleggen van een tijdelijke omleidingsweg zal op een later moment een separate ruimtelijke procedure worden doorlopen.

De conditionerende werkzaamheden zijn noodzakelijk om tijdig met de realisering van de nieuwe infrastructuur in de vorm van een ongelijkvloerse kruising te starten (eind 2014). In de zone tussen de bestaande Plesmanlaan en de projectgrens wordt een zandpakket opgebracht. In verband met de nodige zettingstijd (zes maanden) dient dit pakket tijdig te worden aangebracht.


afbeelding "i_NL.IMRO.0546.OV00026-0302_0003.png"

Maximaal begrenzing ligging zandpakket (arcering) met huidige watergang.

Tijdelijke omleidingsweg
In de voorbereidingsfase is door de gemeente Leiden onderzocht (zie bijlage) hoe en op welke wijze de afwikkeling en doorstroming van het verkeer gedurende de uitvoering van het project OBSP kan worden gewaarborgd en hoe kan worden voorkomen dat de tijdelijke situatie leidt tot ongewenste verstoringen en meer congestie.

Het is van het grootste belang dat de doorlooptijd van de uitvoeringsfase van het project zo kort mogelijk wordt gehouden, zodat de hinder zo beperkt mogelijk kan zijn.

In algemene zin gelden voor de verkeersafwikkeling tijdens de uitvoeringsfase de volgende functionele eisen:

  • Goede bereikbaarheid stad;
  • Goed afwikkelingsniveau van de verkeersmodaliteiten;
  • Goede bereikbaarheid LBSP;
  • Goede afstemming op nevenprojecten;
  • Handhaven onderliggende verbindingen;
  • Continueren belangrijke routes voor verkeersmodaliteiten;
  • Handhaven functioneren omgeving;
  • Zorgen voor voldoende bereikbaarheid.

De gemeente wil enerzijds een optimale en duurzame doorstroming bewerkstelligen voor alle modaliteiten tijdens de bouwfase en anderzijds het ruimtebeslag voor tijdelijke maatregelen op gronden van derden tot een minimum beperken.

Voor de tijdelijke verkeerssituatie dienen er maatregelen binnen de beperkte ruimte van het project gebied te worden gerealiseerd waarbij rekening dient te worden gehouden dat de doorstroming wordt gegarandeerd, de overlast voor de omgeving tot een minimum wordt beperkt en er voldoende zekerheid wordt geboden dat hulpdiensten snel door het projectgebied heen kunnen.

Voor de tijdelijke verkeerssituatie zijn de volgende scenario's beschouwd.
afbeelding "i_NL.IMRO.0546.OV00026-0302_0004.png"

Op basis van de contextanalyse van het project en doorrekening van de scenario's voor de verkeersafwikkeling kan worden geconcludeerd dat scenario 3 tot de minste hinder gedurende de werkzaamheden zal leiden. Door de stakeholders is naar voren gebracht dat de werkzaamheden op de Plesmanlaan niet tot verdrijving mag leiden naar andere wegen die gelijktijdig worden gereconstrueerd. Om dit risico te beheersen wordt geadviseerd scenario 3 aan te vullen met een extra beheersmaatregelen voor het te hanteren snelheidsregime. Uit verkeersanalyses is gebleken dat dit een realistische mogelijkheid is. Op grond hiervan zijn functionele eisen vastgesteld voor de afwikkeling van het verkeer (doorstroming) gedurende de projectuitvoering.

Om inzicht te krijgen in de ruimtelijke inpasbaarheid, de haalbaarheid van de hoofdeisen op doorstroming en de robuustheid van de tijdelijke verkeersmaatregelen is een indicatief schetsontwerp voor de tijdelijke verkeersafwikkeling gedurende de verschillende faseringen van de werkzaamheden opgesteld.

Om een ongelijkvloerse (ondergrondse) kruising voor de doorgaande hoofdverkeersstroom te kunnen realiseren zal voldoende werkterrein vrijgemaakt moeten worden. Hoewel in de huidige situatie op de Plesmanlaan sprake is van een brede middenberm, zal extra werkruimte vrijgemaakt moeten worden op zowel het kruispuntvlak, als de aansluitende wegvakken. Op basis van een indicatief schetsontwerp is inzicht verkregen in de ruimtelijke mogelijkheden om de vereiste verkeersstromen en kruispuntrichtingen binnen het vastgestelde projectgebied te kunnen realiseren. Zowel ten aanzien van de te realiseren definitieve situatie als voor de tijdelijke situatie.

De meeste “vrije ruimte” ligt ten noorden van de huidige Plesmanlaan en betreft een strook ten noorden van de Plesmanlaan dat een deel van het terrein van de bestaande sportfaciliteiten van het Universitair Sportcentrum, dat eigendom is van de Universiteit Leiden. Door het aanleggen van een tijdelijke omlegging van de Plesmanlaan aan de noordzijde van de bestaande infrastructuur, kan het verkeer in principe gedurende het hele werk gebruik maken van dezelfde rijbanen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.OV00026-0302_0005.png"

Afbeelding indicatief schetsontwerp tijdelijke omleidingsweg en werkruimte

Op basis van de planning wordt in het laatste kwartaal van 2014 gestart met de realisering van de nieuwe hoofdinfrastructuur. Op dat moment zal de tijdelijke omleidingsweg in gebruik moeten kunnen worden genomen. In het eerste kwartaal van 2014 wordt een begin gemaakt met het opbrengen van het zandpakket zodat voldoende tijd is voor grondzetting. De omleidingsweg is in gebruik gedurende de realisering van het werk.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is in 2012 vastgesteld. De structuurvisie gaat in op een groot aantal aspecten van de ruimtelijke ordening van Nederland. In de visie wordt t.a.v. verkeer gesproken over het scheiden van doorgaand en bestemmingsverkeer. Met de ongelijkvloerse kruising van de Plesmanlaan, waarbij de doorgaande of grootste verkeersstroom ongelijkvloers wordt aangebracht, wordt hieraan voldaan. Een ongelijkvloerse kruising valt daarnaast onder efficiënt ruimtegebruik; iets waar de structuurvisie zich voor inzet.

Structuurvisie Randstad 2040
De Structuurvisie Randstad zet zich in voor een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta, voor een sterkere wisselwerking tussen groen, blauw (water) en rood (bebouwing), voor het versterken van de internationale concurrentiepositie en voor krachtige, duurzame steden met een goede regionale bereikbaarheid. Vooral dit laatste is van toepassing op de kruising Plesmanlaan: de stad Leiden wordt met de ongelijkvloerse kruising in de Plesmanlaan beter bereikbaar en de stad krijgt zo een verbeterde stadsentree.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland, Ontwikkelen met schaarse ruimte'

In deze structuurvisie wordt ingezet op een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.


In de structuurvisie zijn 14 provinciale belangen opgenomen. Voor onderhavig project zijn vooral de volgende belangen van toepassing:

  • behouden en aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid;
  • versterken stedelijk netwerk;
  • verbeteren interne en externe bereikbaarheid.


Het provinciaal beleid ziet ook op de aanleg van de Rijnlandroute. Hiervoor is een voorontwerp inpassingsplan opgesteld. Het project leidt tot ingrepen in de infrastructuur bij de aansluiting A44 – Plesmanlaan. De Plesmanlaan staat op de functiekaart ingetekend als stads- en dorpsgebied. Het gedeelte van de Plesmanlaan tussen de A44 en de Ehrenfestweg is weergegeven als regionale verbinding. Op de kwaliteitskaart staat de kruising aangegeven als stedelijk netwerk, met aan de noordzijde het stedelijk groen van het Bio Science Park en aan de zuidzijde het stedelijk groen van de sportvelden. De Plesmanlaan - Haagse Schouwweg - Dr. Lelylaan wordt hierin weergegeven als (boven)regionale wegverbinding. De gestippelde route Plesmanlaan - Ehrenfestweg vormt een onderdeel van de nog te realiseren openbaar vervoerverbinding.

Door het project OBSP wordt de bereikbaarheid van het Leiden Bio Science Park en de stad verbeterd en de doorstroming van het verkeer vergroot. Een goede ontsluiting is essentieel voor de verdere ontwikkeling van het Leiden Bio Science park als toonaangevend bedrijven- en kennispark. Deze ontwikkeling schept nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid. Door de doorstroming van en naar de stad te verbeteren wordt bovendien het stedelijk netwerk verder versterkt. Deze doelstellingen passen naadloos in de drie hiervoor beschreven provinciale belangen. Het project OBSP strookt daarmee met dit beleidsstuk.

Provinciale Verordening 'Verordening Ruimte Provincie Zuid-Holland'
De provinciale Verordening Ruimte hoort bij de provinciale structuurvisie. Hierin wordt datgene wat genoemd is in de structuurvisie gereglementeerd.

Het plan valt binnen de zogenaamde 'rode contour'. Dit is een contour die aantoont tot waar de verstedelijking mag doorzetten. De kruising vormt geen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. In de verordening zijn verder geen regels opgenomen die specifiek betrekking hebben op het project OBSP.

3.3 Regionaal en gemeentelijk beleid

Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020
De Regionale Structuurvisie Holland Rijnland gaat door op eerder in deze beleidsinventarisatie genoemde beleidsstukken. Een van de zeven kernbeslissingen in het beleidsstuk is dat Leiden een regionale centrumfunctie vervult. Een goede bereikbaarheid is hiervoor noodzakelijk. Met een ongelijkvloerse kruising in de Plesmanlaan wordt de bereikbaarheid van Leiden vergroot. Het plan strookt daarmee met dit beleidsstuk.

Structuurvisie Leiden 2025
In de structuurvisie van de gemeente Leiden, vastgesteld in december 2009, zijn belangrijke speerpunten genoemd. Twee hiervan zijn de verdere ontwikkeling van het Leiden Bio Science Park en de verbetering van de bereikbaarheid. De Structuurvisie kent ook een reservering voor de realisering van HOV langs de Plesmanlaan. Na het beeïndigen van het project RijnGouwelijn is in januari 2013 een besluit genomen over de HOV-buscorridor Leiden Centraal-Katwijk-Noordwijk als onderdeel van het provinciaal programma R-net Zuid-Holland.
In de structuurvisie wordt het plan om een ongelijkvloerse kruising te realiseren ook genoemd, om de bereikbaarheid van het Bio Science Park en de rest van Leiden op de lange termijn te kunnen garanderen. Het plan voldoet daarmee aan de Structuurvisie Leiden. In de structuurvisie wordt verder gesproken over een intensivering van de kantorenstrip langs de Plesmanlaan en de Schipholweg. Dit om de Plesmanlaan te transformeren tot een representatieve stadsentree, met als streefbeeld een “parkway” (een laan met veel water en groen) in het Hollandse landschap. Het project OBSP is dus een concrete uitwerking van de structuurvisie. Het intensiveren van bebouwing langs de Plesmanlaan vormt geen onderdeel van onderhavig plan. In het plan voor OBSP wordt er op toegezien dat deze beoogde ontwikkeling niet onnodig beperkt wordt.


afbeelding "i_NL.IMRO.0546.OV00026-0302_0006.jpg"

Afbeelding uitsnede Structuurvisie Leiden 2025

Kadernota Bereikbaarheid
In de Kadernota Bereikbaarheid, vastgesteld in december 2008, streeft de gemeente Leiden naar een nieuwe hoofdwegenstructuur. Centraal hierbij staan de binnen- en buitenring. De binnenring voert dicht langs de binnenstad, waardoor deze over een beperkte capaciteit zal beschikken. De buitenring, bedoeld voor verkeer aan de rand van de stad, ligt verder van de binnenstad af en wordt zo min mogelijk in stedelijk gebied gelegd. Hierdoor wordt de capaciteit vergroot. Op sommige plekken in de stad kan niet voorkomen worden dat de binnen- en buitenring samenvallen. De Plesmanlaan is een van die plekken, waardoor deze een dubbelfunctie bekleed, met een hoge verkeersdruk. De Plesmanlaan zal hierdoor haar 2x2-rijbanenstructuur behouden. De kruising Plesmanlaan wordt in de Kadernota genoemd als een plek waar de hoge verkeersdruk alleen door bijzondere ruimtelijke maatregelen kan worden opgevangen. Onderhavig plan voor een ongelijkvloerse kruising is een duidelijke vorm van een bijzondere ruimtelijke maatregel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.OV00026-0302_0007.png"

Afbeelding 'Kadernota bereikbaarheid'

Uitvoeringsprogramma Bereikbaarheid, december 2012
Het uitvoeringsprogramma Bereikbaar Leiden (Rv nr. 12.0084) is een uitwerking van de Kadernota Bereikbaarheid (2009). In de kadernota staat op hoofdlijnen omschreven hoe Leiden de toekomstige verkeersstructuur gaat inrichten voor de auto, fiets en openbaar vervoer. Het uitvoeringsprogramma Bereikbaar Leiden gaat een stap verder. Het maakt precies duidelijk welke projecten de gemeente Leiden moet uitvoeren om de Leidse bereikbaarheid te verbeteren en wanneer en hoe die projecten daaraan bijdragen. De ontsluiting van het Bio Science park wordt als specifiek project benoemd om de circulatie van de ringstructuur te verbeteren.


Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan
In 2006 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) opgesteld, genaamd “Leiden, stad in beweging”. Hierin wordt de Plesmanlaan getypeerd als een belangrijke invalsroute voor de gemeente Leiden. De Plesmanlaan heeft hiermee een belangrijke functie als stroomweg van en naar de stad. Om de luchtkwaliteit ter plaatse te verbeteren, moet de doorstroming op de kruising Plesmanlaan worden verbeterd. Het GVVP voorziet daarom in het instellen van een groene golf op het huidige N206-traject door Leiden (Plesmanlaan – Dr. Lelylaan – Churchilllaan – Voorschoterweg – Europaweg).

Door de definitieve keuze van de Rijnlandroute door de provincie is het N206-traject door Leiden anders komen te liggen. Dit heeft gevolgen voor de uitwerking van de beleidsuitgangspunten zoals gesteld in het gemeentelijk verkeer- en vervoersplan. Het project OBSP vormt geen aanvullende belemmeringen voor het beleidsplan.


IRPK
In de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan voor het gebied, dat ziet op de planologische inpassing van het project is een Integraal Ruimtelijk Planologisch Kader (IRPK) opgesteld. Het IRPK (zie bijlage) wordt ter inzage gelegd. Vervolgens zal een ontwerpbestemmingsplan worden opgesteld en in procedure worden gebracht.


Knoop Leiden West
In samenwerking met provincie, universiteit en buurgemeenten is in 2007 voor het
plangebied Knoop Leiden West een strategisch masterplan en een samenwerkingsovereenkomst vastgesteld. De Knoop Leiden West is het gebied rondom de aansluiting van de N206 op de A44 met aangrenzende terreinen in de gemeenten Leiden, Oegstgeest en Katwijk. In de samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over onder meer:

  • het 'Kenniscluster Bio Life Science' in Leiden en Oegstgeest;
  • woningbouw, glastuinbouw, en regionaal groen in de gemeenten Oegstgeest, Katwijk en Teylingen;
  • de financiële bijdragen van universiteit voor infrastructuur/RGL en groen.

De samenwerkingsovereenkomst is kaderstellend voor de nadien opgestelde exploitatieovereen-komst tussen de Universiteit en de gemeenten Leiden en Oegstgeest. Vanaf 2002 is door universiteit en gemeente intensief samengewerkt aan een plan voor het Bio Science Park.


Masterplan LBSP
In mei 2009 heeft de Leidse gemeenteraad het 'Stedenbouwkundig Masterplan De Hollandse Campus' vastgesteld. De raad heeft hiermee ook ingestemd met de bijbehorende exploitatieovereenkomst met de universiteit. Hoofddoelstelling is de ambitie om het Leiden Bio Science Park te laten doorgroeien tot een park dat wereldwijd toonaangevend is. Voor de doorontwikkeling van het Leiden Bio Science Park staan voorts drie doelen centraal:

  • het behoud en de versterken van het kenniscluster in Leiden door meer ruimte te creëren voor kennisintensieve bedrijvigheid;
  • het ontwerpen en realiseren van een hoogwaardig stedelijk gebied met functiemenging, een goede wegeninfrastructuur, openbaar vervoer, groen en water;
  • het clusteren en moderniseren van de universitaire huisvesting.


Het masterplan kent een hoge bebouwingsdichtheid en anticipeert op infrastructurele aanpassingen, zoals die door het project OBSP wordt bewerkstelligd.

De gemeente Leiden hecht waarde aan een hoogstaande stedenbouwkundige en architectonische invulling van het gebied en stuurt daar ook actief op. Centraal thema van het masterplan is 'De Hollandse Campus'. Groenzones verbinden bospartijen buiten het park met recreatieve verblijfsgebieden binnen het park. Gebouwen worden op een kwaliteitsvolle wijze gebouwd en ingepast. De zorgvuldig ontworpen stedenbouwkundige structuur, met veel aandacht voor groene en waterrijke openbare ruimte, wordt afgewisseld met compact georganiseerde bedrijfslocaties en concentraties van instellingen.


Conclusie
Resumerend kan gesteld worden dat zowel het provinciaal beleid als het gemeentelijk beleid middels studies en visies een verbetering van de verkeersstructuur van de Plesmanlaan nastreeft. In zowel de structuurvisie als in de beleidsnota's aangaande verkeer wordt een ongelijkvloerse kruising van de ontsluiting van het Bio Science park met de Plesmanlaan als de beste oplossing gezien. Het project OBSP is dan ook geheel in lijn met het ingezette beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod. Per sectoraal onderwerp is een paragraaf opgenomen, waarin het toetsingskader en – indien aan de orde - de voor dit plan uitgevoerde onderzoeken worden besproken, gevolgd door een conclusie.

4.2 Archeologie

De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (Valletta). De wet is een raamwet, die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.

De Wamz beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. De uitgangspunten van de wet zijn:

  • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • Vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodemverstorende ingrepen zal worden omgegaan. Dit houdt in een verplichting tot vooronderzoek bij werkzaamheden die de grond gaan verstoren.


Situatie plangebied
De gemeente Leiden heeft een rijk bodemarchief. In de afgelopen decennia is bij tientallen opgravingen vastgesteld dat het onderzoek van de archeologische resten die in de bodem verborgen liggen, één van de belangrijkste bronnen van kennis over de bewoningsgeschiedenis van de regio rondom Leiden vormt. De doelstelling van het gemeentelijk archeologiebeleid is om de archeologische bronnen zo verantwoord mogelijk te beschermen. De erosie van het bodemarchief is ondanks alle inspanningen tot behoud van archeologische resten immers nog steeds erg groot. Dit betekent dat bij toekomstige ontwikkelingen verstoring van de diepere ondergrond uit archeologisch oogpunt zoveel mogelijk dient te worden vermeden. Waar dit niet mogelijk is, zal in de gebieden waar waardevolle, informatieve archeologische resten verloren dreigen te gaan, voorafgaand aan de geplande bodemingreep onderzoek dienen plaats te vinden.

De gemeente Leiden heeft voor haar gehele grondgebied een bestemmingsplan Archeologie opgesteld. In dit bestemmingsplan is voor het gehele grondgebied bepaald wat de archeologische verwachtingswaarde is en wat de daarbij behorende regels zijn om die waarden te beschermen. Voor onderhavige planlocatie geldt een verwachtingswaarde 'Waarde - Archeologie 3' wn 'Waarde - Archeologie 5'. In de afbeelding is het plangebied globaal aangeduid met een ovaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.OV00026-0302_0008.png"
Afbeelding uitsnede bestemmingsplan Archeologie


Het kruispunt Plesmanlaan – Haagse Schouwweg is aan meerdere zijden archeologisch onderzocht. Aan de zuidwestzijde van het kruispunt heeft in 1998 een onderzoek plaats gevonden bij de huidige Holiday Inn (1). Recentelijk is een tweede perceel aan deze zijde en een perceel aan de zuidoostzijde van het kruispunt onderzocht (2).' Bij beide onderzoeken zijn geen archeologische resten aangetroffen.
Aan de noordoostzijde en noordwestzijde heeft op de hoek Plesmanlaan/Einsteinweg in respectievelijk 2005(3) en 2007(4) archeologisch onderzoek plaats gevonden. Daarnaast is in opdracht van gemeente Leiden een inventariserend booronderzoek uitgevoerd in het RGL-tracé langs de Plesmanlaan(5). Hierbij zijn op meerdere plaatsen archeologische resten aangetroffen op een diepte vanaf 0,4 m –mv. Op de terreindelen waar archeologische resten zijn aangetoond is in het bestemmingsplan Archeologie een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 3 (terreinen van archeologische waarde) opgenomen. Op de delen die nog niet zijn onderzocht geldt de thans vigerende dubbelbestemming Waarde-Archeologie 5 (terreinen met een hoge archeologische verwachting). Archeologische indicatoren kunnen worden aangetroffen vanaf een diepte van circa 0,4 m –Mv tot circa 2,0 m –Mv (fosfaat). Mogelijk staan de resten in het gebied in verband met de vroegmiddeleeuwse nederzetting die ten westen van de A44 is onderzocht.

De planregels die betrekking hebben op deze twee dubbelbestemmingen bevatten een verbod om zonder omgevingsvergunning onder meer de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • - grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen en afgraven van grond;
  • - aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd.

Blijkens de planregels kan de omgevingsvergunning voor de hiervoor genoemde werkzaamheden onder meer worden verleend, indien de werkzaamheden worden uitgevoerd onder archeologische begeleiding. Ten behoeve van deze aanvraag omgevingsvergunning is een Programma van Eisen (PvE) opgesteld (Programma van Eisen Plesmanlaan, Team Monumenten & Archeologie, gemeente Leiden 2013). Dit programma bevat eisen voor de wijze van uitvoering van de werkzaamheden en de archeologische begeleiding daarvan.

Conclusie
Op grond van het Programma van Eisen zal archeologische begeleiding plaatsvinden bij het uitvoeren van de werkzaamheden in het projectgebied. Het PvE schrijft ook bepaalde werkwijzen voor bij het uitvoeren van het werk. De archeologische waarden zijn op deze wijze voldoende beschermd en vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

  • 1. Thanos, C.S.I., 1998: Bedrijventerrein Holiday Inn, gemeente Leiden; een archeologische inventarisatie (Amsterdam (Raap-briefverslag 1998-1939/MW).
  • 2. Voeten, D.F.A.E., 2011: Leiden Plangebied Plesmanlaan. Inventariserend veldonderzoek (karterende fase), 's Hertogenbosch (BAAC Rapport V-11.0267).
  • 3. Deunhouwer, P., 2005: Plangebied Leeuwenhoek, gemeente Leiden; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (Amsterdam (RAAP-rapport 1166).
  • 4. Jansen, B. 2008: Plangebied Leeuwenhoek, deelgebieden sportvelden en Max Planckweg, gemeente Leiden; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, Weesp (Raap-notitie 2575).
  • 5. De Kruif, S. 2007: Plangebied tracé RijnGouwelijn Leiden, Gemeente Leiden. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, Weesp (Raap-rapport 1543).

4.3 Cultuurhistorie

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Relevante wet- en regelgeving betreffen de Nota Belvedere, de Monumentenwet, de Wet modernisering monumentenzorg, de provinciale Cultuurhistorische Hoofdstructuur en de Leidse Nota Cultureel Erfgoed.

Situatie plangebied
Het plangebied is gesitueerd binnen het gebied waar in het verleden de Limes liep. Vanwege de grote archeologische en cultuurhistorische betekenis is de Limes voorgedragen om benoemd te worden tot UNESCO Werelderfgoed. Er zijn geen archeologische vondsten die duiden op de ligging van de Limes direct onder het plangebied. Daarmee wordt aangenomen dat de daadwerkelijke ligging van de Limes ten zuiden van het plangebied is gesitueerd.

De Plesmanlaan vormt de scheiding tussen het Morskwartier en het Leiden Bio Science Park. Het Morskwartier is vanaf de Middeleeuwen ontgonnen. Tot circa 1920 is dit gebied voornamelijk als akker en weiland in gebruik geweest. Middels het uitbreidingsplan “Noord-West 1933” is vanaf de jaren '30 van de twintigste eeuw het gebied verder verstedelijkt. Anders dan nu het geval was voor de huidige Plesmanlaan toentertijd geen grote afwikkelingsfunctie voorzien. In het plangebied zijn geen verwijzingen naar het verleden te vinden. De omliggende gronden hebben geen bijzondere stedenbouwkundige inrichting. Alleen in het terrein aan de westzijde van de Haagse Schouwweg is naast de begraafplaats Rhijnhof nog iets van het oorspronkelijke kavelpatroon herkenbaar. Het oorspronkelijke kavel patroon is buiten het plangebied gesitueerd.

Conclusie
Binnen het plangebied zijn geen monumenten of beeldbepalende panden gelegen. Het plangebied bevindt zich eveneens niet in een gebied dat aangewezen is als beschermd stadsgezicht. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische elementen waar rekening mee gehouden moet worden.

4.4 Duurzaamheid

De gemeente Leiden hanteert als uitgangspunt bij bouwprojecten de Regionale DuBoPlus Richtlijn 2008 als duurzaam bouwen-maatlat.

Bij de invulling van haar beleid ten aanzien van duurzaam inkopen volgt de gemeente Leiden de criteria, zoals deze zijn geformuleerd door PIANOo (voorheen AgentschapNL). Deze criteria zijn afhankelijk van de aard van de uit te besteden werkzaamheden. Voor de GWW-sector (Grond-, Weg- en Waterbouw) is een 15-tal productgroepen geïdentificeerd, waarvoor mogelijke criteria zijn benoemd.

Ten behoeve van het project OBSP zijn alle relevante productgroepen in beschouwing genomen en is een integrale inventarisatie gemaakt van de criteria die voor het project kunnen worden toegepast, zoals duurzaam materiaalgebruik, het hanteren van een levenscyclusbenadering of omgang met vrijkomende materialen. Deze hebben in diverse contractdocumenten een plek gekregen, met name in de vraagspecificatie.

 

4.5 Ecologie en groen

4.5.1 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.


Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.

Naast deze drie soorten gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones.

Het wegnemen van deze smalle groenstrook zal geen effect hebben op de ecologische kwaliteit van de beschermde gebieden, gelet op de relatief geringe lengte van het aan te tasten groengebied, de ecologisch beperkte waarde daarvan, de afstand tot de omliggende beschermde gebieden en de aard van de werkzaamheden.


Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3).

Het projectgebied is onderzocht in twee ecologische inventarisaties:

  • Verkennend onderzoek Ff-wet Ontsluiting Bioscience Park te Leiden door Bureau Stadsnatuur (De Baerdemaeker & Moerland 2011);
  • Nader onderzoek Ff-wet Ontsluiting Bioscience Park te Leiden, door AGEL adviseurs (Spruijt & Kooij 2012).

Daarnaast voert Bureau Stadsnatuur dit jaar nader onderzoek uit naar beschermde natuurwaarden op het naastgelegen universitair sportterrein, in opdracht van de Universiteit Leiden. Hieruit is gebleken dat het westelijk deel van de bomenrij in de directe nabijheid ligt van een bosje met een vaste rustlocatie van een paar Buizerds. Deze functionaliteit is strikt beschermd op grond van de Flora en faunawet. In de soortenstandaard Buizerd van het Ministerie van EZ wordt een verstoringsafstand van 75 meter in acht genomen.

In de bomenrij aan de noordzijde van de Plesmanlaan, - en in de rest van het projectgebied OBSP - zijn geen beschermde natuurwaarden geconstateerd. Dat wil zeggen dat van vaste rust- of verblijfsplaatsen van roofvogels of uilen geen sprake is. Met betrekking tot vleermuizen voorziet de bomenrij aan de noordzijde van de Plesmanlaan evenmin in een beschermde functionaliteit. Uit onderzoek is gebleken dat verblijfsplaatsen noch essentïele vliegroutes voor deze soortengroep aanwezig zijn.

Overigens geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden.

4.5.2 Groen

Het groenbeleid van de gemeente Leiden is onder andere vastgelegd in de Bomennota (1993), de Kaderstelling Bomenbeleid 2004 - 2014 (actualisatie Bomennota) en het Ecologisch Beleidsplan Leiden (EBL 1998; uitvoeringsprogramma 2002 en 2006). In 2008 is het uitvoeringsplan GroenActiePlan (GAP) vastgesteld..

Op 8 december 2012 is de Bomenverordening 2012 en de hierbij behorende Groene Kaart vastgesteld. Op de Groene Kaart staan de bomen, houtopstanden, boomstructuren en bomen in parken die niet mogen worden gekapt tenzij aantoonbaar maatschappelijk belang dit noodzakelijk maakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.OV00026-0302_0009.png"

Afbeelding uitsnede Groene Kaart

Op de Groene Kaart is het projectgebied aangeduid als ' Structuren, parken, volkstuinencomplexen en sportparken'. Voor het opbrengen van een zandpakket is het vellen van de bestaande bomen noodzakelijk. Hierbij gaat de bestaande groenstructuur aan de noordzijde van de Plesmanlaan in zijn huidige vorm verloren.

De huidige Plesmanlaan is een waardige stadsentree. De bestaande karakteristieken en kwaliteiten van de laan worden binnen het project OBSP gewaardeerd en waar mogelijk behouden. De geplande aanleg van de Rijnlandroute, inpassing van regionale verbindingen voor Openbaar Vervoer en langzaam verkeer, alsmede de verdere ontwikkeling van Leiden Bio Science Park – zoals neergelegd in het Masterplan LBSP - maken een transformatie en herinrichting van de bestaande stadsentree en groenstructuur echter noodzakelijk.

Een integraal ontwerp voor de toekomstige inrichting van de openbare ruimte is van cruciaal belang om samenhang en kwaliteit in het gebied te brengen en de Plesmanlaan het gewenste karakter te geven. De verkeerskundige en civieltechnische ingrepen die in het projectgebied en in de nabije omgeving zullen plaats vinden, zijn van invloed op het toekomstige karakter van met name het westelijke deel van de Plesmanlaan.

In het Ambitiedocument en Beeldkwaliteitsplan van het project OBSP is de groenvisie van dit project opgenomen. In deze documenten is sprake van een integraal ontwerp voor de toekomstige inrichting van het projectgebied inclusief een visie voor de groeninrichting. Deze voorziet in de herinrichting van de Plesmanlaan waarbij een “Parkway”-karakter als uitgangspunt wordt gehanteerd. Het “Parkway”-karakter van de vernieuwde Plesmanlaan vormt een schakel tussen gebieden met verschillende landschapstypen, te weten het Leiden Bio Science Park met het type “Hollands landschap” en de gebieden De Mors en het Valkenburgse Meer en omgeving dat op basis van het type “Landgoederen landschap” wordt vormgegeven. De nieuw te ontwerpen groenstructuur langs de Plesmanlaan sluit hier op aan voor wat betreft structuur en boomsoort.

De sfeer van de Plesmanlaan zal naarmate men de stad inrijdt veranderen. De aansluiting van het wegprofiel van de Plesmanlaan bij de Knoop Leiden West zal zich stad inwaarts steeds meer voegen naar het groene Parkway-karakter. De ongelijkvloerse kruising vormt de verbindende schakel tussen het westelijk deel en het oostelijk deel van de Plesmanlaan waarbij de overgang qua inrichting, detaillering en materiaalgebruik zorgvuldig moet worden vormgegeven.

Bij het Parkway-karakter zal veel meer sprake zijn van plaatsing van solitaire bomen of kleine boomgroepen, Door de consequente toepassing van deze beeldpalende elementen en de integrale ontwerp wordt meer continuïteit en samenhang in de inrichting openbare ruimte en het wegprofiel gecreëerd. Voor solitaire bomen geldt de toepassing van 1ste grootte conform de KBB. In het geval van boomgroepen kan een mix van bomen met verschillende groottes worden toegepast.

De gemeente Leiden heeft met het Handboek kwaliteit openbare ruimte (oktober 2011) een duidelijke richtlijn bepaald voor de inrichting van de openbare ruimte in de gehele stad. De ontwikkelingen die in het projectgebied OBSP zullen plaatsvinden dienen zich in principe te voegen naar de randvoorwaarden zoals die meegegeven worden in het Handboek. Bij de uitwerking van de inrichtingsplannen dienen de ontwerprichtlijnen en inrichtingsprincipes uit het Handboek Openbare Ruimte 2025, alsmede de Kwaliteitseisen Beheerrichtlijnen Boombeheer (KBB) in acht te worden genomen.

Omgevingsvergunning voor het kappen van bomen
Naast openbare ruimte, dat eigendom is van de gemeente Leiden, omvat het projectgebied OBSP ook delen van het terrein van het Leiden Bio Science Park, dat eigendom is van de Universiteit Leiden.

De projectgrenzen van OBSP zijn als rode contour gemarkeerd (zie bijlage). Binnen de projectgrens van OBSP (inclusief Ehrenfestweg en Einsteinweg), bevinden zich in totaal 705 bomen waarvan 318 bomen (= 45%) in de openbare ruimte (eigendom gemeente Leiden) en 387 bomen (= 55%) op terrein van het Leiden Bio Science Park (eigendom universiteit).

De nu voorliggende aanvraag omgevingsvergunning betreft totaal 220 te kappen bomen (zie bijlage voor begrenzing aanvraag) op het terrein van de Universiteit Leiden. Vellen van deze bomen is noodzakelijk om: a) ruimte te maken voor de aanleg van de tijdelijke omleidingsweg, b) ruimte te creëren voor de realisatie van de nieuwe hoofdinfrastructuur inclusief de kunstwerken van de ongelijkvloerse kruising en c) om werkruimte creëren voor de aanleg van zowel de tijdelijke als de definitieve infrastructuur. Voor het project OBSP is door Bomenwacht Nederland (zie bijlage) – conform de rekenmethode NVTB - een inventarisatie inclusief waardebepaling opgesteld van de in het projectgebied van deze aanvraag omgevingsvergunning aanwezige bomen.

Bij gunning van het project OBSP medio 2014 zullen de overige benodigde vergunningen ten behoeve van de uitvoering van het project OBSP door de Opdrachtnemer worden aangevraagd.

Vanuit het project OBSP wordt voorzien dat de kap van een resterend aantal bomen in een 2de aanvraag kapvergunning door de opdrachtnemer wordt meegenomen en uitgevoerd.

Compensatie door OBSP/gemeente Leiden

De compensatie van groen die naar aanleiding van de aanpassing van de groenstructuur in de Plesmanlaan wordt voorzien omvat de volgende onderdelen:

- Binnen het gehele project OBSP geldt dat er tenminste 150 bomen van de 1e grootte in de openbare ruimte worden teruggeplant;

- Buiten het projectgebied is voorzien dat het Leeuwenhoekpark (bij Plesmanlaan/Darwinweg) in 2014 door de gemeente wordt heringericht, waarbij 76 nieuwe bomen worden aangeplant;

- Vanuit het project OBSP zal circa € 40.000 worden geïnvesteerd in de verbetering van de bestaande groeninrichting van het deel van de Haagse Schouwschouwweg (HSW) tussen de projectgrens OBSP en de rotonde bij de Hoge Morsweg/Rijnhofweg;

- Door het project OBSP is rekening gehouden met het verplanten van 21 waardevolle bomen (linde, es en eik) in het projectgebied. Deze bomen maken deel uit van de 150 terug te planten bomen zoals vermeld onder punt 1. Deze zijn al voor de zomer 2013 voorbereid voor toekomstige verplanting en zullen afhankelijk van de definitieve herinrichtingplannen een (nieuwe) vaste plek in het projectgebied krijgen. In de nu voorliggende aanvraag is sprake van 7 verplantbare bomen.

De bomen die onderdeel uitmaken van de voorliggende aanvraag maken deel uit van het Masterplan De Hollandse Campus en de eerdergenoemde exploitatie overeenkomst LBSP (en samenwerkingsovereenkomst Knoop Leiden West) (zie hieronder LBSP).


Richtlijnen Groenontwerp OBSP
Het aanbestedingsdossier bevat functionele en esthetisch eisen voor de herinrichting van de openbare ruimte in het projectgebied. Zoals aangegeven in onderstaande figuur uit het aanbestedingsdossier voorziet de ontwerpopgave in de aanleg van een (nieuwe) groenstructuur zowel aan de noordzijde van de (nieuwe Plesmanlaan) als in de middenberm. De Groenstructuren benadrukken de verschillen in hiërarchie van de wegen in het project OBSP: de structuren van OBSP vormen een integrale groene begeleiding van de wegen van OBSP, dat wil zeggen dat er logische verbanden en onderscheiden zijn tussen de afzonderlijke groenstructuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.OV00026-0302_0010.png"
Afbeelding aanbestedingsdossier OBSP

LBSP

De nieuw te ontwerpen groenstructu(u)r(en) langs de Plesmanlaan sluit(en) aan bij de groenstructuren overeenkomstig het Masterplan voor het Leiden Bio Science Park en de bestaande groenstructuur ten zuiden van de Plesmanlaan. De keuze voor een nieuwe groenstructuur langs de Plesmanlaan is reeds vastgelegd in het genoemde Masterplan LBSP. De herinrichting het Leiden Bio Science Park vindt gefaseerd plaats en volgt de bouwactiviteiten van de verschillende fases van de gebiedsontwikkeling. Dit betekent dat er in het Leiden Bio Science Park sprake is van een stapsgewijze herinrichting van de openbare ruimte die zich uitstrekt over een groot aantal jaren. Op lange termijn zal er sprake zijn van een eindsituatie waarbij er een bijna geheel nieuwe groenstructuur in het gebied van het Leiden Bio Science Park is gecreëerd.

De realisatie van terreinen in het Leiden Bio Science Park (LBSP) is onderdeel van een groter project op regionaal niveau. In 2007 is tussen de provincie Noord Holland, de gemeentes Leiden, Teylingen, Oegstgeest en de Universiteit Leiden de overeenkomst Knoop Leiden West (KLW) gesloten. Onderdeel van deze afspraken is ook de wijze waarop in de KLW wordt omgegaan met groen.

Om er voor zorg te dragen dat voldoende groen behouden blijft in het gebied zijn in het Masterplan Knoop Leiden West groengebieden benoemd ten koste van de huidige functies. Daarnaast zijn bovenplanse bijdragen voor het groen toegewezen.

De groengebieden betreffen onder meer de invliegstrook (vliegveld Valkenburg), het landgoed (Nieuw-Rhijngeest) en het Leeuwenhoekpark. Inmiddels is het landgoed in Oegstgeest gerealiseerd en krijgt de herinrichting voor het Leeuwenhoekpark vorm. Genoemde partijen leveren ieder hun bijdrage om deze nieuwe groenstructuren op de afgesproken locaties successievelijk een vaste plek te geven.

In het Masterplan, de exploitatie overeenkomst (en de eerder genoemde overeenkomst Knoop Leiden West) zijn afspraken gemaakt over het realiseren van een nieuwe groenstructuur in en buiten het LBSP als onderdeel van de compensatie van het vellen van de bomen op het terrein van de Universiteit Leiden.


Conclusie
Het plangebied ligt niet in een gebied waar gebiedsbescherming ten behoeve van ecologische waarden van toepassing is. Van beschermde waarden is in het projectgebied geen sprake. Maatregelen worden getroffen om bij het opbrengen van het zandpakket de rustplaats van Buizerds in het westelijk gelegen bosje niet te verstoren. Het bosje maakt geen onderdeel uit van de aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van bomen.

Er vindt geen volledige herplant plaats van alle te vellen bomen in of buiten het plangebied. In de nieuwe situatie – na realisering van het project OBSP en de uitvoering van het Masterplan LBSP – is sprake van een nieuwe groenstructuur, waarvan de contouren, uitgangspunten en eisen zijn vastgelegd in het Masterplan LBSP, het Ambitiedocument OBSP, het Beeldkwaliteitsplan OBSP en het Aanbestedingsdossier.

Gelet op het maatschappelijk belang van de realisering van de nieuwe infrastructuur is een aantasting van de huidige groenstructuur en het vellen van de bestaande bomen, aanvaardbaar. Daarbij komt dat in de eindsituatie sprake is van een nieuwe groenstructuur die recht doet aan het entreekarakter van de Plesmanlaan en is ingebed in de nieuwe stedelijke omgeving.

4.6 Milieu

4.6.1 Milieueffectrapportage

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten die activiteiten bevatten die zijn genoemd in de bijlagen C en/of D van het Besluit m.e.r. en die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Ook kan van een plan-m.e.r.-plicht sprake zijn op grond van artikel 7.2a Wet milieubeheer. Er zal beoordeeld moeten of de uit te voren conditionerende werkzaamheden m.e.r.- plichtig zijn. Bepalend hierbij is de activiteit (of zijn de activiteiten) waarop het plan of besluit betrekking heeft. In dit geval is geen sprake van een plan; van een plan-m.e.r.-plicht is sowieso geen sprake. Verder zijn de werkzaamheden niet als m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit genoemd in het Besluit m.e.r.; er geldt geen (besluit-)m.e.r.-(beoordelings)plicht.

4.6.2 Bedrijven en milieuzonering

De ingreep heeft geen effect op bestaande bedrijvigheid, noch vormt de aanwezige bedrijvigheid een belemmering voor de uitvoering van de niet gevoelige functies.

Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd door bedrijven in de omgeving. Ook vorm het plan geen belemmering voor bedrijvigheid in de omgeving. Er zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het project.

4.6.3 Bodem

Voor het aspect bodem (grond en grondwater) dienen de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald.

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe bouwprojecten, zoals woningen en wegen. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het besluit staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.


Leiden heeft geen van het  landelijke beleid afwijkend bodembeheerbeleid vastgesteld. Dat betekent dat het generieke beleid uit het Besluit bodemkwaliteit van kracht is. In het kader daarvan is door B&W van Leiden (3 juli 2012, B&W besluit 12.06900) een bodemfunctieklassenkaart met bijbehorende toelichting vastgesteld.

Het toepassen van grond moet onder de generiek regels voldoen aan twee aspecten. Het eerste aspect borgt dat de bodem ter plaatse niet achteruit gaat (stand still), het tweede dat de bodem past bij het beoogde gebruik (duurzaamheid):

  • toe te passen grond moet (op bodemkwaliteitsklasse niveau) gelijk of beter van kwaliteit zijn dan de ontvangende bodem;
  • toe te passen grond moet altijd gelijk of beter van kwaliteit zijn dan de voor die plaats door B&W vastgestelde bodemfunctieklasse.

Situatie plangebied
Voor de bodemkwaliteit in het plangebied zijn twee onderzoeken uitgevoerd. In het onderzoek uit 2011 (bijlage) wordt geconcludeerd dat in de grond en in het grondwater enkele lichte verontreinigingen zijn aangetroffen. Nader onderzoek (bijlage) geeft aan dat van de drie gevonden lichte verontreinigingen twee locaties op grond van de milieutechnische kwaliteit van de bodem geen bezwaar vormen voor de beoogde ontwikkeling. Een derde locatie waar sprake is van verontreiniging ligt buiten het gebied van de nu voorliggende aanvraag omgevingsvergunning.


Conclusie
In het kader van de omgevingsvergunning is nader onderzoek naar de bodemkwaliteit niet noodzakelijk. Van verontreinigde grond is geen sprake. Het aspect bodem vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

4.6.4 Externe veiligheid

Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).

Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (2006) van toepassing. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Conclusie
Door de beoogde werkzaamheden verandert de situatie met betrekking tot het groepsrisico en het plaatsgebonden risico niet. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

4.6.5 Geluid

De voorgenomen werkzaamheden betreffen niet het realiseren van een geluidgevoelige functie, noch de aanleg van een nieuwe weg, spoor of industrieterrein. De Wet geluidhinder is reeds daarom daarom niet van toepassing, bovendien gaat het om een tijdelijke situatie. Voor het juridisch planologisch mogelijk maken van de tijdelijke verkeersfunctie in het gebied ten noorden van de bestaande Plesmanlaan zal te zijner tijd een separate planologische procedure worden doorlopen.

Conclusie
Geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

4.6.6 Luchtkwaliteit

De met de conditionerende werkzaamheden uit te voeren activiteiten hebben geen effect op de luchtkwaliteit. Er wordt geen programma toegevoegd, noch wordt er een nieuwe weg mogelijk gemaakt.

Conclusie
Er zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.

4.7 Water

Het beleidskader voor het aspect water wordt gevormd door de Europese kaderrichtlijn water (2000), het Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009), het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (2009), het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Hoogheemraadschap van Rijnland, de Keur en beleidsregels 2009 (2009) eveneens van Rijnland en tot slot het gemeentelijke Waterplan Leiden (2006). In hoofdzaak beogen deze beleidsdocumenten het oppervlaktewater en grondwater in zowel kwalitatief als kwantitatief opzicht te beschermen en te verbeteren. Het streven is de realisatie van een duurzaam, veilig, robuust en veerkrachtig watersysteem.

Situatie plangebied
Rondom de kruising is een primaire watergang gelegen aan de oostzijde van de Haagse Schouwweg. Dit deel van het projectgebied maakt geen onderdeel uit van deze ruimtelijke onderbouwing. In het gebied van nu voorliggende omgevingsvergunning zijn ook voor het overige geen watergangen gelegen. Over het functioneren van het watersysteem zijn afspraken gemaakt met het Hoogheemraadschap Rijnland.

Voor de activiteiten in het projctgebied OBSP is een watervergunning aangevraagd bij het Hoogheemraadschap Rijnland.

Conclusie
In het projectgebied van de aanvraag is geen water gelegen. Omdat de waterhuishouding adequaat binnen het projectgebied blijft functioneren, is het niet noodzakelijk bevonden om binnen het projectgebied maatregelen te treffen. Het aspect water vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

 

Hoofdstuk 5 Procedurele aspecten

5.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Op grond van artikel 2.10, lid 1, onder c, van de Wabo dient een omgevingsvergunning geweigerd te worden, indien deze in strijd is met het bestemmingsplan en er geen vergunningverlening mogelijk is met toepassing van artikel 2.12 Wabo. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend na het voeren van een procedure tot afwijking van het bestemmingsplan.

Hierbij gelden drie mogelijkheden:

  • 1. indien in het bestemmingsplan een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid wordt gegeven dan kan deze toegepast worden op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1º, van de Wabo;
  • 2. indien het bestemmingsplan geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheid biedt, maar bij algemene maatregel van bestuur afgeweken kan worden dan kan deze toegepast worden op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2º, van de Wabo;
  • 3. indien aan geen van bovenstaande voldaan kan worden, de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3º, van de Wabo doorlopen worden. Dit is een procedure op grond van afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Zoals in paragraaf 1.3 is aangegeven, is de aanvraag strijdig met het bestemmingsplan 'Leeuwenhoek 1992', omdat het aanbrengen van een zandpakket ten behoeve van toekomstige infrastructurele werken in de bestemmingen, niet mogelijk maakt. Ook is een aanlegvergunningstelsel in het vigerende bestemmingsplan opgenomen voor het rooien, vellen en beschadigen van aangeduide 'zo mogelijk te handhaven waardevolle bomen(groep) en/of bomenrij'.

De activiteiten zijn eveneens in strijd met het in procedure zijnde bestemmingsplan LBSP.


5.2 Procedure

Het plan is strijdig met het bestemmingsplan Leeuwenhoek 1992 en LBSP. Beide bestemmingsplan hebben geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden om dit bouwplan juridisch-planologisch mogelijk te maken (artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1º van de Wabo). Voor het verlenen van de omgevingsvergunning zal van het bestemmingsplan moeten worden afgeweken.

Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, Wabo regelt de buitenplanse afwijking. In artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn gevallen opgenomen waarin een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend. De beoogde activiteiten worden in dit artikel niet genoemd. Om het plan te kunnen realiseren zal derhalve een uitgebreide procedure conform artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° Wabo gevoerd moeten worden.


Verder wordt (voor zover niet in strijd met het bestemmingsplan) verzocht om een omgevingsvergunning voor het vellen en beschadigen van bomen (ex artikel 2.1 lid 1 onder b Wabo), een omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 onder b Wabo voor het verstoren van gronden met een hoge archeologische verwachting en een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van bomen ex artikel 2.2 lid 1 onder g Wabo.

Op de procedure ex artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° Wabo is afdeling 3.4 Awb van toepassing. Dit houdt in dat het ontwerpbesluit met voorliggende ruimtelijke onderbouwing gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd en digitaal op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar is, waarbij eenieder gedurende deze periode een zienswijze op het ontwerpbesluit kenbaar kan maken bij het college van B&W.

Na afloop van de inzagetermijn van zes weken worden ingediende zienswijzen verzameld en beantwoord in een zogenaamde zienswijzennota. In sommige gevallen kunnen zienswijzen het college van B&W aanleiding geven het ontwerpbesluit of de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing te herzien of aan te passen, dan wel de omgevingsvergunning alsnog te weigeren.

Indien een verklaring van geen bedenkingen van de Raad noodzakelijk is (zie tabel paragraaf 5.3), dan kunnen de indieners van de zienswijzen door de raadscommissie worden gehoord, indien de zienswijzen geen aanleiding geven om de omgevingsvergunning te weigeren. De raadscommissie neemt een besluit op de zienswijzen en in voorkomende gevallen over het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen.

Indien geen zienswijzen ingediend worden, kan direct na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit een omgevingsvergunning verleend worden. De omgevingsvergunning en ruimtelijke onderbouwing worden wederom gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tegen het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning kan rechtstreeks beroep worden aangetekend bij de rechtbank gedurende een termijn van zes weken na publicatie van de vergunning. Tijdens die termijn kan iedere belanghebbende die een zienswijze heeft ingediend of redelijkerwijs geen gelegenheid heeft gehad een zienswijze in te dienen, een beroepschrift indienen bij de rechtbank in Den Haag. Wanneer het uiteindelijke besluit afwijkt van het ontwerpbesluit, kan eenieder een beroepschrift indienen met betrekking tot de punten waarop het besluit is gewijzigd.

De omgevingsvergunning treedt in werking na afloop van de beroepstermijn, tenzij een beroepschrift én een verzoek om een voorlopige voorziening bij de rechtbank worden ingediend.

5.3 Verklaring van geen bedenkingen

Op grond van artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad vereist bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, Wabo. Met een dergelijke verklaring kan de gemeenteraad, alhoewel zij niet het bevoegd gezag is voor het nemen van een besluit op de aanvraag, toch haar goedkeuring of afkeuring uitspreken over een plan. Een dergelijke instemming heeft een bindende status: het College kan een omgevingsvergunning niet verlenen zolang de gemeenteraad geen verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven.

Op grond van artikel 6.5, derde lid, Bor is de gemeenteraad bevoegd om categorieën van gevallen aan te wijzen waarin een verklaring als bedoeld in artikel 6.5, eerste lid, Bor, niet is vereist. Op 2 december 2010 heeft de gemeenteraad van Leiden de “Lijst van categorieën waarvoor geen vvgb is vereist en delegatie exploitatieplan bij toepassing art. 2.12, lid 1, sub a onder 3° Wabo” vastgesteld (RV 10.0122). Dit besluit is met terugwerkende kracht in werking getreden op 1 oktober 2010. In deze lijst zijn negen categorieën van gevallen opgenomen waarin een 'verklaring van geen bedenkingen' niet is vereist. De onderhavige aangevraagde activiteiten ten behoeve van de toekomstige ontsluiting van het OBSP vallen onder categorie 4 en 7 van de lijst.

Categorie 4 luidt:

“Indien de aangevraagde activiteiten passen in een geldend ruimtelijk kader, zoals en gelijk te stellen aan een stedenbouwkundig programma van eisen, masterplan, gebiedsvisie, wijkontwikkelingsplan, kaderbesluit of uitvoeringsbesluit, dat niet langer dan vijf jaar voor de indieningsdatum van de aanvraag omgevingsvergunning door de gemeenteraad is vastgesteld, en zolang de aangevraagde activiteiten geen betrekking hebben op:

  • het realiseren* van méér dan 50 woningen;
  • het realiseren van méér dan 5.000 m2 bruto oppervlak aan kantoorruimte, dienstverlening, bedrijfsruimte, horeca, detailhandel, commerciële ruimte, maatschappelijke en recreatieve voorzieningen (waaronder cultuur en ontspanning), of een combinatie daarvan;
  • projecten die op grond van de nota Regels voor Ruimte of de Provinciale Verordening Ruimte provinciale goedkeuring behoeven.

*Onder realiseren wordt het nieuw bouwen, het uitbreiden van bestaande gebouwen en het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen verstaan.


Categorie 7 luidt:
“Indien sprake is van lokaal gerichte infrastructuurprojecten met betrekking tot groen, water, en verblijfsgebieden die niet in strijd zijn met lokaal beleid”

De uitzonderingscategorie (categorie 9) luidt:
“Indien de aangevraagde activiteit geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen beschermd stadsgezicht is voor bovengenoemde categorieën 5 tot en met 8 wel een verklaring van geen bedenkingen vereist, tenzij de uiterlijke kenmerken van het pand ongewijzigd blijven aan de zijde(n) gericht naar de openbare ruimte.”

De gevraagde activiteiten hebben geen betrekking op gronden binnen een beschermd stadsgezicht (zie paragraaf 4.3). De aangevraagde activiteiten passen in een geldend ruimtelijk kader, namelijk in het kaderbesluit Ontsluiting Leiden Bio Science Park (Rv nr 10.0123) dat op 2 december 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld. In dit kaderbesluit zijn de verkeerskundige, stedenbouwkundige, financiële en planologische uitgangspunten en randvoorwaarden vastgelegd waaraan het project moet voldoen. Voorts hebben de activiteiten geen betrekking op het realiseren van méér dan 50 woningen, het realiseren van méér dan 5.000 m2 bruto oppervlak aan kantoorruimte, dienstverlening, bedrijfsruimte, horeca, detailhandel, commerciële ruimte, maatschappelijke en recreatieve voorzieningen (waaronder cultuur en ontspanning), of een combinatie daarvan. De activiteiten hebben eveneens geen betrekking op een project die op grond van de nota Regels voor Ruimte of Provinciale Verordening Ruimte provinciale goedkeuring behoeven. De aangevraagde activiteiten vallen derhalve onder categorie 4 van de lijst. Ook kunnen de aangevraagde activiteiten worden vervat onder categorie 7 van de lijst omdat met het onderhavige project sprake is van een lokaal gerichte infrastructuurproject.

Voor de aangevraagde activiteiten is derhalve geen verklaring van geen bedenkingen vereist als bedoeld in artikel 6.5, eerste lid, Bor.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het ingediende plan valt niet onder de gevallen zoals genoemd in artikel 6.2.1 Bro, omdat het plan niet ziet op de bouw of verbouwing van woningen of andere gebouwen. Dit betekent dat geen exploitatieplan hoeft te worden opgesteld. Desalniettemin moet wel aannemelijk gemaakt worden dat het project economisch uitvoerbaar is.

De gemeente Leiden treedt op als opdrachtgever van het project OBSP. De kosten voor realisatie van het project OBSP zijn geraamd op circa € 35 miljoen euro. De projectkosten wordt gefinancierd door het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de gemeente Leiden. Het Rijk en de provincie leveren ieder een financiële bijdrage van 10 miljoen euro. Het restbedrag van circa € 15 miljoen euro, wordt gedekt door de gemeente. De gemeente Leiden draagt tevens de verantwoordelijkheid voor de totale projectfinanciering en draagt daarmee het financiële risico indien de werkelijke projectkosten hoger uitvallen dan de raming. De kosten van de aanleg van de werkzaamheden zoals opgenomen in voorliggende aanvraag omgevingsvergunning(en) maken onderdeel uit van deze raming.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Zoals in paragraaf 5.2 uiteengezet is, bestaat tijdens de periode van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit (en deze ruimtelijke onderbouwing) voor eenieder de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.

Hoofdstuk 7 Bijlagen bij toelichting

Bijlage 1 IRPK Definitief

Bijlage 2 Contour tijdelijke weg

Bijlage 3 Terreinontgraving ophoging

Bijlage 4 Ambitiedocument OBSP

Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan OBSP

Bijlage 6 Inv. veldonderzoek karterende fase

Bijlage 7 PvE Plesmanlaan

Bijlage 8 Projectgrens OBSP

Bijlage 9 Bestaande situatie

Bijlage 10 Afbeelding bomeninventarisatie

Bijlage 11 Inventarisatie bomenwacht

Bijlage 12 Verkennend milieukundig bodemonderzoek

Bijlage 13 Aanv. grond- en asfaltonderzoek

Bijlage 14 Verkennend onderzoek Flora en Faunawet

Bijlage 15 Nader onderzoek Flora en Faunawet

Bijlage 16 Afwikkeling verkeersstromen reconstructie Plesmanlaan

bijlage 17 Zienswijzennota definitief

bijlage 18 Samenwerkingsovereenkomst Knoop Leiden-West definitief 26 februari 2007

bijlage 19 Exploitatieovereenkomst juli 2009

bijlage 20 Exploitatieovereenkomst juli 2009 - BIJLAGE 1-8

Bijlage 21 Uitvoeringsbesluit