Plan: | parapluplan stedenbouwkundige bepalingen bouwverordening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00145-0301 |
Met de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening beschikt de gemeente over de mogelijkheid om bij ruimtelijke ontwikkelingen - ten behoeve van voldoende parkeergelegenheid voor het parkeren of stallen van auto's - te toetsen aan de Beleidsregels Parkeernormen Leiden. Tevens is in de bouwverordening de maximaal toegestane bouwhoogte voor bouwwerken opgenomen die gelden op het moment dat een vigerend bestemmingsplan hierin niet voorziet.
In november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. In deze wet is de grondslag voor stedenbouwkundige bepalingen in de gemeentelijke bouwverordeningen komen te vervallen. Dit houdt in dat de dynamische parkeerregeling en de maximale toegestane bouwhoogte bepaling uit de Bouwverordening overgeheveld dienen te worden naar bestemmingsplannen. Hiertoe hebben gemeenten de gelegenheid tot uiterlijk 1 juli 2018.
Een deel van de bestemmingsplannen van de gemeente Leiden voorziet al in deze stedenbouwkundige bepalingen, maar een deel ook nog niet. Omdat de meeste bestemmingsplannen van Leiden nog niet aan een actualisatieslag toe zijn is besloten om bepalingen middels een paraplu bestemmingsplan voor de vigerende bestemmingsplannen te regelen. Voorliggende thematische herziening voorziet hierin. In de loop van de tijd zullen de overgenomen stedenbouwkundige bepalingen bij de komende actualisaties van de onderliggende bestemmingsplannen worden meegenomen, waardoor de werking van dit parapluplan uiteindelijk vervalt.
Dit bestemmingsplan regelt geen nieuwe ontwikkelingen dan wel visies. Het betreft de overheveling van voornoemde tweetal stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening naar de vigerende bestemmingsplannen in Leiden.
Het plangebied omvat de gehele gemeente Leiden, uitgezonderd de gebieden van de volgende bestemmingsplannen die van een aparte regeling worden voorzien:
Op onderstaande afbeelding is de globale ligging van het gebied waarop dit paraplu bestemmingsplan betrekking heeft aangegeven. Voor de exacte aanduiding van de plangrens wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.
De bestemmingsplannen binnen de plancontour blijven van kracht, met dien verstande dat aan de regels van die bestemmingsplannen de regels van onderhavig bestemmingsplan worden toegevoegd. Voor zover de bestemmingsplannen al regelingen bevatten ten aanzien van de thema's uit dit plan, dan worden deze regelingen vervangen door middel van dit plan.
In hoofdstuk 2 wordt het plan beschreven door in te gaan op het relevante beleidskader. In hoofdstuk 3 wordt de wijze van bestemmen besproken. Tot slot betreft hoofdstuk 4 de beoordeling van de uitvoerbaarheid van het plan en de procedure.
De regels in dit plan zijn van toepassing op de hieronder opgenomen bestemmingsplannen:
Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. Deze wet regelt formeel dat de grondslag voor het opnemen van stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening komt te vervallen en moet worden opgenomen in bestemmingsplannen, waaronder de parkeerregeling. Er geldt hiervoor een overgangstermijn tot 1 juli 2018: na die datum verliezen de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking. Daarnaast geldt dat plannen, die vanaf de inwerkingtreding van de Reparatiewet in procedure worden gebracht, ook moeten zijn voorzien van een regeling ten aanzien van het parkeren.
In het bestemmingsplan moeten dus regels worden opgenomen ten aanzien van parkeren en laden en lossen. Uitgangspunt is dat bij ontwikkelingen (nieuwbouw, verbouw en functiewijziging, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, of een omgevingsvergunning voor het gebruiken in strijd met het bestemmingsplan) er voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden en lossen op eigen terrein beschikbaar moeten zijn. Hiermee wordt voorkomen dat een nieuwe ontwikkeling te veel nadelige gevolgen voor de omgeving oplevert.
Om te beoordelen wat 'voldoende' parkeerplaatsen zijn heeft het college van B&W op 28 februari 2012 de nota 'Beleidsregels parkeernormen Leiden' vastgesteld (BW 12.0189). Deze is geactualiseerd op 19 mei 2015. Deze beleidsregels hebben betrekking op het stellen van een eis tot het aanbrengen van parkeer-/stallingsruimte voor auto's op eigen terrein. Ze hebben ook betrekking op de wijze van bepalen van de hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen, in verband met aanvragen voor alle activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid Wabo.
Het doel van dit beleid is dat initiatiefnemers van ruimtelijke activiteiten in beginsel op eigen terrein voorzien in parkeer-/stallingsruimte voor auto's, dan wel laad- of losruimte, als daartoe behoefte ontstaat ten gevolge van die ruimtelijke activiteiten. Op deze wijze wordt in het bijzonder de parkeerdruk in de openbare ruimte beperkt, en wordt gezorgd voor voldoende plaats voor geparkeerde auto's bij de diverse voorzieningen en functies.
Zogezegd streeft de gemeente Leiden ernaar de parkeerdruk in de omgeving van ruimtelijke ontwikkelingen op een acceptabel niveau te houden. De gemeente streeft echter ook naar een efficiënt grondgebruik, en naar de realisatie van een compleet aanbod aan maatschappelijke voorzieningen. In de Beleidsregels Parkeernormen worden daarom mogelijkheden aangereikt voor het bevoegd gezag om van de eis om voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren af te wijken, wanneer bijvoorbeeld in de omgeving van de ontwikkeling nog voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn of wanneer het belang van de realisatie van specifieke maatschappelijke voorzieningen het belang van het tegengaan van een toename van de parkeerdruk overstijgt. In dit bestemmingsplan zijn deze 'ontheffingsmogelijkheden' vertaalt in een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Bij gebruik van die bevoegdheid zal gemotiveerd moeten worden waarom van de standaardregeling van het creëren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein wordt afgeweken.
Dit plan voorziet in regels waarbij wordt verwezen naar bovenstaand beleid. Het betreft een dynamische verwijzing, waarbij er rekening is gehouden met de mogelijkheid dat burgemeester en wethouders de Beleidsregels parkeernormen tussentijds kunnen aanpassen of wijzigen.
Een van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening betreft de maximale toegestane bouwhoogte van bouwwerken bij het ontbreken van een bouwhoogte aanduiding op de verbeelding of in de regels van het vigerende bestemmingsplan. In principe dienen alle bestemmingsplannen voorzien te zijn van een maximale bouwhoogte op de verbeelding dan wel in de regels. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, dan is het gevolg dat de bouwhoogte niet gemaximeerd is bij het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening.
Dit plan voorziet in regels waarbij - bij het ontbreken van een bouwhoogte op de verbeelding of in de regels van het vigerende bestemmingsplan - de toegestane bouwhoogte van bouwwerken gemaximeerd wordt. De hoogte wordt bepaald aan de hand van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen langs de betreffende weg, vermeerderd met 1 meter. De bouwhoogte mag in totaal niet meer bedragen dan 15 meter. Voornoemde bouwhoogtebeperking geldt nu ook al op basis van de bouwverordening.
Het juridische deel van deze thematische herziening bestaat uit een verbeelding en de regels.
Op de verbeelding is het plangebied weergegeven. Dit plangebied geeft de begrenzing aan van het gebied waarbinnen de regels van dit bestemmingplan gelden.
De regels van deze thematische herziening worden toegevoegd aan de regels c.q. voorschriften van de vigerende bestemmingsplannen zoals opgenomen in paragraaf 1.3. van de toelichting.
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch gezien ook geen deel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde regels.
De regels van dit bestemmingsplan zijn op de volgende wijze opgebouwd.
Hoofdstuk 1
Artikel 1 en 2 Inleidende regels:
Hoofdstuk 2
Artikel 3, 4 en 5 Algemene regels:
Hoofdstuk 3
Artikel 6 Overgangs- en slotregels:
Begripsbepalingen (artikel 1)
In dit artikel worden de begripsbepalingen verklaard die in de regels worden gebruikt.
Wijze van meten (artikel 2)
De wijze van meten beschrijft hoe de genoemde maatvoeringen gemeten dienen te worden.
De algemene regels bevatten de volgende artikelen:
Van toepassing verklaring (artikel 3)
In dit artikel is de reikwijdtebepaling over de opgenomen bestemmingsplannen aangegeven.
Algemene bouwregels (artikel 4)
In de algemene bouwregels is opgenomen dat bij het ontbreken een maximale toegestane bouwhoogte - op de verbeelding of in de regels van het bestemmingsplan - de hoogte wordt bepaald aan de hand van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen langs de betreffende weg, vermeerderd met 1 meter.
Indien er aan de overzijde een voorgevelrooilijn ontbreekt wordt de dichtst bij gelegen aangehouden.
De totale bouwhoogte is gemaximeerd tot niet meer dan 15 meter. Bij bouwwerken die op basis van overgangsrecht of een geldende vergunning een hogere bouwhoogte dan 15 meter hebben, en waar geen maximale bouwhoogte geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan, wordt de bestaande hoogte als ten hoogste toelaatbaar aangehouden.
Algemene gebruiksregels (artikel 5)
In de algemene gebruiksregels is een dynamische verwijziging naar de Beleidsregels parkeernormen van de gemeente Leiden opgenomen - en indien deze wijzigt de gewijzigde versie hiervan. Op het moment dat er een aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend wordt aan deze Beleidsregels getoetst. Voorts is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen om - overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden in de Beleidsregels - af te wijken van de parkeernomen. Tot slot is rekening gehouden met parkeernormen die reeds vastliggen in bestemmingsplannen of andere door de raad vastgestelde regelingen of beleidskaders (met uitzondering van de stedenbouwkundige masterplannen). Deze blijven van kracht.
Slotregels (artikel 6)
In de slotregels worden de regels van dit bestemmingsplan aangehaald.
Dit bestemmingsplan voorziet in het juridisch- planologisch regelen van de dynamische verwijzing van de parkeernormen en de maximale bouwhoogte bepaling in Leiden.
De financiele uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt gewaarborgd doordat de ambtelijke kosten die nodig zijn voor de vervaardiging van het bestemmingsplan worden gedekt binnen de beschikbare budgetten.
ln het plangebied worden geen bouwplannen mogelijk gemaakt, die op grond van artikel 6.2.1. Bro noodzaken tot het opstellen van een exploitatieplan. Hierdoor is de Grondexploitatiewet niet aan de orde bij het besluit tot vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
De gemeente pleegt bij de voorbereiding van het bestemmingsplan in het kader van artikel 3.1.1. Bro overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In het plan zijn geen belangen in het geding, die bovengenoemde instanties behartigen.
Het bestemmingsplan is een juridisch technische aanpassing van de regels. Op grond van artikel 2 lid 3 sub c van de Participatie- en inspraakverordening - waarin is opgenomen dat inspraak niet wordt verleend indien er sprake is van uitvoering van hogere overheden waarbij van enige beleidsvrijheid geen sprake is - is de inspraakprocedure overgeslagen.
De in de Wro voorgeschreven procedure is gevolgd. Dit houdt in dat het ontwerp bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage is gelegd met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.